Alle informatie over Louis Thevenet (adressen, verblijfplaatsen, gezin, familie, ooggetuigenverslagen, schilderwerken, publicaties, anekdotes, door hem geschreven brieven, documenten, eigenaars van werken, foto's, prentkaarten, ...) is welkom via "E-mail mij", verder in deze kolom.
Over mijzelf
Ik ben Rik Wouters.
Ik ben een man en woon in Halle (Vlaanderen) en mijn beroep is dichter, prozaschrijver en literair criticus, plastisch kunstenaar en toeristische gids.
Ik ben geboren op 02/04/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: alle aspecten van Barcelona en Catalunya, Nederlandstalige literatuur, geschiedenis in het algemeen en van mijn geboortestad Halle in het bijzonder en schilder-, bouw- en beeldhouwkunst.
Mijn adreskaartje vermeldt dat ik "anarchist", "artiest en dichter" en "catalanist en flamingant" ben.
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
over de Halse kunstschilder die al dan niet terecht een Brabants fauvist genoemd wordt
Gebleken is dat Thevenet in Halle waar hij 16 jaren gewoond heeft, zo goed als onbekend is. Het Stadsbestuur, noch het Zuidwestbrabants Museum bezitten ook maar één werk. Tijdens zijn verblijf in Halle heeft het Stadsbestuur zelfs geen tentoonstelling aan zijn werk gewijd. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is. De bijdragen zijn van Rik Wouters, tenzij anders vermeld. Een aanvulling op dit blog is "http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet2" of "Louis Thevenet (1874-1930): onvolledige catalogus".
18-03-2007
*WONEN IN HALLE EN DE ZOEKTOCHT NAAR EEN GOEDE WONING
Op 5 augustus 1916 kwam Thevenet in Halle, in zijn brieven steeds Hal [A] genoemd, wonen. Niets deed vermoeden dat hij er lang zou blijven: tot dan had hij op zijn woonplaatsen die zich met uitzondering van Beersel, Drogenbos en Lindebeek steeds in wat nu het Brussels Gewest genoemd wordt, situeerden, slechts korte tijd gewoond. Dat veranderde. Nooit zou hij ergens zo lang als in Halle wonen. Nooit ook heeft hij zich zo ver van Brussel gewaagd. Hij kende Halle. Zou hij op de lange wandelingen die hij maakte, langs spoorweg of kanaal tot in Halle gewandeld zijn? Feit is dat hij in 1913 "Het cabaret", een café-blokwinkel in de Hoornstraat, schilderde. Het is het enige schilderij dat ik heb kunnen achterhalen dat vóór zijn komst naar Halle, over een deel van de stad handelde.
Waarom heeft Thevenet zich in 1916 in Halle gevestigd? We zijn op René Lyrs biografie aangewezen. Algemeen stelde hij dat Thevenet plots met de vriendschappen met collegas en koper-maecenassen brak. Redenen geeft hij echter niet op. Moeten die gezocht worden bij Emma die wegens haar volksaard en gewone afkomst niet in smaak en gratie van vrienden en goede kennissen stond? Lyr schrijft dat la rude Emma was ni belle ni avenante [1], wat door fotos waarop ze nors en met mannelijke trekken staat, gestaafd wordt. Mag men zich echter op iemands uiterlijk beroepen om iemand te beoordelen of te veroordelen?! Bij het huwelijk verklaarde de priester dat hij nooit zon lelijke vrouw had gezien. Meer zelfs, La rusticité du visage confirmait la vulgarité de la tenue et du language. [1]. Emma was de risée van de vrienden die haar zelfs tijdens het huwelijksfeestje uitlachten. Die vrienden lieten niet na om te vermelden dat ze in een huis van lichte zeden gewerkt had, wat niet noodzakelijk betekende dat ze met haar lichaam geld verdiende. Dat Thevenet om deze redenen met zijn vrienden brak, lijkt me mogelijk: wie laat immers toe dat men zomaar zijn geliefde belachelijk maakt en zelfs beledigt? Lyr schreef dat Thevenets gemoedsrust door de oorlog verstoord werd. Hij leek een andere geworden te zijn. Vriendelijkheid en genegenheid verdwenen voor opstandigheid. Hij ging meer op café. Hij ontvluchtte iedereen en besloot om zijn eigen weg te gaan: hij liet de zekerheid die hij in zijn (klein-)burgerlijke leefwereld vond, achter zich. Ik twijfel aan deze uitleg. Ik denk dat de oorlog niet zon grote indruk gemaakt heeft. Heeft hij wel indruk gemaakt? Nergens heb ik er iets over gevonden. Geen werk maakt er zelfs maar de kleinste allusie op. Geen stijlverandering in zijn werk duidt erop. Laat me toe om zelf een poging om te verklaren te doen. Door de oorlog was leven in en aan de onmiddellijke rand van de grootstad te duur geworden: huur en noodzakelijke levensbenodigdheden als verwarming, kledij en eten werden duurden. Uit bijlage 2 blijkt dat Thevenet het moeilijk had: de opbrengst uit de verkoop van werken vertoonde in 1915 en 1916 een dieptepunt. Was dat te wijten aan het feit dat ook zijn vaste kopers het door de oorlogsomstandigheden moeilijker hadden? Thevenet ruilde in 1915 en het begin van 1916 werken zelfs voor chaussure, 10 sacs charbon, 20 sas charbon en 1 Paire bottines pour Emma [2]. Was het huren van een woning in Halle goedkoper dan in Brussel? Kon men in Halle gemakkelijker en minder duur levensbenodigdheden kopen? In 1917 en vooral in 1918 steeg de opbrengst uit de verkoop om in 1919 weer fel te dalen: had dit te maken met witwaspraktijken van zwart geld tijdens de tweede helft van en voornamelijk op het einde van W.O. I? Heb ik het verkeerd voor? Was het gewoon maar de zoveelste verhuis omdat hij andere lucht nodig had? Was het omdat Emma die van het Westvlaamse platteland afkomstig was, in Brussel niet kon aarden? Oefende Halle sinds zijn bezoek in 1913 en door zijn katholieke geloof een bijzondere aantrekkingskracht op hem uit?
Op 5 augustus 1916 vestigde Thevenet zich op Rue Sollenbempt 52, nu Sollenbeemd, waar François Van Haelen lui trouve une bicoque [9]. Over het jaar dat hij in Halle is komen wonen, bestaat tegen beter weten in geen eensgezindheid. Volgens Johan Vanvolsem vestigde hij zich al omstreeks de eeuwwisseling in Halle [a]. Reviers heeft het over de plotse vlucht naar Halle in 1914. [3]. Een onbekend schrijver laat hem pas na W.O. I naar Halle komen [4]. Over de penibele leefomstandigheden zijn de schrijvers het eens. René Lyr citeert Thevenet: "Et ma maison, au fond. Elle est lugubre. La porte, un couvercle de cerceuil. Les peupliers, des balais de sorcière.". Hij situeert het huis als la dernière, au fond [9] -In werkelijkheid was het het voorlaatste huis rechts.-, net voor een muur met een groene poort: een smal huisje met de deur in het midden en links en rechts ervan vensters en een zolderverdieping met kapelraam boven de deur. Dit komt overeen met Thevenets schilderij "Les maisons de Hal" uit 1920, ook "Sollenbeemd" genoemd. Een erg gelijkende tekening zonder jaartal van Louis Rigaux [B] bevestigt en benoemt: "La maison de Louis Thevenet à Hal". LV liet Thevenet verklaren: Het was een klein huis geprangd tussen de kerk, het stadhuis en de Leyde. Van uit de slaapkamer kon ik een rij prachtige populieren zien waar ik nog ingeklauterd ben, en meermaals heb ik ze s nachts moeten bewonderen, toen ik niet slapen kon omdat té veel ideeën door mijn hoofd slingerden. Ik zette me dan voor mijn ezel en kwam tot rust [5]. Reviers had het over de grauwe armertierigheid van het kleine gekasseide straatje. [3]. Claude Lyr die Louis Thévenet gekend heeft tussen 1925 en 1930, herinnerde zich een sombere straat, een soort steegje langs het kanaal en een ietwat benauwende plek. [6]. Ik herinner me de straat nog waarvan de laatste restanten in de zestiger jaren van vorige eeuw gesloopt werden. Ik werd op weg naar school aangetrokken door dat steegje met bijna altijd vochtige kasseien waarop men het risico liep om een voet of been te breken. Ik had er speelkameraden wonen. Dichteres van Overstraeten had het over franse dakkamers, kasseien, bocht / naar rechts. zwarte pek als bescherming tegen vocht in het overstromingsgebied. deze straat / zuigt me onweerstaanbaar naar binnen [b]. Thevenets woning bevond zich waar nu Leide(straat), Monseigneur Senciestraat en Slingerweg samenkomen. Reviers die het nooit heeft zien staan, schreef dat De schilder leefde en werkte ( ) in een huisje van nauwelijks 4 kamers. [3]. René Lyr gaf een gedetailleerde beschrijving van het interieur -Ik parafraseer voornamelijk.-: een kleine, ommuurde tuin met bloemen, een kapelletje met een beeld van een madonna, 2 potten in blauwe faïence, een eetkamer, een keuken, een krakende trap in het midden van de gang, een sombere overloop, een kamertje comme dans une cellule de cloître met vochtige muren, een harmonium in de hoek, kaders, een boek, un coquemar de cuivre rouge [1], een bebloemd bord, een tinnen pot op een tafel met poten als gestileerde S-en, de schildersezel tussen 2 lage ramen, een stapelkot met schilderijen, een kleine keuken met een Leuvense stoof, een hangende klok, Ik kan me de huisjes uit mijn jeugd zonder moeite herinneren. Buiten: smalle, lage huisjes die schots en scheef tegen elkaar aanleunden, een witgekalkte gevel met een strook pek van een halve meter net boven de straat en kleine vierkanten raampjes. Binnen: keuken, eetkamer, trap naar boven en deur naar de tuin. Boven ben ik nooit geweest. Tuin: ommuurd en met een houten hokje dat als WC dienst deed. Wat me het meest bijgebleven is, is de muffe geur. Dit wordt bevestigd door Jeanneke die zich herinnerde dat La maison était froide et humide [7] en een foto van de keuken [A; 8012] waarop het grondvocht dat in de muren opsteeg, opvalt.
