Theoretische Psychologie
een fenomenologisch onderzoek; op zoek naar een overkoepelende theorie voor gedrag
Inhoud blog
  • commentaar van John op krantenartikel; 16 december 2010
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    22-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    JOUW PERSOONLIJKHEID,

    HEB JIJ DAAR OOK ZO’N LAST VAN?[1]

    John Horowitz

     

    Voordracht voor de “IJsbrekers” op het symposium

    “profiteer van je persoonlijkheid!”

    NIP-gebouw te Utrecht

    op zaterdag 25 mei 2013

     

    Waarde collega’s,

    Als je wilt interrumperen dan ben je daar zelfs van harte toe uitgenodigd.

    Ik hoop dat je veel gehad hebt aan wat er vandaag geboden werd en dat je je nu beter toegerust voelt bij het solliciteren en eventueel bij het beginnen van je eerste baan als psycholoog. Jammer genoeg zijn de economische omstandigheden niet gunstig. Maar deze crisis draagt naast negatieve kanten, op de langere termijn wellicht ook een paar positieve aspecten in zich, waar ook jij later profijt van kunt hebben. Er treden tijdens zo’n periode namelijk correcties op van enkele verkalkte maatschappelijke instituties en structuren.

     


     

    Wat ga ik doen?

    Eerst ga ik in op het begrip “persoonlijkheid”, immers het hoofdbestanddeel van ons symposium. De titel van mijn betoog luidt: “jouw persoonlijkheid, heb jij daar ook zo’n last van?” Je voelt de bui al hangen: bij een paar punten heb ik bedenkingen. Aan de hand van de recente historische ontwikkeling van onze leefomgeving en van de psychologie zal ik je mijn standpunt toelichten. Vervolgens geef ik dan twee voorbeelden uit sollicitatiecommissies van het ziekenhuis waar ik tot aan mijn pensionering werkte. Ik hoop je vanuit deze praktijk duidelijk te maken dat de relatie tussen “jouw persoonlijkheid” en het resultaat van sollicitaties soms meer op een toevalsvariabele lijkt dan dat hier een causaal verband kan worden gelegd.

     

    Over het begrip persoonlijkheid:

    De Penguin Dictionary of Psychology[2] onthoudt zich bij het lemma persoonlijkheid van een begripsomschrijving, daar er volgens de auteurs zo’n vijftigtal definities in omloop zijn. Zodra je het over profiteren van je persoonlijkheid hebt dan impliceert dit, dat “persoonlijkheid” een entiteit zou zijn en dat de keus aan jou is om daar al dan niet van te profiteren. Ook in de taal wordt dit begrip zeer divers gehanteerd. Men “ís een persoonlijkheid”, “hééft een persoonlijkheid” of men “míst een persoonlijkheid”. Vroeger gebruikte men het begrip “karakter” dikwijls op dezelfde manier. Ook die term had in de psychologie een plaats. Je had “karakterologische” tests en studieboeken over “karakterologie”. Dit uit het Grieks afkomstige woord suggereert dat er “ingekraste” eigenschappen zijn die een persoon door de tijd heen en in verschillende situaties zouden typeren. Ook het begrip “typologie” werd en wordt nog wel gebruikt. Ze verwijzen alle naar veronderstelde constanten in het gedrag van een persoon, waarmee de één zich van de ander zou onderscheiden, min of meer onafhankelijk van de diverse situaties waarin zij zich bevinden.

    Toen ik nog werkte, gebruikte ik in mijn rapportages over cliënten het woord “persoonlijkheid” vrijwel uitsluitend vanwege de bijvoeglijk naamwoorden waarmee ik iemands gedrag wilde beschrijven. Dus bijvoorbeeld:

    Ik vind de heer Jansen een afwachtende, traag functionerende persoonlijkheid

    Of: mevrouw Pietersen lijkt in het directe contact een gemakkelijk toegankelijke, empathische persoonlijkheid.

