Alle informatie over Louis Thevenet (adressen, verblijfplaatsen, gezin, familie, ooggetuigenverslagen, schilderwerken, publicaties, anekdotes, door hem geschreven brieven, documenten, eigenaars van werken, foto's, prentkaarten, ...) is welkom via "E-mail mij", verder in deze kolom.
Over mijzelf
Ik ben Rik Wouters.
Ik ben een man en woon in Halle (Vlaanderen) en mijn beroep is dichter, prozaschrijver en literair criticus, plastisch kunstenaar en toeristische gids.
Ik ben geboren op 02/04/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: alle aspecten van Barcelona en Catalunya, Nederlandstalige literatuur, geschiedenis in het algemeen en van mijn geboortestad Halle in het bijzonder en schilder-, bouw- en beeldhouwkunst.
Mijn adreskaartje vermeldt dat ik "anarchist", "artiest en dichter" en "catalanist en flamingant" ben.
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
over de Halse kunstschilder die al dan niet terecht een Brabants fauvist genoemd wordt
Gebleken is dat Thevenet in Halle waar hij 16 jaren gewoond heeft, zo goed als onbekend is. Het Stadsbestuur, noch het Zuidwestbrabants Museum bezitten ook maar één werk. Tijdens zijn verblijf in Halle heeft het Stadsbestuur zelfs geen tentoonstelling aan zijn werk gewijd. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is. De bijdragen zijn van Rik Wouters, tenzij anders vermeld. Een aanvulling op dit blog is "http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet2" of "Louis Thevenet (1874-1930): onvolledige catalogus".
04-05-2007
RESPECTEERDE DE HALLENAAR THEVENET OF WAS "LA NATURE" SLECHTS EEN BANALE, MISSCHIEN ZELFS KLEINERENDE SPOTNAAM?
In mijn essay "L. Thevenet onbegrepen schilder van een oeuvre vol dagdelijkse dingen" heb ik geschreven dat de schilder, Hoewel hij een eenzaat was, ( ) niet leefde in het verleden en ( ) zich niet afzonderde. Meer zelfs, Hij kende de mensen uit zijn woonomgeving en vond Halle een goede en mooie stad waar hij tussen de mensen leefde. Tussen de gewone mensen die net als hij hun eigen kleine en vooral grote problemen hadden. Hij was zelfs door Halle geïntrigeerd: Hij kende leven en werk van Servais en Conscience. [1]. Hij heeft zich niet alleen over de stad, maar ook over haar inwoners positief uitgelaten. Hij vond de Hallenaars Des braves gents, zoals René Lyr Thevenet citeerde, Tout le monde me connaît. On mestime. On sait que je suis un artiste. ( ) Jaime ces gents [2]. Klopt dit? Is het niet eerder zo dat ze hem een zonderling vonden en hem daarom eerder denigrerend "la nature" noemden? Is het niet eerder zo dat ze, en ik denk vooral aan het Stadsbestuur, zijn werk miskenden of, erger nog, in het geheel niet kenden? Is het niet zo dat zelfs het huidige Stadsbestuur Thevenet nog steeds miskent?! Ze bezit nog steeds geen werk van hem en maakt ook geen aanstalten om er één wat geen zou zijn, aan te kopen. Herinner je dat ik volgende vraag gesteld heb: Halle (te) veel cultuur en (veel te) weinig kunst? [1].
Had ik het vraagteken mogen of moeten weglaten? Ik vrees van wel. Ik kan mijn vraag immers spijtig genoeg slechts bevestigend beantwoorden. Iemand die niet met mij akkoord gaat, heeft me op Adrien François Servais van wie Halle in 2007 met veel pracht en nog meer praal het tweehonderdste geboortejaar herdacht, gewezen. Zijn volste recht, uiteraard. 3 reacties hierop zonder veel commentaar: -uitzonderingen bevestigen spijitg genoeg de regel zoals één van mijn leraren Latijn placht te verkondigen zonder er spijtig genoeg aan toe te voegen; -waarom werd Servais graf van één van de oude kerkhoven, dat waar nu aan de A. Demaeghtlaan een warenhuis is, naar de huidige begraafplaats verhuisd terwijl dat van Thevenet op datzelfde huidige kerkhof zonder poeha verwijderd werd?; -Servais was de man van de Franssprekende bourgeoisie, Franstalige lage en hoge adel en zelfs Franstalige koningshuizen, die zwom in het geld en baadde in de luxe waarvan hij misschien wel vond dat die met zijn status overeenkwam zoals ondermeer uit zijn Cluysenaer-villa blijkt, en die in alle brieven waarover ik gelezen heb, slechts Frans schreef. Thevenet daarentegen leefde tussen de gewone mensen en schuwde zich niet om er in het openbaar al eens dronken bij te lopen. Wie zou jij als Stadsbestuur kiezen wanneer je een prestigieus project op poten wilt zetten en tegelijkertijd de kans hebt om er als politicus gebruik van te maken om je te profileren?! Onder ons, zou Servais weten dat hij als een ordinaire melkkoe wordt leeggemolken??!
Had Thevenet gelijk toen hij beweerde dat de Hallenaar mestime en sait que je suis un artiste [2]? Lyr had het in "Les mots et les couleurs" [3], een boek waarvan ik tot voor kort het bestaan niet kende, nogmaals over de problematiek van het als kunstenaar geliefd zijn: A Hal, les enfants le poursuivaient dans les rues en criant : "La nature". Il na jamais vu, dans ces manifestations qui faisaient rire les gens, la moindre injure : "Tu vois comme ils maiment", me disait-il en les montrant. Ils savent que la nature est tout, ils respectent mon art. Louis na pas arrangé son décor. Il la pris tel quil était. [3, p. 155]. Ontbrak het Thevenet aan mensenkennis? [1]. Feit is dat Lyr in vermeld boek komaf maakt met de idée-fixe van Thevenet over geliefd zijn en de schilder categorisch tegenspreekt. Ik citeer: A ma dernière visite à Thévenet, les gamins de Hal crièrent derrière nous "La nature ! La nature". Pauvre Louis ! Les gents linsultent, les gosses lui jettent des pierrres. Il est la risée de la petite ville. Le commissaire de police, à qui je le recommande, me dit: "Malheureusent, il lance des hypothèses à tout le monde, quand il est seul" - Quelle navrance ! Un homme qui fait des choses comme personne nest capable de le faire Que ne devrait la société à un tel bienfaiteur, à un tel donneur de gaité ? [3, p. 25; de niet-gecursiveerde woorden staan in het werk cursief]. Het is duidelijk. Er werd om Thevenet gelachen. Gelachen in de betekenis van uitgelachen, bespot, beschimpt, gekleineerd, Is dat het lot van iedereen die anders is omdat alles in het teken van de of zijn kunst waarvoor hij opkomt, staat?! Wie zal het zeggen? Deze geestelijke en zelfs lichamelijke mishandeling van Thevenet bleek in Halle door officiële instanties geweten te zijn. De commissaire de police [3, p. 25] was ervan op de hoogte. Heeft hij ooit stappen ondernomen om er een einde aan te maken? Niets wijst erop. Die commisaris had zelfs een (drog)reden om het verwerpelijke gedrag van Hallenaars goed te praten: Malheureusent, il lance des hypothèses à tout le monde, quand il est seul" [3, p. 25; het niet-gecursiveerde woord staat in het werk cursief]. Over wat onder hypotheses of veronderstellingen moet verstaan worden, liet Lyr de lezer op zijn honger zitten. Meer zelfs, hij leek er eerder mysterieus over te doen. Thevenet zou tal van dingen tegen iedereen -We veralgemenen allemaal wel eens.- gezegd hebben wanneer il est seul [3, p. 25]. Begrijpe wie kan: iets tegen iemand zeggen wanneer men alleen is. Hoe kan dan bewezen worden dat hij des hypothèses [3, p. 25; het niet-gecursiveerde woord staat in het werk cursief] gezegd heeft? il est of was immers seul [3, p. 25]. Waren het hypotheses die misschien slechts voor zichzelf bestemd waren maar die hij luidop uitsprak, dronkemanspraat, leugens, verwijten, Was het misschien gewoon maar de waarheid die vaak, al te vaak, maar terecht kwetst? Kortom, wat, inderdaad wat, heeft hij al dan niet gezegd?
Ik ben bang dat veel over Thevenet verloren gegaan is. Ik ben bang dat veel te veel over Thevenet voorgoed verloren gegaan is.
[1] WOUTERS, Rik. L. Thevenet onbegrepen schilder van een oeuvre vol dagdelijkse dingen. Over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930. Xarnego, Halle. 2007. [2] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945. [3] LYR, René. Les mots et les couleurs. 1924-1940. Unimose, Tournai. 1978.
03-05-2007
OVER RENÃ LYR, DÃ BIOGRAAF VAN THEVENET, EN ZIJN PUBLICATIES IN BOEKVORM
René Lyr werd op 15 november 1887 te Couvin geboren als René Vanderhaeghe. Al zijn publciaties in boekvorm zijn onder het pseudoniem René Lyr verschenen. In 1908 leerde hij de Poolse Régine, die zijn levensgezellin werd, kennen. Ze hadden 5 kinderen: Yolaine (°29 mei 1909), Rolande (°24 oktober 1912), Claude (°31 augustus 1916), Guy (°22 april 1922) en Aude (°2 maart 1924). Van 1946 tot em met 1957 was hij conservator van het Instrumentenmuseum te Brussel. Op 15 mei 1954 stierf Régine. In 1957 stierf Lyr. De "Prix René Lyr voor literatuur die geregeld wordt uitgereikt, in 1959 en het "Fonds René Lyr" door de Koninklijke Bibliotheek van Brussel in 1960 werden gecreëerd. In 1960 werd het "Monument René Lyr", borstbeeld van de schijver op 20 jaar door Augsute Puttemans, in Couvin ingehuldigd.
René Lyr was een veelzijdig schrijver met een bijzondere aandacht voor zijn kunst en die van anderen zoals uit onderstaande, mischien wel onvolledige lijst blijkt. Ik heb me beperkt tot werken verschenen in boekvorm voor dichtbundels en essays en tot opgevoerde 'toneelstukken' die misschien wel niet gepubliceerd zijn. Werken zonder datum worden onder het laatst gedateerde werk in alfabetische orde geplaatst. De publicaties zijn in het Frans, tenzij anders vermeld. 2 werken werden bekroond: -in wat België genoemd wordt in 1921: "Histoire de lorgue" uit 1924 met de "Prix dHistoire et de Critique" dat manuscripten bekroonde, van de "Académie Royale de Belgique"; -in Frankrijk in 1957: "Ma présence intérieure" uit 1954 met de "Prix Paul Verlaine" van de "Académie Française".
Poëzie: -Chants du Rêve (Imprimerie Hoerée, Bruxelles, 1908); -Dans le Silence (Librairie Spineux, Bruxelles, 1908); -Brises (Édition de la Belgique artistique et litéraire, 1909); -Rimes Fanées (Édition de la Renaissance de lOccident, 1922); -Ce livre enfin le tien (Éditions Nationales, Uccle, 1949); -De mes mains habitées (Éditions Pierre Seghers, Paris, 1949); -Transparences (Les Écrivains réunis, Lyon, 1953); -Lombre à nos pas mêlée (LAfrique et le Monde, Bruxelles, 1953); -La Présence Intérieure (Éditions Pierre Seghers, Paris, 1954); -Rétrospective (Les Écrivains Réunis, Lyon, 1954); -Vingt bandeaux chinois (Éditions Georges Thone, Liège, 1955); -Mes oiseaux (Éditions Unimuse, Tournai, 1956); -Fleurs de mon jardin (Éditions Unimuse, Tournai/Paris, 1957); -Rythmes (Éditions Unimuse, Tournai/Paris, 1957); -Quintes quintaines (Éditions Unimuse, Tournai/Paris, 1957); -Provence (Éditions Unimuse, Tournai/Paris, 1957); -Mythologie (Éditions Unimuse, Tournai, 1957); -Les Limites franchies (postuum; Éditions Unimuse, Tournai, 1957); -Dans le soir prolongé (postuum; Éditions Unimuse, Tournai, 1967); -LOeuvre Poétique (volledig; postuum; Éditions Unimuse, Tournai, 1982).
Ballet/radiospel/toneel/muziek: -Pierre Breughel l'Ancien (radiospel in verzen en proza; muziek van Jean Absil; opvoering in het INR te Brussel op 7 november 1951); -Les voix de la Mer (opera in 3 aktes en 7 kleuren; libretto; muziek van Jean Absil; opvoering in de Beursschouwburg te Brussel op 2 maart 1954); -Les Pierres Magiques (muziek van René Barbier; opvoering in het Palais de Beaux-Arts te Charleroi in 1961); -Le Comte aux Houssets (3 aktes in versvorm; libretto; muziek van Paul La Gye); -Le dilemne (3 aktes in proza, in samenwerking met Jean Fischbach); -Le Miracle de Pan (muziek van Jean Absil); -Les Météores (ballet; muziek van Jean Absil; Radio Monte-Carlo); -Sigismond (3 aktes in versvorm, muziek van Oscar Espla).
Essays: -Histoire de la musique et les musiciens belges (Éditions Delagrave, Paris, 1913; in samenwerking met Paul Gilson); -Lettres à Régine (1922); -Histoire de lOrgue (Éditions des Gaules, Paris-Bruxelles, 1924; in samenwerking met L. de Bondt); -Les Musiciens impressionnistes (Éditions de lI.N.R., 1938); -Mon ami Louis Thévenet (Éditions Nationales, Bruxelles, 1945); -Les musiques militaires (Éditions lArmée et la Nation, Bruxelles, 1948); -La France retrouvée (Établissements Vromant, 1948, Bruxelles); -Clair de lune sur la Vistule (Éditions Wellens-Pay, Bruxelles, 1948); -Couvin mon pays (Éditions Georges Thone, Liège, 1949); -Pouchkine (Éditions Nationales, Bruxelles, 1949); -Initiation à la musique (Éditions du Ministère de la Défense Nationale, Bruxelles, 1950); -Beknopte inleiding in de muziek (Nederlands; Éditions de lI.N.R., Brussel, 1950); -Croquis daudience (Éditions de la Caravelle, Bruxelles, 1950); -Lécole belge du violon (Bruxelles, 1952); -César Snoeck, musicologue et collectionneur (Éditions de la Ville de Renaix, Renaix, 1952); -Gustave Camus (De Sikkel, Anvers, 1953); -Gustave Camus (Nederlands; De Sikkel, Antwerpen - Cercle d'Art, Brussel, 1953); -Louis Thévenet (De Sikkel, Antwerpen en Cercle dArt, Brussel, 1954); -Louis Thévenet. (Nederlands; De Sikkel, Antwerpen, 1954); -Les mots et les Couleurs (postuum; Éditions Unimuse, Tournai, 1978); -Ceux que jai défendus, de Brusselmans à James Ensor (postuum; Éditions Unimuse, Tournai, 1990).
02-05-2007
THEVENET EN HENDRIK CONSCIENCE
In zijn Thevenet-biografie schreef René Lyr over Thevenets tweede woonplaats in Halle: Un chantier, de huidigeJean Jacminstraat, samorce, vers les champs proches, plantés de betteraves, et les pâtures où paissent les veaux. Il longe la fabrique de Chicorée " Pacha ", sinds jaren verdwenen, dont les émanacions effluent à la ronde. Au premier embranchement, cest la rue Henri Conscience [1, p. 95] waar Thevenet in 1925 een bouwgrond kocht en een huis liet bouwen waar hij van 1927 tot zijn dood in 1930 woonde. Lyr vervolgde en liet Thevenet aan het woord: " Tu sais quil a habité Hal ? Georges Eekhoud la raconté. Il était venu se réfugier à Hal in de periode dat hij conservator van het Wiertzmuseum te Elsene was, niet ver van het Jourdanplein waar Thevenet Emma heeft leren kennen, dans un petit cabaret, là-bas, à lautre bout, pas loin du cimetière On ira prendre une chope tout-à-lheure " [1, p. 95]. Thevenet had het over de herberg van Guillaume Geerts, "Lamme Gisj" in het Hals, aan de Ninoofsesteenweg waar vroeger het voetbalveld van Cercle Hallois en nu S.K. Halle is. Lyr liet Thevenet zeggen dat Georges Eekhoud la raconté. [1]. Eekhoud heeft in 1881 een biografie van Concience geschreven. De bibliografische gegevens van het werk heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Het werk werd door W. D. Leen in het Nederlands vertaald en verscheen in 1883 bij A.-N. Lebègue en Cie te Brussel. Heeft Thevenet Eekhouds boek gelezen? Nergens heb ik titels van boeken die Thevenet zou gehad en/of gelezen hebben, gevonden. Heeft hij de kennis over Eekhouds werk van horen zeggen?
Wie was Conscience? Henri Conscience, gemeenzaam Hendrik genoemd, die in 2005 door Vlamingen tot derde grootste Belg werd gekozen, werd op 3 december 1812 te Antwerpen geboren. Zijn vader was een Frans-Napoleontisch marinier. Hij verloor al snel zijn moeder. Hij stierf op 10 september 1883 te Elsene. Hij meldde zich als vrijwilliger tijdens de opstand tegen de Nederlanders in 1830. In 1839, 1846 en 1851 streefde hij zonder succes een politiek mandaat na. Hij studeerde voor onderwijzer. Hij was hulponderwijzer. Van 1857 tot 1869 was hij arrondissementscommisaris te Kortijk. Van 1869 tot zijn dood was hij conservator van het Wiertzmuseum te Elsene. Een poging om als schrijver in het Frans carrière te maken mislukte. Hij besloot dan maar om in het Nederlands te schrijven en is uitgegroeid tot dé vertegenwoordiger van de Romantiek in de Vlaamse literatuur. Tijdens zijn Brusselse periode kreeg hij internationale erkenning. Zijn werk werd vertaald in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Pools, Tsjechisch en Russisch. In het begin van zijn literaire carrière was hij anti-klerikaal, maar niet anti-kerkelijk. Tijdens zijn legerdienst in Dendemonde schreef hij volgende verzen: Jai fait lamour à des nonnettes, / Fraîches comme les fleurs des champs. / Elles disaient: Beau diable, faites./ Mais ne nous faites pas d'enfants. [a]. Later heeft hij zich om commerciële redenen een katholiek getoond. Toch is hij altijd een rebel gebleven: hij stuurde zijn zoon naar het staatsonderwijs en de rijksuniversiteit van Gent en nam het tijdens zijn Kortrijkse periode op voor het gemeentelijke onderwijs. "In t Wonderjaer" (1837) koos hij zelfs de zijde van de Geuzen die tegen het katholieke Spanje vochten. Zijn oeuvre valt in 3 delen uiteen: -historische romans uit tal van geschiedkundige periodes, waarin hij het Vlaamse, vaderlandse verleden deed heropleven en verheerlijkte: "In t Wonderjaer" (1837), "De Leeuw van Vlaenderen" (1838), zonder twijfel de eerste Nederlandstalige roman in wat België genoemd wordt, "Jacob van Artevelde" (1849), "De Boerenkryg" (1853), "Kerels van Vlaenderen" (1871), ; -zedenkundig-maatschappelijke en moraliserende romans die zich meestal in een klein-burgerlijk stadsmilieu afspelen: "Siska van Roosemael" (1844) tegen de verfransing van de burgerij, "De plaeg der dorpen" (1855) over het alcoholisme, ; -folkloristische en dorpsnovelles die zich vaak in de Kempen afspelen en die door hun landelijke eenvoud en het idealiseren van de mens opvallen: "De brandende schaepherder" (1847), "Blinde Rosa" (1850), "De Loteling" (1850), "Baes Gansendonck" (1850), "Rikke-Tikke-Tak" (1851), "De Grootmoeder" (1852), "Het Goudland" (1862), de eerste Vlaamse avonturenroman, De "Geschiedenis mijner jeugd" (1888) kan als zijn autobiografie beschouwd worden. Zijn kracht situeert zich op 2 gebieden: -hij was een rasecht verteller en een geboren kunstenaar; -hij heeft Vlaanderen het bewustzijn van het eigen verleden en de overtuiging van de eigen kracht, wat ik een eigen Vlaamse ziel zou willen noemen, bijgebracht. Tijdens zijn verblijf in Kortrijk werd hij om loutere financiële redenen een veelschrijver. Het resultaat was dat de kwaliteit van zijn werk eronder geleden heeft. Zijn erkenning is onloochenbaar: -nog tijdens zijn leven werd te Antwerpen een standbeeld onthuld; -hij kreeg een staatsbegrafenis. Dat hij zijn volk heeft leren lezen, is echter duidelijk overroepen. Hoe kon iemand die niet kon schrijven, lezen?
