Theoretische Psychologie
een fenomenologisch onderzoek; op zoek naar een overkoepelende theorie voor gedrag
Inhoud blog
  • commentaar van John op krantenartikel; 16 december 2010
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    24-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    24 augustus 2008.

     

    Dag Roos,

     

    Hartelijk dank voor je bericht van 17 augustus 2008 (zie blog: 18-8).

    Jouw brief sluit naar mijn indruk enigszins aan bij wat Klaas Linker al eerder schreef. Toen drong nog niet zo goed bij mij door, wat hier aan de hand is. Jouw brief bracht het raderwerk ten volle op gang en geeft wat mij betreft aanleiding tot het wijzigen van het vertrekpunt van deze onderneming. Ik stel de volgende herziening aan jullie voor.

     

    Tot nu was het streven er op gericht de natuurkunde te gebruiken als inspiratiebron voor het ontwerpen van een standaardmodel voor de psychologie. Als vertrekpunt vond ik dat toen een nuttig uitgangspunt.

    Ik zag toen over het hoofd, dat ik daarmee onvoldoende aanlandde in de psychologie en daarmee op enige afstand van mijn vakgenoten voortboerde. Terwijl ik er van overtuigd raak dat dit project juist vraagt om een vloeiend contact met allen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Om daarin verbetering aan te brengen, lijkt het goed om de natuurkunde iets naar de achtergrond te verplaatsen. Niet iedereen zal zich immers door die wetenschap aangesproken voelen en misschien het idee hebben dat het een corpus alienum betreft, waar gedrag als onderzoeksobject ver vanaf staat.

     

    Ik kom dan op een herformulering van de opdracht aan onszelf, namelijk:

     

    “WAT WETEN WIJ VAN GEDRAG”?

     

    Ik zoek naar een innerlijk consistente theorie die al onze ervaringen op dit gebied, in zich verenigt. Deze theorie dient aan harde methodologische criteria te voldoen en niet louter als een heuristiek te fungeren of slechts locale geldigheid te bezitten. Met inachtname van deze beperking ligt er een wereld voor ons open om te experimenteren!

     

    Het bovenstaande kent uiteraard een alternatief: we kunnen immers ook louter anekdotes verzamelen of ons uitspreken voor a priori standpunten of visies op de mens. Wat mij aanvankelijk boeide in de Utrechtse School van destijds, zie ik nu als een onaanvaardbare tekortkoming. Men sprak toen van “wijsgerig-anthropologische” visies. Ik zag daar uiteindelijk weinig bruikbaars uit voortkomen. Het betekent dat je aldus de loop van het onderzoek vooraf beperkt in de mogelijke uitkomsten. Wetenschap kan zich niet laten voorprogrammeren. Wie dat doet komt in dat geval zijn eigen vooringenomenheden tegen en sluit nieuwe zienswijzen daardoor op voorhand uit. Bovendien sluit dat niet aan bij mijn waarneming dat het niet-begrepen gedeelte van mijn wereld met het groeien der jaren sneller in omvang groeide, dan het gedeelte van de wereld dat ik wel begrijp. Ik maak me sterk dat ik niet de enige op de wereld ben die tot dit inzicht is gekomen!?

     

    Ik zoek naar een goede theorie en verwacht daarvan dat die ook praktische betekenis heeft. Dit geloof komt ongetwijfeld voort uit mijn verbondenheid met de Verlichting. Ook zien we dat theorieën over de wijze waarop ons leven verloopt – in de psychotherapie “cognities” genoemd – mensen kunnen helpen om adequater te functioneren.

     

    Ik hoop dat voor onszelf nu veel barrières wegvallen, door het doel van deze onderneming te herformuleren. Hopelijk is daarmee de weg vrij om hier een eigen “laboratorium” in te richten en vrijelijk te experimenteren. Want er is veel werk te doen!

     

    Ik ben zeer benieuwd naar jullie reacties hierop.

