Dwars door de US in een motorhome : 25 staten in 6 maand
05-06-2007
SHERMAN
"Howdy , how ye doin this daiyy" riep hij, terwijl hij met zijn o-benen, stetsonhoed en pilotenzonnebril uit de tweede verdieping van zijn superbus stapte : "M'name 's Sherman 'n this here 's mi wife Marge" vervolgde hij, terwijl hij waggelend tussen twee verbaasde roadrunners naar ons toebeende. Marge stapte koket uit de bus, een ketting achter zich aansleurend waar de obligate hond aan bleek vast te zitten. "Oohw yeeh, this 's our dog Cindy. Say ellow Cindy" 'Warf, warf" Ze waren juist de "Rio Grande Village RV Park" binnengereden in hartje Big Bend en wilden weten of er hier ergens een boom stond die enige schaduw op hun gevaarte kon werpen. Stomme vraag dacht ik nog, sequoia's groeien alleen in Californie. Maar kom, we doken al snel in een geanimeerd gesprek, dat eindigde in het uitwisselen van elkaars geliefde bieren. De zijne waren Duitse (niet slecht volgens mijn bierproever Dien), de onze zeldzame Belgische. Een paar uur later, we begonnen juist te aperitieven, klop, klop aan ons deurtje (we zaten onderkoeld met de airco op max, buiten was het nog te warm) : de Sherman. "Hay Djien", handig dacht ik, hij heeft een unisex naam voor ons bedacht. "What 'bout us havin a margherita sunset drivin party?... "Well,... we don't know... euch..." "Fine, we'll be pickin' ye up in 'bout twenny minets. Marge makes the best margrita's in town" "Dat kan ik geloven" zie ik in't vlaams tegen Dien, "hier staat maar 1 barak met 2 geheelonthoudende Rangers" Tien minuten later stonden ze voor onze oprit met hun prachtige Chevrolet 4 x 4, die met een speciaal stuursysteem achter hun bus wordt meegetrokken. (Dat zie je hier courant, en regelmatig daar achter nog een trailer met een zeilboot en 2 jetski's erop) Zij zat nog koketter achter het stuur, met in de rechterhand een volle tumbler margherita, hij ernaast met de hond op zijn schoot en het glas in de ene hand, een kommetje drank voor Cindy in de andere. (Ik denk dat het water was maar ik ben niet zeker) We namen plaats op de achterbank, een open bar tussen ons in en bedienden ons. Uit eerlijke schaamte hadden we een fles witte en een fles rode wijn meegeracht. Tegen 10 mijl/uur reden we langs een zandweg de bergen in, op zoek naar de zonsondergang, maar door de frequente stops omwille van refills hebben die niet gevonden. Maar de sterren flonkerden helderder dan ooit....
In het zuidwesten van Texas ligt het meest verlaten en wildste stuk land van heel de US. Dat stuk is groter dan België, met slechts enkele grote ranchen en een paar kleine dorpjes, één bereidbare weg, enkele stoffige zandwegen en verschillende trails, die vroeger door de beroemde postkoetsen en kolonisten werden gebruikt, op weg naar de farwest. Een paar moedige kolonisten hebben zich in deze streek proberen te vestigen, om meloenen en mais te kweken, maar zonder veel succes. In dit onherbergzame land is het grootste nationaal park van de US gevestigd : Big Bend National Park, een streek van 500.000 ha zonder inwoners (buiten de rangers en af en toe border patrols langs de grens met Mexico). Het park omvat drie gebieden : * Een verschrikkelijk heet canyonland langsheen de Rio Grande, die zich hier tussen massieve rotsen perst en zelf een zeer mooie canyon heeft uitgehold (Santa Elena Canyon). De rio krijgt in het regenseizoen een enorme massa water uit de bergen te verwerken, dat via prachtige canyons naar beneden stroomt (nu stonden de meeste hiervan droog). Als je je leven moe bent kan je die canyons doorwandelen : het weer kan hier in 10 minuten omslaan in een zware "thunderstorm with severe rainfall" die de droge canyons in kolkende stromen doet veranderen die alles meesleuren. We hebben het zelf meegemaakt, weliswaar van op veilige afstand, maar toch nog erg beangstigend. Het water blijft één nacht stromen, de volgende dag is er niets meer te zien, behalve een laag slijk en afgerukte struiken op de weg. * Een bergland; de Chisos mountains (7918 voet) : grillige pieken vulkanisch gesteente, met tal van warmwaterbronnen (alsof het hier nog niet warm genoeg is). Op een hoog plateau ligt een lodge, annex primitieve camping, helaas onbereikbaar voor onze RV. Enkel te voet (2 dagen) of per 4 x 4 kan je tot daar geraken. * Een woestijngebied, droog en warm enkel bereikbaar via stoffige zandwegen, die we wel gedaan hebben alhoewel het ten stelligste wordt afgeraden voor RV's boven de 20 voet. Op zich was dat ook al een avontuur : we rijden nu in een okerkleurige RV met roodbruine camoeflagevlekken. In totaal zijn we 4 dagen en nachten in dit prachtige woeste gebied gebleven. Twee nachten op de enige camping die voor RV's toegankelijk is, de "Rio Grande Village RV Park", met 25 staanplaatsen, waarvan