Uit een brief van 30 juli 1924 aan René Lyr blijkt dat Thevenet op zoek was naar een andere woning car passer encore un hiver ici est déprimant. [1]. Duidelijk is dat hij uit het Sollenbeemd weg wou. In een brief van 30 augustus 1924 aan dezelfde Lyr blijkt dat Sevenants een woning zou gevonden hebben. Over dit laatste ben ik echter niets meer te weten gekomen. Op 12 augustus 1925 kocht hij een bouwgrond van 56 meter bij 6 meter voor 5.400 frank op de Hendrik Consciencestraat 41. Vanvolsem had het over nummer 49 [a]. Het idee om eindelijk een eigen huis te hebben stemde Thevenet gelukkig. Hij zinspeelde erop in brieven aan René Lyr. Op 24 juli 1925 schreef hij dat hij hem te eten zou vragen quand on habitera un jour une petite maison à notre gout [A; 24127]. Op 25 oktober 1925 had hij het over la petite maison que lon voudrais avoir enfin [A; 24130]. Thevenet betrok het huis in 1927. LV beweerde dat hij er pas in 1928 ging wonen [5]. Op 15 maart 1926 liet Thevenet aan Van Haelen weten dat -Nederlandse vertaling van Franse brief.- We gaan beginnen bouwen, een huis van 30.000 frank, maar je weet, ik ben daar niet rijk genoeg voor, ik heb 16.000 frank spaargeld. Maar ik heb goed gewerkt, ik heb mooie werkjes en ik hoop er nog te maken. Kan ik op je rekenen, je hebt me dat toch altijd beloofd, ik wil ook wel een eigen huisje. [8]. Zijn smeekbede was niet vergeefs: Van Haelen leende hem 15.000 frank.
Thevenet heeft er alles aan gedaan om de lening zo snel mogelijk terug te betalen. Op 17 december 1927 schreef hij aan Van Haelen dat Ik ( ) nog een klein bedrag voor je heb, want ik wil er komaf mee maken, dat speelt voortdurend door mijn geest. Op 20 augustus 1928 vernam Van Haelen dat Tu mas promis de macheter quelque toiles, de cette façon on pourrait terminer cette affaire concernant notre maison [8]. In juni 1930, 2 maanden vóór zijn dood, gingen Thevenet en Emma te voet naar Kalevoet te Ukkel om Van Haelen de laatste schijf van de lening terug te betalen. Ze hadden geen goede herinneringen aan die dag. Van Haelen ontving hen in de keuken en liet zijn privégalerie niet zien: Lune et lautre en voulaient un peu au collectioneur de ne pas les avoir introduits dans sa nouvelle galerie - où Louis eût pu revoir, et montrer à sa compagne, le choix le plus vanté de ses oeuvres. [1]. Een deel van de inrichting van het huis werd met schilderijen betaald: Une armoire de cuisine op 18 juli 1925, des potteries (tasse) vóór 4 februari 1926, un meuble en chéne et quelques meubles op 4 oktober 1927 en een meuble [2] op 25 juni 1928.
René Lyr heeft het interieur beschreven -Ik parafraseer grotendeels.-: een hall die rechtstreeks naar koer en tuin leidde; langs de straatkant de eetkamer avec le "beau mobilier", waarvan de rolluiken naar beneden bleven; achteraan de keuken met de Leuvense stoof en les anciens meubles die avaient perdu leur âme [9]; op de verdieping een kamer voor Thevenet en op zolder doeken en schilderijen. Vreemd is dat Claude Lyr die Louis Thévenet gekend heeft tussen 1925 en 1930 [6], het slechts over de woning in het Sollenbeemd heeft gehad. Het huis had nog niet geleefd. De nieuwe muren en de afwezigheid van patina hebben Thevenet oorspronkelijk in de war gebracht. René Lyr stelde dat Thevenet fut longtemps dépaysé en dat Le papier des tapisseries, acheté par Emma, ( ) hurlait de ses larges fleurs, aux tons vulgaires. [19]. Opnieuw richtte hij zijn pijlen op Emma.
Het huis werd op 3 augustus 1937 door Emma voor 60.000 frank verkocht.
[a] VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988. [b] VAN OVERSTRAETEN, Nicole. Sapkracht. Upsilon, Halle en Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999.
[1] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945. [2] WALSCHOT, L. De "reekening van Emma" [met een transscriptie van de "reekening" en een alfabetische en chronologische lijst van gekende werken]. In: Hallensia, jg. 12, nr. 4, okotober-december 1990, p. 13-74. [3] REVIERS, Kurt. Louis Thévenet. Het onbehagen van een naïeve volksschilder. In: Brabant, juni 1985, p. 34-41. [4] NN. Nadere kennisneming met de onbekende Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 18, 1960, p. 1 en 5. [5] L.V. Op bezoek bij Louis Thevenet. Kunstschilder. In: Gazet van Halle, jg. 76, nr. 7, 1974, p. 10. [6] LYR, Claude. Het mysterie Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 45-53. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. 45-53. [7] NN. Louis Thévenet aimait Drogenbos. Fille adoptive du peintre disparu en 1930, Jeanne Mommaert (80) se souvient de son enfance passée entre Drogenbos, Calevoet en Hal In: La Lanterne, 8 januari 1993, p. 2. [8] DE BECKER, Urbaan. François Van Haelen (1872-1939). Brouwer en mecenas. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-57. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet te Brussel van 9 september tot 6 november 1994]. [9] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring "Maurits Van Coppenolle" te Brugge], april 1998. [10] THIJS, Valentijn. Interieur met het kooitje. Louis Thévenet 1874|1930. In: DDAA. Art @ Belgium. Dexia Bank, Brussel, p. 76-77. 2000 [n.a.v. de tentoonstelling "Art @ Belgium" van Dexia in Passage 44 te Brussel van 21 september 2000 tot 14 januari 2001].
[A] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel. [B] Ukkel - Cultuurdienst. Wolvendaellaan 6 te 1180 Ukkel.
17-03-2007
*HALLE AAN DE ZENNE VAN 1916 TOT 1930 [a]
Andreas Wanders die Halle 30 jaar geleden verlaten heeft, heeft naar aanleiding van een wandeling van Sint-Rochus naar het centrum gedicht: vóór mij: weinig van wat ooit was. / zenne verdreven door leide, geen gids. Verwondert het dat hij zijn geboortestad met enige zin voor overdrijving niet herkende? Wie geschiedkundige teksten leest, oude fotos bekijkt, met ouderen praat of gewoon maar als Hallenaar op leeftijd in zíjn verleden graaft, moet beamen. Dat het stadsbeeld in vergelijking met Thevenets tijd nog meer veranderd is, hoeft geen betoog. Dit lang geleden begonnen proces heeft Wanders prachtig verwoord: al vóór de franse revolutie hebben fransen / muren en bospoort geslecht. halle / kreeg zicht op de wereld. gracht / is park geworden. halle deinde en groeide uit. [b].De bevolking is sinds de industriële revolutie sterk gegroeid: 4.612 in 1816, 12.615 in 1900, 15.360 in 1920 en 17.595 in 1939. Ik ben ervan overtuigd dat Thevenet het Halle van het interbellum zou herkennen. Het centrum met haar (kleine) Grote Markt [b], zoals ik gedicht heb, wordt nog steeds begrensd door de veronderstelde verdwenen middeleeuwse stadsmuren. Ze lagen waar nu Leide, Parklaan, Arkensvest, Theunckensstraat, Oudstrijdersplein, Slachthuisstraat, Sint-Katharinavest, Vesting- en Mgr. Senciestraat zijn. Zelfs het middeleeuwse stratenplan is grotendeels behouden.
Toch zou Thevenet vergeefs op zoek gaan naar de Zenne die, zoals Etienne Devisch dichtte, een verborgen riool geworden is. Terecht merkte Wanders op dat halle aan de zenne nog slechts in een brochure vol gedichten bestaat: er zijn geen overstromingen en voeten / meer in stinkend water. geen zenne. / cleanheid aan de slag. overwelfd. / riool geworden. geen gedenkplaat. / vergeten. ontkennen van bestaan. [b].