    Mijns inziens kan “persoonlijkheid” – simpel opgevat als de verzameling van iemands gedrag, bekeken vanuit uiteenlopende tijdschalen - zowel positieve alsook negatieve eigenschappen omvatten, beoordeeld vanuit diverse dimensies. Tot zover is er dus niets aan de hand met het onderwerp van dit symposium.

    Mijn eerste bedenking is deze: het begrip “persoonlijkheid” lijkt meer op een onbekend grote verzameling van gedragsvariabelen dan op een constante. De aanduiding met één zelfstandig naamwoord suggereert echter het tegendeel: het lijkt dan om een vastomlijnde entiteit te gaan. Je sticht daarmee verwarring en blokkeert de weg naar hypothesevorming en toetsing.

    Voorts lijkt het me een attributiefout om een causaal verband te leggen tussen bijvoorbeeld het afwijzen bij het solliciteren en zo’n vaag begrip als “jouw persoonlijkheid”. Ik laat je zo meteen vanuit een paar praktijkvoorbeelden zien dat er bij sollicitatieprocedures ongeteld veel factoren een rol kunnen spelen en dat het dikwijls zinloos is om het falen - maar ook het slagen! - causaal te koppelen aan “jouw persoonlijkheid”.

    Een andere bedenking is dat je al gauw een denkfout maakt in wat in de logica een tautologie heet: de waarneming – namelijk jouw gedrag – en de verklarende term – jouw persoonlijkheid - vormen meestal namelijk geen afzonderlijke domeinen, hoewel dat voor een deugdelijke verklaring eigenlijk een vereiste is. Je beweert dan in feite tweemaal hetzelfde, in verschillende termen[3]. Soms is het nauwkeuriger om te stellen dat je bijna hetzelfde beweert, indien je ervan uitgaat dat de eerste term één element vormt uit de verzameling elementen van de tweede term. Je komt dan tot rare uitspraken die zich overigens in de dagelijkse omgang hebben gevestigd alsof het toch eenduidige beweringen betreft waarvan iedereen de betekenis zou begrijpen. Ik doel op uitspraken zoals: “ik moet dichter bij mezelf komen”, “ik moet meer op mijn gevoel afgaan” en dat verzin ik er voor deze unieke gelegenheid dan maar bij: “mijn therapeut zegt dat ik meer van mijn persoonlijkheid moet profiteren!”

    Ik maak je in dit verband graag attent op een aspect van onze zelfbeleving, de zogenaamde “meta-identiteit”: hoe denk jij dat een denkbeeldig ander jou beoordeelt? Zodra je daar op let, zul je ontdekken dat dit veel vaker voorkomt in je belevingswereld dan je je wellicht bewust was. Op de een of andere manier komt het veel voor dat mensen vanuit die meta-identiteit alleen maar negatief over zichzelf oordelen. En dat is nodeloze zelfkastijding. Tot zover een paar kritische opmerkingen over de titel van het symposium.

    Laten we eens even stilstaan bij de vraag, hoe de psycholoog en de toegepaste psychologie eigenlijk in de maatschappelijke positie zijn terechtgekomen, zoals we die nu aantreffen. Voor de ontstaansgeschiedenis hiervan keer ik terug naar het Nederland van pal na de oorlog.

    Het meest opvallende verschil met nu, lijkt me de godsdienstigheid van de bevolking vanaf de oorlog tot aan de jaren zestig. Alle verenigingen, stichtingen, radio-omroepen en scholen waren opgedeeld volgens godsdienstige denominaties. Denk bijvoorbeeld aan de namen van radio-omroepverenigingen als VPRO, KRO en NCRV. Als scholier wist je van iedere klasgenoot welke godsdienst hij beleed en hield daar rekening mee. Op straat zag je veel religieuzen. Beneden de grote rivieren was alles zichtbaar katholiek. Wie persoonlijk advies nodig had of zijn hart wilde uitstorten, deed een beroep op dominees, priesters en ouderlingen. Katholieken kenden de biecht. Voor de buitenkerkelijken vervulde vooral de huisarts de rol van persoonlijk adviseur.