er 4 bezet waren. Het woord village betekent in dit geval 1 houten huis met 2 rangers, waar je water, brood, bonen, ijs en benzine kon kopen + 1 ruine van een meloenkweker die het hier in 1960 voor gezien hield. De Rio is hier niet zo Grande, toch niet in dit seizoen. Je kan gewoon naar Mexico wandelen zonder je borst nat te maken. Op je terugweg loop je wel het risiko om gevat te worden door de Border Patrol wegens illegale grensoverschrijding. De enkele mensen die we op onze diverse tochten zijn tegengekomen deden het allemaal, dus wij ook. Trouwens aan de overkant zit hier en daar een Mexicaan op zijn muilezel schorpioenen en zeldzame kristallen te verkopen (en ook drugs, maar dat hebben we niet gezien) De 4 dagen Big Bend waren puur genot : luieren (voeten in het water), zwemmen (in de rio, niet ongevaarlijk), wandelen, koken (diepvries en blikjes), slapen (heel de nacht met airco op max) zonnen, birdwatchen, slangen ontwijken en rondlopen achter de "roadrunners". Die roadrunners (renkoekoeken) zijn wel de meest gekke vogels die we ooit hebben gezien hebben. We stonden nog niet stil op onze campsite, of d'er sprong er al een op onze motorkap om de meest recent verpletterde insekten op te eten (er was trouwens keuze in overvloed). Die dieren kunnen wel vliegen, maar voelen zich veel veiliger op de grond. Ze lopen op een zeer koddige manier, maar aan een enorme snelheid als het nodig is. Als je ze achternaloopt houden ze zich gelukkig voldoende in, zodat je ze van heel nabij kan observeren. Wat het wandelen betreft : meestal waren dat korte gedocumenteerde natuurwandelingen (self-guided tours). Je gaat gewoon naar het startpunt van zo'n wandeling, neemt een brochuurtje uit een brievenbus en steekt er $1 voor in de plaats en je krijgt een uitgebreide omschrijving van de route en de wetenswaardigheden. Geen mens die eraan denkt om te poteren (alhoewel de gedachte wel even door mijn hoofd speelde) Er zijn natuurlijk ook zware hikes : we hebben er één van gedaan : HOT SPRING...
Verder westwaarts langs de interstate 90, met rechts van ons the Pacific Railroad - die nog altijd bestaat uit één spoor in zijn originele bedding (Enkel de houten bruggen zijn ondertussen vervangen.) - naar Marathon, het laatste stadje boven het Big Bend National Park. Een station, enkele houten huizen, een trading post met benzinepomp, een bank en een motel. That's it. De trading post was goed voorzien, zodat we onze voorraad blikvoeding, melk en brood optimaal konden aanvullen. De benzine kost hier 3,65 dollar per gallon, maar keuze hadden we niet. Het motel verhuurde campsites met elektriciteit en water op een wei achter de kamers en vlak voor de Pacific Railroad. En vermits er in het stadje ook een onbewaakte spoorwegovergang was, kwamen dekilometerslange treinen met 4 diesellocomotieven (2 voor en 2 achter) met loeiende sirenes aangedenderd. Maar dat zijn we ondertussen al gewoon. Met de airco op max, want het was heel de dag heet geweest, viel Dien al spoedig islaap, terwijl ik nog eventjes de planning voor de komende dagen doornam. Plots, zonder de minste aanleiding werd onze RV hevig door mekaar geschud. Het leek wel een aardbeving, of een ontspoorde trein aan onze voordeur. "Onze luifel" dacht ik, "onze luifel staat nog open. Ik sprong in mijn onderbroek (mijn zwarte Homme) naar buiten, werd 2 meter meegesleurd door een hevige windhoos en kon me nog net optrekken aan de uitgeklapte luifel, waarvan de ijzeren houders begonnen te verbuigen. Ik kreeg het ding onmogelijk ingeschoven en riep om Dien, die zich onder de dekens afvroeg wat ze had misdaan om zo te moeten sterven. Terwijl ik daar half aan de luifel hing te wapperen, vlogen onze 2 stoelen als projectielen langs mijn hoofd, gevolgd door onze tafel, die zomaar anderhalve meter werd opgetild en recht op me afvloog. Gelukkig voor het grootste gedeelte tegen de ijzeren bar van de luifel. Dien was ondertussen bijgesprongen en samen kregen we de luifel ingeschoven terwijl de regen met bakken naar beneden gutste. We gooiden de stoelen in onze schommelende woonwagen, lieten de tafel onder de Rv liggen voor wat ze was en vluchtten ijlings naar binnen. Toen ik de deur wou dichttrekken, kreeg ik ze maar half dicht en werd vervolgens met deur en al terug naar buiten gezogen. Gelukkig had Dien me in een snelle reactie kunnen beetpakken aan mijn Homme (onderbroek). Of ik was in een slijkrivier terechtgekomen, die zich aan onze voordeur vormde. Uren hebben we mekaar verdwaasd aangekeken, terwijl we door elkaarr geschud werden als een notedopje op de wilde zee! Toen we 's morgens wakker werden, scheen de zon en was er niets meer te zien, ook niet van de 9 tenten, die één of andere jeugdgroep de vorige avond had opgesteld aan de andere kant van de wei...