     

    Mijn commentaar op jouw brief, Roos:

     

    • over het individueel-psychologische uitgangspunt. Het gaat niet om uitsluiten, wel om het uitbreiden van het repertoire aan visies. Daarmee geef ik je gelijk. Begrippen als motivatie en intentionaliteit blijven inderdaad noodzakelijk, ook omdat het gaat om het communiceren met individuen. Zij vormen immers de kleinste zich gedragende eenheid. 
    • Wat Harry Sullivan betreft gaat het mij eigenlijk alleen om zijn opmerking over het individu als “verzameling toevalligheden”. Dit past bij het uitgangspunt om de sociaalpsychologie als eerste oriëntatie te kiezen. Binnen het individuele domein heeft het inderdaad een functie. Daarnaast lijkt “individu” mij een overgewaardeerd begrip, dat andere aspecten van het gedragsmatig functioneren van mensen onderbelicht laat. Ik zie de sociaalpsychologische benadering als nuttige uitbreiding en als mogelijkheid om de overwaardering effectief te relativeren. waarschijnljik heeft deze veronderstelde vertekening van de realiteit een schadelijke kant. Die komen we vast nog wel tegen.
    • Terecht stel je dat “afzetten tegen” een risico impliceert. Zie het als een beginnersfout. Met het herformuleren van het oorspronkelijke uitgangspunt hoop ik aan dit bezwaar tegemoet te komen.
    • Van “continuüm” is alleen sprake bij een glijdende schaal. Ik denk niet dat dat hier het geval is. Ik geef de voorkeur aan de laagst mogelijke statistische schaal: indien mogelijk: de nominale schaal. Daar is sprake van scalairen, afzonderlijke gegevens die niet onderling te ordenen zijn, afgezien van hun scalaire waarde zelf.
    • Het begrip “toeval” hanteer ik niet als een verklarend begrip op zichzelf. In dat opzicht deel ik jouw visie dat dit een onwerkbaar begrip is. Wel poogt het stellingen te neutraliseren waarin een relatie of een causaal verband wordt aangeduid. Die ontkennende functie legitimeert mijns inziens het gebruik van dit begrip.
    • Je schrijft:

    In je voorbeelden denk ik te zien, dat je het eigenlijk over factoren van buitenaf (stimuli) hebt, waar je meent met grensoverschrijdende activiteiten van het individu zelf te maken te hebben. Jouw overleg met de overleden leraar Duits is m.i. gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt, geïnspireerd door het contact dat je met hem had toen hij nog leefde (stimulus/-i plus herinnering). Dit gedrag vindt plaats binnen de individu John Horowitz, in het hier en nu (als je nu met hem zou overleggen). 

    Dit ben ik zonder voorbehoud met je eens. Ik noem dit voorbeeld om aan te geven dat de grenzen van gedrag de tijd, persoon, ruimte en tijd zijn overstijgen. Als jij spreekt over het hier-en-nu wijs je op de klokketijd, de strikt eigen identiteit - aangegeven met de twee voeten waarmee je op de aarde staat - en op de ruimtelijke feitelijkheid. De variabiliteit hiervan – denk bijvoorbeeld aan Henri Bergson’s “temps dure” – houdt me al lange tijd bezig. Deze fluïditeit vormt één belangrijke mogelijkheid om onze cognitieve grenzen te verleggen. Tegelijkertijd denk ik dat dit tevens een bron voor veel verwarring, mogelijk uitmondend in pathologie, tot gevolg heeft. Je ziet hier het symmetrieprincipe in actie. Daar schreef ik eerder al iets over.

     