    Het lijkt er op dat psychologen gedeeltelijk de maatschappelijke rol van priesters en dominees hebben overgenomen. Als vroeger iets lukte of mislukte, dan was dat “De Hand van De Heer”, “het was Zijn Voorbeschikking” of “De Here God Besliste in Zijn Wijsheid”. Nu wordt jouw persoonlijkheid als bron en soms tegelijkertijd als doel aangewezen. Dat is minstens even vaag als die godsdienstige verklaringen. Ik spreek je hier aan op je geweten als wetenschapper, om hier niet aan mee te doen. De methodologie is er niet voor niets!

    Verandering van de leefomgeving. Een halve eeuw geleden bewoog men zich maar zelden buiten de landsgrens. Nu is bijna de hele aardbol voor velen bereikbaar en we hebben tegenwoordig ook feitelijk met die hele wereld te maken. Als ik terugblik op die periode dan zijn er vele dimensies toegevoegd: het vliegen werd voor iedereen bereikbaar en er kwamen snelwegen. Weet je bijvoorbeeld hoe je vanuit Utrecht met de auto naar Amsterdam rijdt, zonder gebruik te maken van de snelweg? Of omgekeerd, vanuit Amsterdam?

    Het internet is de jongste sprong naar mondiale toegankelijkheid en maakt de fysieke afstand soms bijna irrelevant. Tegen de tijd dat je net zo oud bent als ik nu, zul je ongetwijfeld terugkijken op enorme veranderingen in jouw leven. Als wetenschapper waag ik me niet aan voorspellingen, hoe die wereld er dan uit zal zien. We weten immers niet, wat we niet weten. Ik vond dit belangrijke thema bij Nassim Taleb[4] in zijn boek: “The black swan” en bij Daniel Kahneman[5], de enige psycholoog die een Nobelprijs ontving. Deze stelling neemt een toenemend belangrijke plaats in, in het wetenschappelijk denken en verlegt ook de koers van de psychologie enigszins. Ik denk terug aan de visie die methodoloog Adriaan de Groot[6] in de jaren zestig voorstond. Hij vond dat de psychologie vooral gedrag diende te voorspellen. De nieuwe visie houdt onder meer in dat voorspellen een wel erg moeilijk te realiseren doel kan blijken, zonder die mogelijkheid uit te sluiten.

    Weet je wat? Laten we over een halve eeuw nog eens op deze plaats terugkomen om de dan jongste ontwikkelingen door te nemen. Ik zal er ongetwijfeld zijn!

    De toegepaste psychologie was in de jaren vijftig voornamelijk diagnostisch gericht: de psycholoog nam capaciteits-, intelligentie- en projectietests af. Behandelingen vonden vrijwel uitsluitend plaats via de psychiatrie en bestonden vooral uit het toedienen van medicijnen en uit opname in een psychiatrische inrichting.

    Vanaf 1947 werd er op bescheiden schaal geëxperimenteerd met gedragstechnieken. Ik doel op de sensitivity trainings aan de National Laboratories in Bethel, Maine, destijds begonnen door o.a. Kurt Lewin. Carl Rogers introduceerde de non-directive therapy, Fritz Perls nam uit Duitsland het idee van de “Gestalt therapie” mee naar de Verenigde Staten. In Italië ontwikkelde Roberto Assagioli zijn “psychosynthese”, een holistische benadering, afgezet tegen Freud’s psychoanalyse. Voorts kwam “psychodrama” tot bloei, een vondst van Jacob Moreno uit Wenen, een dissidente leerling van Freud. Maar dit alles bereikte ons land in de jaren vijftig en zestig nog niet op grote schaal.

    In de jaren zestig ontwikkelt de gedragstherapie zich als een wetenschappelijke psychologische techniek. Dat was echt iets nieuws! Ik herinner me het optimisme in de leerboeken: allerhande psychische narigheid verdween toen als sneeuw voor de zon, na slechts enkele zittingen successieve desensitisatie!  

    Vanaf 1965 werd vaak de film vertoond die drie psychotherapeuten maakten over hun behandeling van eenzelfde cliënte, Gloria geheten. Carl Rogers, Fritz Perls en Albert Ellis met zijn “rational emotive therapy” (RET) waren de drie therapeuten die afzonderlijk met Gloria spraken. Met deze film werd zichtbaar dat de psychoanalytische benadering niet langer de enige behandelvorm was en dat er meerdere psychotherapeutische technieken beschikbaar waren.