Van de monding van de Pecosrivier westwaarts naar Langtry is maar een (Amerikaanse) boogscheut. Het dorp zelf is een zakdoek groot maar wereldberoemd door één man: Judge Roy Bean; the law west of the pecos. 't Was in zijn achtertuin aan "Dead man's Gulch" dat de westelijke arm van de Transcontinentale spoorlijn (vanuit San francisco) en de oostelijke (vanuit New Orleans) mekaar ontmoetten. Een feit dat beklonken werd met een gouden spijker die een uur later al gestolen bleek. Duizenden werkloosgeworden spoorwegarbeiders, met in hun kielzog honderden gangsters, dieven, pokeraars en vrouwen van lichte zeden, vestigden zich langs die spoorlijn, liefst op plaatsen waar de met hout gestookte lokomotieven water bijtankten. Roy Bean, die in Langtry een saloon annex biljartzaal uitbaatte en nog een oude kopie van een wetboek had liggen vanuit zijn studententijd, zag zijn kans schoon. Hij interpreteerde het wetboek op zijn manier en werd al snel berucht. Van heinde en ver bracht men (al of niet vermeende) misdadigers aan, die door hem berecht werden. Vermits hij geen gevangenis had, werden ze aan zijn bar geklonken tot hij 12 klanten in zijn saloon had. Dan deed hij zijn schort uit, benoemde een jury en sprak recht. Zware misdadigers werden opgehangen, rijke kregen een boete die hij op zak stak en arme stakkers moesten voor hem werken. Roy werd tijdens zijn leven een legende en zijn drastische rechtsspraak heeft de wetteloosheid ten westen van de Pecos letterlijk aan banden gelegd. Het saloon en het operahuis 'Jersey Lilly', zoals hij zijn woonhuis achter zijn saloon noemde, staan er nog steeds en zijn te bezichtigen. Hij was hopeloos verliefd op een Engelse actrice, Lillie Langtry; internationaal bekend als de Jersey Lilly. Zijn talloze brieven met smeekbede om haar te doen overkomen naar zijn operahouse, waren vruchteloos. Na zijn dood heeft ze het dorpje wel bezocht (dat trouwens Langtry werd genoemd naar één van de voormannen van de Pacific Railroad...) Lunchen konden we in Langtry niet, maar in een volgend dorpje Sanderson (ook weer een voormalige spoorweglegger) hadden we prijs. Peggy's café had volgens het uithangbord 'the best T-bones West of the Pecos'. Dat was trouwens het enige dat ze hadden, en als drank enkel eigen putwater met of zonder ijsblokjes en eventueel een lepeltje ijsthee in poedervorm. Maar de steaks waren subliem, met weer zo'n gele halfgesmolten vetrand errond. De 10 frieten die we erbij kregen, waren een exacte kopie van de gouden klinknagel, die volgens kwatongen door Judge Roy Bean himself gestolen was...
Del Rio ligt aan de Rio Grande en daarmee is het belangrijkste over dit stadje gezegd. Maar in de nabijheid, zo'n 25 mijl westwaards ligt het "Seminole Canyon State Park", een uitgestrekt gebied, waar de "Devil's River" en de "Pecos River" zich via diverse canyons in de Rio Grande storten. Beide rivieren hebben in de loop der eeuwen een aantal grotten uitgesleten, die ideale woonplaatsen bleken voor het Seminole volk. In deze grotten bevinden zich de oudste grottekeningen van de US ( 4000 jaar oud!). Helaas zijn ze moeilijk te bezoeken : niet alleen is de voet- en klimtocht zwaar maar in de meeste grotten mag je niet in en kan je alleen met een verrekijker genieten van de prachtige tekeningen. (Er zijn wel replica's in het visitor center) We hebben 1 tocht ondernomen, dit keer goed uitgerust en met het nodige water, vanaf onze campsite naar de monding van de Pecosrivier. Een uiterst mooie, niet te moeilijke tocht van 6,5 mijl, met op het verste punt prachtige 'pictographs" van panters, die hier nu nog voorkomen (enkel te bekijken met de verrekijker, zowel de echte als de tekeningen) Het volk, de Semonole Indianen, de makers van deze prehistorische kunstwerken, die zijn totaal verdwenen...