Wat had Conscience met Halle te maken? Thevenet heeft via de pen van Lyr de link gelegd: " Tu sais quil a habité Hal ? ( ) Il était venu se réfugier à Hal dans un petit cabaret, là-bas, à lautre bout, pas loin du cimetière ( ) " [1, p. 95]. Het was, zoals reeds vermeld, de herberg van "Lamme Gisj" aan de Ninoofsesteenweg. Wat herinnert aan Consciences verblijf in Halle? In het stadschap (rechtstreeks): herberg van "Lamme Gisj" aan de Ninoofsesteenweg. In het stadschap (onrechtstreeks): -een gedenkplaat uit 1912 aan de zuidelijke zijgevel van het renaissancestadhuis op de Grote Markt; -de Consciencestraat; -een bronzen gedenkplaat uit 1932 aan de zijgevel van "Lamme Gisj", langs de kant van de Ninoofsesteenweg. Buiten het stadschap: het Consciencepad van Halle over Dworp naar Beersel [b]. In boekvorm: -"Eene verwarde zaak" [c] dat op 29 augusutus 1874 [d] verschenen is en zich in Halle, Dworp en Beersel afspeelt; -de brochure van het genoemde Consciencepad [b]. Andere onrechtstreekse herinneringen: -Maria, Consciences dochter, was gehuwd met Gentil Antheunis [e]. Hij heeft haar in 1867 bij de schrijver thuis leren kennen. Op 10 augustus 1870 trouwden ze te Elsene nadat het huwelijk door financiële problemen van Conscience was uitgesteld. Ze hadden 3 kinderen. In 1892 volgde een scheiding. In het begin van de twintigste eeuw hertrouwden ze; -in Halle is een straat naar Gentil Antheunis die er vanaf 1877 vrederechter was, genoemd. Antheunis werd op 9 september 1840 te Oudenaarde geboren en stierf op 5 augustus 1906 te Elsene. Hij was dichter, componist en vertaler.
Heeft Thevenet het werk van Conscience gelezen? Ik heb er mijn twijfels over. Nergens heb ik -En ik herhaal mezelf.- (een lijst met) boeken die hij zou gehad en/of gelezen hebben, gevonden. Nergens heb ik gelezen dat hij Conscience, wiens werk nochtans in het Frans vertaald werd, zou gelezen hebben.
[a] DURNEZ, Gaston. Hendrik Conscience. Er klopt een hart in het standbeeld. In: DURNEZ, Gaston. Vlaamse schrijvers. Vijfentwintig portretten. Manteau, Antwerpen/Amsterdam. 1982. [b] VANSCHUERBEEK. Het Consciencepad - Wandelen tussen Halle en Beersel. VVV-Toerisme Halle, Halle. [c] CONSCIENCE, Hendrik. Eene verwarde zaak. Dorpsverhaal. Drukkery van J.P. van Dieren en comp., uitgevers, Antwerpen [met 4 platen van Edward Dujardin]. 1874. [d] WILLEKENS, Emile. Hendrik Conscience en zijn tijd. Kroniek van Consciences leven (...). Stichting Mercator-Plantijn, Antwerpen. 1983. [e] VANSLEMBROUCK, Marcel. Gentil Antheunis. V[ereniging van]W[est-Vlaamse]S[chrijvers]-cahiers [als jg. 35, nr. 4, juli-augustus 2000], Brugge. 2000.
[1] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.
01-05-2007
THEVENET AAN HET STATION VAN HALLE (+ illustratie)
De figuur helemaal rechts met zomerhoed en schilderskist is Louis Thevenet. Links is
het vroegere station van Halle. Sinds het opstarten van deze site tot 1 oktober 2007 werd de prentkaart die eigendom is van Guy Mossiat, verzamelaar van prentkaarten van Buizingen en Halle, met zijn toestemming afgedrukt. Ik ben en blijf hem daarvoor dankbaar. Sinds 1 oktober 2007 ben ik zelf eigenaar van zo'n prentkaart geworden. Daarom druk ik vanaf die datum mijn eigen exemplaar af.
Thevenet werd op 12 februari 1874 te Brugge geboren. In 1876 kwam hij met zijn ouders in
Brussel wonen. Tot 1916 woonde hij op verschillende plaatsen in wat nu het Brussels Gewest is, en in de in het zuiden aangrenzende gemeentes Beersel en Drogenbos. Van 1897 tot 1903 verbleef hij geregeld in Nieuwpoort en Oostende in gezelschap van Auguste Oleffe die als zijn geestelijke mentor mag gezien worden. In 1916 vestigde hij zich in Halle waar hij tot zijn dood bleef wonen. Hij oefende verschillende beroepen uit. Hij was loopjongen, leerling-bakker en hulpbanketbakker in een bankerbakkerij. Hij werd hulpkok op een Engelse pakketboot waarop hij enkele wereldreizen ondernam. Hij was loopjongen of klerk bij een muziekuitgeverij. In 1896 besloot hij om zich volledig aan het schilderen te wijden. In 1908 huwde hij te Beersel met Emma Tevels. In 1912 adopteerden ze Jeanneke Mommaerts toen ze nauwelijks enkele dagen oud was. Bij zijn dood zou blijken dat de adoptie nooit officieel geregeld was. Van 1916 tot 1927 woonde hij op de Sollenbeemd 52, ter hoogte van het huidige Monument van de Weggevoerden. Bij de sanering van de Sollenbeemdwijk werd het huis afgebroken. In 1925 kocht hij een bouwgrond op de Hendrik Consciencestraat 41, nu 58. Hij liet er een huis bouwen waar hij van 1927 tot zijn dood woonde. Op 16 augustus 1930 stierf hij meer dan waarschijnlijk aan een hersenbloeding. Hij werd op 19 augustus op het stedelijke kerkhof begraven.
Mens
Hij was religieus, levenslustig, kinderlijk verwonderd, dromerig, teruggetrokken hoewel hij zich niet van zijn omgeving afzonderde, eenvoudig en tevreden. Hij had interesse voor muziek en bespeelde zelf het
harmonium. Hij had 3 grote fouten: snoep, vooral dan suikergoed, het roken van de pijp en het drinken met een voorkeur voor lambic en geuze. Hij was Franstalig hoewel hij het geschreven Frans niet volledig beheerste. Hij kende geen Nederlands. Wel doorspekte hij zijn gesproken taal met Brussels- en Hals-Vlaamse woorden en eigen neologismen.
Hij is vooral bekend voor zijn huiskamer- en café-
interieurs en stillevens. Hij kleedde zijn schilderijen aan met dagdagelijkse objecten als bier- of wijnglas, boek, boestering, fles of karaf, fruit, hangklok, hoge, winter- of zomerhoed, kapstok met kleding, kast met open lade, Mariabeeld onder een glazen stolp, muziekinstrument, open deur, open venster, overloop of hall met open deuren of het begin van een trap, paraplu, schilderij, schotel, spiegel, vaas met bloemen, vogelkooi, wandelstok, zicht van binnen op binnentuin in zonlicht, zoetigheid en taart, die hij steeds weer in andere combinaties en vanuit andere invalshoeken afbeeldde zodat zich bij de kunstliefhebber geen déjà-vugevoel voordeed. Wel zijn een aantal schilderijen het gevolg van een verderborduren op bestaande werken. De betekenis van zijn werk situeert zich op 3 niveaus: een weergave die de werkelijkheid benadert, een drang om de realiteit te ontvluchten en interesse voor geografische vormen als cirkel, vierkant en rechthoek. 3 constanten vallen op: waarneming, limiet van ruimte en tijd en herinnering. Hij ondersteunde zijn composities met bijzondere, meesterlijke en warme kleurencombinaties die met de jaren tot oogstrelende tintenschakeringen uitgroeiden. De eerder donkere kleuren als bruinen, donkere grijzen, sepia en donkere soorten oker waarover een donkere vernis lijkt aangebracht te zijn, van vóór 1916 evolueerden erna tot zachte kleuren als blauwen, gelen, groenen, lichte grijzen, roze, soorten rood en zachte okers die de werken een bijzondere helderheid verlenen.
"De keuken", 1906, 58 cm x 73,5 cm. "De Bollenwinkel", 1908, 58 cm x 69 cm. "De zwarte soepterrine", 1911, 55 cm x 68 cm. Het cabaret", 1913, 65 cm x 75 cm. "Wat ik graag heb, 1914, 80 cm x 60 cm. "Mijnheer gaat uit", 1916, 65 cm x 55 cm. "De kapstok", 1917, 67 cm x 48 cm. "Café 'De Grève'", 1920, 70 cm x 60 cm. "Tuin De Saegher in bloei", 1923, 60 cm x 70 cm. "De Mariamaand", 1923, 82,5 cm x 70 cm. "In afwachting van de processie", 1924, 70 cm x 60 cm. "De witte tafel", 1925, 60 cm x 70 cm. "Hoed met bloemen", 1928, 60 cm x 70 cm. "De toog in Halle", 1928, 60 cm x 70 cm.
Herinneringen aan Thevenet in Halle
Eén zaak herinnert rechtstreeks aan zijn verblijf in Halle: zijn huis op de Hendrik Consciencestraat 58, toen 41, waar hij van 1927 tot 1930 woonde. Twee zaken herinneren onrechtstreeks aan zijn verblijf in Halle: -een gedenkplaat van
Camille Colruyt aan de gevel van zijn vroegere woning op de Hendrik Consciencestraat 58; -de Thevenetlaan. De Stad, noch het Zuidwestbrabants Museum bezitten een werk van de schilder. In het Zuidwestbrabants Museum is niets te vinden dat aan hem herinnert.
Bibliografie (beknopt)
-Verschillende auteurs. Ontmoeting met Felix (De Boeck) Louis Thévenet. Gemeente Drogenbos en Stichting Felix De Boeck, Drogenbos. 2001 [ter gelegenheid van de tentoonstelling in het Felix De Boeckmuseum te Drogenbos van 9 september tot 25 oktober 2001]. -Verschillende auteurs. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [ter gelegenheid van de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. -LYR, René. Louis Thévenet. De Sikkel, Antwerpen [in de reeks "monografieën over Belgische kunst"]. 1954. -LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editons Nationales, Ukkel. 1945. -WOUTERS, Rik. Louis Thevenet: onbegrepen schilder van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen. Over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930. Xarnego, Halle. 2007.
19-04-2007
*BIJLAGE 5: OLIEVERFSCHILDERIJEN IN HET BEZIT VAN MUSEA
[*: het werk wordt volgens een beurtrol tentoongesteld; **: het werk bevindt zich doorlopend in depot; ***: geen reactie op talrijke mails zodat de gevonden gegevens niet bevestigd konden worden]
***Groeningemuseum of Stedelijk Museum voor Schone Kunsten, Dijver 20 te 8000 Brugge -Doodsbrief -De Treurmars 81 x 81 1924
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Museumstraat 9 te 1000 Brussel -**Interiéur 60,5 x 70,5 1910 -**Spelend meisje - Fille jouant 69,5 x 59,5 1912 -**De kaartlezer - De man met de kaart - Lhomme à la carte - Le voyage de noces 60 x 70,5 1913 -**De jassenboom - De kapstok - Le Portemanteau 70 x 60,5 1917
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Leopold De Waelplaats te 2000 Antwerpen -**Piano met stilleven - Na de rouw 63 x 53 1908 -**Zilveren bruiloft 62 x 71 1913 -**Binnenzicht 70 x 60 1929
Musée de lArt Wallon, En Féronstrée 86 te 4000 Liège -**La Couturière (intérieur) 60 x 70 1910
Museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14 te 9831 Deurle -**De rode kast 45 x 53 1915 -**De keuken 70 x 60 1924
Musée dIxelles, Jean Van Volsemstraat 71 te 1050 Brussel -*Na de mis - Après la messe 110,5 x 198,5 1912 -*Het harmonium - Lharmonium 70 x 60 1917
***Museum voor Schone Kunsten, Citadelpark te 9000 Gent -De keuken 57,5 x 73,5 1907
Van Buuren Museum, Léo Erraralaan 41 te 1180 Brussel -**De kapstok 67 x 48 1917 -**Krabben en taarten 48 x 70 1927
16-04-2007
*BIJLAGE 4: BLAUWDRUK VOOR 'DÃ' LOUIS THEVENET-WANDELING OF VISUALISERING VAN LE PEINTRE MAUDIT IN HET HALSE STADSCHAP [a]
Bedoeling van mijn Thevenet-wandeling is om de schilder bij de Hallenaar bekend, misschien zelfs bemind te maken. Ze moet dan ook het "Louis Thevenetpad" [1] doen vergeten. Voor de initiatiefnemers denk ik aan de Stad Halle, het VVV-Halle, Thevenetkenners en ikzelf. Over het financieren van het project wil ik kort zijn, gewoon maar omdat eerst moet beslist worden of er een Thevenet-wandeling komt; Ik vermeld in alfabetische orde de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring Halle, particulieren, plaatselijke bedrijven en diensten, Provincie Vlaams Brabant, Stad Halle, Toerisme Vlaanderen, Vlaamse Gemeenschap en VVV-Halle. Uitgangspunt is het blijvend visualiseren van Thevenet en zijn werk in het Halse stadschap. Plaatsen waar kopies van werken aangebracht worden, moeten dan ook een link met hem en zijn werk hebben. Die kopies moeten aan voorwaarden voldoen: -in een weerbestendige en anti-vandalistische stof zijn; -dezelfde afmetingen als de originelen hebben; -tot het minimum beperkte verrmeldingen omdat Thevenet slechts door zijn werken tot de kunstliefhebber gesproken heeft en nog steeds spreekt: voor- en familienaam, geboorte- en overlijdensdatum, de oorspronkelijke, dus (meestal?) Franse titel voor zover Thevenet zelf een titel gegeven heeft, en het jaar van schepping; -in de mate van het mogelijke aan huisgevels bevestigd. Indien dit niet kan, moet het in de onmiddellijke omgeving getoond worden. In afwachting van het aanbrengen van de kopies zou de wandeling kunnen gevisualiseerd worden door grote fotos die aan de deelnemers getoond worden. Voor de wandeling ben ik op zoek gegaan naar werken die het Halle van Thevenet in de breedste zin van het woord tot leven brengen. Aan de hand daarvan heb ik een wandeling van 2.200 meter die zonder stops in minder dan 30 minuten kan afgelegd worden, uitgestippeld. Ik heb het parkoers zo gekozen dat tal van episodes uit de Halse geschiedenis kunnen ingelast worden. Volgende gegevens worden hieronder afgedrukt: -te volgen weg in een kleiner lettertype; -volgnummer, plaats die tegelijk stop is, afstand vanaf de vorige stop en totaalafstand; -weerhouden schilderij: titel, jaar van creatie, korte beschrijving van het schilderij, tussen "()" het cataloognummer uit "Retrospectieve Louis Thévenet" [2] dat naar het schilderij verwijst en eventuele persoonlijke vragen bij het schilderij of algemene opmerkingen; -over Thevenet waarvoor T staat: wetenswaardigheden zoveel mogelijk aan Halle gekoppeld; -over zijn werk: structuur, kleurenpalet, onderwerpen, thema(ta), en typering; -links naar Halle waarvoor H staat, door de geschiedenis.
-o-o-o-
[Je vertrekt aan het portaal onder de toren van de basiliek.]
Over T: leven in het algemeen.
1. Basiliek. 000 0000 "Palmzondag", 1922: vertrek van een processie door de torenpoort van de basiliek met vooraan links een priester met kruis en 2 misdienaars, rechts een suisse en achteraan processiegangers (51). Over T: geloof en liefde voor muziek. Over zijn werk: kennismaking met de schilderkunst. Over H: Grote Markt, Servais en renaissancestadhuis.
2. Souvenirwinkel tegenover de kerktoren. 000 0000 "O.-L.-Vrouw van Halle onder een stolp", 1926 (73). Over zijn werk: religie erin. Over H: madolekeswingkel of religieuze souvenirwinkel.
[Je wandelt via de Grote Markt in de richting van het renaissancestadhuis. Links van het stadhuis ga je het Sollenbeemd in. Vanaf de achterkant van het vroegere Jezuïetencollege volg je de muur van de tuin van het vroegere ziekenhuis tot aan een rond punt waar het Monument voor de Weggevoerden staat. Je plaatst je op het voetpad rond het ronde punt.] 3. Plaats van huis in het Sollenbeemd 52. 250 0250 "Het meisje aan het raam - Jeanneke", 1918: adoptiedochter, zittend op een vensterbank, met op de achtergrond een tuin met tafel (41). Is dit het huis in het Sollenbeemd? Over T: adoptiedochter, reden(en) waarvoor hij in Halle is komen wonen en beschrijving van het huis. Over zijn werk: interieurs en de drang om te ontsnappen. Over H: Sollenbeemd, vroegere Jezuïetencollege en Zenne.
[Je blijft op het voetpad van het ronde punt en plaats je zo dat je de monseigneur Senciestraat voor je ziet liggen. Links bevond zich het vroegere ziekenhuis. Rechts is een parking waar vroeger de Bres was.] 4. Tuin aan de vroegere Bres. 000 0250 "Tuin De Saegher in bloei", 1923 (55). Hier was vroeger de Bresj, een overgebleven deel van de stadsgrachten. Nu zijn er sportzaal "De Bres" en een parking. Over T: liefde voor de natuur. Over zijn werk: in de eerste plaats een stadsschilder en geen natuur-, landschaps- of portretschilder. Over H: Bresj, kanaal Brussel-Charleroi, kasteel, middeleeuwse omwalling en stadsgrachten.
[Je verlaat het ronde punt en wandelt de monseigneur Senciestraat in. Op het einde ervan draai je rechts de Brusselse Steenweg op.]
5. Vroegere café "t Wit Paard". 250 0500 "Buitenaanzicht van café t Wit Paard", 1928: de gevel met rechts een steegje (81). Over T: drankprobleem en cafébezoeken. Over H: cafés en brouwerijen: plaatselijke bieren.
[Je loopt de Brusselse Steenweg verder door tot aan de kruising van die Steenweg en A. Demaeghtstraat. Je stopt aan de handelszaak op die kruising.] 6. Vroegere café "Langhendries". 250 0750 "Café Langhendries", 1930 (vermelde datum is gegeven rekening houdende met een affiche op het schilderij die verwijst naar de Wereldtentoonstelling te Liège in 1930) (87): een toog waarop een vaas met bloemen staat en erachter een hoed ophangt, en uiterst rechts een geopende deur. Over T: gebruik van werken als ruilmiddel om schulden af te betalen. Over H: aanleg van steenwegen.
