Zo hard als mevrouw de spin kon lopen rende ze door het bos, met Pipi op haar rug. Maar o wee; daar zag ze de tak niet die laag over de grond hing. Pas op riep Pipi, maar het was al te laat, met een grote zwaai kwam Pipi op de grond terecht. Help wacht even, maar de spin hoorde niets en rende maar door en was weldra niet meer te zien. Daar lag de kleine kabouter zo maar op een hoop bladeren. “Hé wil je van mij afgaan hoorde hij met een boze stem roepen. “Wat wie ik?
“Ja jij, je hoort hier niet! Pipi schoof een beetje op, en daar zag hij het al, een grote boze mier keek hem kwaad aan.”Neemt u mij niet kwalijk stamelde Pipi “Ik ben gevallen!” Niets mee te maken gromde de mier , je gaat hier toch maar weg. “Nee riep Pipi het wordt al donker ,dat durf ik niet zo alleen.
“Wat heb je daar op je hoofd’; zo mooi rood.”Dat is mijn puntmutsje, mijn mama heeft dat voor mij gemaakt! ”Ik weet het :zei de mier , geef mij dat puntmutsje, dan mag je hier een nacht blijven. Pipi wilde het eigenlijk niet , maar gaf toch maar zijn mutsje. Vlug zette de mier het op zijn kopje, en zei ,”Dat staat mij zeker erg mooi. Pipi keek eens goed , en vond zijn mutsje maar gek staan op het zwarte mierenkopje.”Je krijgt hem niet meer terug ; zei de mier. “Je kan hier een nacht slapen , maar je moet heel stil zijn want ik hou van mijn rust in de avond en nacht.” Overdag moeten we hard werken en wil ik dus rustig slapen. Pipi maakte vlug een bedje van bladeren, en vond ook nog een groter blad waar hij onder kon liggen.En zachtjes begon Pipi te huilen, hij wilde naar zijn mama en papa. Nu was hij ook nog zijn mutsje kwijt want die boze mier gaf dat niet meer terug. En wat werd zijn hoofdje koud. Maar wat voelde hij daar, een klein muisje kroop tegen hem aan.”Piep piep, mag ik bij je komen liggen, ik heb het zo koud. En Pipi die ook wel lief kon wezen pakte het muisje en zei “Kom maar lekker onder mijn jasje liggen en zo vielen ze samen in slaap.
Wordt vervolgd.
|