Kan een stad zonder rivier wel stad zijn? Toch is de Zenne er nog: overwelfd, zoals Wanders zei. Pieter Delen heeft verwoord dat Honderden zonder het te weten wandelen boven de dichtgegooide Zenne [b]. De loop is via de Leide, in het begin van de vijftiende eeuw gegraven om overstromingen tegen te gaan, rondgeleid. Toch is de oude loop nog zonder probleem en zelfs bijna helemaal te voet te volgen: via de Arkenvest waar de Zenne vanuit Hainaut Halle binnenstroomde, door de Molenborre, dwars over de Basiliekstraat, door de Vuurkruisenstraat en het Possozplein, tussen C.C. t Vondel en het vroegere O.-L.-V.-College, achter de brandweerkazerne en dwars over de Leide(straat) naar links van de Slingerweg waar ze in de Leide uitmondde en vanwaar ze haar weg naar Brussel vervolgde. Dit bijna rechte lint werd door sporen van verdwenen, kleinere littekens benadrukt: de arken of een soort dam aan de Arkenvest die diende om overstromingen te vermijden en onder het straatoppervlak nog aanwezig is, de vroegere hertogelijke molens aan de Molenborre, de stenen brug als reliek van de eerste omwalling aan de Basiliekstraat, en 2 bruggen aan het Possozplein, respectievelijk ter hoogte van het Handbooghof en het Vondel. Oude Hallenaars van het deel van de Basiliekstraat tussen Zenne en Leide, vroeger Bosstraat en Statiestraat, zeggen nog al dan niet weemoedig dat ze "op taalant", het eiland, geboren zijn. Sinds Thevenets dood hebben nog andere grote veranderingen plaatsgevonden. Het slachthuis, niet ver van het huidige stadhuis, de brandweerkazerne tussen vroegere post en oud-Jezuïetencollege waar het hospitaal was, het poorthuis aan de brug naar het Vondel, de kunstmatige waterval op de Leide aan de Dijkstraat die ervoor zorgde dat de molens van de Molenborre voldoende water hadden en tot op de Grote Markt te horen was, de waggelbrug, een opgehangen voetgangersbrug over het kanaal aan dezelfde Dijkstraat, en de Pacha-gebouwen aan de Steenweg naar Brussel die bij regenweer de geur van gebrande cichoreiwortels verspreidden, zijn verdwenen. Op de plaats van het huidige Mariahof in de Dekenstraat stond een brouwerij, zoals er zovele, net als mouterijen, aan de rand van het centrum lagen. Het station in Vlaamse neo-renaissance met een aparte ontvangstruimte voor bedevaarders en het kanaal, waarvan een deel Pont-Canal genoemd werd, 10 meter boven de Zenne op een aquaduct van 27 meter lang, 3 meter breed met links en rechts een jaagpad van 2 meter op 3 bogen, zijn vervangen. Het huis van componist Servais in Italiaanse neo-renaissance, ontworpen door J.P. Cluysenaer, en het park errond werden na W.O. I verkocht en verkaveld. De 2 enorme gasketels aan de vroegere Gasmeterstraat in de buurt van de Vanbeverenstraat bepalen niet langer mee de skyline van de stad. De Nieuwmarkt, na W.O. I eerst Natiënplein en later het grotere Possozplein, nam slechts de ruimte achter het renaissancestadhuis waar nu bijna geen personeel meer werkt, in. Straatnamen zijn veranderd. Een deel van Klinkaert en Brusselstraat werden Brusselsesteenweg, Leeuwenplein Oudstrijdersplein dat volgens Delen als Rechtlijnig( ) deel van de stad ( ) zonder weten / de Renaissance achterna holt [b], Kasteelstraat Kardinaal Cardijnstraat, Korte Steenweg of Stadhuisstraat, Lange Steenweg, Bosstraat en Statiestraat Basiliekstraat en Poststraat Zuster Bernardastraat. Er zijn nieuwe straten bijgekomen: Molenborre of de verlenging van een oude straat waar oude huizen volgens Nicole Van Overstraeten kijken koud en slaperig / naar niets. als reuzen van sneeuw leunen / zij zacht tegen elkaar, tijdeloos en teder, / zij knuffelen en zoenen zich scheef [c], Slingerweg en Sint-Martinusweg. Straatjes zijn afgesloten of verdwenen. Het waren brandgaten die dienden om bij brand snel aan bluswater te geraken. Eén ervan liep van de Beestenmarkt waar de toegang nog vaag te zien is, parallel met de Maandagstraat naar de Basiliekstraat en aan de overkant daarvan als nog bestaande Stoofstraat verder tot de Zenne-oever.
Er waren ook kleine veranderingen, details die wegens subjectieve redenen een plaats maken tot wat ze is. Er zijn nog slechts weinige originele gelijkvloersen met sierlijke gevelonderdelen: winkelpuien hebben plaats moeten ruimen voor moderne gedrochten. Zelfs volledige gebouwen zijn verdwenen en hebben de ergste littekens nagelaten, zoals een aluminium gevel op de Grote Markt. Op de Beestenmarkt was een smeedijzeren molen / stilstaand. Of is het een urinoir waar Kilroy te gast was? Het standbeeld van de Vaantjesboer, genoemd naar de toenaam van de Hallenaar, was er nog niet. In het midden van de Grote Markt waar ooit autos parkeerden, stond op een piëdestal / waar hij probeert om kunstenaar te zijn, afgeschermd / door een hek een beeld van Servais. Omdat hij miskend wordt? Omdat hij tweetalig is? [b] Er staan 2 teksten in het Frans en één in het Nederlands die later toegevoegd werd. Frans was in het interbellum de taal van de burgerij en van Thevenet die het Nederlands, of moet ik Vlaams schrijven, niet beheerste. Ook vóór het vroegere Jezuïetencollege en de toegangen tot de stadsparken stonden hekken. Halle was een stad van industrieën en kleine zelfstandigen. Het was rijk aan herbergen waarvan de herbergiers niet zelden een bijberoep hadden om in hun onderhoud te voorzien. Iik denk aan smid, drukker, bakker, souvenirverkoper, steenkoolhandelaar, Vooral winkels met religieuze souvenirs als bedevaartvaantjes, medailles, Mariabeelden, kaarsen, prentkaarten, "koleikes" of halssnoeren met broodjes en snuisterijen met Maria-afbeeldingen vielen op. Men trof ze vooral aan op de Grote Markt en rond de basiliek. Ook in de Basiliekstraat waren er. Verwonderlijk was dit niet: bedevaarders hadden de trein als vervoermiddel leren kennen. Tijdens de bedevaartmaanden werden ze in processie van het station naar de kerk begeleid.
Tijdens Thevenets verblijf zijn enkele zaken gebeurd die zeker zijn aandacht moeten getrokken hebben. Op 15 oktober 1915, minder dan een jaar vóór zijn aankomst, reed de eerste tram van Brussel naar Halle waar hij ter hoogte van de Pacha zijn terminus had. De katholieken met burgemeesters Charles Nerinckx die zijn Franse voornaam vervlaamste, tot 1921 en Auguste De Maeght vanaf 1921 waren aan de macht. Jaarlijks gingen processies, geregeld door Thevenet uitgebeeld, uit. Ik denk aan "Palmzondag" uit 1922, "In afwachting van de processie" uit 1924 en "Wegom te Halle" uit 1926. In 1917 werd de viering van de zeshonderdste verjaardag van de aankomst van het Mariabeeld gevierd. Ten onrechte: het beeld werd immers in 1267 aan de stad geschonken. Het is voorzeker een drukfout, hoewel 600 verschillende malen voorkomt! Op 30 december 1916 liep het centrum door overstroming van de Zenne onder water: aan de stenen brug over de Zenne (de Pont Canal) liep het kanaal zelfs over. Het water stortte zich in een dubbele waterval in de onderliggende Zenne. [d]. Eeuwenlang bouwde men huizen hoger dan de straat zodat men Trage trappen ( ) op moest om te ontsnappen / aan het ooit tergende ( ) water. [b].
W.O. I liet zich meer dan eens gelden. De Duitse overheid besliste in september 1916 dat in het Vlaamse land het Nederlands de enige voetaal in het onderwijs was. ( ) In de Halse scholen werd dat slechts onvrijwillig doorgevoerd. [e].Toch kon nog een Franse klas gevormd worden indien er 20 leerlingen voor in aanmerking kwamen. Vanaf het midden van 1917 kwamen vluchtelingen in de stad aan. Het aktivisme stak onder leiding van Jan Boon, later hoofdredacteur van "De Standaard", de kop op. In 1918 werd "De Hallenaar", een Vlaams-nationalistisch, anti-militaristisch en anti-Duits blad, opgericht. In de nacht van 19 op 20 juli 1918 bombardeerde een Engels vliegtuig een huis op de Statiestraat in plaats van het station: 5 kinderen van één gezin kwamen om. In 1918 eiste de Spaanse griep vele slachtoffers. Er vielen onder meer 4 doden op 21 september, 8 op 26 oktober, 21 op 2 november, 29 op 16 november en 17 op 30 november. Iemand herinnert zich twee begrafenissen op hetzelfde uur in de St.-Martinuskerk: de ene ( ) aan het groot altaar, de andere in de O.-L.-V.-kapel. [d]. Achtergebleven munitie zorgde voor doden en verminkten. Op 7 mei 1918 werd Leopold Everaert, een van dé historici van de stad, begraven. In 1922 werd de "Cercle Historique et Archéologique de Hal" of "Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle", in deze volgorde, opgericht. Eén van de oprichters was Medard Van den Weghe; in 1938 stemde hij als schepen van onderwijs niet met zijn meerderheid mee om de straatnaamborden weer tweetalig te maken en ging ze overschilderen. In 1924 verscheen het eerste nummer van de vereniging met de opname van een "Liste de Membres - Lijst der leden.". De ondertitels waren in de 2 talen; de leden en hun beroep enkel in het Frans. Op 12 oktober 1924 werd een gedenkplaat voor een in W.O. I gesneuvelde oud-leraar en gesneuvelde oud-leerlingen van het O.-L.-V.-van-Halle-Gesticht ingehuldigd. Op het einde van 1925 overstroomde de Zenne opnieuw. Het water kwam tot halverwege de Maandagstraat. In 1928 werd op het Leeuwenplein naar aanleiding van wijkfeesten een luchtballon opgelaten. Op cultureel vlak belangrijke personen hadden een Vlaamse reflex. In 1917 werd Remi Ghesquiere, taalparticularist en -purist, die op de vlucht in Halle strandde, kapelaan en organist in de Sint-Martinuskerk. In 1918 begon de Muziekacademie op initiatief van haar directeur Charles de Coster met Vlaamsche uitdrukking en declamatie. [f]. In 1919 publiceerde priester Emiel Gouffaux naar aanleiding van het einde van W.O. I de Latijnse dichtbundel "Invasio". Van 1919 tot 1922 was letterkundige en latere conservator van het kasteel van Gaasbeek Maurice Roelants leraar aan vermelde Academie. Vanaf 1924 werden toneelstukken van Maurice "Dries" Merckx in het Hals en Nederlands gespeeld. Boon, ook directeur-generaal van NIR en BRT, was van 1924 tot 1929 secretaris van het "Vlaamsch Volkstoneel". Deken Andreas Michiels gaf het Nederlandstalige parochieblad uit. Thevenet lijkt met slechts 2 van hen contact gehad te hebben. Een priester, Le curé, mon ami, die door Thevenet niet bij naam genoemd werd en die hij vaak op straat tegenkwam, was "un artiste" [1].Ging het om deken Michiels? De Coster werd door hem vereeuwigd op "Charles Decoster op het harmonium" uit 1918 terwijl hij musiceerde.