[Je steekt de A. Demaeghtlaan over en volgt de Jean Jacminstraat. Je slaat de eerste straat links, de Hendrik Consciencestraat, in. Je stopt aan nummer 58.] 7. Woning in de Hendrik Consciencestraat. 400 1150 "Basiliek vanaf de H. Consciencestraat", 1928 (83). Over T: bouw en inrichting van de woning, betalingswijze en armoede, onvrede in woning, "reekening van Emma", dood. Over H: stadsuitbreiding, ondermeer aanleg van Consciencestraat.
[Je gaat terug naar de Jean Jacminstraat en daalt af naar de A. Demaeghtlaan die je rechts inslaat. Je volgt ze tot ze door de Ninoofsesteenweg gekruist wordt. Je steekt de Ninoofsesteenweg en de A. Demaeghtlaan over en daalt de Ninoofsesteenweg tot op de Beestenmarkt. Je stopt op het hoek van de markt en de Hoornstraat en kijkt de Maandagstraat vóór jou in.] 8. Maandagstraat. 950 2750 "En attendant la procession", 1924: zicht vanop de Beestenmarkt op de processie in de Maandagstraat met links en rechts rijen mensen en vlaggen en achteraan een spandoek waarop "Chrétien" staat (63). Over zijn werk: typering. Over H: moord op Julien Vive la République Lahaut; vroegere kerkhoven; krotten en plattekaas; religieus leven.
[Je wandelt de Hoornstraat in. Je stopt voor nummer 2.] 9. Hoornstraat. 050 2150 "Le cabaret", 1913: interieur van vroegere blokwinkel-café met een toog waarop glazen en flessen staan en een wandelstok en paraplu hangen, en links ervan een open deur (23). Over T: uiterlijk. Over zijn werk: structuur, kleurenpalet en wiskundige figuren.
[Je verlaat de Hoornstraat en gaat via de poort onder de toren van de basiliek de kerk binnen.] 10. Basiliek. 050 2200 "Binnenzicht van de basiliek te Halle", 1917: doorgang tussen kooromgang ter hoogte van de huidige sacristie en de Mariakapel met gedeeltelijk zicht op die kapel en de linkerzijbeuk van de kerk met helemaal achteraan het noordelijke tochtportaal (31). Over zijn werk: geven van titels. Over H: Sint-Martinuskerk en verheffing tot basiliek; religieus leven.
-o-o-o-
Thevenet beeldde niet alleen de Halse binnenstad uit. Er zijn ook gezichten op het Halse centrum van buitenaf en op de buitenstad, die met de auto verkend kunnen worden. Ik vermeld zonder commentaar: -"De vaartbrugkaai te Halle", 1917: het kanaal Brussel-Charleroi met links en rechts bomenrijen, op het kanaal aken en in de verte achter een huizenrij dakruiter en toren van de basiliek (34); -"Esschenbeek", 1925 (?): rij huisjes met in de verte de kerk van Essenbeek vanop de hoogte errond (68). Geschilderd vanop de Boterham?; -"Wegom te Halle", 1926: een processie met een priester die een kruisbeeld draagt, en 2 misdienaars, gevolgd door 4 mensen die het Mariabeeld met mantel dragen, in een landschap met bomen en kapelletjes (74).
-o-o-o-
Wanneer zou de Thevenet-wandeling kunnen ingewandeld worden? Vraag is of het officieel en met klaroengeschal, klokkengelui, al te vaak nietszeggende toespraken, moet gebeuren. Belangrijk is dat Thevenet door de wandeling weer in het stadschap aanwezig is. Toch ben ik naar een goed moment op zoek gegaan. Mensen hebben immers iets, veel met data die met een feit samenhangen. Het kan dus dat een officiële wandeling ertoe kan bijdragen om Thevenet voorgoed in de schijnwerpers te plaatsen of zelfs in het collectieve geheugen van de Hallenaar te krijgen. 1906 toen hij voor "Les Indépendents" te Paris geselecteerd werd, is niet meer haalbaar. 1916 toen hij te Halle kwam wonen, en 1930 toen hij overleed, liggen te ver af. 1913 toen hij in Galerie Giroux te Brussel voor het eerst individueel tentoonstelde, is mogelijk. Ik zou echter opteren voor 1909 toen hij in Paris aan het "Salon dAutomne" deelnam.
[a] Het begrip "stadschap" is ontleend aan: NN [= SCHETSKEN, Frits]. Een grootsteeds romanticus.Guy van Hoof. In: Bugatti, jg. 5, nr. 17, januari-februari 1983, p. 6. Hoewel Schetsken in zijn bespreking van poëzie van mijn vriend Guy van Hoof "stadsschap" schreef om hem als (groot)stadsdichter te typeren, heb ik naar analogie met landschap geopteerd voor "stadschap".
[1] NN. Louis Thevenetpad. Fietsen en wandelen te Halle & omgeving. VVV, Halle. 1997 [bijgewerkte tekst uit de Gazet van Halle, 1963]. [2] DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990].
15-04-2007
*BIJLAGE 3: INKOMSTEN UIT VERKOCHTE WERKEN VOLGENS "DE REEKENING VAN EMMA" (grafiek)
13-04-2007
*BIJLAGE 2: VERHOUDING TUSSEN AANTAL VERKOCHTE WERKEN EN AANTAL BETAALDE WERKEN VOLGENS "DE REEKENING VAN EMMA" (grafiek)
10-04-2007
*BIJLAGE 1: "MIJNHEER GAAT UIT" [(gedicht) (0)]
MONSIEUR VA SORTIR (Louis Thévenet, 1916)
Op andere deuren opent één in grijs en beige. Ruitjes verraden vol zonlicht. Binnen handbereik voelen ze een sleutel die ze onaantastbaar weten. Onwezenlijk weerkaatst niets een spiegel. Op een kast aarzelt
een hoge hoed om zich tegen een halfopen kooitje aan te vleien. Een wandelstok flirt met een schaduw en stopt zich weg voor een tableau dat wazig stilte uitstraalt. Geen lamp lijkt nodig om avond en nacht
alert te maken. Vergeten en winderig kondigt het weer afwezig geen storend stof aan. Straks zal hij uitgaan. In matte flessen zonder etiket als schilderijen wacht frisse geuze. Of hij ooit thuiskomen zal, ergens.
Uit: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998.
09-04-2007
*NAWOORD OF PAS KLAARZIEN IN HET MYSTERIE DAT THEVENET GENOEMD WORDT
Vooraleer één woord getypt te hebben heb boeken en artikels over Thevenet gelezen en herlezen. Snel werd wat ik wist, bevestigd. Tot 1916 was hij een gekend, erkend en gewaardeerd schilder. Door tijdens W.O. I naar Halle uit te wijken en er tot zijn dood te blijven leven en werken isoleerde hij zich echter van het Brusselse kunstleven en verloor (een deel van) het opgebouwde respect. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat ik als werktitel voor "Louis Thevenet: van geconsacreerd kunstschilder tot peintre maudit" koos. Uiteindelijk heb "Louis Thevenet onbegrepen dichter van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen" als titel gekozen. Met "over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930" als ondertitel heb ik willen benadrukken dat vooral de Halse periode aan bod zou komen. Dit essay heeft dus niet alleen de schilder en zijn werk als onderwerp, maar ook zijn verblijf in en de band met zijn adoptiestad Halle. De werktitel bevatte samen met een lijst van geraadpleegde boeken en artikels de eerste woorden opgeslagen in mijn laptop. Scrupuleus ben ik die lijst blijven aanvullen in een poging om de volledige bibliografie over Thevenet op te stellen. Hoewel ik een 150-tal publicaties gevonden heb, is het bij een poging gebleven. Ik neem me echter voor om mijn lijst uit te breiden. Misschien kan ze een leidraad vormen voor anderen in hun zoektocht naar het wie, wat, waar en waarom van het mysterie dat Thevenet genoemd wordt.
Het zoeken naar vooral biografische gegevens was niet gemakkelijk. Het achterhalen van woonplaatsen werd bemoeilijkt door gemeente- en stadsbesturen die of niet reageerden op herhaalde vragen om meewerking of schermden met de wet op privacy, meer dan 70 jaren na de Thevenets dood. Voor Nieuwpoort geldt zelfs dat een groot deel van het archief tijdens W.O. I verloren gegaan is. Getuigen van zijn verblijf in Halle die zich de schilder herinneren, zijn nog moeilijk te vinden. Geschriften van tijdgenoten die hem niet alleen als schilder, maar ook als mens voorgesteld hebben, zijn er bijna niet. Het enige noemenswaardige werk is "Mon ami Louis Thévenet" van René Lyr, de enige biografie. Ondanks verdiensten heeft Lyr meegeholpen om de mythe Thevenet te creëren. Hij ligt zelfs aan de basis van de verkeerde schrijfwijze van de familienaam, Thévenet. Andere schrijvers hebben zich te vaak gebaseerd op Lyrs werk en dan ook weinig wezenlijks aan de figuur Thevenet toegevoegd. Op het internet is weinig diepgaands te vinden. Daarom heb ik op wikipedia
http://nl.wikipedia.org/wiki/Louis_Thevenet waarvan de eerste versie als bijlage 6 opgenomen is, ingebracht. Tevens ben ik http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet begonnen waarop dit werk volledig zal ingebracht worden en dat losse bijdragen van mezelf en eventueel anderen en illustratiemateriaal zal bevatten. Ik hoop dat ze ertoe zullen bijdragen om meer informatie te krijgen. Ik heb echter mijn twijfels: op een oproep via de website van de "Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle" kwam één reactie.
Tal van vragen heb ik niet kunnen beantwoorden. Daarom ook heb ik vaak hypothesen gebruikt, voorlopige waarheden die nog moeten bewezen worden. Quasi-zekerheden?! De belangrijkste vragen zijn ongetwijfeld: wat wilde hij met zijn kunst bereiken, waarom heeft hij steeds weer in of uit de werkelijkheid willen ontsnappen, waarom is hij in Halle komen wonen, waarom ? Ach, ik zou nog zovele vragen kunnen toevoegen die ik misschien nooit zal kunnen beantwoorden of nooit met volledige zekerheid zal kunnen beantwoorden. Dit werk is dus niet het alles omvattende werk. Ik mis getuigenissen van mensen die hem gekend hebben. Verwonderlijk is dit niet: Thevenet is 77 jaar geleden gestorven. Aan gemeenplaatsen die al te vaak doorslagen van elkaar zijn, van Hallenaars die hem nooit persoonlijk gekend hebben, heb ik spijtig genoeg niets. Dit werk is inderdaad niet het alles omvattende werk. Ik had moeten ingaan op wat toendertijdse kunstcritici over zijn werk geschreven hebben. De bronnen daarover zijn bijdragen verschenen in tal van periodieken die niet in mijn bibliografie opgenomen zijn. Tijd ontbrak echter. Het was ook niet het doel van dit essay. Toch beschouw ik dit boek als de aanzet tot een uitgebreid werk waarin schilder, werk en generatiegenoten en mens en leefomgeving op gedetailleerde en harmonische wijze aan bod zullen komen. Naarmate het werk vorderde, ondervond ik dat ik in Thevenets lichaam kroop in een poging om hem te doorgronden. Veel van hem heb ik in mezelf teruggevonden. Toch heb ik door consequent zijn familienaam te hanteren, geprobeerd om voldoende afstand te bewaren. Ik meen dat ik erin geslaagd ben. Ik meen, weet dat ik een vergeten Hallenaar een beetje tot leven gewekt heb. Naarmate het werk vorderde, ben ik Thevenet in andere woorden beginnen te vatten. Ik werk aan gedichten over zijn werk en zijn persoon en aan een monoloog in 3 bedrijven waarin ik hem aan het woord laat.
Wat volgt, zijn de laatste woorden die ik voor dit essay getypt heb. Vreemd. Ik heb de indruk dat alles nog moet beginnen. Ik heb de indruk dat ik pas nu klaar begin te zien in het mysterie dat Thevenet genoemd wordt. Meer zelfs, ik weet dat ik pas nu klaar begin te zien in het mysterie dat Thevenet genoemd wordt.
08-04-2007
*THEVENET IN DE SCHIJNWERPERS OF EEN POGING OM HEM IN HET HALSE COLLECTIEVE GEHEUGEN TE KRIJGEN
Uit "De naam kent men soms wel maar naar de daden heeft men het raden" is gebleken dat Thevenet bij de Hallenaar niet of alleszins te weinig bekend is. Beweringen dat Halle fier is op haar zonen [1] en dat hij een alombekende stadsfiguur geworden is, ingeburgerd in het leven van de Stad [2], moeten dan ook met een snuifje zout, misschien wel met een hele zoutpot genomen worden. Er is dus duidelijk nog veel werk te doen vooraleer hij in Halle niet langer onbekend zal zijn. Ik hoed me ervoor om te proberen om hem bekend te maken. Ik ben er immers van overtuigd dat dit een werk van jaren, misschien zelfs van meer dan één generatie zou zijn. In bijlage 4, "Blauwdruk voor dé Louis Thevenet-wandeling of visualisering van le peintre maudit in het Halse stadsschap", heb ik een hypothetische wandeling langs reproducties in de Halse binnenstad uitgestippeld die tot enige bekendheid kunnen bijdragen. Een wandeling-op-zich is echter niet voldoende om de schilder de belangstelling die hij tijdens zijn leven enkel buiten Halle genoot, te geven. Er moeten andere initiatieven aan gekoppeld worden. Een wandeling zonder brochure kan niet. Die publicatie moet een beknopte biografie, de situering van het werk en een plan van de wandeling bevatten. Het spreekt dat de reproducties van de werken aangevuld met informatie erover, afgedrukt moeten worden.
Zijn wandeling en erbij horende brochure voldoende? Herinner je dat de Stad in 1994 via haar schepen van cultuur verklaard heeft dat werk zal gemaakt worden van de bewaring van ons cultureel patrimonium (museum, ( )) met aandacht voor het biografisch patrimonium waaronder Thevenet [a] vermeld wordt. Het is bij woorden gebleven. Het wordt dan ook hoog tijd dat de Stad haar beloften nakomt. Haar bedoeling was om in het renaissancestadhuis aandacht te besteden aan bekende Hallenaars. Ik ben bang dat de beschikbare ruimte onvoldoende zal zijn en dat kunstenaars door politici, geestelijken en andere al dan niet nobele onbekenden naar de achtergrond zullen verdrongen worden. Vanvolsem die in 2006 een "Lexicon" van "bekende Hallenaren" [b] heeft uitgegeven, is voorzitter van de beheerraad van het Zuidwestbrabants Museum. Hij zou dan ook op het politieke beleid van de Stad kunnen wegen door haar op vroegere beloftes te wijzen. Wanneer ik echter opmerk hoe hij in zijn lexicon met het verleden van kunstenaars omgaat, heb ik mijn twijfels [c]. Grote twijfels!
Wandeling en brochure zijn niet voldoende. Ik opteer dan ook voor een kunstenaarsmuseum, meer zelfs een apart Thevenet-museum, opgericht door de Stad: een "Louis Thevenet-huis" dat plaats moet bieden aan tentoonstellingsruimtes en een studiecentrum: -1. tentoonstellingsruimtes: -1. 1. ruimte voor een permanente tentoonstelling met werken van Thevenet. De Stad moet werken -Inderdaad, meervoud. Hou er rekening met dat 2 of 3 geen als meervoud is.- aankopen en alles doen om werken uit privé-collecties in bruikleen te krijgen. Het spreekt dat vooral werk uit de Halse periode verworven moeten worden; -1. 2. ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen met een drieledig opzet. Tentoonstellen van werk van: -1. 2. 1. Thevenet uit privé-collecties niet in bruikleen gegeven; -1. 2. 2. tijdgenoten die verwantschappen met zijn werk vertonen; -1. 2. 3. tijdgenoten die een andere kunstvisie huldigden; -2. studiecentrum: -2. 1. centraliseren, zelfs in de vorm van kopies, en vrijgeven voor studie, ook aan niet-deskundigen, van: -2. 1. 1. al wat over Thevenet geschreven is en bij studie belangrijk kan zijn; -2. 1. 2. al wat Thevenet geschreven heeft; -2. 2. opzoeken, inventariseren en visualiseren van alle werken van Thevenet; -2. 3. die werken die Halle als onderwerp hebben, in hun geografische context plaatsen; -2. 4. werk maken van het ultieme, allesomvattende en losbladige Thevenet-boek dat op een goedkope manier kan aangepast en uitgebreid worden; -2. 5. opstarten van een website met volgende onderdelen: -2. 5. 1. biografie; -2. 5. 2. bibliografie met specifieke vermelding van wat in het studiecentrum te raadplegen is; -2. 5. 3. de werken; -2. 5. 4. Thevenet vandaag; -2. 5. 5. forum; -2. 5. 6. links. Het huis moet aan 3 voorwaarden voldoen: -1. voldoende ruimte bieden om erin onder te brengen: -1. 1. ruimtes toegankelijk voor publiek: -1. 1. 1. tentoonstellingsruimtes; -1. 1. 2. studiecentrum; -1. 1. 3. sanitair; -1. 2. administratieve ruimtes; -2. gemakkelijk en voor iedereen toegankelijk zijn; -3. niet te ver van het begin- en eindpunt van de wandeling liggen. Thevenet en zijn werk moeten ook gepopulariseerd worden. Ik denk aan: -1. producten die Thevenet tijdens zijn leven verbruikt heeft -Dit zorgt ervoor dat er geen gekunstelde en platsvloerse handel rond de persoon wordt opgezet.-: -1. 1. bier: duivel, faro, geuze, lambic en bierviltjes; -1. 2. erg zoet koekje; -2. afbeeldingen van zijn werk: -2. 1. postzegel(reeks); -2. 2. postkaarten met typisch-Halse schilderijen; -2. 3. jaarlijkse kalender met reproducties van steeds weer andere schilderijen met uitleg erover.