We reden van San Antonio langs highway 90 naar DEL RIO, toen we in een pietluttig dorp met de ambitieuze naam BRACKETVILLE een lunchpauze hielden : zelfbereide huissandwiches met sla, tomaten, een snee hesp en kaas, met voor mij daar nog een klodder "light mayo' bovenop. Lekker, fris uit de ijskast en goedkoop. Tussen twee happen door viel mijn blik op een reklamebord : " Visit the real Alamo". "Dat hebben we al gehad" zei ik tegen Dien, "wat staat dat hier te doen?' 'Maar nee, jongen," antwoordde ze, "Ze bedoelen hier de filmset, waar de film 'THE ALAMO" is opgenomen, met John Waine!"... Dat was voldoende, wij daar naartoe. En inderdaad, op de gronden van een ranch was hier heel San Antonio, Alamo incluis, nagebouwd, zoals het er in 1836 had uitgezien. De rancher had niet alleen een stuk van zijn grond ter beschikking gesteld, maar bovendien nog eens 1 miljoen dollar gesponserd, op voorwaarde dat de filmset met degelijk materiaal werd gebouwd en na de opnamem niet werd afgebroken. Goed gezien, want het geheel was echt de inkomprijs van $20 waard. Er liepen echte acteurs rond (cowboys en barmeiden) en in het saloon werd op regelmatige tijdstippen een "gunfight" opgevoerd. Helemaal echt, behalve het (nieuwe) bordje boven de bar : " NO ALCOHOL" Ik heb dan maar een "diet coke' van links naar rechts over het koperen barblad geschoven...
Een pracht van een stad, die buiten het beroemde "The Alamo" nog heel wat te bieden heeft. Het is de mooiste en veruit de populairste stad van Texas. Zuiders, warm, charmant en overzichtelijk. Het riviertje, dat langs The Alamo loopt, stroomt kronkelend door heel het centrum van de stad. Het is amper 10m breed, en langs beide zijden loopt een wandelpad (the riverwalk), volledig bebouwd met restaurantjes, cafés en terrasjes, al of niet gezegend met een Mexicaans muzikaal trio. Op regelmatige afstand zijn er schattige wandelbruggetjes, er is een openluchtteater (de rivier stroomt tussen de zitplaatsen en het podium) en er is het oude mexicaanse centrum (La Viletta), dat door kunstenaars is ingenomen.( Brol-ceramiek-brol, maar de huisjes zijn mooi in hun oorspronkelijke staat hersteld) Een uitschieter op "culinair !" gebied daarentegen mochten we niet missen. "The Rainforest Café" langs de Riverwalk. Om knotsgek van te worden. Je loopt 3 verdiepen hoog in een regenwoud rond, met stomende planten, watervallen, papegaaien en overal tussenin halfverborgen aquaria, met een volledig kleurenpalet aan tropische vissen. Maar dat is nog niet alles : overal, te pas en te onpas, zwieren er apen door de bomen (mechanische weliswaar), trommelt een gorilla op zijn borstkast en beginnen olifanten met hun oren te wapperen. Maar dat is nog niet alles : om de 10 minuten beginnen die dieren hun respectieve geluiden te produceren. Akkoord, je wordt dat gewoon, maar ik ben toch bijna gestikt in 2 grote ijsblokken uit mijn aperitief, toen er naast mijn linkeroor( = mijn goei, of beter gezegd : was mijn goei) een brulaap uit de lianen dook en luidruchtig zijn liefde begon te verklaren (wat ik goed kan begrijpen) Maar dat is nog niet alles : om de 30 minuten breekt er op alle 3 de verdiepen een tropisch onweer los ! (En ik had toch wel juist soep besteld zeker) Het wordt aardedonker, de bliksem slaat langs alle kanten in, de donder rolt door het plafond en je hoort de regendruppels roffelen op de vegetatie. Nat word je niet, t.t.z., de meeste mensen niet : ik wel. ik lepelde namelijk juist van mijn bord jungle minestrone, toen een felle bliksemflits, gevolgd door een oorverdovende donderslag mijn fragiel evenwichtsgevoel verstoorde zodat ik overstag ging en me nog net kon vasthouden aan de staart van een poema met lichtgevende ogen. Maar het euv el was gebeurd. De rode vlekken op mijn hemd misstonden niet echt in deze prachtige omgeving en toen ik even later in mijn hemdzakje voelde, constateerde ik met genoegen dat er ook bonen in de soep zaten Maar dat is nog niet alles : het eten was goed . Naast de bodem Minestrone soep aten we een gemengde bbq ; een ribeye steak, een voet ribbetjes en 6 grote shrimps, met 3 sausen (pikant, heel pikant en niet te vreten) en (weeral) fritten, ditmaal in blokken van 5 cm². Het vlees en de shrimps waren echt uitstekend, de rest was amerikaans. De hele dag gekuierd, gedronken, een museum bezocht, en als afsluiter met de lift naar de top van de "Tower of America" voor een adembenemend panorama. Terug naar de RV camping met de bus 24, tussen Afro-Amerikanen, Latijns-Amerikanen, "native" Amerikanen en enkele illegale Mexicanen. Een ervan vroeg of er in België voldoende psychiatrische opvang was, want hij wou eens op bezoek komen. Ik heb hem gerustgesteld. Onze camping is een KOA (de betere...) maar daar zijn we ondertussen niet meer zo zeker van, toch niet in het zuiden : lawaaierig, vol kinderen en pets, niet zo schilderachtig gelegen en geen al te grote sites. Geef ons maar de state parks, immens groot, stil, zuiver en eenvoudig en mooi(zowat mijn evenbeeld)