In 1919 werden het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en in 1920 de 8-urige werkdag en 48-urige werkweek ingevoerd. Lonen werden automatisch aan de index van kleinhandelsprijzen gekoppeld. Er kwam een nieuw stelsel van werklozensteun. De maatschappij veranderde grondig. De toekomst werd hoopvoller door Limburgse steenkool en Kongolese grondstoffen. In 1922 begonnen Radio Belgique en in 1927 de Vlaamse Radiovereniging met hun uitzendingen. Het aantal autos nam door de technologische vooruitgang toe zodat in 1924 het eerste verkeersreglement kwam. Opkomst en groei van de cinema hadden lossere zeden tot gevolg en een reactie van voornamelijk de kerk tegen de groeiende immoraliteit. Vanaf 1928 vertraagde de economische groei met de beurscrash van 1929 als trieste hoogtepunt.
[a] Voor "Halle aan de Zenne van 1916 tot 1930" heb ik me laten leiden door in de tekst vermelde voetnoten en onderstaande publicaties: -BORREMANS, René. De handel in devotionalia in Halle. In: Jaarboekje 2005 ZWBrabants Museum. Zuidwestbrabants Museum, Halle, p. 5-20. 2005; -DDAA. Mijlpalen van de 20e eeuw in België. Readerss Digest, Brussel. 1987; -DESMET, Zeger. VII poorten en 7 pleinen. Wat de Hallenaar moet en wat de bezoeker weten over Halle / Deel I: poorten. In: Hallensia, jg. 25, voorjaar 2003; -DESMET, Zeger. VII poorten en 7 pleinen. Wat de Hallenaar moet en wat de bezoeker weten over Halle / Deel II: pleinen. In: Hallensia, jg., 26, nr. 1, januari-maart 2004; -LAMIRAL, Hermione. Cataloog van de fotowandeling. "Het familieleven op de Steenwegen". In: Hallensia, jg. 26, nr. 2, april-juni 2004, p. 5-25; -NN. (H)allerleitje.In: Hallensia, jg. 15., nr. 3, juli-september 1993; -NN. [Geen titel]. In: De Hallenaar, jg. 1, nr. 28, 18 augustus 1918, p. 18; -PETRE, E. Halle 1900. Anekdotes uit het schooleven, verteld door het oudste lid van onze kring: kannunik E. Petre. In: Hallensia, jg. 2, nr. 1, januari-maart 1980, p. 11-15; -VANDENBROUCKE, Luk. Halle van onze belleman. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, Nederland. 2000; -VANDENBROUCKE, Luk. Halle zoals het vroeger was. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, Nederland. 1995; -VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988; -VANVOLSEM, Johan; VANDENPLAS, Dirk; VERLEYEN, Rudolf en VANDENBROUCKE, Luk. Verklarend register van 1220 plaatsnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 13, nrs. 1-4, januari-december 1991; -WALSCHOT, Pol. De laatste pot. In: Hallensia, jg. 9, nr. 3, juli-september 1987, p. 77-79. Ook de prentkaartenverzameling over Halle van Guy Mossiat heeft haar nut meer dan gehad. [b] CLAUS, Hans; DELEN, Pieter; DEVISCH, Etienne; VAN OVERSTRAETEN, Nicole; WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller: Rik Wouters]. Steenwegen. Cultureel Centrum t Vondel (in samenwerking met de literaire vereniging xarnego), Halle. 2004. [c] VAN OVERSTRAETEN, Nicole. Sapkracht. Upsilon, Halle en Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [d] WALSCHOT, L. en LECLERCQ J. Les Allemagnes sont la. Een kroniek van de eerste wereldoorlog in Halle. In: Hallensia, jg. 13, nrs. 1-4, januari-december 1991. [e] WOUTERS, Mark. Onderzoek naar de taaltoestanden en het moedertaalonderricht in de middelbare scholen tot 1940: de Rijksmiddelbare Jongensschool en het Koninklijk Atheneum in Halle (1852-1963). In: Hallensia, jg. 2, nr. 2, april-juni 1980, p. 1-9. [f] NN. [Geen titel]. In: De Hallenaar, jg. 1, nr. 28, 18 augustus 1918, p. 1.
[1] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.
15-03-2007
*VAN BRUGGE OVER BRUSSEL NAAR HALLE
1874. Op 12 februari werd Louis François Joseph Marie Thevenet te Brugge als zoon van Alphonse, Fransman, en Anne Van Vyve, marchande de dentelles [1], beiden in 1835 te Brugge geboren, geboren. De geboorte-akte was in het Nederlands. Het gezin woonde op Noordzandstraat 45. Het had nog 3 kinderen, eveneens te Brugge geboren: Pierre in 1870, Marie in 1871 en Cécile in 1872. 1876. Omdat Thevenets vader organist van de Sint-Jacobskerk-op-de-Koudenberg werd, verhuisde het gezin naar Brussel. Het woonde op de Grote Zavel boven eerst drogisterij Le Lion en later Au Grand Sablon, café van Abeloos, waar ook Pierre Scoupreman, speelvriend en latere kunstschilder, en zijn ouders woonden. Met hem ging Thevenet à lécole des chiques - tenue par les frères de la Doctrine Chrétienne, rue de la Porte Rouge. [2]. Na vaders dood woonde het gezin op een mansarde in de Hôtel des Monnaiestraat. 1892. Hij was loopjongen, leerling-bakker en hulpbanketbakker in Pâtisserie Couplet op de Louisalaan. 1892 tot 1895. Hij werd hulpkok op de Engelse pakketboot HMS Victoria waarop hij 3 of 4 wereldreizen maakte. Il prit la mer à Anvers, sous la caution, a-t-on dit, dEdmond Picard et de Théo Van Rysselberghe [2]. Er is slechts geweten dat hij in Haïti geweest is. Volgens Goyens de Heusch was hij pas in 1896 terug [3]. 1895. Hij was loopjongen of klerk bij muziekuitgeverij Oërtel in het Maison Beethoven op de Koningsstraat waar ook zijn broer werkte. Hij leerde er Auguste Oleffe met wie de contacten nog niet intens waren, componist Paul Gilson, toekomstig directeur van het conservatorium van Nankin en schrijver van het volkslied van de Volksrepubliek China Jean Hauston en letterkundige Jules Elslander kennen. Uit een fictief interview met LV dat barst van de details die iemand bijna tot leven brengen, blijkt dat hij Tijdens mijn vrije uurtjes wat tekende ( ) op de muren van de kelder, eerst met gewone houtskool, later met gekregen verf [4], vooral marines. Hij ging naar samenkomsten van gelijkgestemden in Le Giraffe, niet ver van de Grote Markt. 1896. Op nieuwjaardag besliste hij om schilder te worden. 1896. Hij zegde zijn werk op en vertrok het Café des Artistes in Anseremme waar lhôtelier montrait deux Thévenets naïefs, à côté de toiles et de dessins de Félicien Rops [2]. Terug te Brussel groeiden de contacten met Oleffe. Hij woonde op een zolder op de Handelsstraat. 1897 tot 1903. Hij vertrok met Oleffe naar Nieuwpoort waar hij in de Diksmuidestraat, Kerkstraat en Oostendestraat verbleef of woonde. Oleffe, geboren te Sint-Joost-ten-Node en gestorven te Oudergem, door sh ten onrechte de Nieuwpoortse kunstschilder [5] genoemd, werd zijn leermeester. Thevenet ontwikkelde al snel een eigen stijl zodat hij vormelijk, noch inhoudelijk een epigoon mocht genoemd worden. Reviers beweerde dat hij reeds in 1896 terug naar Brussel zou vertrekken [6]. Een onbekend schrijver beweerde dat hij twaalf jaar lang zou leven te Nieuwpoort. [7]. 1903. In Brussel werd Le Labeur door ondermeer Charles Dehoy, Oleffe, Willem Paerels, Fer(di)nand Schirren en Thevenet opgericht. Thevenet woonde in een pied-à-terre op de Vijverstraat te Elsene. 1903 tot 1907. Hij nam deel aan groepstentoonstellingen van Le Labeur. 1904. Hij nam deel aan een groepstentoonstelling van La Libre Esthétique. Goyens de Heusch vermeldde dat het het salon van 1906 (en niet 1904, zoals René Lyr veronderstelde) [3] was. In 1904 werden onder meer 16 werken van Manet, 20 van Monet, 7 van Pisarro, 9 van Sisley, 5 van Degas, 11 van Gauguin en 5 van Van Gogh waaronder De Zonnebloemen, tentoongesteld. Vanaf 1905 woonde hij te Etterbeek op de Louis Hapstraat, de Wiertzstraat en de Snoekstraat, te Sint-Lambrechts-Woluwe, te Linkebeek op de Brouwerijstraat, te Ukkel op verschillende nummers op de Sint-Jobsesteenweg, te Beersel op de Alsembergsesteenweg en te Drogenbos op de Grote Baan in een huis van de ouders van Félix De Boeck. In 1905 leerde hij letterkundige, kunstcriticus en musicoloog René Lyr die later zijn biograaf zou worden, kennen.