voetnoten [a] SEVERS, Tom. Cultuurbeleid in Halle. Evaluatie. Stad Halle, Halle. 1994. [b] VANVOLSEM, Johan. Lexcion bekende Hallenaren. Verschenen in: Verhandelingen nieuwe reeks nr. 34, Hallensia, Halle. 2007. [c] In zijn "Lexicon bekende Hallenaren" [za; de citaten in deze voetnoot zijn eraan ontleend] heeft Vanvolsem een poging gewaagd om bekende Hallenaren op te sporen. Hij heeft er 378 weerhouden. In zijn "Inleiding" vermelde hij de 2 voorwaarden waaraan voldaan moste worden om "bekende Hallenaar" te zijn. 1. Het moet gaan om overleden personen. 2. Zij of hij dient geboren of gestorven te zijn in (Groot) Halle, of er werkzaam geweest zijn, of aan de basis liggen van een belangrijk feit in de geschiedenis of de uitbouw van Halle. Bij de voorwaarden vermeld onder 2, stelde ik me vragen ingegegeven door of. Mijn conclusies: -in Halle geboren of gestorven zijn, is voldoende. Dan had elke overleden Hallenaar moeten opgenomen worden; -in Halle gewerkt hebben, is voldoende. Dan had elke overledene die al dan niet in Halle geboren of gestorven is, maar er gewerkt had, moeten opgenomen worden; -aan de basis gelegen hebben van een belangrijk feit in de geschiedenis of de uitbouw van Halle. Waarom toch werd niet in plaats van of niet "en" gebruikt?! Onduidelijkheid troef dus. Indien ik het laatste punt als belangrijkste voorwaarde beschouw en ervan uitga dat een belangrijk feit niet zomaar iets verwezenlijkt uit hoofde van roeping, politiek mandaat waardoor men eigenlijk elke burger van de stad vertegenwoordigt en dan ook in de plaats en bij de gratie van die burger handelt, of eigenbelang in het geval van middenstanders en handelaars, is, kan het lijstje wat korter. Naar wat oudstrijders of leden van een gezin, die per ongeluk in een bombardement zijn omgekomen, voor de stad gedaan hebben, heb ik het raden. Ik zou door kunnen gaan. Feit is dat in de gegevens van opgenomen personen niet steeds een belangrijk feit teruggevonden is of kan verondersteld worden. Feit is ook dat personen geheel of gedeeltelijk doodgezwegen zijn. Het staat dan ook vast dat Valvolsem een loop(je) heeft genomen met de criteria die hij zichzelf heeft opgelegd. Ik had geen zin om alle opgenomen gegevens na te gaan en te controleren. Ik heb me tot kunstenaars beperkt omdat het niet moeilijk is om voldoende gegevens te vinden en aan elkaar te toetsen. Wat opviel, was onjuistheid én onvolledigheid. Ik heb de gegevens over Thevenet gecontroleerd. Door zijn naam in hoofdletters te schrijven, is niet duidelijk of het over Thevenet of Thévenet gaat. Dat hij niet goed bevriend met Teirlinck was, heb ik aangetoond. Dat hij een ongekunsteld en spontaan symbolist was, is duidelijk een slag in het water. Dat hij zich na zijn jeugdjaren ( ) eerst in Beersel en vanaf 1914 ( ) in een Halse volksbuurt vestigde, is onvollediig én onjuist. Dat Oleffe een Brabants fauvist was, tart elke verbeelding. Vanvolsem blijft een al gemaakte fout herhalen. Weer beweert hij dat Thevenet in de Consciencestraat 49 daar waar het nummer 41 was, gewoond heeft. Toch lijkt hij zichzelf te willen verbeteren. In tegenstelling tot in 1988 beweert hij niet meer dat Thevenet al omstreeks de eeuwwisseling in Halle [t] kwam wonen. Spijtig genoeg wordt met de vermelding dat hij vanaf 1914 in Halle woonde, geen rechtzetting gedaan. Integendeel, aan onjuistheden worden er nog meer toegevoegd. Kortom: Tevenet staat tussen onbekenden die vaak zelfs niets voor de Halse geschiedenis betekend hebben. Thevenet staat in gezelschap dat zelfs niet boven zijn enkels uitkwam. Of moet ik schrijven: onder zijn voetzolen?! Het kan lijken dat voorafgaande er bijgesleurd is. Alles is minder waar. Vanvolsem is sinds 2006 voorzitter van de beheerraad van het Zuidwestbrabants Museum. In die hoedanigheid kan hij op het politieke beleid wegen door de Stad op vroegere beloften en op het bestaan van een vroegere inwoner die door zijn schilderkunst Halle mee op de kaart gezet heeft, te wijzen. Wanneer ik echter opmerk hoe hij met het verleden van kunstenaars omgaat, heb ik twijfels. Grote twijfels! Meer zelfs: de bijna-zekerheid dat Thevenet in de kou zal blijven staan! Ik ben bang dat Thevenet een fait divers zal worden. Of is hij dat al?!
[1] SEVERS, Tom. Ten geleide. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 5. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [2] NN. Louis Thevenetpad. Fietsen en wandelen te Halle & omgeving. VVV, Halle. 1997 [bijgewerkte tekst uit de Gazet van Halle, 1963].
07-04-2007
*SLEUTELWERKEN DOORGELICHT
-"Mijnheer gaat uit" of "Monsieur va sortir". -1916; 65 cm bij 55 cm; olie op doek. -Getekend linksonder:
L. THEVENET 16. -Vermeld in "de rekening van Emma" [1]: nee. -Vermeld door Walschot [1, p. 40-67]: ja, maar zonder koper. Thevenet schilderde het in 1916, net vóór of na zijn aankomst in Halle, een kantelmoment in zijn gewone en artistieke leven. Het is één van de soberste en naakste schilderijen, ontdaan van alle overbodigheden, die hij gemaakt heeft. Een open deur geeft uit op een hall waarop een andere kamer met eveneens open deur uitkomt. Ook in die kamer valt een open deur op. Voorwerpen zijn spaarzaam aangebracht: 2 schilderijen, spiegel, wandelstok, ladenkast met erop klok, hoge hoed en vogelkooi. Verder niets. Geen bijkomstig detail. Geen overbodig object. Alles is moeten wijken voor wat meegedeeld werd: alle elementen verbeelden rechtstreeks het verlangen, misschien zelfs de obsessie om te vluchten. Het is meer dan mijn indruk dat Thevenet in elk voorwerp lijfelijk aanwezig is. De achterkamer die in licht baadt, is belangrijk. Klok en vogelkooi wijzen erop dat Thevenet zich gevangene voelt. Die beklemming wordt geaccentueerd door de 2 deuren die op de hall uitkomen. Hoewel ze open staan, kunnen ze met de zichtbare sleutel in een handomdraai gesloten worden en Thevenet in het heden opsluiten. Toch duiden die deuren, één naar de hall en zo naar een onzichtbare deur naar de straat toe en een ander naar een andere, niet nader te bepalen kamer en zo misschien naar de tuin, ook op de drang om te ontsnappen. Die evasie wordt beklemtoond door de chapeau buse. Verwijst hij naar een feest waar Thevenet gast was of nog naartoe zal gaan om in drank weg te vluchten? De schilderijen op het doek verbeelden de uitweg uit de werkelijkheid in de kunst. Rechts ziet men de aanzet van een deurgrote opening in de verder niet zichtbare muur. Vertrekt daar een trap naar de verdieping waar het atelier was? Wordt opnieuw het wegvluchten in de kunst beklemtoond? Wordt verwezen naar de figuurlijke hemel, het leven na de dood, de vlucht in het geloof en de uitweg in de dood? Merk op dat de langste zijden van het werk de vertikale zijn. Merk op dat het werk verticaal is opgebouwd. Rechts van de deur naar de achterkamer hangt een spiegel: duidt hij erop dat Thevenet zichzelf door en door kende? Links van de deur op de voorgrond staat een wandelstok. Combinatie van wandelstok en open deur symboliseren het verlangen om uit te gaan. Opnieuw wordt Thevenets leefwereld uitgebeeld: de drang naar een andere wereld waar alles anders, beter dus, is. Buitenlicht kleurt de 4 ruitjes van de rechterdeur. Alluderen de kleuren op een vlucht in de natuur en het belang van kleuren in het werk? De wandelstok frappeert en staat niet zomaar op de voorgrond. Hij wordt door zijn schaduwen links en rechts die vanuit het standpunt van de toeschouwer op het doek vallen, onderlijnd. De plint buigt de rechterschaduw van de stok om: er is geen loodrechte lijn. Wist Thevenet tijdens het schilderen al dat hij gedoemd was om eeuwig te blijven dromen? Wist hij al tijdens het schilderen van "Mijnheer gaat uit" dat hij nooit zou kunnen ontsnappen? De opbouw is sober. Beige, grijze en vaalblauwe tinten dragen ertoe bij. Thevenet heeft in dit werk de uiterste (ver)eenvoud(iging) en samenvatting van zijn kunst bereikt. Heeft hij dat werk daarna nog geëvenaard of overtroffen?! Jaren later heeft hij het schilderij herhaald: -"De cello" of "Le violoncelle". -1923; 70 cm bij 60 cm; olie op doek. -Getekend rechtsonder: L. THEVENET 1923. -Vermeld in "de rekening van Emma" als le violoncyl [1]: op 2 januari 1924. Gekocht door Alber uit Linkebeek, in een ander handschrift vervolledigd tot Albert, voor 850 frank. Ging het om Albert Dasnoy of Jos Albert? -Vermeld door Walschot [1, p. 40-67]: ja, in 1924. Toch zijn er belangrijke wijzigingen. Bovenaan valt de verkorting op zodat de 2 voorste deuren niet tot helemaal boven afgebeeld zijn. In de achterplaats waarvan de deur naar een andere plaats gesloten werd, zijn 4 schilderijen, een tafel met tafellaken met erop onder meer een fles wijn, en een cello. Verbeeldt de cello de liefde voor muziek? Verwijst hij naar de vader die musicus was? De fles wijn kan beamen. Is het een eerbetoon aan Servais? Duidelijk is dat de aandacht naar de achterkamer die in overvloedig licht dat door een onzichtbaar raam links achteraan binnenvalt, baadt, gaat. De voorkamer ligt in de schaduw zodat wandelschoenen nauwelijks opvallen. Toch kan men niet naast de schoenen die in de plaats van de wandelstok gekomen zijn, kijken. Opnieuw wordt de drang om uit te gaan of in de natuur weg te vluchten verbeeld.
-"De Mariamaand" of "Le mois de Marie". -1923; 82,5 cm bij 70 cm; olie op doek. -Getekend linksonder: L THEVENET 1923. -Vermeld in "de rekening van Emma" [1]: nee. -Vermeld door Walschot [1, p. 40-67]: ja, maar zonder koper. De aandacht wordt dadelijk getrokken door het Mariabeeld met kind onder een glazen stolp. Die beelden werden tot na het midden van vorige eeuw in de souvenirwinkels rond vooral de Sint-Martinuskerk te koop aangeboden. 2 dingen zullen aan Hallenaars opvallen. Maria en kind dragen kroon en kleed. Toch wordt het beeld sinds het einde van de negentiende eeuw naakt getoond. Het naakt heeft toen voor een polemiek gezorgd. Heeft Thevenet door Maria gekleed te schilderen zijn afkeur voor de ouderwetse nieuwigheid laten blijken? Paste een naakt niet in de compositie? Werden nog geen naakten verkocht? Zijn er ooit naakten verkocht? Madonna en kind zijn zonder zwart gelaat afgebeeld. De kanonballen van de beschieting van de stad door Philippe de Clèves in 1489 zijn weggelaten. Niet verwonderlijk omdat Thevenet het beeld op veel manieren geschilderd heeft: met zwart gelaat, maar zonder ballen op "O.-L.-Vrouw van Halle onder een glazen stolp" uit 1922 en met zwart gelaat én ballen op "O.-L.-Vrouw van Halle onder een stolp" uit 1926. Het lijkt alsof Maria het schilderij niet overheerst. Maria en stolp worden door een vaas, 2 boeketjes bloemen, een plant en een sierpotje zelfs gedeeltelijk aan het oog onttrokken. Dat Maria het schilderij niet overheerst, is slechts schijn. Ze zuigt alle aandacht aan. Ze staat net rechts van de verticale middellijn van het werk terwijl de achterkant van haar hoofd en bovenlichaam links van die lijn in een spiegel Ze is in het bovenste deel prominent aanwezig. Bijna alle andere objecten staan in functie van Maria. Bloemen bewijzen eer. De kaars moet slechts aangestoken worden om haar te aanbidden. Het blauw van de kast kan naar het blauwe kleed waarin Maria vaak, maar niet hier afgebeeld wordt, verwijzen. 2 voorwerpen laten zich moeilijker duiden. Rechts op de kast, net niet onder het beeld, ligt een boekje met zwarte kaft. Thevenet las weinig of niet. Heeft hij boeken gehad? Het boek is te dun om een bijbel te kunnen zijn. Zou het om een missaal kunnen gaan? Wat is het ronde eetbare voorwerp links van de kandelaar? Een tomaat? Een te roodgekleurde sinaasappel? Dat Thevenet Maria afgebeeld heeft, is niet verwonderlijk. Hij had van zijn moeder een groot geloof geërfd. Het valt op dat hij Maria niet als moeder maagd, maar als Christus moeder afgebeeld heeft. Heeft hij in Maria zíjn moeder gezien? Het werk staat bol van cirkels en cirkels benaderende vlakken die symbool voor de geborgenheid van de moeder kunnen zijn. Heimwee naar de moeder? Gevoel van gemis van de helende kracht die ze ooit uitgeoefend heeft? Nog opmerkelijker is dat de kanonballen niet afgebeeld zijn. Heeft Thevenet het accent willen leggen op de liefde tussen moeder en kind? Heeft hij de goedheid van Maria en Jezus willen verbeelden? De compositie wordt beheerst door cirkels die Maria beklemtonen: de sokkel van de stolp, de stolp zelf, de 2 gezichten, hun kleren en kronen, en de versiering van de kronen en Marias kleed? Heeft Thevenet de kanonballen weggelaten om het werk en vooral dan het Mariabeeld met niet te veel cirkels te overladen? Ook de verkortingen van de bovenkant van de spiegel en linker-, zij- en achterkant van de kast zorgen ervoor dat Maria gecentraliseerd wordt. Door bijna effen en smetteloze kleuren op de achtergrond waartoe ik ook de kast reken, bereikt Thevenet een ongewone frisheid die onnatuurlijk lijkt over te komen. Ten onrechte. Hij is een kolorist die zijn gelijke in de groep van generatiegenoten niet vindt. Geen van de Brabantse fauvisten die nochtans gekend waren voor het gebruik van de meest-arbitraire kleurakkoorden, heeft zon lichte kleuren durven te gebruiken om composities op te bouwen. Het roze, lichtblauwe en vuilwitte van het bovendeel en het afgezwakte blauw van het onderdeel hebben ertoe bijgedragen dat Maria, afgebeeld in bijna maagdelijk-witte kleren, meer dan ooit centraal komt te staan.
-"Hoed met bloemen" of "Chapeau à fleurs". -1928; 60 cm x 70 cm; olie op doek. -Getekend rechtsonder: L THEVEVENET 1928. -Vermeld in "de rekening van Emma" als chapou roug [1]: op 20 januari, later verbeterd tot juni,1929. Gekocht door René Lyr, misschien -Het zou immers kunnen dat het bedrag op 2 werken slaat.- voor 1.000 frank en wijn. Vermeld door Walschot [1, p. 40-67]: ja, in 1930. "Hoed met bloemen" is één van de laatste meesterwerken. Er zou een bijzonder verband zijn met een interieur uit 1905, dat ik echter niet gezien heb en waarvan ik geen reproductie gevonden heb. De aandacht gaat naar de rode clochehoed op tafel, die bijna in het middelpunt van het werk staat en nauwelijks 1/48 van de oppervlakte inneemt. Belangrijk is dat de hoed door 2 banden met bloemen versierd is. Die bloemen worden in het hele werk weerspiegeld: op het tafellaken, behangpapier en in de vaas, net naast de hoed. Die bloemen geven het werk iets vrolijks, zelfs vreugdevols. Ze zijn niets anders dan de verbeelding van zijn liefde voor de natuur. Toch mag men niet aan de andere elementen voorbijgaan. Een stoel is niet onder de tafel geschoven. Een deur staat open. Is iemand die thuisgekomen is, op de stoel gaan zitten? Heeft hij de hoed op tafel gelegd? Heeft iemand die wou uitgaan, op de stoel gezeten en de hoed op tafel gelegd om nog iets anders te doen? Opnieuw zijn boeken afgebeeld. Naar de betekenis blijf ik het raden hebben. Tegen de muur en net boven de hoed hangt een werk dat vaagweg aan werk uit Oleffes Nieuwpoortse periode doet denken. Heimwee? Naar het verleden en het begin van de schilderscarrière? Naar de ooit bevaren zee? Naar Nieuwpoort en het nabijgelegen Brugge dat hij vanuit Nieuwpoort bezocht heeft, en aan zijn prilste jeugd? Naar zijn jonge leven zonder de beslommeringen om in het onderhoud van dochter en vrouw te voorzien? De hangklok is één van de meeste markante voorbeelden van de zo vaak toegepaste verkorting. Onbeweeglijk hangen de koperen gewichten. Ook de slinger ertussen lijkt roerloos. Schijn slechts. Het valt op dat hij uit balans is. Hij moet dan ook bewegen. Benadrukt wordt dat het werk in de tijd beperkt is en een miniem moment uit het leven weergeeft. Ik moet het over een stilstaand fragment hebben: Thevenet heeft immers alles gedaan om momenten die hem dierbaar waren, in hun momentaneïteit vast te leggen en te bewaren. Mag ik besluiten dat hij door zijn drang om te vluchten onbewust de dingen van het dagelijkse leven aangepast heeft? Mag ik besluiten dat hij nadat hij zijn wereld veranderd of aangepast heeft, een vlucht ter plaatse, in het, zijn heden heeft ondernomen? Mag ik besluiten dat hét element van zijn kunst eenvoud is?
-"De toog in Halle" of "Le comptoir à Hal". -1928 uitgaande van "de rekening van Emma" [16]; 60 cm bij 70 cm; olie op doek. -Getekend rechtsonder: L THEVENET. -Vermeld in "de rekening van Emma" als le contoir à Hal [1]: op 14 November 1928. Gekocht door Jules Jaqumijns of Jules Jacmin, die op de Biezeweide een café openhield, voor 800 frank. -Vermeld door Walschot [1, p. 40-67]: ja, in 1928. Thevenet heeft tal van café-interieurs geschilderd. Tot de boeiendste behoren "De bollenwinkel" uit 1908, "Het cabaret" uit 1913, "Intérieur "De Grève"" uit 1920 en "Café Langhendries", meer dan waarschijnlijk -Ik leid de datum af van een affiche die de wereldtentoonstelling te Liège aankondigt.- uit 1930. De café-interieurs vallen in 2 groepen uiteen: de volle, wanordelijk-aandoende en bijna overladen interieurs waartoe de eerste 2 werken behoren, en de sobere dat op de laatste 2 van toepassing is. Een zeldzame uitzondering is "De toog te Halle" dat tot geen van beide behoort. Het is zoals vele Halse café-interieurs zonder moeite te plaatsen. Het is de gelagzaal van "t Wit Paart" waarvan de gevel in hetzelfde jaar geschilderd is als "Buitenzicht van café t Wit Paard". In dat café gelegen op de Brusselsesteenweg heeft "Kokske", bijnaam voor schilder Henri De Kock, in de zestiger en zeventiger jaren van vorige eeuw een galerij en ontmoetingscentrum uitgebaat. De inkortingen kunnen niet over het hoofd gezien worden: links de toog, rechts de zitbank en flessen geuze en boven de toog en de schilderijen boven de deur en helemaal rechts. Die inkortingen doen het werk uitdeinen en geven het op die manier een gevoel van eeuwigheid. Of moet ik tijdeloosheid typen? De evasiedrang blijkt uit drank, open deur en kruisbeeld. Het begonnen glas bier rechts op de toog, laat weten dat er net buiten het beeld buiten de kroegbaas een klant moet aanwezig zijn. Dit is een van de werken die het best het Halle van Thevenets tijd weergeven. De stad telde tientallen café waarvan de baas vaak nog een ander beroep uitoefende. Vooral uit details blijkt Thevenets kennis van zijn adotiestad. Een reclamebord tussen het rek met glazen en de deur voor "geuze lambic" van "Vanderkelen" toont misschien aan dat het bier in het glas op de toog geuze een hulde aan de biersteker die de Hallenaar die het meester werken gekocht heeft, is? De ontkurker voor geuzeflessen rechts achter de toog is de uitvinding van een inwoner van Buizingen dat in de zeventiger jaren van vorige eeuw met Halle gefusioneerd is.
[1] WALSCHOT, L. De "reekening van Emma". In: Hallensia, jg. 24, nr. 1, januari-maart 2002, p. 26-29.