In 1718 stichtten Spaanse missionarissen "La Mision de San Antonio de Valero" en begonnen de Comache Indianen te bekeren, wat niet altijd van een leien dakje liep. Trouwens, ze zijn er nooit in geslaagd het dak op hun kerkje te leggen en moesten de hulp inroepen van een Spaans detachement, dat er een fort van maakte en het, naar zijn stad van oorsprong "El Alamo" noemde. In de loop der jaren is de missiepost/fort toch uitgegroeid tot een stadje, dat een schuilplaats werd voor de Mexicaanse vrijheidsstrijders en een (eerste) Spaans hospitaal. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Texas, in 1835, werd het door een handvol Texanen ingenomen. Maar niet voor lang : de Spanjaarden kregen versterking van de Mexixanen en met meer dan 1500 soldaten vielen ze het fort aan, dat werd verdedigd door 189 Texanen. 13 dagen en nachten lang (februari 1836) hebben die stand gehouden, zich nooit willen overgeven en zijn tot de laatste man blijven vechten. 188 man zijn gesneuveld, één, die juist voor de finale als boodschapper werd uitgestuurd om versterking te halen heeft het overleefd. De versterking kwam 3 dagen te laat... Alle 188 namen staan in brons gegoten naast een schrijn met overblijfselen (van geweren, kogels, lege kruitzakjes en enkele dagboeken) Enkele bekende gesneuvelden : Jim Bowie ; berucht messenvechter die zijn eigen mes had ontworpen en David Crocket, woudloper en scout en op dat moment kandidaat voor het gouverneursschap van Texas. "Remember The Alamo" was en is nog steeds voor iedere Amerikaan een strijdkreet van betekenis. Zoiets als "Vlamingen gedenk de Guldensporenslag" of "Walen, gedenk de 600 Franchmontezen", maar dan met iets meer overtuigde vaderlandsliefde. De missiepost/fort ligt nu in het centrum van San Antonio en wordt met respect betreden...
"Bitte einmahl Sauerkraut un einmahl Bratwurst, zwei Munich und noch ein Schwarzbrot zum mitnehmen" Als het in New Braunsfels "Hochzeit" is, dan dansen de heren in "Lederhosen" en de dames lopen erbij als "Dirndeln", de borsten fier in het witte kanten bloesje boven het zwaar aangereigde korset, afgeboord met edelweisjes. (Dat laatste enkel in Jeans dromen, ik heb enkel amerikaanse 'joggingstenukes -large en extra large - gezien) Het stadje, op een (Amerikaanse) boogscheut van San Antonio bestaat volledig uit Duitse emmigranten . Eind 19de eeuw had de Duitse baron von Braunsfels hier een enorm stuk land gekocht, waar hij trouwens zijn kasteel uit Braunsfels (Duitsland) wou heropbouwen. Dat is hem nooit gelukt, maar hij heeft wel een lading streekgenoten naar hier gebracht die hier aardig geboerd hebben (het waren trouwens boeren). Leuk is wel dat je in de straten en vooral de huizen zeer duidelijk de Duitse degelijke bouwstijl herkent. Iedereen die die min of meer op een toerist lijkt wordt hier aangesproken : "Are you German??" "Nein" zei ik "Ich bin Belgier"
Houston, Mission control... we have a lift off... Ground control to Major Tom, Ground control to Major Tom, Take your protein pills And put your helmet on....
Het Johnson Space Center in Houston is het verlengstuk van Cape Kennedy. Van zodra een shuttle gelanceerd is wordt de controle overgenomen door Houston. Ook hier staan modellen van alle mogelijke raketten die de Amerikanen ooit in de ruimte geschoten hebben, en ook hier word je met een treintje het uitgestrekte terrein opgejaagd. Maar er is wel een belangrijk verschil : hier mag je bijna overal binnen, je kan een echte ruimtemodule bekijken, het volledige ruimtelab is hier nagebouwd en er wordt uitvoerig getoond hoe astronauten gewichtloos eten, slapen, douchen, sporten en hun behoeften doen (met zuigsysteem incluis, zodat er geen faecalieën door het lab zweven). Indrukwekkend is de grote hall, waar een duplicaat staat van elke ruimtesonde, volledig uitgerust, zoals het origineel in de ruimte. Als er zich in de ruimte een probleem voordoet, wordt het hier door een ploeg ingenieurs nagespeeld en wordt er een mogelijke oplossing gezocht. De astronauten staan rechtstreeks in videocontact met de hall en hoeven reparaties enkel na te spelen. Voor één of andere Apollo-missie was deze procedure levensreddend. (Ben vergeten dewelke).
Verder is Houston een moderne stad met een ietwat verwarrend stratenpatroon en helaas tamelijk veel files. We hebben buiten de stad, in San Felipe een state park opgezocht, waar we helemaal alleen tussen de herten en de raccoons tot rust zijn gekomen. De nachtwandeling, vergezeld van duizende vuurvliegjes was verlichtend...