    Vanaf het begin van de jaren zeventig laat de toegepaste psychologie zien hoe je aan jezelf kunt sleutelen en daarmee je eigen horizon kunt verleggen. Psychologen volgen massaal psychotherapeutische trainingen, die aanvankelijk veelal gegeven werden door buitenlanders. De persoonlijke ontwikkeling, scholing en training van individuen lijkt geboren! Op grote schaal geldt het adagium: “werk aan jezelf!” Die slagzin was toen nieuw voor me. Een nieuwe tijd brak aan en het grote psychologiseren was begonnen.

    Deze stroming leidt tot een optimistische visie op het eigen bestaan: je kunt in je gedrag groeien en je eigen grenzen verleggen. De psychologie oefent sindsdien ook invloed uit op de cultuur. Er komen nieuwe formuleringen in de standaard spreektaal terecht. Zou een journalist vroeger gevraagd hebben: “wat vindt u hiervan?” Onder invloed van de nieuwe ontwikkeling hoor je sindsdien vaak: “hoe ervaart u dit?” of: “hoe hebt u dat beleefd?”

    De begrippen “psychologie” en “psycholoog” krijgen in deze periode bij buitenstaanders bekendheid. In de boekhandel vind je sindsdien veel “zelfgroei-” en “zelfhulp”-boeken. Er ontstaat een Ik-cultuur, met soms narcistische trekjes. Een onderwijzeres die al decennia voor de klas staat vertelde me dat in de loop der jaren vooral de ouders van haar leerlingen veranderden. Die stellen zich tegenwoordig eisend op ten aanzien van de leerkrachten: hun kinderen zijn “prinsjes” en “prinsesjes” en van het onderwijzend personeel wordt verwacht dat alles uit de kinderen wordt gehaald om hen te doen presteren en hen hoog op te stoten op de maatschappelijke ladder. Het recht van hun kind op comfort speelt daar eveneens een rol bij. Het moet voor het kind vooral leuk blijven.

    Concluderend: natuurlijk kun je van dit symposium iets nuttigs meenemen, waar je bij het solliciteren of in je nieuwe baan iets aan hebt. Ik kwam nog nooit een bovengrens tegen, wat het opnemen van nieuwe kennis en vaardigheden betreft. Vaak gaat dit zelfs levenslang mee.

    Ik neem je nu mee naar situaties die op dit moment wellicht heel belangrijk voor je zijn: het solliciteren. Ik zat vaak in sollicitatiecommissies bij het werven van medisch specialisten.

    Als je aan de deelnemers van zo’n sollicitatiecommissie gevraagd zou hebben of ze op zoek zijn naar de beste kandidaat voor die functie, dan zou iedereen dat zonder voorbehoud hebben bevestigd. Natuurlijk ook, omdat dit een sociaal wenselijk antwoord is. Maar vooral vanuit de overtuiging dat dit echt hun leidraad bij het sollicitatieproces is. Het begrip “beste kandidaat” blijkt in de praktijk echter vele inhouden te hebben, mede afhankelijk van de functionaris die je hier over spreekt, diens positie in de organisatie, diens belangen bij deze sollicitatie en allerhande waarnemingsvariabelen. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan: “intelligente oogopslag”, “achterdochtige blik”, “sympathieke lach”, “vreemde uitdossing” en vast nog veel meer afzonderlijke indrukken die al gauw tot een “diagnose” over de sollicitant worden gegeneraliseerd. Het lijkt er - mede hierdoor - soms op dat sollicitaties worden gekozen via de beslissing van een toevalsgenerator en dat gedragseigenschappen van de sollicitant daarbij een onvoorspelbare rol spelen. Dit inzicht kan hopelijk voorkómen dat je je persoonlijk gekwetst voelt na een afwijzing. Binnen sollicitatiecommissies zag ik alles voorbijkomen op het gebied van groepsprocessen, zoals loyaliteiten, subgroepsvorming en rivaliserend gedrag. De oorspronkelijke vraagstelling was soms zelfs nauwelijks terug te vinden in wat er zich in zo’n commissie afspeelde. Ik geef je twee extreme voorbeelden.