05-04-2007
*EEN POGING TOT AL DAN NIET SITUEREN
Ik sta voor de moeilijke taak om het werk te benoemen. Vast staat dat veel schilders en andere kunstenaars er niet van houden om in vakjes ondergebracht te worden. Het geeft immers een meerwaarde aan hun kunst. Feit is echter dat de meeste schilders in een stroming thuishoren. Feit is dat vooral schilders die moeiteloos in een stroming kunnen ondergebracht worden, bijblijven.
Ik sta inderdaad voor de moeilijke taak om het werk te benoemen. Moet ik aansluiten bij de meeste critici en recensenten die hem een fauvist, zelfs een Brabants fauvist genoemd hebben? Moet ik overnemen en hem in het rijtje van zijn Brabantse fauvistische generatiegenoten als Jos Albert, Jean Brusselmans, Philibert Cockx, Creten, Dehoy, Anne-Pierre de Kat, Prosper de Troyer, Jehan Frison, Marthe Guillain, Médard Maertens, Albert-François Mathys, Paerels, Roger Parent, Ramah of Henri-François Raemaekers, Schirren, Scoupreman, Rudolphe Strebelle, Edgard Tytgat, Jean Vanden Eeckhoudt, Médard Verburgh, Fernand Verhaegen en Rik Wouters onderbrengen? Allen zijn geboren in de zeventiger en tachtiger jaren van de negentiende eeuw, met uitzondering van Vanden Eeckhoudt, geboren in 1857. Merkwaardig is het heterogene en kosmopolitische karakter: autodidacten naast academici en Brabanders en Brusselaars naast Nederlanders, een Fransman en iemand van joodse afkomst. Moet ik klakkeloos overnemen en Thevenet een Brabants fauvist noemen? Moet ik Thevenet in mijn alfabetische lijstje tussen Scoupreman en Tytgat plaatsen? Het fauvisme dankt haar naam aan een toeval. Tijdens het "Salon d'automne" van 1905 te Paris stond een Italiaans-Florentijns beeld tussen impressionistisch-achtige en brutaal-aandoende schilderijen. Journalist-criticus Louis Vauxcelles was erdoor verontwaardigd en schreef: "Donatello parmi les fauves". Al snel werd de zaal "Cage aux fauves", de kooi van wilde dieren, genoemd. De Franse fauvisten gebruikten onvermengde, dus directe, kleuren waarmee ze als vernieuwers hun vrijheid wilden uitschreeuwen. Ze gingen in het gebruik van felle kleuren waarin ze door van Gogh beïnvloed waren, tot het uiterste. Hoewel het fauvisme slechts kort duurde, waren schilders als Georges Bracque, Paul Cézanne, André Derain, Maurice de Vlaminck, Raoul Dufy en Kees Van Dongen er aanhangers van. Het Brabantse fauvisme heeft niet veel gemeen met het internationale of Parijse fauvisme. Hoewel het ook gebruik maakt van tachisme, schilderen met vlugge penseeltrekken, zijn de contrasten tussen de kleuren veel minder gewaagd, brutaal en provocerend. Schirren die in 1906 kleurrijke aquarellen geschilderd heeft, mag de eerste Brabants fauvist genoemd worden.
Hoewel ik niet bang ben om Thevenets kunst te benoemen, kan ik hem niet in het Brabantse fauvisme of een andere kunststroming onderbrengen. Hoewel ik niet bang ben om zijn kunst te benoemen, wil ik hem niet in een kunststroming onderbrengen. Hoewel ik niet bang ben om zijn kunst te benoemen, mag ik hem niet in een kunststroming onderbrengen. Waarom niet? Hij hoort er niet thuis. Hij hoort gewoonweg nergens thuis omdat hij zo veelzijdig was en openstond voor wat er gaande was. Dat hij een eigentijds kunstenaar was, blijkt uit het persoonlijke, zelfs autobiografische karakter. Het verbeelden van zijn problemen, twijfels, onzekerheden en de drang om te ontsnappen maakte het moeilijk om zich weerbaar op te stellen. Daarom probeerde hij zijn leven te ordenen in een poging om rust te brengen. Die pogingen om te ordenen zijn de kracht van zijn kunst. Hij is erin geslaagd om universeel en tijdloos te ordenen zodat ook de kunstliefhebber buiten Thevenets eigen tijd er iets of veel aan had en/of heeft. Door zijn meerduidelijkheid en door de kunstliefhebber de kans op interpretatie ervan te bieden heeft hij een meerwaarde aan zijn kunst gegeven. Dat hij eigentijds schilder was, blijkt uit elementen van stromingen die hij in het begin van zijn kunstenaarschap heeft leren kennen en die in min of meer mate in zijn werk zijn binnengeslopen. Geloof maar niet dat hij niets afwist van kunstgeschiedenis. Hij heeft aan tal van groepstentoonstellingen deelgenomen en is zo in contact gekomen met het werk van binnen- en buitenlandse tijdgenoten. Hij heeft geëxposeerd tijdens "Les Indépendents" in 1906 en "Salon dAutomne" in 1909. Meer dan waarschijnlijk was hij beide keren in Paris aanwezig. Het kan niet dat hij de kans niet waargenomen heeft om musea en galeries te bezoeken en zijn kennis op kunst in het algemeen en de kunst van zijn tijd in het bijzonder te verruimen.
Van het realisme (1850) heeft hij de getrouwe, zichtbare en bijna-fotografische weergave overgenomen. Dit valt vooral in de voorkeur voor details en gewone voorwerpen op. Hij werkte wel eenvoudiger, naïever en losser dan de oorspronkelijke realisten. Van Der Eeckt had het over sfeervolle intimiteit zoals ( ) in het werk van Henri De Braekeleer ( ). Die gezellige huiselijkheid, warmte en rust die we in de interieurs van De Braekeleer die leefde van 1840 tot 1882, vinden en diens absolute voorkeur voor de dagdagelijkse gewone dingen (voorwerpen zonder pretentie die onderwerp op zichzelf worden en naargelang hun materie licht vangen of weerkaatsen) treffen we bij Thevenet aan [1]. Van het impressionisme (1860) heeft hij zich de weergave van het onmiddellijke beeld of wat op een welbepaald moment rechtstreeks gezien en net op dat ogenblik weergegeven wordt, eigen gemaakt. Ook hij richtte zich op het dagelijkse leven. Geregeld hanteerde hij de kommastructuur. Van Der Eeckt heeft geschreven dat hij Soms ( ) opvallende contrasten en dissonanten gebruikt heeft, af en toe zelfs rauwe kleurencombinaties, van het soort waar Ensor mee choqueert, om dan weer geleidelijk over te gaan naar heel gevoelige, zachte, luchtig heldere kleurengammas, met stralende tinten wit, waarmee hij een lichtintensiteit verkrijgt de beste impressionisten waardig. [1]. Het post- of neo-impressionisme (1880) blijkt uit het overbrengen van emoties, structuur, compositie en de symbolische betekenis. Net als de Franse "Nabis" (1890), van het Hebreeuwse woord voor profeet, ook wel synthetisten genoemd, heeft hij gevoel en emotie vastgelegd, in tegenstelling met het impressionisme dat het vluchtige van het buitenlicht wilde vatten. De "Nabis" gebruikten effen vlakken omgeven door een zwarte lijn. Nauw bij het post-impressionisme sluiten cloisonisme, divisionisme, luminisme en pointillisme aan. Symbolisme (1885) is zeer sterk in het werk aanwezig. Hij slaagde erin om dagelijkse voorwerpen en plaatsen zon diepere betekenis te geven dat ze verafbeelding van de menselijke ziel geworden zijn. Dit heeft ervoor gezorgd dat werk zonder mensen menselijk wordt. Pointillisme (1900) of stippeltechniek heeft hem geleerd om licht te accentueren. Dat kleurenanalyse aan de basis ligt, hoeft niet te verwonderen. De techniek bestond erin om primaire kleuren in punten op een witte achtergrond aan te brengen. Thevenet heeft ook streepjes op een lichte, neutrale achtergrond aangebracht. Door letterlijk afstand van het schilderij te nemen ziet men de kleuren in elkaar overlopen en zo als het ware een nieuwe, secundaire kleur vormen. Een heldere, bijna lichtgevende indruk was het resultaat. Divisionisme of ontbinding van de kleur en luminisme sluiten nauw bij het pointillisme aan. Ook cloisonisme is aanwezig. Grote kleurenvlakken worden door donkere contourlijnen van elkaar gescheiden. Gevolg is dat minder aandacht aan het juiste perspectief besteed wordt. Tenslotte is er het fauvisme waarmee Thevenet door zovelen vereenzelvigd wordt. van der Eeckt noemde hem een Brabants fauvist voor de chromatische ongedwongenheid, kleuroptimisme en spontane kleurzetting ( ). Hij gaat echter niet zo ver als de meesten van hen, doch het ( ) helpt hem in het door hem zelf opgelegde realistische kader een zekere vrijheid te verkrijgen en om zich met een lossere factuur op persoonlijke wijze emotioneel en plastisch uit te drukken. [1].
Het is duidelijk dat autodidact Thevenet in het schilderslandschap heeft rondgekeken. Hij heeft verkend. Hij heeft ondergaan en ervaren. Hij heeft geproefd. Hij heeft gewikt en gewogen. Die confrontatie en het contact met voorgangers en tijdgenoten zijn zijn werk ten goede gekomen. Er kan echter geen sprake zijn van navolgen of ordinair of slaafs plagiaat. Zijn werk is immers niets anders een synthese van verscheidene stromingen. Het resultaat is dan ook een eigen stijl die zich niet benoemen of in vakjes dringen laat. Het is duidelijk dat Thevenet niet voor de gemakkelijkste weg gekozen heeft. Zijn kritische kijk heeft hem ertoe gebracht om niet voor een kortstondige jour de gloire te kiezen, voor zover van kiezen sprake kan zijn. Hij heeft besloten om zijn eigen weg te gaan, wars van heersende stromingen die goedkoop en snel succes konden waarborgen. Hij is gewoon maar zijn eigen, eenzame weg gegaan. Gedurende meer dan 30 jaren is hij zichzelf en zijn ideeën trouw gebleven. Nooit heeft hij zichzelf verloochend. Critici hebben het (altijd al) moeilijk (gehad) met kunstenaars die niet in de pas lopen. Omdat ze meestal niets lievers doen dan schilders in vakjes onder te brengen, weten ze al te vaak weinig of niets aan te vangen met het werk van randgevallen. Ze hebben voor de gemakkelijkste weg gekozen en verzwijgen of vermelden nauwelijks. Toch is Thevenet niet doodgezwegen. Er is niet weinig over hem geschreven. Halse schepen Busselot die mee de Halse retrospectieve uit 1990 [2] organiseerde, beweerde ten onrechte dat hij weinig publikaties over deze verdienstelijke kunstenaar [3] gevonden heeft. Ikzelf heb op korte tijd een 150-tal bijdragen waarin Thevenet meer dan zomaar vermeld wordt, gevonden.
Thevenet hoort nergens thuis omdat hij een buitenschools schilder is. Hiermee bedoel ik dat hij die dingen die hem aanspraken en binnen zijn concept waarover hij zich spijtig genoeg nooit uitgelaten heeft, pasten, overgenomen en op een persoonlijke manier verwerkt heeft. Zijn sterkte is tegelijk zijn zwakte gebleken: hij hoort nergens thuis. Frans Sablon die zich in zijn enige bijdrage over Thevenet vooral tot algemeenheden beperkte, heeft dan toch de verdienste om hem juist, maar zonder in detail te treden getypeerd te hebben: Louis Thévenet heeft zijn eigen plaats ingenomen in de geschiedenis van onze schilderkunst. Hij is noch leider, noch volgeling van een school of van een groep. Hij is n eigen persoonlijkheid : Louis Thévenet. [4]. Hij hoort nergens thuis omdat hij een authentiek schilder is. Daardoor wordt er weinig, te weinig rond zijn werk gedaan. Retrospectieve tentoonstellingen worden te weinig georganiseerd. Essays enkel en alleen aan zijn werk gewijd, zijn op de vingers van een hand te tellen.
Ik heb zijn werk binnen de altijd maar weer wijzigende schilderkunst geplaatst. Moet ik hem ook niet als creatief mens plaatsen? Laat me toe om nog eens terug te grijpen naar een literair essay van mij. Er bestaan 2 soorten dichters. Dichters die gedichten schrijven, en dichters, die verzamelingen van gedichten schrijven. Dichters die gedichten schrijven, ( ) schrijven gedichten die op zich staan. Elk gedicht kan afzonderlijk gelezen worden. Kennis van andere gedichten is niet noodzakelijk om inzicht ( ) te verkrijgen. De dichters schrijven ( ) hun ganse literaire carrière losse gedichten ( ). Laat ik ze dichters blijven noemen. Dichters die verzamelingen van gedichten schrijven, ( ) schrijven gedichten die afzonderlijk én op een zinvolle wijze kunnen gelezen worden maar die pas hun volledige betekenis krijgen in combinatie met andere gedichten. Kennis van andere gedichten is dus noodzakelijk om volledig inzicht ( ) te verkrijgen. ( ) Die verzamelingen vormen thematisch( ) en/of stilistisch( ) wat ik opus zou willen noemen. Vaak zelfs zijn de verbanden tussen verschillende opera zo intens dat van toeval geen sprake kan zijn. De dichters werken hun gans leven intens dat van toeval geen sprake kan zijn. Ze werken hun ganse literaire carrière aan het creëren van ( ) opera waarvan het geheel ( ) een oeuvre is. Laat ik deze dichters poëten noemen. [a]. Zo zijn er ook 2 soorten schilders. De ene maakt schilderijen die op zich staan. Die schilderijen hebben inhoudelijk en/of stilistisch niets met elkaar te maken. De schilder maakt zijn hele leven losse schilderijen. Ik noem hem schilder. De andere maakt verzamelingen van schilderijen. Hoewel ze op een zinvolle wijze op zichzelf kunnen ondergaan worden, komen ze pas tot hun recht en krijgen ze pas hun volledige betekenis in combinatie met andere schilderijen waarvan de kennis noodzakelijk is om volledig inzicht te verkrijgen. Die verzamelingen vormen een inhoudelijke, thematische en stilistische eenheid. Dit sluit niet uit dat inhoud, thema en stijl (kunnen) evolueren of zich zelfs vernieuwen. Er is echter steeds een rode draad die niet de figuur van de schilder is. Hij werkt constant aan een oeuvre. Ik noem hem daarom kunstschilder. Het spreekt dat het oeuvre van een kunstschilder de toeschouwer meer genoegdoening geeft dan de losse schilderijen van de schilder. Het spreekt ook dat een oeuvre van de toeschouwer meer inspanning vergt om te doorgronden. Ik plaats Thevenet zonder enige twijfel in de tweede categorie. Thevenet: een kunstschilder-pur-sang. Thevenet: een kunstenaar van het hoogste niveau.
[a] WOUTERS, Rik. Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. / Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997 Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997.
[1] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: "De Vierbunder". Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle]. [2]DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [3] S. H. [= Alain Sarteel]. Halle herdenkt zijn fauvist. Retrospectieve Louis Thévenet. In: Het Volk, Brussel-Halle-Vilvoorde, 7 augustus 1990. [4] SABLON, Frans. Onze stad Halle en de Schoone Kunsten. Op de Wereldtentoonstelling vn 1936 te Brussel. In: Mémoires, Cercle Historique et Archéologique de Hal / Gedenkschriften Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle, nr. 11, 1936, p. 303-314.
04-04-2007
*OOGSTRELENDE KLEURENSCHAKERINGEN
Om zijn eenvoudige schilderijen die getuigen van een bijzondere compositie, te ondersteunen gebruikte hij meesterlijke en warme kleurencombinaties. Zijn coloriet is spontaan, levendig en fris. Sta me toe me voor deze materie waarin ik een leek ben, Van Der Eeckt aan het woord te laten. Waar ze Thevenets werk eerder kunstmatig op basis van zijn omgeving ingedeeld heeft, sloeg ze op chromatisch vlak nagels met koppen. Vóór 1916 gebruikte Thevenet een zacht en spaarzaam palet dat overheerst werd door een gamma van bruin en oker, hier en daar geaccentueerd door groene en zwarte tinten. De vorm ontstond als vanzelf uit subtiel aangebrachte verflagen. [1]. Clement heeft anders waargenomen; een schakering van heerlijke grijzen, die de intimistische sfeer bepalen, [2] is hem bijgebleven. Vanaf 1916 varieerde zijn kleurenpalet ( ) nogal ( ). Soms gebruikt hij opvallende contrasten en dissonanten, af en toe zelfs rauwe kleurencombinaties, van het soort waar Ensor mee choqueert, om dan weer geleidelijk over te gaan naar heel gevoelige, zachte, luchtige, heldere kleurengammas, met stralende tinten wit, waarmee hij een lichtintensiteit verkrijgt de beste impressionisten waardig. [1]. Clement heeft een gelijkaardige waarneming als van der Eeckt gedaan: In de tweede periode verheldert hij zijn palet [2]. Toch wil ook ik een poging wagen om Thevenets kleurengebruik te ontleden. Altijd weer immers word ik getroffen door vooral interieurs met oogstrelende tintenschakeringen. In de vóór-Halse periode gebruikte hij vooral bruinen, donkere grijzen, sepia en donkere soorten oker. Zelfs zwart. De objecten waaruit de werken samengesteld zijn, worden door een uitgesproken zwarte omranding van elkaar gescheiden en lijken zo op zichzelf te staan. Ze worden door opvallende schaduwgeving beklemtoond. Het lijkt zelfs of bewust een donkere vernis over de verf aangebracht is. De stijl van sereniteit, misschien zelfs zachte afstandelijkheid? De Halse periode valt op door een bijzondere helderheid. Zachte kleuren komen op de voorgrond met een voorliefde voor blauwen, gelen, groenen, lichte grijzen, roze, soorten rood en zachte okers. De aflijningen van de voorwerpen zijn minder opdringerig. Schaduwen zijn bijna helemaal verdwenen. Een lichtfilm lijkt rond de schilderijen gewikkeld te zijn. De stijl vol levendigheid en speelsheid?
[1] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: "De Vierbunder". Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle]. [2] CLEMENT, Rik. Beperkte retrospectieve van de meester van Hal. In de intimiteit van Louis Thévenet. In: Het Volk, 10 december 1984.
03-04-2007
*DAGDAGELIJKSE VOORWERPEN
Thevenet heeft zijn hele leven handzame schilderijen gemaakt. De afmetingen variëren meestal tussen 40 en 70 cm. Toch kwamen er extremen voor: "Boskant" uit 1924 meet 11,5 cm bij 15 cm en "Na de mis" uit 1912 110,5 cm bij 198,5 cm. Thevenet heeft zich zelden aan grote werken gewaagd. Er lijken redenen voor te zijn. Hij was een schilder die in de geborgenheid en intimiteit van de huiskamer werkte. Dacht hij dat die intimiteit zich niet leende voor grote doeken? Omdat hij steeds klein gewoond heeft, had hij gewoon de plaats niet om grote doeken te plaatsen. Thevenet heeft een groot oeuvre waarvan niet alle werken gekend zijn, bij elkaar geschilderd. Zal men ooit alle werken die nog bestaan, kunnen achterhalen? De criticus heeft het dan ook moeilijk om het oeuvre door te lichten. Niet alleen omdat er geen inventaris bestaat, maar ook omdat het niet mogelijk is om alle gekende werken te bekijken en onderzoeken. Werken in collecties van musea, vermeld in bijlage 5, bevinden zich meestal in het depot. Werken in het bezit van overheden en bedrijven hangen in ruimtes niet voor het publiek toegankelijk. Het overgrote deel van de werken is echter in privébezit. Een groot deel van die privébezitters is overigens niet happig om ermee naar buiten te komen, gewoon maar omdat ze onbekend wenst te blijven. Er zijn natuurlijk de tentoonstellingen. Op collectieve exposities, vaak rond een thema of stroming, vindt men echter slechts enkele werken of zelfs maar één enkel werk. Retrospectieves over Thevenets werk zijn daarom de enige mogelijkheid om met het levende werk, geen fotos dus, in contact te komen. Toch wordt ook dan slechts een beperkt deel tentoongesteld: 46 in het Teirlinckhuis te Beersel in 1985 [1], 88 tijdens de retrospectieve te Halle in 1990 [2] en 56 in het Felix De Boeckmuseum te Drogenbos in 2001 [3]. Vaak komt men op tentoonstellingen ook steeds weer dezelfde werken tegen. Wat na het bezoek aan exposities overblijft, is een vluchtige indruk die niet zelden snel zelfs vervaagt. Dé manier om het werk te leren kennen en te (proberen om te) doorgronden moet daarom via catalogi gebeuren. Er stelt zich echter een probleem. Meestal wordt slechts van een aantal schilderijen een foto opgenomen. Al te vaak worden dan nog zwart-wit fotos afgedrukt.
