Ik ben Juliën - Jozef, en gebruik ook soms de schuilnaam Jullouis. Woon in Maldegem Oost-Vl. Ben geboren op 20/03/1927 en ben nu dus 91 jaar. Mijn hobby's zijn: fietsen, computer en wat poëzie, maar ik beperk mij enkel tot het lezen ervan. De poëzie, schilderijen en tekeningen zijn van auteur "Nest Martens" Het is zeer vriendelijk van u mijn blog te bezoeken. Mijn dank daarvoor. Met vriendelijke groeten. Juliën
Dichter Schilder
Dichter schilder Schilder dichter wie van beiden wat van beiden
Mijn beeld is woord mijn woord is beeld
Het zijn mijn kinderen die ik zie en zegen Maar zij mij kwellen tot rust nog duur
Weet ik wat ik doe Is het een het ander niet Zijn zij niet mijn hartebrood mijn groot leed mijn kleine troost als ik ze lees ze zie mijzelve lees en zie
Is dit openbaring Moet het zo zijn tot mijn laatste dag schilder dichter dichter schilder
het zij dan zo.
Niets uit, in deze blog aangehaalde poëzie, schilderijen, beelden of tekeningen van Nest Martens mag op eender welke wijze dan ook, voor commerciële doeleinden worden gebruikt zonder schriftelijke toestemming van de auteur.
Deze uitzichten zijn te zien vanuit de living van mijn appartement in het centrum van Maldegem.
Deze zomereik is met zijn omtrek van 5;85m. de bomenkoning in het Sint-Annapark te Maldegem.
"Rob broek" heeft verscheidene wereldreizen gedaan en daarbij vele foto's opgenomen.
Amerika
Uitzicht over de Arches.
Oog in Arches.
Delicate Arch
Grand Canyon kleurenspel
Uitzicht Zion dal
ZONSONDERGANG
Surrealisme
_
Oude Schoonheden
OUD ENGELAND
OLDTIMERS
Een toevallig treffen met een oldtimerclub aan Crémerie Monique Damme-Moerkerke
WONDERBAREBOOM in Zuid-Afrika De auteur is onbekend.
POËZIE. SCHILDERIJEN. BEELDEN.
Gedichten over zin, onzin. Humor. Liefde. En nog veel meer.
13-01-2010
Oostends toiletgedicht.
Oostends toiletgedicht.
Ist voar kart of voar e neure, doe de grendel op de deure broek omleige, rok omoge azo bluf j' overal droge ist e pisje of zient drollen t' is int potje dan ze moeten rollen ook al i gin tied zorg da je' t papier nie der neffe smiet.
Trek je a' tlatste bladje peist ook op de volgende ze gatje ier moe je den tied nie rekken moa o je vors goat, an de chasse trekken. En ost achter t' chassen nog bluff plakkn meug je gerust de burstel pakkn zie je kleiren wel perfect voa da je were vertrekt.
Voa da je vors goat nie vergetn je nanden in te zeipen dus o je peist op al die wenschen zie junder propere menschen
De zeilen strijken binnen varen en meren aan de wal van boord gaan en kijken naar het licht het rode licht de bar die open staat voor lieden die vergeten willen en in armen rusten van meiden terwijl ze tasten naar hun ziel het hoopje mens dat overblijft en dorstig is naar liefde hoewel hij betalen moet voor het soelaas bij drank en vrouwen tevreden met wat het is oplapwerk het hart heeft grote noden een beetje troost vandoen wat kleine liefde een beetje vrouwenmelk
De averij hersteld het rode lichtje groen geworden getroost gesterkt de buidel lichter varen maar.
Een zoon vraagt aan zijn vader: Pap, wat is eigenlijk politiek. Wel jongen, dat is heel eenvoudig. Kijk, ik breng het geld thuis, dus ben ik het KAPITALISME. Je moeder beheert het geld, dus zij is de REGERING. Opa ziet er op toe dat alles ordelijk verloopt, hij is de OVERHEID Het dienstmeisje is de ARBEIDERSKLASSE. Wij hebben allen maar één doel voor ogen, namelijk jou welzijn. Daarom ben jij het VOLK. Je kleine broertje die nog in de luiers zit, is de TOEKOMST.
De zoon denkt na en vraagt of hij er een nachtje mag over slapen.
's Nachts wordt hij wakker omdat zijn kleine broertje in zijn luier heeft gedaan en vreselijk schreeuwt. Omdat hij niet goed weet wat hij moet doen gaat hij naar de slaapkamer van zijn ouders. Daar ligt alleen zijn moeder en die slaapt zo vast dat hij haar niet wakker krijgt. Daarom gaat hij naar de slaapkamer van het dienstmeisje waar hij ziet dat zijn vader bij haar in bed ligt, en ze met heel vreemde dingen bezig zijn. Hij ziet dat Opa door het raam toekijkt. Ze zijn allemaal zo druk bezig dat niemand merkt dat hij voor het bed staat. Daarom besluit de jongen onverrichtezaken terug te gaan slapen.