Tot 1906 kreeg hij dank zij Oleffe van zijn zus Cécile die als actrice in de Opéra Comique te Paris werkte, 40 frank per maand om in zijn onderhoud te voorzien. Ze stopte pas met de betaling toen hij van de verkoop van zijn kunst kon leven. 1906. Hij kwam via Dehoy in contact met brouwer, kunstverzamelaar en -maecenas François Van Haelen. 1906. Hij nam deel aan de groepstentoonstelling van Les Indépendents te Paris. 1908. Op 8 april huwde hij te Beersel met Marie Emma Tevels, geboren te Vinkt op 16 mei 1872, gemoedelijk Emma genoemd, die était serveuse dans un caberdouche - notre petit peuple désigne ainsi son bistrot [2]. Hij had haar in een café aan het Jourdanplein leren kennen. Wanneer dat juist was, is nergens precies te achterhalen. [8]. Ze adopteerden Jeanneke Mommaerts, op 17 april 1912 te Beersel geboren, toen ze nauwelijks enkele dagen oud was. Haar moeder werkte bij Van Haelen en was omgekomen in een brand, ontstaan door een in brand gevlogen frietketel. Jeanneke werd steeds Jeanneke Thevenet genoemd tot bij Thevenets overlijden bleek dat ze nooit officieel geadopteerd was. Van 1908 tot 1930 hield Emma de zogenaamde reekening van Emma [9] bij, een schriftje waarin ze de verkoop van werken neerpende. 1909. Thevenet nam deel aan de groepstentoonstelling van het Salon dAutomne te Paris waar hij een werk verkocht. 1910. Koningin Elisabeth kocht een interieur voor 700 goudfranken. 1912. In Galerie Giroux, door het echtpaar Giroux op aanraden van Elslander geopend, in de Koningsstraat te Brussel exposeerde Thevenet samen met Dehoy, Paerels, Schirren die in 1906 kleurrijke aquarellen geschilderd had die als eerste fauvistische werken in wat België genoemd wordt, beschouwd worden, Edgard Tytgat en Rik Wouters, het beste wat de Brabantse fauvisten te bieden hadden. Er was ook werk van de Franse nabis en post-impressionisten Pierre Bonnard en Edouard Vuillard, leden van de Parijse kring rond Misia Godebska [a] die via haar grootvader Servais, negentiende-eeuwse componist en cellovirtuoos die heel Europa rondgereisd heeft, Halse banden had. Zou Thevenet Godebska tijdens zijn Parijse reizen ontmoet hebben? In haar memoires [b] vermeldde ze hem niet. 1913. Zijn eerste individuele tentoonstelling met maar liefst 102 schilderijen vond plaats in Galerie Giroux. 4 doeken werden voor meer dan 500 frank verkocht. 1913. Thevenet had een bestendige toegangskaart voor de Wereldtentoonstelling te Gent. 1914. Hij stelde individueel tentoon in de Cercle Artistique de Bruxelles. Hij verkocht volgens René Lyr 17 werken, sommige voor 700 frank. Volgens de reekening van Emma [9] zouden het er 9 geweest zijn.
1916. Hij verhuisde naar het Sollenbeemd 52 te Halle. Meer dan waarschijnlijk kwam hij uit Drogenbos. Hij stelde individueel tentoon in Galerie Giroux. 1923. Hij stelde individueel tentoon in de Cercle Artistique de Bruxelles. 1924. De verzameling van Van Haelen wordt voor één enkele keer tentoongesteld in het Wolvendaelpark te Ukkel. 1925. In februari stelde hij individueel tentoon in Galerie Louis Manteau van de echtgenoot van Angèle Manteau, uitgever van een deel van het oeuvre van Louis Paul Boon, te Brussel. Hij verkocht 7 werken aan prijzen tussen 1.000 en 4.000 frank. Paul Lambotte, directeur-generaal van het Museum voor Schone Kunsten van Brussel, koos voor het museum een werk dat echter door de commissie van de Koninklijke Musea geweigerd werd. Het zou duren tot 1947 vooraleer een eerste Thevenet, Interieur met kachel uit 1910, een schenking, verworven werd. Op 12 augustus 1925 kocht Thevenet een bouwgrond in de Hendrik Consciencestraat 41. 1930. Op 2 augustus schreef hij aan René Lyr que jai attrapé un froid, mais ça va déjà mieux maintenant. [2]. Het werd echter erger. Op 9 augustus kreeg hij een lichte beroerte en even later een hersenbloeding. [10]. Er wordt ook beweerd dat hij na een zuippartij van 2 dagen een beroerte die enkele dagen later gevolgd werd door een hersenbloeding, kreeg. Op 12 augustus bezochten Van Haelen en Albert, Oleffe en Scoupreman hem aan zijn sterfbed. Op 16 augustus om 11 uur stierf hij. Reviers situeerde de beroerte op een zomermorgen in 1930 en liet hem een dag later [6] sterven. Volgens Claude Lyr stierf hij in april. Op 19 augustus om 10 uur vond in de Sint-Martinuskerk te Halle de begrafenismis plaats, gevolgd door de begrafenis op het stedelijk kerkhof. De doodsbrief was in het Frans. Oleffe sprak de lijkrede uit, wenend als een kind. Albert, George Creten, Scoupreman en Van Haelen waren aanwezig. Volgens Valentijn Thijs was er een massale belangstelling [11]. In werkelijkheid woonden slechts weinige Hallenaars de begrafenis bij. Het dankkaartje vermeldde: Madame Louis THÉVENET, née Tevels / et sa fille adoptive Jeanne MOMMAERTS ; / Les familles THÉVENET en TEVELS. // __ // Très touches des marques de sympathie que / vous leur avez témoignées à loccasion du / deuil qui les a frappés, vous expriment leurs / plus vifs remerciements. [A]. Op 24 augustus 1930 lazen Hallenaars in het Parochieblad dat In de Heer ontslapen was Lodewijk Thevenet, 56 j., Hendrik-Consciencestr. [c]. Op zijn graf dat niet meer bestaat, werd in een ovalen kadertje dezelfde foto aangebracht als die op zijn permanente toegangskaart voor de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913.
René Lyr heeft de inventaris van zijn achtergebleven werk waaronder 36 schilderijen, opgemaakt. Het oudste werk was van 1907.
[a] Misia Godebska was de dochter van Sophie, Servais dochter, en de Fransman Cyprien Godebski. Ze was gehuwd met Thadée Natanson, stichter en uitgever van het post-impressionistische Revue Blanche, en hield zich in de hoogste Parijse kunstkringen op. Ze scheidde en hertrouwde eerst met de Britse krantenmagnaat Alfred Edwards, oprichter van Le Matin, en daarna met de Catalaanse schilder José Maria Sert i Badia, vriend van Salvador Dalí i Doménech. Tot haar kennissen- en vriendenkring behoorden onder meer de letterkundigen Claude Anet, Guillaume Apollinaire, Jean Cocteau, Henrik Ibsen, Max Jacob, Alfred Jarry, Maurice Maeterlinck, Stéphane Mallarmé, Marcel Proust die haar als model voor 2 personages uit La recherche du temps perdu gebruikte, Pierre Reverdy, Paul Valéry, Paul Verlaine die gedichten voor haar geschreven heeft, en Emile Zola, de musici Enrico Caruso, Claude Debussy, Sergei Diaghilev, Edvard Grieg, Sacha Guitry, Maurice Ravel die net als zij les gevolgd had bij Gabriël Fauré, en Igor Stravinsky, de schilders Pierre Bonnard, Henri de Toulouse-Lautrec, Auguste Renoir, Theodore Roussel, en Edouard Vuillard die haar meer dan eens geportretteerd hebben, Pablo Picasso en Ambroise Vollard en Coco Chanel. [b] SERT, Misia. Misia. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam en Antwerpen. 1994. [c] NN. [Overlijdensberichten]. In: Parochieblad [Halle], jg. 23, nr. 34, 24 augustus 1930.
[1] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle te Brugge], april 1998. [2] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945. [3] GOYENS de HEUSCH, Serge. Louis Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-41. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [4] L.V. Op bezoek bij Louis Thevenet. Kunstschilder. In: Gazet van Halle, jg. 76, nr. 7, 1974, p. 10. [5] sh. Kunstschilder Thevenet herdacht te Halle. Retrospektieve tentoonstelling van een betreurd kunstenaar. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 23, 4 juni 1960, p. 2. [6] REVIERS, Kurt. Louis Thévenet. Het onbehagen van een naïeve volksschilder. In: Brabant, juni 1985, p. 34-41. [7] NN. Nadere kennisneming met de onbekende Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 18, 1960, p. 1 en 5. [8] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: De Vierbunder. Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle]. [9] WALSCHOT, L. De reekening van Emma [met een transscriptie van de "reekening" en een alfabetische en chronologische lijst van gekende werken].In: Hallensia, jg. 12, nr. 4, oktober-december 1990, p. 13-74. [10] DE BECKER, Urbaan. François Van Haelen (1872-1939). Brouwer en mecenas. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-57. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet te Brussel van 9 september tot 6 november 1994]. [11] THIJS, Valentijn. Interieur met het kooitje. Louis Thévenet 1874|1930. In: DDAA. Art @ Belgium. Dexia Bank, Brussel, p. 76-77. 2000 [n.a.v. de tentoonstelling Art @ Belgium van Dexia in Passage 44 te Brussel van 21 september 2000 tot 14 januari 2001].