Indelingen houden risicos in: ze lopen al eens mank. Toch heb ik een poging gewaagd: 1. Binnenwerken: 1. 1. Gewone of huisinterieurs: 1. 1. 1. Algemene of kamerinterieurs, kortweg "interieur", niets anders dan weergaves van schone kamers of keukens; 1. 1. 2. Geconcentreerde of ingezoomde interieurs, kortweg "stilleven", niets anders dan een deel van "interieurs". Ik verkies stilleven boven het Franse nature morte: in zon werk is immers meer leven dan dood; 1. 1. 3. Halls; 1. 2. Andere interieurs: 1. 2. 1. Café-interieurs; 1. 2. 2. Kerkinterieurs; 1. 2. 3. Andere interieurs; 1. 2. 4. Ommuurde tuinen als deel van een woning; 2. Buitenwerken: 2. 1. Gebouwen: 2. 1. 1. Cafés en winkels; 2. 1. 2. Kerken; 2. 2. Landschappen: 2. 2. 1. Landschappen in strikte zin: vergezichten; 2. 2. 2. Landschappen in uitbreidende zin: tuinen; 2. 2. 3. Marines en strandgezichten; 2. 3. Allerlei: processies en stadschappen.
Ooit heb ik die dichter en literatuurcriticus ben, geschreven dat Poëzie ( ) vragen oproept. Meer zelfs: Poëzie roept meer vragen op dan ze antwoorden geeft. ( ) Waarom schrijft men poëzie? De dichter schrijft omdat hij door taal geobsedeerd wordt. Hij schrijft niet voor zichzelf. Niet voor zichzelf alleen, natuurlijk, bedoel ik. ( ) Het feit alleen al dat iemand zijn gedichten uitgeeft, bewijst dat er niet voor zichzelf geschreven wordt. De dichter wil gelezen worden. De dichter wil communiceren. De dichter meent dat hij een taak heeft. De ene is van oordeel dat hij de vonk van de inspiratie ( ) moet doen overslaan zodat de lezer ertoe aangezet wordt te denken en te interpreteren. De andere wil door zichzelf in de om-wereld proberen te situeren, de lezer met zichzelf confronteren. ( ) Waarover handelt poëzie? ( ) Dichters zijn niet kieskeurig wat de onderwerpen ( ) betreft. ( ) Toch is niet alles poëzie. Alles kan wel poëzie worden. Zelfs het scheetje dat me ongewild (?) ontsnapt op een perron in Brussel-Centraal. ( ) Poëzie is ( ) een combinatie van woorden. Doordat de dichter (zo) veel (mogelijk) wil zeggen met (zo) weinig (mogelijk) woorden, hanteert hij een gecondenseerde en uitgezuiverde taal. Poëzie: vermenigvuldiger van betekenissen van woorden. ( ) Poëzie doet de betekenis ( ) verschuiven in de richting van de bedoeling van de dichter die (meestal) niet de meest voor de hand liggende betekenis ( ) gebruikt. Daardoor gaat het woord een eigen bestaan leiden. Het ( ) wordt poly-interpretabel. Het ( ) krijgt een andere zin die door de dichter, die het woord gebruikt, ( ) bepaald wordt. [a]. Ik denk, nee, weet dat poëzie en schilderkunst meer gelijkenissen vertonen dat men op het eerste zicht zou denken. Ik weet dat mijn tekst ook op schilderkunst van toepassing is. Het volstaat om in bovenstaand citaat poëzie te vervangen door schilderkunst, dichter door schilder, gedicht door schilderij, schrijven door schilderen, lezen door bekijken, lezer door aanschouwer, woord door verf en taal door afbeelding. Het lijkt me dan ook niet meer dan logisch om Thevenets schilderijen net als poëzie te analyseren. Het codewoord is poly-interpretabiliteit of meerduidigheid. Noem het de niveaus van het kunstwerk: het uiterlijke of wat er afgebeeld is, en de innerlijke die verwijzen naar wat de schilder heeft willen meedelen én naar de interpretatie door de kunstliefhebber.
Wat leert het uiterlijke niveau? Thevenet schilderde vooral gewone of huisinterieurs waarmee ik interieurs, stillevens en halls bedoel, en café-interieurs. Ik zal me dan ook vooral daartoe beperken. Hij was landschaps-, noch stadsschilder. Landschapsschilderen werd door zijn generatiegenoten nochtans druk beoefend en was zelfs typisch voor de periode. Dit betekent echter niet dat hij er geen geschilderd heeft. Ik denk zonder volledig te zijn aan "Lever du soleil à Drogenbosch", zonder jaartal, "Soir sur les dunes" vóór 1900, "Bord détang" uit 1908, "Paysage campagnard" uit 1911, "Etang à Drogenbos" uit 1915, "Kanaal te Halle" uit 1919, "Landschap met fabriek te Halle" uit 1922 en "Boskant" uit 1924. Hij was ook geen portretschilder terwijl zijn generatiegenoten tal van portretten, eigen aan hun tijd, geschilderd hebben. Ik heb slechts het bestaan van één zuiver portret kunnen achterhalen: "Zelfportret" uit 1925. Toch duiken sporadisch figuren in zijn werken op. Ik denk zonder volledig te zijn aan "Les enfants du choeur", zonder jaartal, "Jeune fille à la robe rouge ouvrant un tiroir dune commode" uit 1910, "De man met de kaart" uit 1913, "Charles Decoster aan het harmonium" en "Het meisje aan het raam - Jeanneke" uit 1918, "Café De Grève" waarop hij zichzelf in een spiegel aankijkt, uit 1920, "Lhomme lisant" uit 1921 en "La couturière" uit 1929. Thevenet heeft zijn huis- en café-interieurs aangekleed met gewone voorwerpen. Als dagdagelijkse objecten denk ik aan bier- of wijnglas, boek, boestering, fles of karaf, fruit, hangklok, hoge, winter- of zomerhoed, kapstok met kleding, kast met open lade, Mariabeeld onder glazen stolp, muziekinstrument, open deur of venster, overloop of hall met open deuren of begin van een trap, paraplu, schilderij, schotel, spiegel, vaas met bloemen, vogelkooi, wandelstok, zicht van binnen op binnentuin in zonlicht, zoetigheid en taart, Opvallend is dat die dingen niet representatief hoeven te zijn voor het gewone huis. Belangrijk is dat ze steeds weer in andere combinaties en vanuit andere invalshoeken afgebeeld werden. Thevenets schilderijen lijken onaf. Vaak, meer wel dan niet werden delen van een geheel, de pars pro toto of deel voor een geheel uit de poëzie, afgebeeld. Ik denk zonder volledig te zijn aan delen van een boestering, een canapé, een deur, een fles, een hangklok, een kast, een raam, een schilderij, een spiegel, een tafel, een toog,
Wat leert een eerste innerlijk niveau? Thevenet heeft zijn onderwerpen, zijn ruimtes en voorwerpen dus, een bijkomende inhoud of zelfs supplementaire inhouden gegeven. Hij heeft niet gewoonweg geschilderd wat hij zag en zo een zoniet fotografische, dan toch wel een realistische weergave van wat hij zag, geschilderd. Marcel Duchâteau heeft verwoord: hij heeft niet het uitwendige, maar het inwendige, het binnenste van de dingen ( ) geschilderd. Hij heeft met andere woorden betekenis gegeven. Betekenen is teken zijn, d.w.z. symbool, zinnebeeld, verwijzing naar iets wat slechts spreekt tot diegenen die de eigenaardige taal der zinnebeelden, der symbolen verstaan. [4]. Het spreekt dat elke kunstliefhebber die een autonoom denkend wezen is, niet (noodzakelijk) op dezelfde wijze interpreteert. De voorwerpen zijn zonder moeite herkenbaar, gewoon maar omdat ze de werkelijkheid trouw blijven. Toch kan men er niet omheen dat ze een eigen leven in symbiose met de omgeving leven. Meer zelfs, ze roepen de mens van wie ze zijn, op. Wie was of waren die pers(o)on(en)? Thevenet zelf? Iemand die zich in de kamer ernaast bevond? Iemand die voor Gestommel zorgde / op de duistere verdieping. Wil de vrouw des huizes / uitgaan? Hangt ze haar zondagse kleed in de kast? [b]. Overdrijf ik door naar de eigenaar te verwijzen? Ik denk het niet en bevind me in goed gezelschap. René Lyr heeft het gehad over schilderijen zonder letterlijke en visuele, maar wel verdoken en veronderstelde menselijke aanwezigheid [5]. Remi De Cnodder wist dat Louis Thevenet ( ) ons geconfronteerd heeft met de wezenheid van de eenvoud, waarin de mens bijna steeds lijfelijk afwezig is, maar niettemin gans de sfeer optimaal doordringt. [6]. Alle voorwerpen verwijzen naar Thevenet. Ze zijn deel van hem. Ze zijn zijn bezit. Opnieuw heeft Thevenet de pars pro toto gebruikt. Claude Lyr ging een stap verder door te verklaren dat Thevenet a ceci de particulier, quil sidentifie avec ce quil peint. [7]. Hij heeft een andere dichterlijke stijlfiguur toegepast: personificatie of een beeldspraak die dingen en planten menselijk voorstelt. Thevenet heeft door te benadrukken en te herhalen, nog een poëtische stijlfiguur, aangetoond dat híj en niemand anders zijn schilderijen bewoont. Komen daardoor zo weinig figuren voor? Thevenet is in zijn werken gekropen en heeft ze zo een ziel gegeven. Opnieuw wordt een dichterlijke stijlfiguur gebruikt: beeldspraak of de wijze van meedelen waarin men het aan te duiden ding vervangt door een (of meer) beeld(en) met de bedoeling om bijzonder te accentueren of één of meer karakteristieken naar voor te brengen. Steeds weer duiken dezelfde voorwerpen op. Jaak Fontier had het terecht over welbepaalde voorwerpen die ( ) worden aangebracht wegens hun symbolische waarde. Dit is van alle tijden: denk aan de talrijke keren dat men schedel en zandloper afgebeeld heeft zonder dat men de meest voorkomende betekenis voor ogen had. Fontier heeft dit schijnrealisme [8] genoemd. Ik noem het symbolisme. Ik heb het met Fontier over welbepaalde voorwerpen die altijd weer opduiken, gehad. Het gaat inderdaad om een bewust arrangement van de objecten in plaats van een toevallige ontmoeting [8] met voorwerpen die probleemloos door andere kunnen vervangen worden. Het gaat om zaken die symbool staan voor bepaalde karaktertrekken van of elementen die Thevenet als mens bepalen. Duidelijk is dat Thevenet ze als fetisj beschouwde. Ik moet opletten met het gebruik van fetisj. Mijn vriend van Dale kent 3 betekenissen. 2 ervan zijn niet op Thevenet van toepassing. Wat Thevenet afbeeldde, was geen levenloos voorwerp van afgodische verering ( ) of (bij uitbr.) ook geen voorwerp (m.n. van een geliefd persoon afkomstig) van ziekelijke, bijgelovige verering. [c]. Zelfs de derde betekenis, beeldje waaraan magische eigenschappen worden toegeschreven [c], lijkt niets aan het inzicht in het werk toe te voegen. Dit is slechts schijn. Laat me toe om te parafraseren en een beetje aan te passen door magisch te vervangen door bijzonder. Een fetisj is niet wat je ziet. Een fetisj is wat erachter of erin schuil gaat: Thevenet heeft van een beeld dat ik voorwerp noem, niet het het, maar de hij of zij, de diepere betekenis dus, willen verbeelden. Elk voorwerp had voor Thevenet een bijzondere betekenis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat steeds weer dezelfde voorwerpen die niets anders dan symbolen van zijn gedachten, gevoelens, meningen, zijn, opduiken. Een aantal voorwerpen laat zich zonder moeite duiden. Bier- of wijnglas, boestering, fles of karaf, fruit, zoetigheid en taart verwijzen naar zijn liefde voor drank, eten en snoep die een soort wegvluchten uit het dagelijkse leven verbeelden. Bier- of wijnglas en fles of karaf doen zelfs de drankverslaving vermoeden. Hieruit blijkt duidelijk dat hij zichzelf zeer goed kende en dat zelfspot hem niet vreemd was. Hoed, kapstok met kleding, paraplu en wandelstok wijzen op de steeds aanwezige drang om het huis te verlaten of zelfs uit te vluchten. Vaas met bloemen en bloementuin duiden aan dat hij vaak wegvluchtte in de natuur waar hij stilte en rust vond. Mariabeeld onder een glazen stolp en kerk en kerkinterieur verwijzen naar zijn religieuze karakter. Is er een link tussen natuur en religie? Bracht de natuur hem dichter bij god die ik met een kleine letter schrijf? Blijft het bij tijdelijk vluchten? Kast met open lade, open deur, open venster en hall met open deuren of het begin van een trap verbeelden dat hij het er moeilijk mee had om opgesloten te zitten. Leed hij aan claustrofobie? Niets wijst erop. Het lijkt wel of alles er was om op elk moment te kunnen vertrekken: de kledij was binnen handbereik en open deuren en ruimtes nodigden uit om uit te gaan zoals uit "Mijnheer gaat uit" uit 1916 blijkt. Heeft Thevenet zijn hele leven geleefd met de drang om te vluchten? Dat hij geregeld van woning veranderde, lijkt vaagweg positief te beantwoorden. "De man met de kaart" uit 1913 lijkt te bevestigen. Wijst de vogelkooi die geregeld opduidt, op die angst voor opsluiting? Ook en misschien zelfs vooral kunst, verbeeld door boek, muziekinstrument en schilderij aan de muur, was een middel om in - Vluchtte Thevenet uit of in de wereld?- te vluchten. Meer zelfs, schilderen-op-zich was hét middel om de wereld de rug toe te draaien. Schilderen heeft hem steeds in de ban gehouden. Het lijkt er zelfs op dat de liefde en de drang om te schilderen met de jaren toegenomen is. Op 18 juli 1928 schreef hij aan René Lyr: je travaille toujours avec grande foie dans mon art que jaime de plus en plus [A, 24113]. De hangklok lijkt een belangrijke rol die zich echter niet zomaar laat verklaren, te spelen. Nam de drang om te ontsnappen met de tijd toe? Nam die drang mettertijd af omdat hij zich door het lange verblijf in Halle gesettled voelde? Werd hij zich ervan bewust dat de kans om te ontsnappen met ouder worden moeilijker werd? Of maakte het tikken van de hangklok hem erop attent dat hij wat hij met mon art que jaime de plus en plus [A, 24113] voor doel heeft gehad, nooit zal kunnen afwerken?
Uit wat voorafgaat, lijkt het wel of Thevenet iets met poëzie gehad heeft. Het lijkt slechts zo. Het is schijn. Niets immers wijst erop dat hij een belezen man met belangstelling voor literatuur in het algemeen en poëzie in het bijzonder was. Uit zijn brieven blijkt overigens dat hij geen foutloos Frans kon schrijven. Schrijf die links met poëzie maar op mijn rekening. En toch, kan men kunst die talrijke vormen telt, niet beschouwen als een interdisciplinair iets? Even belangrijk als de voorwerpen is het feit dat de schilderijen onaf lijken. Ook René Lyr heeft vastgesteld dat Thévenet ( ) zelden ( ) een volledige vorm weergaf. Die inkorting was abstract en modern [9]. Thevenet heeft de techniek bewust toegepast. Wilde hij ermee aanduiden dat er zich naast zijn eigen beperkte wereld een andere, uitdeinende, overweldigende wereld bevond die hem aantrok? Is wat niet afgebeeld is, dan bevestiging van de symboliek die in de voorwerpen verborgen zit? Ik heb werkwoorden als (weg)vluchten, verlaten, vertrekken, de rug toedraaien en ontsnappen gebruikt. Het is duidelijk waar Thevenet met zijn kunst heen wilde. Zijn hele oeuvre was een vlucht uit de realiteit in dronkenschap, eten en snoep, natuur, God, kunst, Kortom, een vlucht uit de beperkende, misschien zelfs bedreigende werkelijkheid van de eigen, kleine leefwereld. Waarin vluchtte Thevenet weg? Ik zou het een te leven, gedroomde, onrealistische, nooit gerealiseerde werkelijkheid willen noemen. Nooit echter heeft Thevenet de ultieme stap gezet. Nooit heeft hij zoals Vincent van Gogh en Paul Gauguin zijn schepen verbrand en tabula rasa gehouden. Naar de reden(en) heb ik het raden. Was hij doordat hij in Halle tot rust gekomen was, niet langer de artiest uit zijn Brusselse periode, maar een (klein)burgerlijk kunstenaar? Was de drang om te ontsnappen met de jaren afgenomen? Was de vaderliefde voor zijn Jeanneke te groot? Escapisme is niet vreemd aan kunst. Het heeft meesterwerken voortgebracht. Het is wel vreemd om die evasiedrang bij een interieurschilder aan te treffen. Het lijkt zelfs een paradox dat iemand uit de grote stad die Brussel was en is, zich in Halle opsloot in een uiterste poging om te ontsnappen. Opnieuw duikt een poëtische stijlfiguur op: de paradox of de schijnbare tegenspraak, gebruikt om het complexe van een situatie beeldend uit te drukken. Vreemd is dat Thevenets interieurs die het resultaat van zijn evasiedrang zijn, de kunstliefhebber niet opsluiten, maar bevrijdend op hem inwerken.
Wat leert een tweede innerlijk niveau? Thevenet is niet alleen schilder van interieurs waarin de voorwerpen een eigen, consequent leven zijn gaan leiden, maar ook schilder van vormen. Zijn schilderijen zijn opgebouwd uit voorwerpen met zichtbare en meetbare kenmerken. Het zijn composities die uit geometrische vlakken bestaan. Vierkanten en rechthoeken vallen op. Toch wordt de aandacht vooral getrokken door cirkels. Ik denk aan hoed, horlogeplaat, kaasstolp, lamp, ovalen lijst, schotel, taart, tafel, tomaat, versiering van stoel of op stof, Vaak wordt de cirkel of de cirkel benaderende vorm als symbool voor de moeder die geborgenheid oproept, beschouwd. Heeft het (te) vroeg verliezen van de moeder -Haar jaar van overlijden heb ik nog niet kunnen achterhalen.- Thevenets denken blijvend beïnvloed? De composities bestaan niet gewoon maar uit geometrische vlakken. Het zijn evenwichtige composities bestaande uit gekleurde en geometrische vlakken. Ben ik verkeerd indien ik meen dat ik het over een abstracte opbouw mag hebben?! Het lijkt me dan ook niet overdreven om van een bewuste opbouw te spreken. Er is dan ook geen sprake van een strijd tussen gebogen en rechte lijnen. Men mag, moet daarentegen van een dialoog tussen die lijnen en vlakken gewagen. Thevenet herhaalt zichzelf. Herhaalt elke kunstenaar echter zichzelf niet?! Laat me toe om te nuanceren: Thevenet herhaalt zichzelf slechts in voorwerpen die een alibi of voorwendsel zijn om met gekleurde, geometrische vlakken te spelen. Past wat Duchateau aangehaald heeft, hierin? Emma heeft ooit aan René Lyr verklaard: "Louis zag verkeerd ( ).Ik zegde hem vaak: uw deur is te groot, uw tafel is te klein". Waarop hij antwoordde: Maar ik schilder geen deur, ik schilder geen tafel". [4].