    Voorbeeld 1: het betrof een medisch specialiste. Zoals dat vaak gebeurde, was ze al enigszins bekend in het ziekenhuis waar ik werkte. Ze had tijdens haar specialisatie namelijk al eens ingevallen en enkele stafleden kenden haar dus vanuit de praktijk. Het oordeel over haar was op grond van die ervaringen nogal negatief, maar niet definitief afwijzend. Men vond haar in de omgang met patiënten weinig empathisch.

    Toen ontving het stafbestuur haar referentiebrief. Die was op haar eigen verzoek geschreven door de hoogleraar die haar opleidde tijdens haar specialisatie. Daarin stond letterlijk dat hij deze referent ongeschikt achtte voor de klinische praktijk. Zijn oordeel raakte daarmee de kern van deze sollicitatie. Om die reden sprak het medisch stafbestuur waar ik toen bestuurslid was, met de directeur af dat hij aan de sollicitant zou meedelen dat haar sollicitatie hiermee een einde nam. De directeur liet zich tijdens het gesprek met de sollicitante echter ompraten en deinsde blijkbaar terug voor het brengen van slecht nieuws aan deze kandidate. Deze sollicitatie bleef dus gehandhaafd. Toen dit in de stafvergadering werd besproken was de opinie unaniem, op één persoon na: deze kandidaat wensen wij niet als collega in ons ziekenhuis. Eén persoon had echter een afwijkende mening. Hij was de directe disciplinegenoot en collega waarmee de sollicitante zou gaan samenwerken. Tegen elk argument in, weigerde hij andere kandidaten te zien en stelde onomwonden dat deze kandidaat zijn definitieve voorkeur had. Dat alle andere stafleden tegenstemden, deerde hem niet. Zo gebeurde het dat deze vrouw toch toegelaten werd tot de medische staf.

    En dan speelde er nog een quasi-genetische factor een rol. Vele jaren voordat deze sollicitatie speelde, werkte er een arts in de onderhavige discipline, die als persoon chronisch disfunctioneerde. Hij werd ooit via de rechter ontslagen, maar had als collega en opvolger opnieuw iemand gekozen die relationeel zeer zwak functioneerde. Het was de laatstgenoemde die tegen heug en meug nu deze sollicitant als collega wenste. Zo herhaalde de geschiedenis zich ten derde male.

    Helaas maakten de sombere voortekens zich ten volle waar en na enkele jaren verdween deze arts met stille trom uit het ziekenhuis.

     

    Ik geef nu een voorbeeld van een vakgenote die in mijn ziekenhuis solliciteerde en volgens mij juist uitermate geschikt was voor die functie. Deze collega werkte in een ander ziekenhuis. Een paar maal per jaar bezochten de psychologen van mijn en andere ziekenhuizen elkaar voor professioneel overleg. Zij nam altijd aan die bijeenkomsten deel. Ik was blij dat zij solliciteerde. Haar scholing en ervaring waren perfect toegesneden voor deze functie en haar referenties onderstreepten dit beeld. Haar presentatie was perfect: aardige collega, straalde rust uit, toegankelijk, ze bood volop ruimte aan de ander en zou ongetwijfeld overwicht hebben als deskundige op haar afdeling. Haar contacten met patiënten zouden professioneel en toegankelijk zijn. Kortom: een ideale kandidate!

    Ik zat in de stafcommissie voor deze sollicitatie. Na een indringende kennismaking was ons oordeel unaniem: deze collega kan aanstaande maandag beginnen.

    Deze vrouw werd – zoals gebruikelijk bij een belangrijke functie, eveneens door een andere commissie gezien. Daar ging het helemaal mis. Alle positieve punten die ik zojuist noemde, leidden in die commissie tot een sadistische relatievorming. Ze kon daar geen goed doen. Alles wat zich daar afspeelde, werd als bewijs voor haar ongeschiktheid aangemerkt.