De volgende ochtend vraagt de vader aan zijn zoon of hij met eigen woorden kan uitleggen wat politiek is. Ja zegt de zoon: Het KAPITALISME misbruikt de ARBEIDERSKLASSE terwijl de overheid toekijkt en de REGERING slaapt. Het VOLK wordt volkomen genegeerd en toekomst ligt in de STRONT.
Een man gaat met de nachttrein naar de wintersport. In de slaapcoupé komt hij tot ontdekking dat hij de ruimte moet delen met een vrouw.
Ze stellen zich aan elkaar voor en komen tot een akkoord. De vrouw gaat boven slapen de man onder. Ze gaan in bed liggen, maar na een kwartier vraagt de vrouw:
"Buurman, slaapt ge al"?
"Nee", zegt de man. "Ik heb het nogal koud", zegt de vrouw, "wilt u misschien het raamje dicht doen.
"Natuurlijk", zegt de man. Hij stap uit bed, doet het raampje dicht en gaat weer liggen.
Na een kwartier roept de vrouw: "Buurman slaapt ge al"?
"Nee" zegt de man.
"Het wordt nogal benauwd", zegt de vrouw, "wilt u misschien het raampje weer open doen"?
"Oke" zegt de man. Hij stapt uit bed, doet het raampje open en gaat weer liggen.
Na een kwartier roep de vrouw: "Buurman, slaapt u al"?
"Nee", zegt de man.
"Het begint nu toch weer koud te worden", zegt de vrouw, "maar ik heb gezien dat daar in het kastje een deken ligt. Wilt u die misschien voor mij pakken"?
"We zouden natuurlijk ook kunnen doen alsof we getrouwd zijn", zegt de man".
"O, zou u dat willen"? vraagt de vrouw.
"Ja hoor", zegt de man.
"Nou, dat lijkt me ook wel fijn", zegt de vrouw.
"Mooi" zegt de man. "Kom uit je nest, pak zelf dat deken, kruip weer in je nest, houd je bakkes en laat me slapen.
1 Kwam uit het zuiden de schooier aangegaan zijn mars over schouder met spelden en wat naalden getaand gezicht zigeunerhoed en lompen alsom kleren
2 Uit het noorden kwam de edelman met zwier gekleed en pluimenhoed aristo kop met sik en knevel en welgedane lach
3 De pastoor kwam uit oost van waar de wijzen kwamen brevier omklemd soutaan tot op de bodem een vroom gezicht de zaligheid erop te lezen
4 De boer kwam uit de avond de klompen uit de laarzen aan een mand met zuivel met glimmend hoofd paars gelakt de oren naar de winter
5 Ze kwamen alle wegen elkander tegen de vierslag waar ze stond de schone hoer in werkkledij met deur en ramen
6 Daar knielden zij en keken op naar het kalf van hun begeren de brave vrouw streek hun kruinen de broeken stonden strak
7 De boer bood haar zijn boter aan de edelman zijn ridderzwaard de pastoor prees de hemel de schooier gaf een speldeprik
8 Ze pelden haar de kleren af en hielpen toen elkander zo stonden allen naakt in zand ze zoogde hen zoals op schoot ze reeds leerden
9 Zo stuwden ze rondom haar voor en achter grepen acht handen naar de waar soms ook naar elkaar
10 Op dit brandend uur het lijf aan lijf gevecht ze had acht borsten nodig de nobelman de pastoor de schooier en de boer allen op hun toer
11 Ze bleven hijgend liggen met zijn allen aan de kant zakten in de slootberm dronken uit de hand de hoer besmeurd bezeerd
12 Toen trokken zij elkanders kleren aan en zijn hun weg gegaan de boer die pastoor werd de schooier edelman de nobele als boer de pastoor leuderman allen eender als naakte man
13 Zo stond daar nog heel blank en mooi de hoer en telde uit haar giften veel minder dan de gaven maar ze had de hemel over
Een vrouw is eieren aan het bakken als haar man thuis komt.
Hij loopt de keuken in en. Begint meteen te roepen.
PAS OP !!! MEER BOTER !!! STOP!! STOP!! DRAAI ZE OM !! BOTER !! ZACHTER !! ZACHTER !! MEER BOTER !! ZIE JE DAT DAN NIET ?? ZE GAAN AANBRANDEN !! PAS TOCH OP !! DRAAI ZE OM !! SCHIET OP !! HAAST JE !! DRAAI ZE NU OM !! STOP !! STOP !! PAS OP !! TE VEEL BOTER !! HET GAAT SPATTEN !! ZET UIT !! ZET UIT !! PAS OP !! JE GAAT JE VERBRANDEN !! ZACHTER!! ZACHTER !! HOLA? HOLA TE VEEL BOTER !! EN TE WEINIG ZOUT !! OHHH TE WEINIG ZOUT!!
De vrouw is compleet overstuur en gilt:
Waarom roep je zo? wat is er aan de hand ? De man draait zich om en zegt heel kalm, terwijl hij de keuken verlaat:
Gewoon om je duidelijk te maken hoe het aanvoelt als je naast mij zit in de auto.