[A] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel.
13-03-2007
*DE NAAM KENT MEN SOMS WEL MAAR NAAR DE DADEN HEEFT MEN HET RADEN
In 1998 verscheen mijn dichtbundel Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd [a] met 21 gedichten en 2 prozateksten over mijn geboortestad in de meest-algemene betekenis van het woord. In zijn flaptekst stelt vriend en literaire collega Andreas Wanders dat Personen die hij nog lief (gehad) heeft, kunstenaars, interieurs, gebouwen en plaatsen dé hoofdpersonages zijn. De neerslag is een combinatie van hoop en wanhoop. Leven en dood, liefde en haat, veel en weinig. Niets of niemand gaat hij uit de weg. Zelfs zichzelf licht hij ( ) vaak ontluisterend( ) door. Toch weet wie meer doet dan woorden lezen dat Wouters niet zonder zijn geboortestad kan. Wouters en Halle: een niet alledaagse, bijzondere, onmogelijke liefdesverhouding? [b]. Schilder Louis Thevenet die van 1916 tot 1930 in Halle gewoond heeft en er gestorven is, treedt in 2 gedichten en een prozastuk op. In het gedicht over café-Intérieur "De Grève" misbruik ik hem om poëzie te promoten. Ik laat hem in een alleenspraak verklaren dat hij de dichter die als enige kunstenaar het woord alleen gebruikt zonder hetwelk van communicatie -En wat is kunst anders!- geen sprake kan zijn, benijdt: Ik weet: ik ben de stroper die huid / na huid met schaamteloze hand rooft: ik schilder slechts / stilstand. De dichter echter vertraagt nauwelijks. Dieu!, / ik haat woorden en klanken die hem kalm vertrouwen. [1]. In Monsieur va sortir, afgedrukt in bijlage 1, geef ik een vrije interpretatie van het schilderij uitgaande van mijn toenmalige kennis en confronteerde de schilder met enkele van zijn problemen die nog aan bod zullen komen: In matte flessen zonder etiket als schilderijen wacht / frisse geuze. Of hij ooit nog thuiskomen zal, ergens. [2]. In het prozastuk over de sluiting van de banketbakkerij van mijn tante duikt Thevenet terloops op: Zelfs Louis Thévenet, dé Halse kunstenaar ( ), kwam zijn biertje drinken; een geschilderd exemplaar heeft hij echter niet achtergelaten. [c]. Moet ik dat betreuren? Feit is dat mijn familie één of meer Thevenets misgelopen is doordat de schilder er steeds cash betaalde. Op de flaptekst van die bundel heeft Wanders me correct getypeerd. Ik heb zelfs de indruk dat zijn tekst net zo goed op Thevenet van toepassing had kunnen geweest zijn. Zou ook hij een bijzondere verhouding met Halle gehad hebben? Zou ook Halle een bijzondere verhouding met hem gehad hebben of nog hebben? Vooral de laatste vraag intrigeert me. Daarom ben ik gaan zoeken naar Thevenet-relieken. Het werd een teleurstellende zoektocht omdat zeer weinig aan hem herinnert. Ik som op en beperk me tot die dingen die voor de dagjestoerist binnen handbereik liggen: 1. toendertijds spoor: woning op de Hendrik Consciencestraat 58, vroeger 41, waar hij van 1927 tot 1930 woonde; 2. sporen van na zijn dood: 2. 1. een gedenkplaat van Camille Colruyt aan vermelde woning. Het opschrift: eerste letter van de voornaam, familienaam en geboorte- en overlijdensdatum. Dat hij schilder was, wordt zelfs niet vermeld; 2. 2. een straat, Thevenetlaan. Op het straatnaambord staat anders dan in het stadscentrum, geen verklarende uitleg. Over de link tussen straat en Thevenet wordt niets aangeduid. Toen hij leefde, was ze er, zelfs onder een andere naam, niet; 2. 3. 2. publicaties, verkrijgbaar in het VVV-kantoor in het renaissancestadhuis op de Grote Markt: 2. 3. 1. een gids: het Louis Thevenetpad [3] van Halle naar Sint-Pieters-Leeuw en terug; 2. 3. 2. de Retrospectieve Louis Thévenet [4], neerslag én catalogus van de tentoonstelling in 1990 in het vroegere Jezuïetencollege. Een zeer kleine en ontgoochelende oogst. Zeer klein omdat ik slechts op 5 sporen stootte. Ontgoochelend omdat: -een woonhuis, een gedenkplaat en een straatnaam niets wezenlijks over Thevenet en zijn kunst bijbrengen; -de fiets- en wandelgids erin slaagt om Thevenet op 11 bladzijden en in meer dan 300 regels -Ik laat de inleidende tekst van 13 regels buiten beschouwing.- in amper 16 regels te vermelden. Men krijgt informatie over de woning op het Sollenbeemd waar hij zich in 1916 vestigde, de woning op de Hendrik Consciencestraat en het feit dat op het kerkhof niets aan hem herinnert. Archaïsch taalgebruik en fouten tegen taal en leestekens nodigen niet tot lezen uit. Niets echter over Thevenets kunst tenzij dan in de inleidende tekst: Hij was een kunstschilder die uitgemunt heeft in intieme onderwerpen. Zijn kunst stond volledig in het teken van de gemoedelijkheid van de binnenhuiskamers. [3]. Gemeenplaatsen die op veel kunstenaars, onder wie tijdgenoten, van toepassing (kunnen) zijn. O ja, waarom juist het parkoers zoals in het boekje voorgesteld? Was het een of dé geliefde wandeling? Was Thevenet gewoon maar een, hét excuus om het zoveelste wandelpad te creëren [d]? Waarom werd de naam van de steller niet vermeld? Omdat het boekje aan zijn doel om Thevenet te promoten voorbijging?
Het lijkt er sterk op dat Halle niet veel met Thevenet te maken heeft. Heb ik het verkeerd voor? In 1990 immers schreef Tom Severs, toen schepen van cultuur, dat Voor de Stad Halle ( ) de Thévenet-tentoonstelling een grote betekenis heeft en dat Halle fier is op haar zonen. [5]. In 1994 immers liet dezelfde Severs weten dat de Stad werk wou maken van de bewaring van ons cultureel patrimonium (museum, ( )) met aandacht voor het biografisch patrimonium (Thevenet, Servais, Colruyt, ) [e]. In 1997 immers beweerde een onbekende: Hij was -Waarop slaat de O.V.T.? Op 1916-1930 toen Thevenet in Halle woonde? Op 1963 toen de tekst verscheen? Op 1997 toen een aangepaste versie verscheen?- een alombekende stadsfiguur geworden, ingeburgerd in het leven van de Stad. [3]. Het lijkt er sterk op dat het eenentwintigste-eeuwse Halle niet veel met Thevenet te maken heeft. Het blijkt -Schijnen en blijken worden al te vaak en ten onrechte als synoniemen gebruikt.- dat het eenentwintigste-eeuwse Halle niet veel met Thevenet te maken heeft. Ik had het dus niet verkeerd voor. Ik heb 3 huldeblijken uit de laatste 20 jaren vermeld. Ik besluit dat het om blabla gaat. Veel geblaat, maar weinig wol. Veel woorden, maar geen daden. Het beloofde museum is er nog steeds niet. De Stad die tijdens het 14-jarige verblijf van de schilder nooit een tentoonstelling georganiseerd heeft, noch het Zuidwestbrabants Museum hebben 77 jaren na zijn dood een schilderij. Een anoniem schrijver kloeg reeds in 1932 dat het Jammer is dat de onze stad van het vijftienjarig verblijf van den begaafden kunstenaar geen gebruik gemaakt heeft om zich een zijner beste werken aan te schaffen. [6]. Ikzelf noemde hem in Argusogen één van de Argusogen-kunstenaars van de twintigste eeuw [f]. Er is nog steeds geen initiatief genomen om werk aan te kopen. Aan de prijs kan het niet liggen [g] indien men weet dat de Stad voor het in 2006 op het Bevrijdingsplein geplaatste kunstwerk dat in de volksmond al dan niet denigrerend en terecht schandpaal, potlood, penis, -Op de vooravond van het carnaval van 2006 werd er zelfs door onverlaten een kunststoffen exemplaar geplaatst.- of zelfs stijve van Halle genoemd wordt, maar liefst 104.206 besteedde [h]. Men moet wel voorzichtig te werk gaan bij het aankopen van een Thevenet. Een ( ) bewijs voor de toenemende belangstelling voor zijn werk( ) was een zaak van schilderijenvervalsingen in 1970. Een Brusselse schilder vervalste toen, in opdracht van een Frans oplichter, werk van ( ) Thévenet. De kranten spraken van een veertigtal werken, die tegen ( ) 25.000 frank verkocht werden. Een slimme koper ( ) loopt daar normaal niet in, want de gemiddelde prijs ( ) ligt op dat moment al veel hoger. Thévenet blijft overigens stijgen, met een ( ) prijs op de veilingen van 200.000 frank in ( ) 1980-1984, tot 250.000 frank in 1984-1988, en een piek van 430.000 frank in 1987 voor een Stilleven met viool en palet uit 1922 [7]. Een boek naar aanleiding van een retrospectieve in 1990 en (een beetje) aandacht naar aanleiding van een zoveelste geboorte- of overlijdensverjaardag zullen hem bij de doorsneeburger niet bekend maken. Want bekend is hij niet. Van 12 september tot 21 december 2006 heb ik aan mensen in de Halse binnenstad vragen over Thevenet gesteld. Slechts wie in het Halle van vóór de fusie woonde of gewoond heeft, kwam in aanmerking. [i]. De antwoorden waren ontgoochelend. Nauwelijks 24,43 % kende naam én beroep en slechts 7,3 % had één of meer werken al dan niet in het echt gezien. Ik herhaal: bekend is hij niet.