Texas, the lone star, grootste staat van Amerika. We doen hem van oost naar west, zo'n 1500 km, van drassig moerasland in Beaumont en Lumberton naar de woestijngebieden boven El Paso. Texas, het overgangsland van dichtbevolkte steden naar eenzame verlaten nederzettingen, van klamme warmte vol muggen naar droge zinderende lucht, stof en ratelslangen. Onze eerste stop in Texas was Village Creek, nog een uitloper van de Bayous, waar we een dag rust namen om te bekomen van het Boergondische Cajun country. Dat betekent, kleine reparaties aan onze duiventil, olieverversen, wassen en strijken enz... Vermits we in een state park stonden ; prachtig van natuur, enorme campsites, maar geen wifi, wilde ik me nog nuttiger ( ! ) maken door enkele lekkere zelfgevangen vissen op de bbq te bakken. De state park winkel had alles : een keuze uit vislijnen (heb er maar 1 gekocht), een volledige collectie aas, vliegen, wormen, insecten dobbers, haken en 75 soorten levend voeder. Enfin, je kon er alles kopen, behalve geduld. En dat was volgens insiders nu juist het enige dat ik nog niet bezat. Ondertussen al 2 dagen gevist, niets gevangen, maar we hebben nog 4 maanden, en ik ben volledig voorbereid. Spijtig dat we nu de woestijn intrekken... misschien een woestijnvis??
Niet Baton Rouge, maar Lafayette is het centrum van franstalig Louisiana en bovendien hart van Cajun country. De stad is kleiner dan New Orleans, maar moeet zeker niet onderdoen qua Franse bouwstijlen en gezellige pleintjes. De stad ligt werkelijk midden in de bayous, de zoetwaterriviertjes vol crawfish en de moerassige weilanden vol alligators, die zo goed als onzichtbaar tussen de uitgespreide wortels van de cypressen op de loer liggen. Gewoon per toeval stuitten we langs een klein weggetje ten zuiden van Lafayette op Lou Champagne, een echte Acadiër (Acadien, zo noemen de franssprekenden cajuns zichzelf). Zijn frans is amusant, doorspekt met Amerikaanse stopwoorden tamelijk verstaanbaar. Zijn beroep : alligatorvanger en tijdens de weekends wildfotograaf (vooral zeldzame vogelsoorten zoals de schoenbekooievaar). Op zijn tochten door de bayous neemt hij wel enkele passagiers mee. Wij mee natuurlijk, voor een halve dag bayou-en. Met een klein aluminium bootje en een zo goed als geruisloze motor voeren we met nog een paar mensen uit Oregon in het cypressenwoud, op een tapijt van groene waterplanten. Ongelooflijk !! Alligators mogen hier altijd bejaagd worden. Er zijn er veel te veel, ze zijn gevaarlijk en komen hier, omdat het zo waterrijk is, bijna tot in de huizen. Het vangen is eenvoudig : Je neemt een kip, een zware ketting en een vleeshaak, prikt de kip aan de vleeshaak en hangt het geheel met de ketting rond een stevige cypressetak, Kip spartelt en bloedt, alligator komt en hapt. De finesse zit hem in de hoogte : hang je de kip 50cm tot 1m boven water --> grote alligator --> mooier patroon --> meer geld voor het leer(tot $45 per vierkante voet). Hang je de kip lager, wat tegenwoordig veel wordt gedaan, dan vang je ook kleine alligators wier huid niet veel opbrengt, maar die veel lekkerder zijn en verkocht worden aan restaurants. De kunst van de vanger bestaat erin de alligator, terwijl die aan zijn vleeshaak hangt te spartelen zodanig van nabij dood te schieten dat de huid niet beschadigd wordt. Er zijn leukere beroepen nietwaar ? Denk nog maar eens goed na vooraleer je weer een nieuwe Paul Delvaux gaat kopen...
Toen Ed Mc Ilhenny trouwde met de rijke Melanie Avery, die op Avery Island, in volle Cajun wetland een suikerrietplantage had geërfd, kon hij zijn hobby -plantkunde- probleemloos beoefenen in een klein labo, in de tuin op Avery Island. Waarschijnlijk was zijn Melanie niet pikant genoeg, want de man brouwde daar van de capsicum peperplant die overal op het eiland groeide een ondertussen wereldberoemd sausje : Tabasco. Het bedrijf is nog steeds in handen van de Mc Ilhenny-Avery familie en is te bezichtigen (en te beproeven) Interessante rondleiding en een enorme varieteit aan sausen, tot en met de tabasco Ice cream (verschrikkelijk slecht !) De fabriek betrok (en betrekt) zijn plukkers uit de omliggende streek, die allemaal met een bâton rouge het veld in werden gestuurd. De pepertjes, die eerst wit, lichtgeel, oranje, rood en daarna pas donkerrood werden, mochten enkel geplukt worden als ze de kleur van het rode stokje hadden (de bâton rouge). Leuk hé.. We hebben enkele stalen meegekregen... Ik denk dat ik vanavond eens pikant uit de hoek ga komen...