    • Jouw vraag naar de betekenis van het begrip “ondeugdelijkheid” van cognities weet ik in dit stadium niet goed te beantwoorden. Daar komen we zeker gedetailleerder aan toe. Maar trouw aan het voorstel om volledig in te zetten op het ontwikkelen van een psychologische theorie zal dit ons zeker ook naar kentheoretische onderwerpen voeren. Dit onderwerp behoort daar immers toe.  
    • over het gebruik van woorden zoals die in het woordenboek voorkomen, het volgende. Zeker hebben die hun functie in het onderling afbakenen van begrippen, bijvoorbeeld om eigen cognities te socialiseren tot gemeenschappelijk aanvaarde begrippen. Ik stel dit aspect echter op de tweede plaats, omdat ik voorrang wil geven aan het gedrag zoals zich dat continu voltrekt. Geformaliseerd gebruik van begrippen is wel degelijk nuttig, maar ik neig er toe daaraan een minder prominente plaats toe te kennen dan vaak gedaan wordt. Door het accent te verleggen naar de niet geformaliseerde gedragsstroom ga je gedrag volgens mij anders zien. Ik trek me dat aan en zal zoveel mogelijk proberen duidelijk te maken dat het verleggen van dit accent in de waarneming tot interessante inzichten leidt.  
    • je geeft een waardevolle aanvulling op het thema: “intuïtief statisticus”. Dit is een onderwerp dat meer en meer invulbaar wordt. Er is nog veel te doen!

     

     Van harte gegroet,

    John.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-08-2008, 00:00 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    18-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Roos de Klerk-Swart schrijft:

    Dit is een reactie op het stuk van John, dd. 9 augustus, bijgewerkt op 13 augustus 2008.

     

    Ik denk toch dat het individueel-psychologische uitgangspunt onmisbaar zal blijken te zijn. Als je een theorie over menselijk gedrag wilt formuleren, kun je m.i. niet heen om begrippen als motivatie en intentionaliteit. Maar dat zal moeten blijken (of niet).

     

    Van Harry Stack Sullivan is de uitspraak: “We exist in relationships, not as individuals”. Het geloof in het bestaan van unieke individuen beschouwde hij als ‘the mother of all illusions’.

    Ik vind het nogal extreme uitspraken/opvattingen, minstens zo eenzijdig als die van Freud.

    H.S.S. zette zich sterk af tegen Freud en diens causaliteitsprincipe. Bovendien was hij als psychiater zeer gekant tegen Kraepelin’s diagnostische constructie.

    Je ‘afzetten tegen’ heeft het risico dat je terecht komt aan de andere kant van wat waarschijnlijk een continuüm is.

    Inmiddels zijn we er wel achter dat erfelijkheids- en omgevingsfactoren beide belangrijke determinanten van gedrag zijn. Het syndroom van Down wordt niet veroorzaakt door incompetente ouders, maar de omgeving is wel van invloed op de ontwikkeling van een Down-kind.

    Of H.S.S. ook het begrip ‘toeval’in zijn definitie heeft gehanteerd weet ik niet, maar het begrip ‘toeval’ lijkt me sowieso problematisch en tot onvruchtbare discussies leidend.

     

    Bij je stelling dat ‘de grenzen van die eenheid (het individu) vaak niet hetzelfde zijn als die van zijn gedrag, en dat ook de tijdsgrenzen verder reiken dan het ‘nu’’, zou ik wel enige kanttekeningen willen plaatsen.

    In je voorbeelden denk ik te zien, dat je het eigenlijk over factoren van buitenaf  (stimuli) hebt, waar je meent met grensoverschrijdende activiteiten van het individu zelf te maken te hebben. Jouw overleg met de overleden leraar Duits is m.i. gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt, geïnspireerd door het contact dat je met hem had toen hij nog leefde (stimulus/-i plus herinnering). Dit gedrag vindt plaats binnen de individu John Horowitz., in het hier en nu (als je nu met hem zou overleggen).

    Ook het ruziemaken met of verwijten maken aan een gestorvene is gedrag dat zich in het hier en nu afspeelt.

    Ik denk niet dat je een hallucinant persoon bent, tenzij je van mening bent/was dat je leraar werkelijk aanwezig was in de betreffende situatie. Op grond van je contacten met de leraar toen hij nog leefde, kon je voorspellen wat hij, in je latere overleg met hem, zou vertellen of adviseren. Deze gedachten, herinneringen of fantasieën zou ik niet willen zien als overschrijding van (tijds-)grenzen van het individu.

