Ik begon mij een beetje als Alice in Wonderland te voelen na John's laatste stuk: verdwaald tussen taal, korrelgrootte, invariantie en fractalen, en op zoek naar het voortsnellende witte konijn ( = John?). Het navolgende is een poging voor mijzelf om weer op weg te raken.
Wat mij opvalt, is dat zowel John als Klaas op zoek lijken te zijn naar "de realiteit achter de taal" en daarbij de taal als het ware willen lijken te omzeilen. Eerlijk gezegd lijkt mij dat niet goed mogelijk. Het doet mij denken aan iemand die wil lopen zonder zijn benen of protheses te gebruiken. Of we willen of niet, alles wat je doet, denkt, voelt, hangt samen met taal.
Ik kan mij overigens helemaal vinden in Klaas' laatste stuk, behalve dus in wat hij schrijft over het passeren van taalstructuren.
Nog een vraag: hoe kun je op zoek gaan naar de essentie, de realiteit achter de taal, als je er tegelijk van overtuigd bent dat die essentie, die realiteit niet gekend kan worden (Plato, Kant en Klaas)? Zijn we dan niet met z'n allen bezig aan een 'als-of '- constructie, een soort schijnvertoning? We kunnen dan wel onze beelden van de werkelijkheid uitwisselen, maar wat is dan de zin van zo'n onderneming?
En verder, wat betreft 'taal' :
Ik denk dat we onderscheid moeten (blijven) maken tussen taal en connotaties. John's voorbeelden van de pacifist en de atheïst maken mij duidelijk hoe afhankelijk je daarin kunt worden van je ' tegenstander' en diens taal(-gebruik). Omdat je ' tegenstander' de negatieve connotaties van pacifisme dicteert, besluit jij dat je die term voor jezelf niet zult gebruiken, zelfs, dat zo'n overkoepelende term niet nodig is! Volgens mij kun je hier eenvoudiger uitkomen door de term 'pacifist' helder te definiëren (ja, in taal!) bijvoorbeeld: "iemand die tegen het gewapend oplossen van conflicten is".
|