't Is toeristisch, maar kom : Mississipi past nu eenmaal bij raderboot, zoals New Orleans bij jazz. Bij nader inzien gaan die alle 4 goed samen. Wij dus een echte, met stoom aangedreven raderboot op (de NATCHEZ) voor een drie uur durende tocht op de rivier. Tijdens het aan boord stappen speelde een enthousiaste dame met wapperende manen, fier staande op het dak van de boot enkele populaire deuntjes op een reeks fluiten. Die stoomfluiten maakten een oorverdovend lawaai, dat gelukkig ophield toen de trossen werden losgegooid (het mens is waarschijnlijk overboord getuimeld) Een leuke belevenis zonder meer en zoals enkele vrienden weten krijg ik van varen altijd honger. Wat goed uitkwam want we hadden gereserveerd bij Amelie. En dat is werkelijk een culinair (Dien -->rosé gebakken lamscoteletjes op een bedje van al dente tuinboontjes en brocolli en een bolletje purée, Jean --> gebraden wilde eend met grapefruit en honig. Vooraf diverse hapjes met een glaasje Californische champagne), cultureel (twee jazzmusici : guitar/percusion/zang van de bovenste plank) en romantisch (tafeltje tussen de bloemen, vlak bij de muziek en de serveuses, sorry Dien in topvorm) geworden. (oef) Effe door Bourbon street naar ons bed, of nog een voorlaatste in een jazzkroeg?? Wat een leven !!
Naast de cottonfield, in het noorden en midden van Louisiana, waren (en zijn) er in het zuiden de al even beruchte suikerrietplantages. Ook hier werd zowat al het zware werk door slaven verricht, die vroetend in het stof en de ongenadige zon, hun meesters superrijk maakten. Er staan dan ook heel wat prachtige mansions tussen Baton Rouge en New Orleans. Eén van de mooiste is ongetwijfeld Oak Alley. De eerste kolonist die hier in 175O een hutje bouwde, plantte van zijn huisje naar de oever van de Mississipi 28 Amerikaanse eiken. Die bomen staan er nog, het huisje is door de jaren heen verbouwd tot een schitterende mansion, die we bezocht hebben. Buiten stond het suikerriet een halve meter hoog, keurig onderhouden door machines, met aan het stuur een blanke slaaf, vroetend in het stof en de ongenadige zon ...
FQRV staat voor "French Quarter Recreational Vehicle'. Toen we gisteren door de straten van het French Quarter zwalpten, kwamen we te weten dat er hier, in het hart van New Orleans een camping voor RV's bestond : klein, select en enkel voor RV's boven de 30 voet (onze kruiwagen van 25 voet was dus ondermaats.) Toch even langs geweest en goed bevonden : de zaakvoerder had Belgische roots (Van Brabant). De prijs was iets boven onze norm ($ 80 per nacht), maar je kon zo uit je bed in Preservation Hall - Bourbon street- stappen en dat is toch wel een paar dollar waard. Er waren maar een 20 tal plaatsen, klein in verhouding tot een normale site, maar met zwembad, bar, fitness, sauna, jacuzzi, relaxroom met breedscherm TV enz... We werden bovendien al direct uitgenodigd op het happy hour (van 5 tot 8: fameus uur hebben ze hier). Een uitgebreide bar, hapjes à volonté en fantastisch gezelschap. Iedereen wou absoluut kennis met ons maken, ons een drankje en hapje offreren en vooral ons zijn RV met hulpstukken laten zien. Nu was dat wel de moeite. Bij Ray, de schroothandelaar en zijn kokette jonge vrouw "Butch" hebben we alles moeten bewonderen : van de aparte dressing en het hemelbed met indirecte verlichting en uitschuivend prisma tv scherm, over de keuken met afwas-, was- en droogmachines, naar de living waar nog een grotere tv met een druk op de knop in positie schoof, en het leren salon, met electrisch aanpasbare zetels. Het obligate hondje had zijn eigen ruimte, met bedje en eetkamertje. Het gevaarte (een supergrote hoge autobus met 4 slide-outs), trok een 4 x4 jeep, voor de kleine uitstapjes, die kon vervangen worden door een soort gesloten caravan waar hun 2 blinkende Harley Davidsons in pasten. Haar ferarri en zijn Cadillac werden enkel thuis gebruikt. En dat allemaal met het recycleren van lege colablikjes!! Toen we na 3 uur happy houren onze rekening vroegen (we hadden nogal wat getrakteerd en een degelijke hoeveelheid prima coctails gedronken) begon het gezelschap te lachen. "Not a cent, Djien and Dien, this is a BYO bar" (Bring your own) De aankleding van de bar, het water, ijs en geperst vruchtensap werd geleverd door het huis. Al de rest : hapjes, quiches, garnaalkroketjes en de dranken werden geprepareerd en meegebracht door de gasten! Het was te laat om onze toch wel goed voorziene bier-en wijnkelder aan te spreken, dus zijn we maar met blozende kaakjes afgedropen. Onze motorhome was toch iets groter dan die van Pinky, het hondje van Ray en Butch...