     

    De vraag of e.e.a een belangrijke bron voor het in stand houden van ondeugdelijke cognities is, kan ik op grond van het bovenstaande niet beantwoorden, omdat ik vraagtekens heb bij je uitgangspunten. En hierbij zie ik nog een probleem: wat is het criterium voor ondeugdelijkheid? Is ‘ondeugdelijk’ hetzelfde als: ‘onjuist, aantoonbaar niet waar’? Of is het: ‘niet toetsbaar’?

     

    Wat betreft het als maatstaf hanteren van woordenboeken voor de omschrijving van begrippen: ik vind dat eerlijk gezegd nog niet zo’n gek criterium. In ieder geval lijkt een heldere omschrijving of definitie van begrippen, vanuit een woordenboek of anderszins, mij onontbeerlijk. Ik vrees dat je het paard van Troje in de vorm van ruis ( ‘projecties’) binnenhaalt, juist als je daarin het dagelijks taalgebruik als maatstaf wilt hanteren.

    Dat die “ruis” een interessant onderzoeksobject kan zijn, is een ander verhaal….

     

    En dan nu over de intuïtieve statisticus en de slakken:

     

    Eerst de – waarschijnlijk wat overbodige – opmerking dat de al of niet intuïtieve statisticus op grond van een steekproef een bewering over de populatie wil doen. Daar zit natuurlijk altijd een marge van onzekerheid in.

    Ik denk dat de meeste mensen genoegen nemen met de conclusie, dat het aantal slakken in de populatie (= de gehele tuin) waarschijnlijk zal zijn afgenomen als het aantal slakken in de steekproef (= binnen een bepaalde tijdseenheid aantal waargenomen slakken in de tuin)  verminderd is. Per individu zou het criterium “voldoende afgenomen” kunnen verschillen.

    Tevens kan men conluderen dat een steekproef waarin het aantal slakken 0 is, geenszins hoeft te betekenen dat het aantal slakken in de populatie ook 0 zal zijn.

    Mogelijke acties:

    • Acceptatie van dit gegeven, maar wel de gewassen in de gaten houden, af en toe een nieuwe steekproef nemen en zonodig opnieuw op jacht gaan. Of: de kans dat er slakken in de populatie zijn achtergebleven minimaliseren door slakkenkorrels te strooien. Deze strategieën zou ik ‘realistische beheersing’ of ‘controle’ willen noemen.
    • Geen onzekerheid (statistische schattingen) kunnen verdragen: steekproeven als volledig irrelevant beschouwen, alleen genoegen nemen met populatiegegevens (en die zijn er niet). Cognitie: slakken zijn schadelijk voor de tuin, dus moeten alle slakken weg. Dus: tot uitputtens toe doorgaan met controleren en slakken vangen, om zo de populatie uit te roeien.

    Hier hebben we dus te maken met de dwangneuroot, die geen onzekerheid kan verdragen, en die – in mijn ervaring -  slecht vatbaar is voor cognities als: de laatste slak is de slak die nog in de struiken zit. Wat beter werkt is: dwangmatig controleren proberen terug te dringen (gedrag als uitgangspunt nemen) en leren inzien dat adequate slakkenbestrijding goed genoeg is om de tuin niet  kaal te laten vreten. Zo kon je vruchteloze discussies over laatste, of aller- aller-laatste slakken omzeilen.

     

    Er schiet me nog een ander voorbeeld van de mens als intuïtieve statisticus binnen: ‘one-trial-learning’, generalisatie, vaak op grond van een traumatische ervaring.

    Bijvoorbeeld: een vrouw die in haar jeugd seksueel misbruikt is door haar vader: ‘geen enkele man is te vertrouwen’. Of: iemand die ooit misselijk werd in een autobus en daaruit de conclusie trekt dat autobussen als vervoermiddel vermeden moeten worden.

    Dus: onterechte conclusies over de populatie op grond van één steekproef (of soms meerdere).

    Roos

     

    16-08-2008

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-08-2008, 21:06 geschreven door John L. Horowitz
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 17/06-23/06 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 25/04-01/05 2011
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 26/10-01/11 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 20/08-26/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 21/05-27/05 2007
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!