In een dorp dat vlak bij de zee lag woonde Tom. Hij woonde daar met zijn moeder en zijn vrienden. Iedere dag ging hij uit vissen. Hij vond het heerlijk als hij op zee kon zijn. Zij waren niet zo rijk, en hij kon dan ook mooi wat vissen vangen. En soms kon hij er ook nog wat verkopen. Dan hadden ze weer wat te eten. Zijn moeder werkte ook hard, want zij deed voor de rijke mensen uit het dorp wassen en strijken. En zo hadden zij het best naar hun zin!
Op een mooie dag ging Tom weer vissen. Maar waar Tom gaan erg in had, was dat, steeds wanneer hij weer op zee was, een zeemeermin naar hem kwam kijken! Dat deed zij al heel lang, want ze vond Tom mooi en lief. Eigenlijk was zij verliefd op hem geworden. En zo ging het lange tijd door. Altijd zwom zij weer omhoog uit de diepe zee en zocht zij Tom weer op! “Waar ga je toch steeds naar toe?” vroeg de zeekoning, haar vader. Hij vond het niet prettig dat zij steeds zo ver weg zwom. Haar zusjes lachten haar uit. ”Ze is verliefd” riepen ze. ”Houden jullie je mond!” zei vader. “Mariana,” want zo heette de zeemeermin “wat is hier aan de hand?” Maar Mariana zei niets. Ze wilde haar geheim niet verklappen. Vader zuchtte maar eens diep en dacht: “Het zal wel los lopen, want ze is toch veel te jong”. En zo ging het dus maar door. Tot op een dag er een hevige storm op stak. Het werd Tom angstig om het hart. Hij voelde dat hij niet tegen de wind op kon, en daar kapseisde zijn bootje en viel hij in het water. Met alle macht probeerde hij zich aan het bootje vast te klemmen, maar dat lukte hem niet. Mariana die alles gezien had, zwom snel naar Tom, pakte hem bij de hand en zwom met hem naar het diepe van de zee! Tom merkte er niets meer van. Bij het zeekasteel aangekomen, bracht zij hem naar een kamer. Na een poosje werd Tom wakker. Verbaasd keek hij om zich heen. “Waar ben ik?” vroeg hij. Ademloos keek hij naar het mooie meisje met de vissenstaart. ”In een zeekasteel” zei ze “Ik heb je gered en hierheen gebracht, want zie je ik ben verliefd op je. Iedere dag heb ik je zien vissen”. “O” zei Tom “daar heb ik niets van gemerkt!” Hij keek eens rond in de kamer. Wat was dat mooi, alles lichtgroen. Zijn bed was van zeewier. Lichtgevende visjes gaven een zacht licht. Hij keek eens naar buiten, de mooiste vissen zwommen voorbij. Prachtige planten waaiden zacht heen en weer. Alle kleuren koraal vormden de achtergrond. Het leek allemaal wel betoverd. Maar de zusjes hadden gezien dat Mariana Tom binnen gebracht had, en gingen dat snel aan vader vertellen. “Dat kan toch niet” bromde hij. Snel ging hij naar de kamer van Mariana. ”Meisje wat doe je nu toch? Die jongen moet terug waar hij vandaan komt”. ”Maar vader, ik ben verliefd op hem!” riep ze. “En ik heb hem gered”. “Kind, dat kan niet: een zeemeermin met een gewone jongen”. “Hoe heet je?” vroeg hij. ”Tom mijnheer”,antwoordde Tom. “Ik wil heel graag terug naar mijn moeder en mijn vrienden, want anders heeft mijn moeder veel verdriet”. “Natuurlijk jongen. Mariana, je brengt hem onmiddellijk terug”. Met tranen in haar ogen gehoorzaamde zij. Ze zwom terug met Tom en liet de golven hem op het strand brengen. En zo werd Tom later op het strand wakker en liep vlug naar huis. ”Waar was je toch? En wat is er gebeurd?” Toen ze het hele verhaal gehoord had, sloeg zij haar handen ineen. “Gelukkig dat die vader zo verstandig was. Maar wat kunnen we dankbaar zijn dat je gered bent! Een zeemeermin verliefd op Tom dat kan toch niet!”
Wordt vervolgd.
|