In de 19de eeuw gaf de Bank of Louisiana het 10dollarbiljet uit met -omwille van de franssprekenden- DIX op de achterkant. Dit populaire biljet werd algouw een dixie genoemd en de streek rond New Orleans heette Dixieland. Toen daar in het begin van de 20ste eeuw een nieuwe muziekstijl werd geboren, was de naam snel gevonden.
Toen Antoine Peychaud, apoteker in de rue royale in New Orleans, een drankje op basis van cognac, suiker en enkele kruidenextraxten prepareerde om zijn maagklachten te temperen, bleek dit een uitstekend aperitiefje te zijn. Hij liet het aan zijn vrienden en (mannelijke) klanten proeven in een eierdopje (un cocquetier). Algauw kwam men van heinde en ver om de cocktjai te proeven en de cocktail was geboren.
Royal street, die evenwijdig aan Bourbon Street loopt, is zowat de sjieke winkelstraat van het French Quarter. Toen we er in de late (donderdag)namiddag door wandelden, begon men deze lange straat systematisch autovrij te maken en overal kraampjes te zetten. We vroegen wat er gaande was en kregen onmiddellijk een invitatie voor het jaarlijkse " Royal street wine and food festival". Voor $65 per persoon kon je van 19 tot 24 uur etend en drinkend door de -volledig afgezette- Royal street wandelen. Dien slaagde er door een of andere manipulatie in, een toegangsarmband te bemachtigen zonder betalen, anders waren we waarschijnlijk niet binnengegaan : het was nogal duur en we wisten niet wat we konden verwachten. Jongens, jongens, wat een geluk !! Dankjewel Dientje. Aan de ingang kreeg je een mooi wijnglas, dat direkt werd gevuld met Californische Champagne. In, aan, voor of achter iedere winkel lieten bekende Californische wijnhuizen hun wijnen proeven, en serveerden daarbijhorende hapjes. Op de straat werden salades, cajun specialiteiten, diverse pies, desserts ice cream enz... aangeboden, en dat 2,5 km lang !!! Aan zowat iedere hoek stond een bandje te spelen en regelmatig trok er een street parade door de vretende massa. Het was formidabel, vooral wetende dat we per taxi terug naar ons rijhuis werden gebracht. Met de laatste ferry geraakten we nog net over de Mississipi, waar ik op de Westbank, wachtend op onze taxi, zalig in slaap viel, liggend op een bank onder het standbeeld van Louis "Satchmo" Armstrong...
24 mei : New Orleans dus ; hoe moet ik daar aan beginnen. Het zal me zeker niet lukken om de fantastische sfeer, de supervriendelijke mensen en de buitengewone attracties te beschrijven die we hier hebben mogen beleven. We zaten dus op ons Bayou Segnette State Park, dat toch nog wel een 20tal km van de stad verwijderd lag, onbegonnen werk om met onze camion te overbruggen : te kleine straatjes, geen parking en onveilig. Dus een taxi naar het Algiers veer ( $30 heen, 30 terug), de Mississipi over en dan te voet door het French Quarter, de ziel, het centrum van de stad, en voor mijn part het centrum vaan de wereld (buiten Antwerpen natuurlijk, maar toch "a very close second") Het French Quarter is een rechthoek van een tiental blokken, vlak aan de Mississipi, met schilderachtige pleintjes, een mooie oude katholieke kerk, een klooster van de Urselinnen (prachtig, met een tijdelijke tentoonstelling van Vaticaans mozaik) en allemaal 18e - 19e eeuwse huizen in Franse stijl, met bloemrijke overhangende terassen, zodat je constant in de schaduw kon rondwandelen. In enkele straten reden nog de oude streetcars (trammetjes zoals je die ook in San Fransisco ziet). Ze reden van de rue Canal (CANAL) naar de Place Desire (met franse accentjes). (DESIRE). Tennessee Williams inspireerde er zich op : "A streetcar named Desire" (voor de leek : Engels uitgesproken) Het originele aan dit alles is, dat terwijl je door historische straten als Basin- Canal- Royal of Bourbon street wandelt, je overal live jazz, blues en/of dixieland muziek hoort. Letterlijk overal ; in de straten, voor de kerk, (in de kerk Gospel), op elk pleintje en uiteraard ook in restaurants, cafes, bars en "private clubs for gentlemen", die vooral in Bourbon Street zeer welig tieren. Maar ook daar vind je de beroemde "Preservation Hall" (hoek Bourbon -St Peter street), waar oude jazzrakkers "Basin street blues" spelen en zingen zoals "Satchmo" dat voor hen deed. We lunchten in "Chez Amelie", een prachtig gelegen pand in Royal street, met schaduwrijke binnenkoer : een werkelijk uitstekende Salade Amelie en een fles koele franse Sauvignon Blanc. Onberispelijke en vriendelijke service door op zijn "franse bistrot" geklede lieve dames. Dien en ik hadden spontaan hetzelfde idee : hier komen we deze avond dineren! Helaas, alles vol, maar morgenavond (vrijdag 25 mei) is er nog een tafeltje vrij + live optreden van een (plaatselijk) bekende jazzguitarist. Ook daar moesten we niet lang over nadenken. We zouden deze avond wel iets anders vinden...