    Toen de beide commissies bij elkaar kwamen voor een besluit, ontstond er een stevige botsing. Ook ik heb flink op de trommel geslagen, want ik zag de best denkbare kandidate aan onze neus voorbijgaan. Het resultaat was dat haar deze baan tenslotte niet werd aangeboden. Hoe liep dat zo vreemd? In die andere commissie zat één persoon die vermoedelijk de toon zette. Ze had een hoge positie binnen de organisatie. Die positie bereikte ze gedeeltelijk via gepsychopathiseerd gedrag. Van psychologen moest ze – misschien mede om deze reden - niets hebben en bleek al eerder verstorend te reageren op mensen die juist goed functioneerden.

    De sollicitant zal dit alles niet geweten hebben. Indien zij geconcludeerd zou hebben dat haar persoonlijkheid “blijkbaar” ontoereikend was om voor deze post in aanmerking te komen, dan zou ze zich evenzeer vergissen als de sollicitant uit het vorige voorbeeld die zich misschien juist op de borst klopte dat ze “blijkbaar” de meest geschikte persoon voor die functie was.

    Tenslotte vertel ik je hoe ik me voelde, toen mij ooit de baan van ziekenhuispsycholoog werd aangeboden, waar ik toen zeer op hoopte. Er waren tientallen andere sollicitanten en ik zal me zeker trots gevoeld hebben. Hier profiteerde duidelijk iemand van zijn persoonlijkheid! Maar ook dit verhaal loopt iets anders, dan aanvankelijk leek.

    Toen ik eenmaal vrienden maakte in de medische staf, werd me duidelijk hoe destijds over de vacature voor klin. psycholoog werd gedacht. Psychologen hoorden niet tot de medische discipline en vielen daarmee buiten de in-group. Een zekere xenofobie was aan de besloten gemeenschap van medici toen niet vreemd. Daarbij moet je bedenken dat dit in een politiek roerige tijd speelde, de jaren zeventig. Psychologen stonden in de kring van medici bekend als revolutionairen en linkse rakkers en dat volk kon niet op voorhand op de sympathie van de meeste stafleden rekenen. Rond deze aanstellingsprocedure zouden zich toen heftige taferelen in de staf hebben afgespeeld.

    Als je je realiseert dat de komst van een klin. psycholoog in de staf als een bedreiging werd ervaren en als een mogelijke invasie van revolutionairen, dan ligt het niet voor de hand dat men uit de veelheid van sollicitanten die persoon zal hebben gekozen die de intelligentste en de meest ondernemende indruk maakte. Hoewel ik dit nooit kon verifiëren, lijkt het me waarschijnlijk dat ze liever een tamme, weinig assertieve domoor in de staf opnamen. Je snapt het al: deze voorwaardelijke conclusie liet op slag mijn opgeblazen ego leeglopen.

    Ter afronding: ik hoop zeer dat het ijs voor jullie snel smelt en dat alle IJsbrekers snel in dit spannende vak aan de slag kunnen.

    Ik heb gezegd.

     



    [1] Met dank aan Roosmarijn Horowitz en Ilse Volkstedt voor hun commentaar op een eerdere versie van deze tekst.

    [2] Reber, Arthur S. & Emily Reber; 2001; the Penguin dictionary of psychology; 3rd edition;

     

    [3] Dictionnaire illustré des philosophes; 1962; Éditions Seghers, Paris.

     

    [4] Taleb, Nassim Nicholas; 2007, the black swan, the impact of the highly improbable; Penguin Books;

    [5] Kahneman, Daniel; (2011) thinking, fast and slow; Penguin; [ook in het Nederlands: Huizen,  Peter Van & Jonas de Vries; ons feilbare denken];

    [6] Groot, Adriaan D. de; 1961; methodologie; grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen; Mouton, ’s-Gravenhage; 2de druk.





    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie *
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    Archief per week
  • 17/06-23/06 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 25/04-01/05 2011
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 26/10-01/11 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 21/05-27/05 2007
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!