In een land hier ver vandaan dat Afrika heet woonde het kleine jongetje Ipo met zijn moeder, vader en zusjes. Ze vonden het er erg fijn want het was er altijd lekker warm. Op een dag zei moeder: ‘Kom kinderen we gaan naar de markt groente en fruit kopen, papa gaat ook mee’. ‘Maar ik zou toch met Rodi gaan spelen’ zei Ipo. ‘Dat kan straks nog wel, we komen toch voorbij zijn huis’ zei Mama. Ze waren nog maar net op weg op of daar begon het heel hard te waaien en te regenen. ‘Kom’ zei papa ‘we gaan daar onder dat grote blad zitten, dan worden we niet zo nat’. Dicht gingen ze tegen elkaar aan zitten want ze kregen het erg koud. ‘Wees maar niet bang’ zei Papa. ‘Wanneer houdt het nu op?’ vroeg Ipo. ‘Ja, dat moeten we afwachten’. Zachtjes begonnen de zusjes te huilen. ‘Laten we een liedje gaan zingen’ zei Mama. Opeens daar hoorden ze iemand roepen. ‘Dat is Rodi’ zei Ipo. Daar kwam hij aangelopen onder een grote paraplu. ‘Komen jullie snel mee naar ons huis’. Dat vonden ze wel wat en zo gingen ze met z’n allen onder de grote paraplu. Papa hield hem goed vast. Daar zagen ze het huis al. ‘Komen jullie vlug binnen’ zei Rodi’s mama, ‘het is hier lekker warm. Ik heb thee met honing. Daar knappen jullie van op’. Na een uurtje zei Papa ‘Het regent nu niet meer en de wind is ook weg’. ‘Dan ga ik nu vlug naar mijn huisje kijken’ zei Ipo’s mama. Allemaal gingen ze mee, maar wat een schrik! ‘Ons huis is omgewaaid’ riepen de zusjes. Maar de vaders wisten raad ‘We gaan naar het dorp en dan vragen we of alle mannen willen helpen om ons huis weer op te bouwen’. En ja hoor na een poosje kwam papa terug met wel twintig mannen. Vlug gingen ze aan het werk, het waren daar geen gewone huizen van steen zo als bij ons. Maar van bamboe stokken en met grote bladeren en klei. En zo met z’n allen hadden ze weer een mooi sterk huis gebouwd. ‘Gelukkig,’ zei mama ‘dat is ook alweer voorbij’. ‘Mogen wij dan nu nog even buiten spelen?’ vroeg Rodi. ‘Ja dat is goed, maar neem je zusjes dan mee. Ik ga dan alle bedjes in orde maken’. ‘Ik heb een grote bal’ zei Rodi. Wat hadden ze een plezier! Ze gooiden de bal naar elkaar toe en steeds ook in de plassen. Het water spetterde hun om de oren. Wat werden ze vies! Daar kwam papa. ‘Wat zijn jullie smerig! Snel wassen. Mama is een lekker brood aan het bakken’. Daar hadden ze wel trek in. Ze lieten het zich goed smaken. En nu naar ons warme bedje en zo werd het stil in het huisje. Ipo kon nog maar net denken aan die lieve mensen in het dorp of zijn oogjes vielen dicht en hij droomde van zijn lieve vriendje die hun kwam helpen.
|