Op 25 maart schreef ik een brief aan Klaas. Jij gaf daar commentaar op door eigen teksten in te voegen. Ik zal die correspondentie hieronder afdrukken en maak daar de volgende aantekeningen bij.
Ik noem als voorbeelden van ordenende principes: gestaltvorming en attributies. Jij geeft als voorbeelden daar bij, die tot een deraillement leiden, in plaats van te ordenen. Je spreekt over “doel” en resultaat. Intentionaliteit speelt daarmee een rol in jouw visie op gedrag.
Ik behandel dit onderwerp anders: ik vermijd personalistische motieven in te voeren, daar dit vaak uitloopt op een kringloopredenering.
Het axioma dat men altijd ordent, houdt dus geen rekening met het resultaat van die ordening. Dat impliceert dat “ordenen” een kwalitatief neutraal begrip is. Ik bedoel: mensen ordenen onophoudelijk. Soms is dat helpend, een ander maal kan dat hinderen. Het aanbrengen van ordeningen levert dus ook schade op en kan niet zonder meer gelijkgesteld worden met een positief resultaat.
Zo hebben we overigens wel leren denken: ik ben destijds ondergedompeld in de gestaltpsychologie. Dat werd gelijkgesteld aan een unieke kwaliteit die het ons mogelijk maakt om kennis te verwerven. Dit is volgens mij een consequentie van het Verlichtingsdenken. Vanuit mijn observatie voeg ik toe: we verwerven soms inderdaad nuttige kennis. Een ander maal raken we daarentegen in verwarring en/of komen tot verkeerde inzichten. Dat ordening op grotere chaos kan uitlopen zoals jij stelt, is inherent aan mijn concept van ordenen.
In jouw voorbeeld over die patiënt met pet en klep meld je een door hem aangebrachte ordening, waarvan jij de effectiviteit voor zijn functioneren betwijfelt. Ik zie dat als een illustratie van mijn zienswijze: we ordenen wat af, maar lang niet altijd in de richting die wij beogen.
Bij aanvaarding van de waardevrije ordening ontstaat er geen spanning tussen axioma 2 en 3. Daarmee zie je misschien het voordeel van deze zienswijze?
|