Treden er veranderingen op in Thevenets wijze van uitbeelden? Dat Rene Lyr en Van Der Eeckt zijn werk in 2 periodes opdelen, lijkt erop te kunnen wijzen. Om in te delen zijn ze uitgegaan van de omgeving waarin de schilder leefde en werkte. Ze zagen een "burgerlijke" en "volkse" periode [5]. Beiden waren zich wel bewust van het kunstmatige van hun indeling. Van Der Eeckt heeft treffend verwoord: Alhoewel, omdat er geen echte breuklijnen ( ) zijn, is het wel de enige voor de hand liggende indeling. [10]. Lyr heeft de burgerlijke periode ook "vette" [5] genoemd, maar er dadelijk aan toegevoegd dat het zonder enige kleinerende bijbedoeling [5] gebeurd is. Hij heeft ook meer dan eens en terecht benadrukt dat er tussen beide periodes geen stilistische breuk waar te nemen is. Vreemd is dat Lyr en Van Der Eeckt de grens tussen beide periodes niet in hetzelfde jaar gesitueerd hebben. Lyr situeerde de eerste periode in 1906-1914 en de tweede in 1914-1930. Van Der Eeckt gebruikte voor de eerste periode toen Thevenet onder de veilige hoede van mecenassen en van financiële zorgen bevrijd werkte, dezelfde data als Lyr. De volkse periode echter viel volgens haar samen met De veertien jaar die hij te Halle doorbracht [10] en begon dan ook pas in 1916. Waarom liet ze de periode 1914-1916 onbesproken? Ik stel me vragen bij die indeling. Ik beschouw 1906-1930 als één enkele periode omdat indelen op basis van het afgebeelde, dus onderwerpen die slechts aan de leefomgeving aangepast zijn, geen zin heeft, gewoon maar omdat Thevenet steeds zichzelf gebleven is. Toch kan ik me in de indeling enigszins terugvinden, al was het maar omdat daardoor níét aan zijn verblijf in Halle voorbijgegaan wordt. Men zou voor beide periodes overigens andere omschrijvingen kunnen gebruiken. De eerste periode: Brusselse periode, artiest én zwerver, gerespecteerd schilder. De tweede periode: Halse periode, kunstenaar én burger-kunstenaar, peintre maudit naar analogie met poète maudit. In dit geval kan "Mijnheer gaat uit" uit 1916 een, misschien wel hét scharnierwerk zijn. Lyr en Van Der Eeckt hebben 1897-1905 buiten beschouwing gelaten. Dit is niet verwonderlijk. Uit die periode zijn slechts weinige werken met zekerheid aan te duiden. Walschot vermeldde voor 1897-1905 slechts 7 schilderijen op totaal van 557 achterhaalde. Ikzelf heb er 20 gevonden. Op basis van het kleine aantal zou het onvoorzichtig geweest zijn om besluiten te trekken. Misschien heeft Rik Clement juist ingedeeld. Ook hij had het over de 2 periodes. Hij deelde ze echter op basis van soorten werken in. In de eerste periode schildert hij landschappen, interieurs, kerkinterieurs, stillevens, in een schakering van heerlijke grijzen, die de intimistische sfeer bepalen, welke zijn kunst kenmerken. In de tweede periode verheldert hij zijn palet en zal hij zich bijna uitsluitend tot het interieur en stilleven beperken. [11]. Ook hij liet de periode tot 1906 onbesproken.
3 constanten vallen op: waarneming, limiet en herinnering. Thevenet nam waar omdat hij gefascineerd was door de dingen. Bijna had ik de schoonheid ervan geschreven. Ik hoed me om kunst schoon te noemen. Dichter Clem Schouwenaars schreef dat er geen goede of slechte gedichten bestaan; ( ) alleen maar gedichten. Zozijn er ook geen goede of slechte dichters; alleen maar dichters. De zogenaamd "slechte" zijn de naam "dichter" niet waard. [d]. Dat dit ook voor schilderkunst opgaat, staat buiten kijf. Thevenet beperkte zijn schilderijen op 2 manieren: limiet van ruimte en tijd. Door de ruimte te limiteren isoleerde hij de dingen door ze naar voor te brengen en uit te vergroten, close-ups zoals in de fotografie, waardoor hun intensieve kracht opvalt. Noem het fragmentarisme. Door tijd te limiteren legde hij dingen op een welbepaald moment vast. Later vastleggen zou een ander kunstwerk opgeleverd hebben. Door in zijn herinnering te graven bracht Thevenet herhaling, herkenning en identificatie in zijn werken.
[a] Uit mijn dichtbundel in voorbereiding met gedichten bij het werk van en over Thevenet. Mogelijke titels: "Of hij nog ooit thuiskomen zal, ergens, en woordenloos blijven spreken" of "Le peintre maudit en woordenloos spreken". [b] Mail van 18 december 2006 van Victor Ghysels, initiatiefnemer én verantwoordelijke van http://blog.seniorennet.be/halle, een site met wetenswaardigheden over Halle. [c] GEERTS, G. en HEESTERMANS, H. Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale lexicografie, Utrecht, Nederland en Antwerpen. 1995. [d] SCHOUWENAARS, Clem. Verzamelde gedichten. Hadewijch, Schoten. 1984.
[1] DDAA. Louis Thevenet. 15 juni 14 juli 1985 Herman Teirlinckhuis. Gemeente Beersel, Beersel. 1985[n.a.v. de tentoonstelling in het Herman Teirlinckhuis in Beersel van 15 juni tot 14 juli 1985]. [2] DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [3] DDAA. Ontmoeting met Felix (De Boeck) Louis Thévenet. Gemeente Drogenbos en Stichting Felix De Boeck, Drogenbos. 2001 [n.a.v. de tentoonstelling in het Felix De Boeckmuseum te Drogenbos van 9 september tot 25 oktober 2001]. [4] DUCHÂTEAU, Marcel. Rond de "Retrospectieve Louis Thevenet . Inleiding, gegeven door de heer Marcel Duchâteau, kunstcriticus. In: Trimestrieel Informatiebulletin van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring Halle, jg. 2, nr. 6, februari 1955, p. 2-5. [5] LYR, René. Louis Thévenet. De Sikkel, Antwerpen. 1954. [6] DE CNODDER, Remi. Louis Thevenets wereld van de kleine zielen. In: Gazet van Antwerpen, 10 februari 1975, p. 2. [7] LYR, Claude. Le peintre Louis Thevenet. Niet-gepubliceerde toespraak, uitgesproken voor de Rotary Club van Halle op 5 mei 1975 te Halle. [8] FONTIER, JAAK. Louis Thévenet (1874-1930). Kunstwerken van de twintigste eeuw in het Groeningemusuem (7). In: Brugsch Handelsblad, 13 januari 1973. [9] LYR, Claude. Het mysterie Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 45-53. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. 45-53. [10] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: "De Vierbunder". Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle]. [11] CLEMENT, Rik. Beperkte retrospectieve van de meester van Hal. In de intimiteit van Louis Thévenet. In: Het Volk, 10 december 1984.
archief [A] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel.
01-04-2007
*DE REEKENING VAN EMMA" OF EEN ONMOGELIJKE ZOEKTOCHT IN HET KUNSTENAARSVERLEDEN (1, tenzij anders vermeld)
In 1908 huwde Thevenet Emma. Al snel nam ze de leiding van het huishouden dat tot Thevenets dood met Jeanneke uit 3 personen bestond, op zich. Ze bekommerde zich niet alleen om de menselijke, maar ook om de geestelijke of de semi-artistieke problemen.
Nog in 1908 begon ze met "de reekening van Emma". In een schriftje van 22 bladzijden van 16,5 centimeter bij 10 centimeter hield ze chronologisch, maar met weinig blijk voor uniformiteit de verkoop bij. In detail ontleden van een transcriptie door Walschot loont de moeite. Hij heeft zo getrouw mogelijk ( ) de oorspronkelijke vorm, stijl, taal en schikking van een fotokopie van het origineel waarvan ik niet heb kunnen achterhalen wie het heeft, gerespecteerd. Het schrift is volledig en zonder blanco-delen volgeschreven. Het begint bovenaan op de eerste bladzijde met de vermelding van de reekening van Emma, de titel, en Verkocht in jaar 1908., de eerste van 23 ondertitels die naar een jaar verwijzen. De onderdelen zijn door de ondertitels van elkaar gescheiden. Het schrift eindigt op de tweeëntwintigste bladzijde onderaan. Toen het schrift vol was, stierf Thevenet. Indien ik bijgelovig ben, zou ik van het fatum gewagen. Het is in het Nederlands en het Frans geschreven. Walschot heeft het over een mengelmoes van "beschaafd" Westvlaams ( ) en Vlaams fonetisch-Frans ( ). De bizarre schrijfwijze vergemakkelijkte de ontcijfering ( ) geenszins. De taal deelt veel mee over Emmas culturele niveau en het niveau van het onderwijs op het einde van de negentiende eeuw.
In de regel begint de verkoopsaanduiding met de vermelding van dag en maand. Ik vermeld zonder volledig te zijn de verschillende schrijfwijzen: Jani, Janvrier, janvrie en Javrier, F, Fr, Fev, Fevrai, Fevreal en Fevrier, Maarte en mars, Avriel, verbeterd tot Avril, Mei en Mai, Juni, Juli, Julli, Julie en sjulli, aug, augu, augusti en auguste, sep, sept en Septembre, Octobre en octopbre, N, No en Novembre en des en Desembre, al dan niet verbeterd tot Decembre. Geregeld echter wordt de datum achterwege gelaten.
Dag en maand worden in de regel gevolgd door de naam van de koper. Van de meeste wordt de familienaam vermeld, bijna altijd voorafgegaan door Monsieur of Madame, Mme, Mm of Me en soms de voornaam, waaruit respect blijkt. De eerste koper was Bajot wiens naam zoals dat voor verscheidene andere het geval is, op diverse manieren geschreven wordt: Buéso, Byso, Byzo en Basjo. Letterkundige Herman Teirlinck die enkele Thevenets had, komt tweemaal voor: Tirelink en Teerlink. In zijn werk treedt Thevenet slechts één keer op. In "Verzameld werk vierde deel" kan men lezen dat Ik ( ) mij in 1906 was komen vestigen in Linkebeek ( ). Ik werd onmiddellijk opgenomen in een aldaar hokkende schildersbent ( ). Deze wildzangen huldigden, los van alle academisme, een zonnig impressionisme, waar vorm en licht zich aan elkander uitleefden, en kleuren achterlieten van ontroerende geraffineerdheid. Vooral bekoorde mij de primitiefheid van Thévenets uitbeeldingen, en ik heb veel uren, en kostbare, in onderbewuste wisseling van tekens, met deze ongeletterde vissersjongen beleefd. [2]. Of Teirlinck Thevenet goed gekend heeft en zelfs zijn vriend zou geweest zijn zoals men wel eens leest, betwijfel ik. Redenen te over. Emma schreef de familienaam verkeerd. Uit Teirlincks citaat blijkt een gebrekkige kennis. Hij noemde Thevenet ongeletterd terwijl hij brieven geschreven heeft. Hij had het over een vissersjongen. [2]. Thevenet is van Brugge dat niet aan de zee ligt en waar hij slechts zijn eerste 2 levensjaren gewoond heeft. Hij stamde niet af van vissers en lijkt nooit gevist te hebben. Of dacht Teirlinck aan Thevenets verblijf in Nieuwpoort en zijn reizen op de wereldzeeën? Op valt dat Teirlinck in tegenstelling tot anderen niet met de voornaam alleen vermeld is wat kan doen vermoeden dat er tussen beiden eerder een zakelijke relatie was. Slechts van enkele kopers wordt de voornaam of een deel ervan vermeld: François of fr Van Haelen, zijn broer Dominique en Romain Sevenants. Ze behoren tot de grote kopers, vermeld in de "reekening": François van Haelen die volgens Rene Lyr 55 werken bezat, wordt 17 maal als koper vermeld, zijn broer Dominique en Sevenants elk 14. Is er door de veelvuldige contacten een vriendschapsband ontstaan? Andere grote vermelde kopers zijn Hunin die volgens Rene Lyr 56 werken had, met 17 werken, Lyr zelf met 18, Theunissen met 12 en de Hallenaar Vanderkelen met 17. Vaak wordt familie-, noch voornaam vermeld. Emma heeft het over ma tant, Mr de Frans of uit Frankrijk, Mr St Jostenod of uit Sint-Joost-ten-Node, ami de Romain, 2 Mr de Oland of uit Nederland, Mr danvers, Madame de foret of uit Vorst, Vaak wordt als enige of bijkomende informatie over de koper gegeven: paris of de plaats waar het werk verkocht werd, straat en/of gemeente, en face Romain of de benaderende woonplaats, en beroepen als Musicien, consul zeneral, consyl Provinsial, Pharmacien, doctor, Cest un brasseur, marchand de meubles, couturier,
Dag en maand én naam van de koper worden in de regel gevolgd door de vermelding van het werk. Meestal zijn het omschrijvingen als interieur en stilleven in tal van spellingsvarianten. De eerste titel duikt pas op 18 april 1912, 4 jaar na het begin van de "reekening", op. Opnieuw valt het taalgebruik op -Ik doe geen poging om volledig te zijn.-: naturemort, naturmort, natur mort, granaturemort of grande nature morte, interieur, petiet interieur, interier, geraniom, cabijauw, bostering, comode, zardin, le mand Mei, canapee, acodion of accordeon, chapeo of hoed, lanfant of het kind, pleneir of open lucht, prosessïeon, chais, portemanto, secreteir en salamangee. Nooit worden de afmetingen van schilderijen vermeld. Ook de datum van het toe stand komen van een werk is achterwege gelaten.
De verkoopprijs wordt op tal van plaatsen vermeld. Vaak is het niet duidelijk of de prijs op één of meer werken slaat. Soms, maar te zelden heeft Emma geholpen door het aantal werken waarop het bedrag van toepassing is, te vermelden. Vaak is geen prijs vermeld. Geregeld is werk voor materiële zaken geruild: 38 bouteilles lambic in 1910, 6 stoelen, 12 bout vin, fauteuil, ets of etcetera, 1 tonneau de vin, charbon en 1000 frank bouteilles lambic in 1912, 12 sac de patates uit 1913, 100 fr in lambic in 1914, echange pour vin en change pour chaussure in 1915, 10 sacs charbon, 20 sas charbon en 1 Paire bottines pour Emma in 1916, échange de couleurs in 1919, Une armoire de cuisine et des toiles pour largent in 1925, pour des potteries (tasse) in 1926, 500 fr. de vin, Pour un meuble en chénes et quelques meubles en vin in 1927 en meuble en vin in 1928. Merk op dat een aantal van die vermeldingen in onberispelijk Frans geschreven is. Wie ze geschreven heeft, is onduidelijk. Walschot veronderstelde dat ze door René Lyr die het origineel bezeten heeft, toegevoegd zijn. Is dit nog tijdens Thevenets leven of pas na zijn overlijden gebeurd? Uit de "reekening" kunnen verduidelijkende zaken afgeleid worden. Toch kunnen er misschien wel meer vragen gesteld worden. De verkoop van het aantal werken blijkt uit de grafiek in bijlage 2. Toch is het moeilijk om het juiste aantal verkochte werken te achterhalen. Meestal immers treft men omschrijvingen als interieur of stilleven aan. Wanneer deze omschrijvingen op zich staan, stelt er zich geen probleem. Al te vaak echter bevindt zich op dezelfde regel een titel zodat de vraag moet gesteld worden of de omschrijving een verklaring van of toelichting bij de titel is. Emma heeft het de lezer echt niet gemakkelijk gemaakt. Ze schreef alles zomaar achter elkaar. Niet zelden is de titel van een werk verdeeld over meer dan één regel. Soms worden delen niet van elkaar gescheiden en soms gescheiden door een komma of een enkele of dubbele schuine streep. Een exact cijfer op de verkoop gedurende 23 jaren plakken is dan ook een delicate opdracht. Toch zijn er pogingen gebeurd. René Lyr heeft 449 werken geteld. Walschot kwam tot 401 en verklaart Dat kleinere aantal dan bij Lyr aan het feit dat we bepaalde vermeldingen zoals "intérieur" of "nature morte" eerder als verklaring bij de titel van een schilderij dan wel als een afzonderlijk werk hebben beschouwd. Ikzelf kwam uit op 442.
Dat de "reekening" niet alle werken bevat, staat vast. Slechts verkochte werken werden bijgehouden. Daarbij moet men de 36 werken tellen die tot de nalatenschap van Thevenet behoorden. Vóór 1908 heeft Thevenet echter ook geschilderd. Werken werden geruild en zelfs ter plaatse geschilderd en haalden de "rekening" niet. Oud-Hallenaar Victor Ghysels heeft me het verhaal van Pie Pot of Pierre Ghysels bezorgd. Wanneer Thevenet zonder geld zat, ging hij geregeld naar een café op de Vogelpers, naast de schrijnwerkerij van Pie Pot, waar hij in ruil voor een schilderij gratis eten kreeg. Hij schilderde op rechthoekige planken die in de schijnwerkerij gezaagd werden. Een aantal van die werken zijn nog eigendom van Ghysels familie. [a]. René Lyr stelde dat il apparaît que plus de la moitié de loeuvre ( ) ny est pas reprise. [3]. Elders had hij het over een duizendtal schilderijen. Ik heb er mijn twijfels bij. Indien Thevenet aan hetzelfde tempo als vanaf 1908 zou gewerkt hebben, zou hij vanaf 1897 in Anseremme 250 schilderijen gemaakt hebben. Dit zou het totaal op ongeveer 730 werken moeten brengen.
Een lijst van alle schilderijen opstellen blijft giswerk. Walschot heeft een poging ondernomen. Steunend op de "reekening van Emma", Lyr (1945), enkele publikaties en katalogen -Spijtig genoeg liet hij na om zijn bronnen te vermelden.- kwam hij tot een uiteraard onvolledige alfabetische lijst [1, p. 40-67], Onvolledig omdat we slechts 557 werken konden inventariseren. Ikzelf kom tot meer dan 500 werken en heb nog bronnen te inventariseren. Ik heb nagegaan welke schilderijen uit de periode 1916-1930, in 1990 te Halle tentoongesteld [4], in Walschots lijst van oktober-december 1990 vermeld staan. Van de 61 werken vond ik er 57 terug. Van die 57 werken vermeldde Walschot voor 45 geen jaar van verkoop wat betekent dat slechts 12 met zekerheid in de "reekening" voorkomen. Met zekerheid omdat een aantal van de 45 andere werken achter algemene omschrijvingen als interieur of stilleven verborgen kunnen zitten.