De moppen scheren toppen en ieder grijnst van oor tot oor vrouwen hebben geen oren
De zon is gul een hete dag de drank reist naar binnen Felle mannen ondereen net voor ouder worden
Paus paters nonnen het onttuchthuis alles wordt besproken brevieren doen ze niet De buiken schudden van de lach rook stijgt uit sigaartjes Het meisje vult de glazen glipt heelhuids weg
DRINKEBROERS
De stemmen worden luider Dries Piet Karel Jan en Isidoor zo kennen ze elkaar al altijd speelgenoten goedlachs de een de andere uitgekleed om wat hij deed of wilde
Ze staan nu op een rij wankel voor het porselein geen einde aan de plas gaan even door de knieën Laveren naar huis waar moeder wacht een beetje boos een beetje spot een beetje spijt
Wat baten bloemen perken het tuinpad als niemand loopt en kijkt Geniet van schoonheid rust en stilte
Als ik alleen in de vijver staar waar vissen glijden en denk aan leegheid van mijn hof aan plaats te over
Ik ben blind en reukloos en hoor de vogels niet Wat baten mij rozen als ik niet opkijk slechts het gras zie
Niet delen kan niet reiken kan Mijn ziel op perk ligt mijn geest in bomen hangt mijn hart onder bladen ligt mijn wensen niet vervuld mijn vragen niet gehoord
Als jij mijn pad afloopt naar mij toekomt en ik je glimlach zie zal ik ontluiken en bloem zijn naast een bloem een vogel in de vlucht
Hoe ontgin ik mijn tuin Waar is het kruis in dor zand dat ik droeg Hoe plant ik op zere schouders oogst ik wie hoorde ik waar geen water is mijn groot gelijk
Prediker zonder kansel De grond is dor gebleven Wie hoort mij onkruid schiet op als ik doven spreek geblakerd door zon Wie ziet mij waarom gesproken als blinden kijken de vlag gedragen
Wat is mijn woord Een man predikt als ik mij hoor leeft in zonde Woorden huist bij hoeren lichter dan de wind zit aan tafels warrelend als bladen waar niets opstaat
Gezellig bij elkaar wijl het stoofke brandt en iedereen zich rond de tafel schaart genietend van het maal de wijn de goede gaven het onheil ver van hier de vrede in de harten toastend op elkaar bedankt het lot dat ons dit alles schenkt
Leef als een monnik strijd als een krijger min als een dichter vermenigvuldigt u zie uzelf wel duizendmaal één is genoeg
Een dol geworden hond raast en bijt en wordt neergeschoten de razenij verstild bloedend leeggelopen een kadaver dat blijft waarop het oog rust dat niet vraagt waarom die woede
't Is goed hier zo te liggen te reizen in de geest een warm gevoel van binnen rust om je heen om kalm te leven een afgesloten wereld waar niets je raken kan meester van je voelen tevreden met jezelf
Ik hoor dat ik zie wat jij ziet ik zie dat iij hoort wat ik hoor dat is ons samenzijn dat ik voel wat jij voelt dat is ons innig samenzijn dat jij onderhuids in mij bent dat ik mijn weg vind in jou dat is ons welzijn dat jij hurkt en ik sta dat is ons anders zijn
Als ik een kleine God was en scheppen kon hoe zou je beeld dan zijn welke toets zou ik je geven welke glans hoe zou de fluister van je stem zijn je zingen je dans je lach hoeveel mooier beter liever zou ik je maken je zou nog dezelfde zijn
Het varken krijst zo fel als 't wordt gekeeld en het het leven laat ook wij krijsen schel als het laatste loodje ligt en wij verscheiden gaan maar ze eten ons niet op ze stoken ons tot as ik krijg een plaatsje op de schouw zodat ik de kamer zie wijl men 't varken eet en men mij vereert hoewel we beiden zwijntjes zijn.
Als ik God ben ben ik dan goed is noch leed noch kommer plaats ik hebzucht in het hart of mildheid zijn mijn schepsels vredig dogen zij elkaar is er vrede ben ik rechtspraak krijgt men zijn deel of ween ik om mijn schepping
Banieren strak in wind de hopman rijdt ons voor op schimmelros de scharen volgen een prieter sluit de rij gedragen door een ezel hij zal ons zonden wassen voor ons bidden de ogen sluiten als het voorbij is en men ons wegstopt in een deken onder zoden met een lans in grond gespietst de koele aarde waarin we rusten wat resten blijven nog
En dus moet hij dan zo snel hij kan naar huis naar 't warme bed hij kruipt lanszij en knort tevree dat warme lijf zijn eigen wijf niets mis daarmee zijn voeten warmen aan dit stoofken oh zaligheid dit lapke vlees de vette borstjes een kontje als fluweel een beetje goesting wel een stapke verder gaan hmmmm hij boert een keer en doet zijn oogkens toe zo moe
De Kardinalen.
Mensen hullen zich in gewaden en maken verheven gebaren. Doordrongen van hun eigen belangrijkheid.
WACHTEN
Wachten op liefde
De komst van hem van haar die streelt en kust en lief heeft Eén moment
Mijn dierbare die hoopt en wenst en biddend vreest dit kort moment is al