[a] WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998. [b] WANDERS, Andreas. [Niet-getitelde flaptekst]. In: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, flaptekst. 1998. [c] WOUTERS, Rik. Vaarwel bakkershuis. Een voorwoord opgedragen aan mijn tante [prozatekst]. In: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, p. 9-12. 1998. [d] Volgens www.halle.be, de website van de Stad, die ik op 1 oktober 2006 geraadpleegd heb, biedt het plaatselijke VVV-kantoor 11 wandelbrochures te koop aan. In een mail van 11 oktober 2006 van de Dienst voor toerisme - Toerismewinkel van de stad Halle / VVV-Toerisme Halle en toeristische dienst van de stad Halle zijn er zeker 17. Bij de berekening van het laatste cijfer heb ik me beperkt tot die wandelingen die zeker Halle aandoen. [e] SEVERS, Tom. Cultuurbeleid in Halle. Evaluatie. Stad Halle, Halle. 1994. [f] WOUTERS, Rik. Argus oogt!. Argusogen van de twintigste eeuw. In: Argusogen of het geweten van Halle, nr. 6, 9 december 2001, zonder paginering: www.angelfire.com/za/1500HALLE/index.htm, http://halle.nu, http://w3.to/halle en http://halle.nu/argusogen. [g] Op http://web.artprice.com kan men de verkoop van werken van Thevenet op veilingen sinds 19 maart 1986 volgen. Meer dan 230 items waaruit blijkt dat het werk geregeld verkocht wordt, zijn opgenomen. [h] In januari 2002 schreef de Gemeenteraad van Halle een wedstrijd voor een verlicht en ingegroend kunstwerk dat niet meer dan 50.000 mocht kosten, uit. Een jury waarin nauwelijks kunstenaars zetelden, koos op 7 juni 2002 een kunstwerk. Op 19 december 2003 bekrachtigde het College van Burgemeester en Schepenen de beslissing. De prijs was door wijzigingen aan het weerhouden ontwerp opgelopen tot 70.906 . In april 2006 werd het kunstwerk onthuld. De prijs was door nog andere wijzigingen opgelopen tot 89.000 . Op 11 augustus 2006 keurde het College naar aanleiding van de eindafrekening nog een bijkrediet goed zodat de totale prijs 104.206 bedroeg of meer dan het dubbele dan oorspronkelijk begroot. Het kunstwerk zoals het er staat, is door wijzigingen niet hetzelfde als dat door de jury weerhouden. [i] Van 12 september tot 21 december 2006 sprak ik in de Halse binnenstad 683 mensen aan om aan een enquête rond Thevenet mee te werken. 356 aangesprokenen vielen af, ofwel omdat ze niet in het Halle van vóór de fusie woonden of gewoond hebben, ofwel omdat ze om diverse redenen niet wensten mee te werken. 327 mensen verleenden hun medewerking. Hun leeftijd werd genoteerd: 87 waren maximum 18 jaar, 77 van 19 tot en met 40, 92 van 41 tot en met 60 en 71 ouder dan 60. Ze kregen maximum 6 vragen te beantwoorden. De vragen: -(1) Zegt de naam van Louis Thevenet of Thévenet je iets?; -(2) In welke periode leefde hij?; -(3) Wat was zijn beroep?; -(4) In welke stijl schilderde hij?; -(5) Heb je ooit werken van hem gezien?; -(6) Waar heb je werken van hem gezien? Aan wie op (1) niet kon antwoorden, werden (2) tot en met (6) niet gesteld, aan wie op (3) niet kon antwoorden, werden (4) tot en met (6) niet gesteld en aan wie op (5) niet kon antwoorden, werd (6) niet gesteld. Antwoorden: -(1) Bevestigend antwoord: 98 (27,75 %); -(2) Vermelding van één datum of meer data van 1874 tot en met 1930 werd als juist beschouwd: 51; -(3) Beroepen als schilder, artiest of kunstenaar werden aanvaard: 87 (24,43 %); -(4) Brabants fauvisme: 17; fauvisme: 21; impressionist: 19; andere (realist, post-impressionist of expressionist) of geen: 30; -(5) Bevestigend antwoord: 26 (7,3 %); -(6) Tentoonstelling in Halle in 1990: 12; boek of catalogus: 10; andere (museum, tentoonstelling, internet of privé-persoon): 4.
[1] WOUTERS, Rik. Intérieur "De Grève". ([alleenspraak] Louis Thévenet, 1920) [gedicht]. In: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, p. 16. 1998. [2] WOUTERS, Rik. Monsieur va sortir. (Louis Thévenet, 1916) [gedicht]. In: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, p. 26. 1998. [3] NN. Louis Thevenetpad. Fietsen en wandelen te Halle & omgeving. VVV, Halle. 1997 [bijgewerkte tekst uit de Gazet van Halle, 1963]. [4] DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [5] SEVERS, Tom. Ten geleide. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 5. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [6] NN. Louis Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 33, nr. 52, 1932, p. 2. [7] DE BECKER, Urbaan. François Van Haelen (1872-1939). Brouwer en mecenas. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-57. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet te Brussel van 9 september tot 6 november 1994].
12-03-2007
*HALLE: (TE) VEEL CULTUUR EN (VEEL TE) WEINIG KUNST?
Halle. Een Vlaams-Brabantse stad ten zuidwesten en op 10 kilometer van het Brussels Gewest. Een stad die door deel uit te maken van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde van wat België genoemd wordt, ten onrechte een zweem van officiële tweetaligheid in zich draagt. Een stad net ten noorden van de taalgrens, die tot het Vlaams Gewest dat eentalig Nederlands is, behoort.
Halle. Geregeld wordt aan de stadsnaam door het bestuur één of ander epitheton ornans toegevoegd. "Halle aan de Zenne". Joost mag weten wat bedoeld wordt. Sinds het begin van de zestiger jaren van vorige eeuw zoekt men binnen het centrum immers vergeefs naar een spoor van de rivier. "Halle, de meest zuidelijke stad van de Nederlanden". Joost krijgt het zwaar te verduren. Een staat met Nederlanden als naam bestaat niet en heeft zelfs nooit bestaan. Wat zou Halle overigens met zon staat te maken hebben?! De stad behoort immers, zoals reeds geschreven, tot het Vlaams Gewest dat op haar beurt tot wat België genoemd wordt, behoort. "Halle, de meest zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden". Dit lijkt er stilaan op. De vroegere Nederlanden kunnen geïdentificeerd worden met die delen van Frankrijk, Nederland en wat België genoemd wordt, die in de late veertiende, vijftiende en vroege zestiende eeuw tot het Bourgondische en Bourgondisch-Habsburgse Huis behoorden. Toch moet Joost een hartaanval nabij zijn. Halle was immers niet de meest zuidelijke stad van dat geheel van staatjes dat onder Bourgondische heerschappij stond.
Halle. Gebleken is dat de omschrijvingen die Halle meer dan eens gebruikt om zich naar de buitenwereld toe te profileren en zelfs te promoten, mank lopen. Het lijkt me dan maar het beste om zelf naar een omschrijving op zoek te gaan. Het enige wat telt, is dat het steek moet houden. Ik wil Joost niet nog meer in de problemen brengen. Sinds jaar en dag heb ik het in geschreven en gesproken woord over "Halle, de meest zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt". Of ik de eerste ben die het zo geschreven of gezegd heeft, laat ik in het midden. Ik zou te veel afdwalen en een polemiek die hier niets ter zake doet, beginnen. Mijn omschrijving lijkt door de toevoeging van het feit dat men er nog Nederlands praat, te kloppen. Meer zelfs, ze blijkt te kloppen. Halle maakte deel uit van die Nederlanden. Het is zelfs de meest zuidelijke stad ervan waar nog Nederlands gesproken wordt, die binnen de grenzen van het vroegere gebied ligt. Het feit dat nog Nederlands gesproken wordt, moet nader verklaard worden. Halle is de meest zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar het Nederlands nog als officiële taal gesproken wordt. Terloops merk ik op dat Halle tijdens het grootste deel van het Ancien Régime deel uitgemaakt heeft van het Franstalige graafschap Hainaut. Tijdens de Franse overheersing werd het deel van het Département de la Dyle dat later de provincie Brabant waaruit nog later Vlaams Brabant zal ontstaan, zal worden. Heb ik Joost van het gelijk van mijn omschrijving kunnen overtuigen en hem voor een hartaanval met een mogelijke dood tot gevolg kunnen behoeden?
Het is een feit dat veel, zeg maar de meeste omschrijvingen mank lopen: anders zouden het immers definities zijn. Wat schort er aan mijn "Halle, de meest zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt"? Met andere woorden: wat zou kunnen of moeten bijgevoegd worden? Zo veel dat ik me er niet aan wil wagen. Of toch? Laat me toe om één enkele poging te ondernemen. Ik zou cultuur kunnen toevoegen. Cultuur is volgens "van Dale" niets anders dan het geheel van kunst, ontspanning en vermaak die samen het niveau van een beschaving bepalen. Ik ga me echter niet wagen aan een evaluatie van Vlaamse, Westerse, laat staan Europese of wereldbeschaving of cultuurmaatschappij: ik ben immers geen cultuurfilosoof.
