Ik zal een jaar of 9 geweest zijn toen mijn ouders het een goed idee vonden om mij naar de padvinderij te sturen, gezien mijn leeftijd ging ik bij de kabouters. Het kabouterspel telde 5 speelvelden: De natuur, ontdekken, laten zien wie je bent (expressie) sport en spel, dienstvaardigheid en bereidheid. Echt iets voor mij dus. J Op een zaterdagmiddag mocht ik een keertje voor de proef mee doen. Niets vermoedend van wat mij daar te wachten stond ging ik naar het clubhuis toe. Ik herinnerde me dat de leidsters Ohoe en Oebie genoemd werden,dat ze van het Breugheliaanse type waren, ze een blauw uniform droegen, met fluiten, sleutels en allerhande koordjes met knopen aan hun ceintuur, ze droegen korte sokjes en hadden stevige stappers aan hun voeten. Er kwam een totem bij te pas, een paddenstoel die bij het begin en het eind van de middag te voorschijn werd gehaald en er werd een lied bij gezongen,en er werd gesalueerd. Een van de kabouters was de zogenaamde "totem kabouter".Ik herinner mij dat ik de eerste middag het logboek meekreeg om over mijn bevindingen van die eerste keer iets te schrijven. Er hoorde ook een uniform bij. Mijn moeder nam mij hiervoor mee naar een winkel in het centrum van Amsterdam, waar ze alles voor padvinders verkochten. Het kabouter uniform bestond uit een bruine jurk, met een ceintuur en een groen mutsje, ik kreeg toen ook een kompas, hoewel dat niet bij de standaard uitrusting van het uniform behoorde. Bij de installatie als kabouter kreeg ik een gele das met een dasring, en mijn eerste insigne. Ook kreeg ik toen mijn kabouternaam: Twinkeltje. Op de navolgende zaterdagen werden me toch een paar dingen bijgebracht die me in mijn latere leven nog van dienst zouden komen. Zo kan ik nog steeds een platte knoop, een paalsteek en een mastworp maken. En weet ik waar ik moet opletten bij het opzetten van een tent, en ik zal niet zo snel verdwalen in een onbekend bos. Wij gingen op kamp en zongen bij een kampvuur en griezelden voor de witte wieven. En verder heb ik er leren vissen met een draadje, een kurk en een veiligheidsspeld. Voor ieder nieuw iets dat men je leerde, moest je een proef afleggen en kreeg je een insigne om op het uniform te naaien. Zo heb ik ook het insigne van "handig meisje" behaald! Men heeft mij er ook geleerd om respect te hebben voor planten en dieren en de zwakkeren in de samenleving te helpen. En respect te hebben voor ouderen. Eén keer in de zoveel tijd werd er aan heitje voor een karweitje gedaan. Dan moest je in een week tijd een aantal werkjes doen voor één kwartje (heitje) per werkje. Mijn moeder was natuurlijk mijn eerste klant. Voor de buren uit de straat mocht ik honden uitlaten, of schoenen poetsen of oude kranten naar de groenteman brengen voor recyclage, van de groenteman kreeg ik dan ook nog eens een appel, of een schoongemaakte winterpeen. Het ergste waren de misbruikers, die lieten je een auto wassen voor een kwartje, terwijl ze veel meer betaalden aan jongens of meisjes die dat werkje op zaterdag deden als bijverdienste. Zo ben ik bij een mevrouw eens aan het koperpoetsen gezet, en dat mens bleef maar aandragen en dat alles voor het luttele bedrag van één heitje, (terwijl mijn oma, waar ik soms ook mocht koper en zilver poetsen, mij er fl 2.50 voor betaalde!!) maar ja, dat was buiten de padvinderij om. En zomaar opstaan en weggaan dat kon ook niet want ik was bang mijn heitje niet te krijgen en bovendien, ik was padvindster en ik had immers een belofte afgelegd!!!xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|