Halle. Ik wil in Halle blijven. Ik moet in Halle blijven. Zou ik cultuur durven toe te voegen? "Halle, de meest zuidelijke cultuurstad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt". Geef toe: het klinkt. Geef toe: het maakt indruk. Ontkennen dat Halle een boeiend en uitgebreid cultuurleven heeft, zou gelogen zijn. Het volstaat om na te gaan hoeveel verenigingen bij de raden voor cultuur, milieu, ontwikkelingssamenwerking en sport -Misschien vergeet ik zelfs nog raden.- aangesloten zijn en wat ze jaarlijks organiseren om dat te beseffen. Geldt dit echter niet voor alle gemeentes en steden?! Gemeentes en steden zijn immers deeldomeinen en afspiegelingen van de maatschappij, dus ook maatschappijtjes-op-zich, en daarom alleen al culturele entiteiten. "van Dale" leert me dat cultuur niets anders dan het geheel van kunst, ontspanning en vermaak zou zijn. "van Dale" is onvolledig geweest: cultuur is ontspanning, vermaak, ; vul zelf maar in en aan. Cultuur omvat veel en is dan ook veel-, maar niet alomvattend. "van Dale" is onzorgvuldig geweest. Behoort kunst wel tot cultuur? Ben ik als kunstenaar chauvinistisch? Feit is dat kunst voor mij hors catégorie is. Kunst = cultuur². Wat zeg ik? Kunst = cultuur³. Opnieuw: kunst = cultuur tot een zeer hoge macht. Ik heb geschreven dat Halle de meest zuidelijke cultuurstad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt, is. Deze uitspraak kan stand houden op voorwaarde dat cultuur veel behalve kunst is. Wie zal zich achter mijn visie op kunst en cultuur scharen? De meesten volgen de "van Dale" en beschouwen kunst spijtig genoeg als onderdeel van cultuur.
Ik overduidelijk niet. Terug naar af dus. Ik moet het hebben over "Halle, de meest zuidelijke stad van de vroegere Nederlanden waar nog Nederlands gesproken wordt". Aan kunst heeft Halle een broertje, misschien wel een geheel gezin dood. Wordt het geen tijd dat Halle een raad van kunstenaars en een schepen van kunst krijgt? Wat doet Halle voor kunst? Waar cultuur opgehangen wordt aan 2 kapstokken, carnaval en bedevaart, draait kunst volledig rond de (restauratie van de) laat-gotische Sint-Martinuskerk. Die restauratie valt echter niet onder de bevoegdheid van de schepen van cultuur, maar onder die van de schepen van patrimonium. Wat doet Halle voor kunst? Sinds jaren onderneemt of steunt de Stad initiatieven rond de Sint-Martinuskerk die kunstwerken in situ bewaart, en met wat, veel goede wil rond het vroegere stadhuis in Vlaamse renaissancestijl [a]. Mijn lijstje is reeds af. Teleurstellend, vind je ook niet!? Ik vergis me. Sinds enige tijd heeft Halle zich ook geëngageerd in een initiatief dat aandacht besteedt aan musicus Adrien Servais van wie dit jaar de tweehonderdste verjaardag herdacht wordt. Hiermee is echter alles gezegd. Of er iets gedaan wordt voor hedendaagse kunstenaars? Niets. Driemaal niets tenzij de kunstenaars zelf met iets naar buiten komen zonder daarbij echter op Stadssteun te kunnen rekenen. Om dit gebrek aan aandacht te verhelpen ben ik vorig jaar begonnen met
http://blog.seniorennet.be/halle_literatuur_door_rik_wouters, "Halle in de literatuur door Rik Wouters", waarop ik een poging doe om de literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen met bijzondere aandacht voor poëzie te archiveren, verklaren en interpreteren. Ik hoop dat anderen mijn voorbeeld volgen. In tegenstelling tot culturele verenigingen kan een kunstenaar zelfs geen tegemoetkoming aanvragen. Kunstenaars blijven in de kou die vaak bijtend kan zijn, staan. Servais is de enige die er (zelfs tijdens zijn leven) aan ontsnapt (is). Heeft Halle geen andere kunstenaars?! Zonder volledig te zijn som ik overleden kunstenaars op: letterkundigen Gentil Antheunis, schoonzoon van Hendrik Conscience, Ghislain Laureys, Roger Pieters, Fernand Toussaint van Boelare en Jan van den Weghe, plastische kunstenaars Henri De Cock, Johan De Maeght, Oscar Lauwers en Victor Lecossois en musicus Remi Ghesquiere. Over levende kunstenaars aan wie in Halle ook geen gebrek is, wil ik het zelfs niet hebben.
Ik moet een mea culpa slaan. Ik moet inderdaad een mea culpa slaan. Ik ben Thevenet vergeten: Thévenet zoals Hallenaars zijn naam schrijven: Louis François Joseph Marie Thevenet die een Brabants fauvistisch schilder genoemd wordt en wiens jours de gloire in het eerste derde van vorige eeuw moeten gesitueerd worden. Ik was Thevenet die ik al meer dan eens tegen kennissen en vrienden dé Halse kunstenaar genoemd heb, vergeten. Een mea culpa slaan volstaat niet. Ik moet een mea maxima culpa slaan.
[a] Ik opteer voor die naam in tegenstelling tot historisch stadhuis, door de Stad gebruikt. Gaat er een zekere aversie voor kunst achter schuil? Ik hoed me om te beamen, maar stel vast dat de Stad jaarlijks tijdens mei en juni een kiosk vóór dat gebouw plaatst. Slechts één keer per week, op zondag, wordt hij minder dan 2 uur door muziekverenigingen gebruikt. Voor de rest staat de kiosk er maar te zijn en verminkt hij het harmonische van de geklasseerde Grote Markt. Het eveneens geklasseerde renaissancestadhuis wordt er gedurende 2 maanden door weggemoffeld, zelfs dagelijks verkracht. Door haar historische en kunsterfgoed niet alleen voor eigen inwoners, maar ook voor bedevaarders die gedurende vooral mei en juni naar de Sint-Martinusbasiliek afzakken, en toeristen te verbergen voert de Stad hopelijk onbewust een toeristonvriendelijke koers.
11-03-2007
*[OPDRACHTEN EN CITAAT]
Voor Hallenaars en anderen die Louis Thevenet niet kennen en zijn naam al dan niet bewust verkeerd schrijven.
je travaille toujours avec grande foie dans mon art que jaime de plus en plus (Louis Thevenet aan René Lyr in een brief van 18 juli 1928).
Voor dochter Sarah en vrouw Lieve die het weer eens vele avonden en weekends zonder mij hebben moeten stellen.
10-03-2007
*[BLADWIJZER OF] GEHEUGENSTEUN ( + illustratie)
Het werk bevat een geheugensteun die als bladwijzer dienst kan doen en een aantal sleuteldata en 'rechtzettingen' bevat.
09-03-2007
THEVENET OF THÃVENET?
De ondertekening van de kunstwerken waarop "THEVENET" te lezen is, geeft geen uitsluitsel over de schrijfwijze van de familienaam. Op zijn geboorte-akte, als ondertekening van zijn brieven, op zijn doodsbrief en op tal van officiële documenten staat echter steeds "Thevenet". De verkeerde schrijfwijze is voor het eerst gebruikt door René Lyr, de enige biograaf van Thevenet. In een gesprek met Gabriëlla Van Der Eeckt [1] heeft Claude Lyr, Renés zoon, verklaard dat zijn vader voor Thévenet gekozen heeft omdat dat Franser en welluidender klonk. De meeste kunstcritici hebben deze schijfwijze klakkeloos overgenomen.
[1] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: "de Vierbunder". Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994.
08-03-2007
GEBRUIKSAANWIJZING (+ illustratie)
De bedoeling is dat dit blog 4 soorten bijdragen over Thevenet bevat: -uitgangspunt: mijn eindwerk voor "Toeristische Gids" aan "Elishout" te Anderlecht met als titel "L. Thevenet", een "onbegrepen schilder van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen" en als ondertitel "over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930", dat in zeer beperkte oplage verschenen is; -andere bijdragen van mezelf; -bijdragen van derden; -foto's en andere illustraties. De verschillende hoofdstukken uit mijn eindwerk worden achter elkaar, in de juiste volgorde en textueel (op typfouten die er nog wel zullen in voorkomen -niemand is immers onfeilbaar-, en aanpassing van lay-out na) opgenomen en met een "*" vóór de titel aangeduid. De uitzondering vormt "Geraadpleegde documenten", niet met "*" aangeduid, maar onder de gewijzigde titel "Bibliografie en aanverwante zaken" opgenomen. "Bibliografie en aanverwante zaken", een uitbreiding van "Geraadpleegde documenten", is op een andere wijze ingedeeld en wordt constant bijgewerkt.
Titels van boeken, artikels, ... en kunstwerken worden tussen "..." vermeld. Citaten worden cursief afgedrukt; een / duidt het einde van een regel aan, voor zover die aanduiding belangrijk kan zijn.
Reacties (aanvullingen, rechtzettingen, verbeteringen, foto's, afbeeldingen, links naar generatiegenoten, ...) zijn steeds welkom. Bijdragen worden in de mate van het mogelijke opgenomen.
In het "Gastenboek" blijven slechts die inzendingen die het in positieve of negatieve zin in hoofdzaak over de inhoud van de blog hebben, bewaard. Dit betekent echter niet dat algemene, maar verwijderde aanmoedigingen door bezoekers in het "Gastenboek" geschreven, niet zouden gewaardeerd worden.
De bijdragen zijn van Rik Wouters, tenzij anders vermeld.