Eenduidigheid over de titels is er vaak niet; ik heb het niet over het al dan niet vermelden van een lidwoord. Ik beperk me tot het vermelden van "Interieur van het huis te Nieuwpoort" [4] of "Interieur te Nieuwpoort" [5], "De slaapkamer" [4] of "De slaapkamer van François Van Haelen" [6], "Commode met open lade" [4] of "Ladenkast met open lade" [7] uit 1907, "De judaspenning" [4] of "Sint-Pieterspenning" [6] uit 1907, "De gang" [4], "Gang" [7], "De gang van de brouwerij" [6] of "De gang, brouwerij Van Haelen" [5] uit 1910, "Het ronde tafeltje" [4] of "Stilleven met witte nap" [8] uit 1917, "De huizen van Halle" [4] of "Sollembeemd" [6] uit 1920, "Pladijzen en bloemenvaas" [4] of "Pladijzen met kaas" [8] uit 1924, "De witte tafeldoek" [5] of "De witte tafel" [8] uit 1925 en "Kaas en brood" [4] of "Kaasstolp, brood en boter" [5] uit 1926. De meeste werken hebben pas later een titel gekregen. Wie heeft die gegeven: de eigenaar of de organisator van een tentoonstelling? Een aantal titels dateert zelfs van lang na Thevenets dood: "Binnenzicht van de basiliek van Halle" en "Eglise de Hal" of "Binnenzicht in de basilek van Halle", beide uit 1917, "Basiliek te Halle" uit 1923 en "Basiliek vanaf H. Consciencestraat" uit 1928. De Sint-Martinuskerk werd immers pas in 1946 tot basiliek verheven. Een lijst met alle werken is ondanks de lovenswaardige poging van Walschot nog steeds niet opgesteld. Het opstellen van een alles omvattende lijst belooft een moeilijke, misschien wel onmogelijke opdracht te worden. Een aantal redenen heb ik reeds aangehaald en kunnen met de volgende die elkaar kunnen overlappen, aangevuld worden: nog nooit tentoongestelde, maar gekende werken, nog nooit tentoongestelde en niet gekende werken, werken waarvan geen foto bestaat, werken die met titel, maar zonder afbeelding, afmetingen en/of jaartal vermeld worden in bijdragen,
Bijlage 2 bevat naast het totale aantal verkochte werken de aanduiding van die werken waarvoor in de "reekening" een bedrag vermeld wordt. Indien ik de 8 jaren van de vóór-Halse periode met de 15 jaren van de Halse waarbij ik 1916 volledig bijneem, vergelijk, valt op dat de Halse de vruchtbaarste is. Slechts 3 jaren van de tweede periode waaronder het onvolledige 1930, zijn minder vruchtbaar dan het vruchtbaarste jaar uit de eerste. 4 jaren uit de eerste periode zijn vruchtbaarder dan het minst-vruchtbare jaar uit de tweede periode. Voor 6 van de 23 jaren staat voor elk schilderij een prijs vermeld. Voor 15 van de 23 jaren staat voor ten minste 68 % van de schilderijen een prijs vermeld. 2 jaren vallen uit de toon: 1912 met 50 % en 1929 met 24 %. 1912 durf ik als een toevalligheid te beschouwen: niets in Thevenets leven lijkt immers het onzorgvuldig bijhouden te kunnen verklaren. 1929 trekt echter mijn bijzondere aandacht, zeker indien ik het koppel aan 1927 waarvoor slechts voor 70,4 % een verkoopprijs vermeld is. Is het toeval dat het gaat over 2 van de 4 jaren die Thevenet op de Consciencestraat woonde? Was er met de verhuis en de intrek in de zo lang nagestreefde eigen woning sprake van een zekere euforie die laksheid in het bijhouden van de boekhouding kan verklaren? Is de slabbakkende economie met als hoogtepunt de beurscrash van 1929 en de onzekere toekomst de oorzaak?
Bijlage 3 bevat de inkomsten uit de verkoop. Terughoudendheid bij de interpretatie dringt zich op, rekening houdende met het ruilen van schilderijen voor materiële zaken in 1910, 1912, 1913, 1914, 1915, 1916, 1919, 1925, 1926, 1927 en 1928 en het feit dat voor tal van werken voornamelijk verkocht in 1912, 1916 en 1929, met 1927 als absolute uitschuiver, geen bedrag vermeld wordt. Ook hier onderscheid ik 2 periodes die ik lichtjes anders wil indelen. Indien ik de 9 jaren van de vóór-Halse periode waarbij ik deze keer 1916 volledig bijneem, met de 15 jaren van de Halse, vergelijk, valt op dat de Halse de vruchtbaarste is. Slechts in één jaar van de tweede periode ligt de opbrengst uit verkoop lager dan in de vruchtbaarste jaren uit de eerste periode. Opnieuw valt 1929 uit de toon. Verwonderlijk is dit niet: slechts voor 24 % van de verkochte werken, zoals blijkt uit bijlage 2, is een prijs vermeld. Men leest vaak dat Thevenet, ook de Halse Thevenet, arm was. Daarvoor wordt verwezen naar tal van feiten: zijn zuster heeft hem jarenlang financieel gesteund, hij leefde bij de gratie van een aantal gulle kopers, in bewaarde brieven klaagde hij over geldgebrek en vroeg financiële steun en hij woonde in appartementen en huisjes die slechts elementaire voorzieningen hadden. Vaak wordt verwezen naar zijn huis op het Sollenbeemd dat in (één van) de armste wijk(en) van de stad lag en waar hij 11 jaren woonde. Is de armoede die zijn hele leven de zijne zou geweest zijn, niet overroepen en tot een legende uitgegroeid? Leefde hij zijn laatste 6 levensjaren niet in een zekere welstand? Laat me toe om op een rijtje te zetten. In 1925 kocht hij voor 5.400 frank een bouwgrond. Betaalde hij cash? Er is geen sprake van een lening. Hij liet een huis bouwen dat 30.000 frank gekost heeft. De 15.000 frank die hij daarvoor van François Van Haelen leende, had hij net vóór zijn dood volledig terugbetaald. De andere 15.000 frank lijken met eigen geld betaald te zijn. Weer is geen sprake van een lening. De aankoop van de grond en het bouwen hebben 35.400 frank gekost. In de aangifte van nalatenschap bij Thevenets dood werd het op 65.000 frank geraamd. Toen Emma het in 1937, 7 jaar na Thevenets dood, verkocht, kreeg ze er slechts 60.000 frank voor. Is dit te wijten aan een prijsontwaarding? Wilde Emma zo snel uit Halle weg dat ze het huis onder de gangbare prijs verkocht? Uit diezelfde aangifte blijkt dat er 16.530,44 frank op rekeningen stond en 2.000 frank liggend geld was. Dit betekent dat Thevenet die van zijn spaargeld van 16.000 frank maar liefst 15.000 frank in het bouwen van het huis gestoken heeft, het bedrag in minder dan 4 jaren heeft teruggewonnen. De schilderijen werden oorspronkelijk aangegeven voor 3.000 frank en de inboedel voor 7.000 frank. In een bijvoeglijke aangifte verhoogde Emma die bedragen met 5.250 frank.
Hallenaars hebben werk gekocht. Ondanks de feiten dat hij al in 1913 een aspect van Halle, "Het cabaret", schilderde en vóór zijn verhuis naar Halle relatief dicht bij de stad woonde, en de mogelijkheid dat hij geregeld naar Halle reisde, is de eerste Halse koper niet vóór 1917 in de "reekeningen" vermeld. Walschot vermoedde dat de in 1917 vermelde doctor Gensh de Halse dokter Geens moet zijn. In chronologische orde kochten volgende Hallenaars werken: -1917 en 1919: de reeds vermelde doctor Gensh met 6 werken; -1918: Sjulle Lerink of Jules Nerinckx met 2 werken; -1918: Mm L.De Bouk, vrouw van brouwer Léon De Boeck, met 2 werken; -1919: Van Arsch of Leon Van Hassel, onderwijzer, met 1 werk; -1919: V. Clement uit de rue de rempar of Vestingstraat, met 2 werken; -1919 en 1923: j langendries, Jean Langendries en Jan Langhendries of Jean Langhendries van het vroegere "Hôtel de Bruxelles" op de hoek van de De Maeghtlaan en de Brusselsesteenweg met 5 werken; -1920: Vanvolsemg of Vanvolsem met 3 werken; -1921: L.de Boek of Léon De Boeck, de reeds vermelde brouwer, met 4 werken; -1926, 1928 en 1929: Vander Kelen, Vander Keelens en Vanderkelen of Nestor Vanderkelen, brouwer op de Brusselsesteenweg en caféhouder op de hoek van de Beestenmarkt en de Melkstraat met 17 werken; -1927: Houssian of Houssiau met 6 werken; -1928: Torduer en Tourdeurs of Tordeur met 3 werken; -1928: Vanvolseim uit de Chaussée de Ninove of Vanvolsem met 2 werken. Is het dezelfde als de Vanvolsem uit 1920?; -1928: Jules Jaqumijns, J Jaqumyns en J Jaqumains of Jules Jacmin die een café hield op de Biezeweide met 3 werken; -1929 en 1930: Mm Langhendries, Mm Lan en Me Lan(gendriesch) met6 werken. Was ze de vrouw van Jean Langhendries? Zijn dit alle Hallenaars die tijdens zijn leven schilderijen hadden? Zeker niet. Herinner wat Ghysels me verteld heeft. Hoeveel Hallenaars hebben tijdens Thevenets leven schilderijen die vaak nog in het bezit van hun familie zijn, verworven, maar willen hun naam niet gedrukt zien?
Geregeld is de naam van François Van Haelen gevallen. Hij wordt dé maecenas van Thevenet gnoemd. Terecht? Ik heb er mijn twijfels bij. Van Haelen vond voor Thevenet une bicoque [9], een krot, in het Sollenbeemd, één van de armste wijken van Halle. Financieel lijkt hij in huur, noch verhuis tussengekomen te zijn. Dat hij op zijn begrafenis aanwezig was, kan op vriendschap, maar niet op maecenaat wijzen. Was er sprake van vriendschap? Toen Thevenet zijn laatste schulden ging afbetalen, werd hij niet alleen slechts in de keuken en niet in de woonkamer ontvangen, maar ook werd hem de kans niet geboden om Van Haelens galerie waar tal van Thevenets hingen, te bezoeken. Het geld om het huis te bouwen was een lening en geen vriendendienst of daad van maecenaat. Thevenet heeft zijn lening cash en met schilderijen afbetaald. Hoeveel werd cash betaald? Hoeveel werd met schilderijen betaald? Kortom, hoeveel interest is er betaald? Volgens "de rekening van Emma" kocht Van Haelen 19 schilderijen. Hij kocht onafgebroken van 1909-1912. Het lijkt me niet gewaagd om te veronderstellen dat vanaf 1906, het jaar van kennismaking, tot en met 1908 Van Haelen ook al schilderijen gekocht heeft. In 1913-1918 duikt zijn naam niet in "de rekening van Emma" op. In 1919-1921, 1926 en 1929 werd opnieuw aangekocht. Waarom worden in vele jaren geen werken gekocht? Was de sfeer tussen beiden verzuurd? Was er geen echt contact meer? Vroeg Thevenet te veel? Dit laatste is onwaarschijnlijk. Van Haelen heeft in geen enkel jaar de duurste prijs voor werken betaald. Meer zelfs, in 1909 betaalde hij tot 2 maal toe de laagste prijs en in 1919 betaalde hij zelfs met verf. Deze gegevens uit "de rekening van Emma" hebben slechts betrekking op 19 van de meer dan 50 schilderijen die Van Haelen ooit gehad heeft. Hoe is hij aan de meer dan 30 andere geraakt? Zijn ze alle gegeven als afbetaling van de lening? Feit is dat Van Haelen in 1926 en 1929 slechts 4 schilderijen gekocht heeft. Is het echter geloofwaardig dat Van Haelen in nauwelijks 4 jaren meer dan 60 % van zijn verzameling verkregen heeft dank zij de afbetaling van een lening? Is het niet waarschijnlijker dan die werken tijdens de periode 1906-1930 verworven zijn? Heeft Van Haelen die werken betaald zonder dat er een spoor van is in "de rekening van Emma"? Heeft hij ze gekregen? Is er sprake van een combinatie van vorige 2? Vragen die ik niet kan beantwoorden. Toch twijfel ik of Van Haelen dé maecenas waarvoor hij versleten wordt, is. Ik vermoed dat het maecenaat te vaak een middel is om kunst te verwerven. Mag ik het over kunst hebben? Moet ik het niet eerder over bezit en investering hebben? Vreemd is alleszins dat de maecenas vaak in het geld zwemt en de geholpen kunstenaar te vaak met moeite rondkomt. Ik denk dat Van Halen in die categorie van maecenassen thuishoort. Deze hypothese zal ik in de toekomst proberen te bewijzen.
[a] Mail van 18 december 2006 van Victor Ghysels, initiatiefnemer én verantwoordelijke van http://blog.seniorennet.be/halle, een site met wetenswaardigheden over Halle.
[1] WALSCHOT, L. De "reekening van Emma". In: Hallensia, jg. 24, nr. 1, januari-maart 2002, p. 26-29. [2] TEIRLINCK, Herman. Verzameld werk, vierde deel. Zon, Het ivoren aapje, Novellen. Uitgeverij A. Manteau, Brussel, niet-genummerde p. 2. 1955. [3] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring "Maurits Van Coppenolle" te Brugge], april 1998. [4] DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. [5] DDAA. Louis Thevenet. 15 juni 14 juli 1985 Herman Teirlinckhuis. Gemeente Beersel, Beersel. 1985[n.a.v. de tentoonstelling in het Herman Teirlinckhuis in Beersel van 15 juni tot 14 juli 1985]. [6] DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis in Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet in Brussel van 9 september tot 6 november 1994]. [7] LYR, René. Louis Thévenet. De Sikkel, Antwerpen. 1954. [8] DDAA. Ontmoeting met Felix (De Boeck) Louis Thévenet. Gemeente Drogenbos en Stichting Felix De Boeck, Drogenbos. 2001 [n.a.v. de tentoonstelling in het Felix De Boeckmuseum te Drogenbos van 9 september tot 25 oktober 2001]. [9] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.
20-03-2007
*DE MENS THEVENET
Wie was Thevenet? Er zijn slechts weinige bronnen die het over zijn persoon en persoonlijkheid gehad hebben én hem gekend hebben: René Lyr, zijn zoon Claude en adoptiedochter Jeanneke. Geen heeft hem echter uitgebreid ontleed. In in hoofdzaak lokale bijdragen probeerden schrijvers hem eerder in het algemeen en te vaak clichématig te typeren. 2 dichters, Ghislain Laureys en ikzelf, hebben ook hun steentje bijgedragen. Brieven aan vader Lyr en fotos kunnen ook een en ander verduidelijken.
René Lyr die buiten Jeanneke de schilder misschien wel het best gekend heeft en er het meest over geschreven heeft, leerde hem kennen in 1905. Jaren later verloor hij hem uit het oog. Wanneer dat gebeurd is, deelde Lyr nergens mee. Kan het zijn dat dat samenvalt met Thevenets verhuis naar Halle in 1916? Hij zag hem terug in 1924. Ze bleven met elkaar contact houden tot zijn dood in 1930. Lyr noemde hem religieus door zijn moeder en levenslustig door zijn vader. Thevenet had ronde ogen avec un point dor qui riait, au fond. Hij was ondanks de armoede kinderlijk-speels verwonderd, dromerig, teruggetrokken, eenvoudig en tevreden. Toch legde hij zich niet bij zijn lot neer zoals bleek uit de drang die uiteindelijk werkelijkheid werd, om een eigen en bewoonbaar huis te hebben. Frappant is zijn heimwee naar Haïti waar hij tijdens zijn reizen op de wereldzeeën een tijdje verbleven heeft, tu sais, jai failli rester. [1]. Hij was net als zijn vader muzikaal aangelegd en beklemtoonde het door vaak muziekinstrumenten af te beelden. Zijn liefde ging uit naar het harmonium dat hij bespeelde. Het enige wat hij zong, was het refrein van een Engels zeemanslied. Talen waren zijn ding niet. Zijn geschreven Frans staat bol van de fouten. Nederlands sprak hij niet. Hij kon de taal zelfs niet lezen: Lyr herinnerde zich dat hij in 1929 een van zijn bijdragen heeft moeten vertalen. Wel doorspekte Thevenet zijn Frans met een aantal dialectwoorden en neologismen: saincibadie (of eten goed was), klochobadol (wat slecht of lelijk was) en totomoknokel (auto) [2]. Veel zou Thevenet niet gelezen hebben. De enige indirecte verwijzing vond ik op een schilderij van zijn vriend George Creten. Op "Portrait de Louis Thevenet" uit 1916 is hij zittend aan tafel, het lichaam in profiel en het gezicht in 3 kwart, terwijl hij de pijp rook en een boek las, afgebeeld. Over wat hij las, heb ik niets gevonden.
Thevenet had 3 grote fouten: snoep, vooral dan suikergoed, het roken van de pijp waarvan hij verschillende exemplaren had, en la bière du pays of duivel, faro, geuze en lambic. Lyr had het over een erfelijke en tragische drankzucht. Thevenets vader zou aan de drank gestorven zijn. Toch beweerde Lyr dat Thevenet geen drinker was. Wel heeft hij zijn hele leven herbergen bezocht, Non pas à la façon de livrogne, en solitaire et pour laffreux besoin de senivrer, mais pour le délassement quon y trouve, pour la compagnie qui sy rassemble, après la dure semaine de travail, le samedi soir, et quon revoit le dimanche, à la sortie de la messe. En vérité, il était "parti" dès les premières lampées. Soms ging hij zelfs dagen op de boemel zonder Emma te verwittigen. Zijn vrienden beweerden dat hij sinds zijn verblijf in Drogenbos meer en meer op de zwier ging en, cest lexcuse des "camerades", impossible [3] werd. In Halle zou hij meer en meer gaan drinken. Hoewel hij een eenzaat was, leefde hij niet in het verleden en zonderde hij zich niet af. Hij kende de mensen uit zijn woonomgeving en vond Halle een Bonne et belle ville. Hij kende leven en werk van Servais en Conscience. Hij vond de Hallenaars Des braves gents. Tout le monde me connaît. On mestime. On sait que je suis un artiste. ( ) Jaime ces gents [3] die zijn werk miskenden en hem een zonderling vonden. Ontbrak het Thevenet aan mensenkennis?
Claude Lyr is de onafscheidelijke pijp bijgebleven. Hij herinnerde zich hem als een geestdriftig en grootmoedig man met wie het onmogelijk was om een gesprek aan te knopen. Het enige contact met die zwaar gebouwde man met een sombere en zorgelijke blik gebeurde vooral via de ogen en met een vriendelijke glimlach. De intuïtieve, instinctieve, impulsieve en obsessieve vriend van zijn vader liep op zaterdag en zondag de herbergen af [4]. Hij was voor Lyr een soort van twee-eenheid: mens én kunstenaar die niet van elkaar konden gescheiden worden.
Adoptiedochter Jeanneke heeft steeds een bijzondere liefde voor haar vader gehad. Louis noemde haar steeds liefdevol "ma petite mascotte". Die liefde was wederzijds zoals blijkt uit een gesprek met Van Der Eeckt in 1993: Met veel tederheid en liefde kijkt ze terug naar en vertelt ze over die tijd met haar papa Louis. [2]. Toch bleken haar herinneringen eerder schaars zoals uit een ander gesprek uit 1993 blijkt. Of heeft de anonieme journalist te beknopt weergegeven? Jeanneke wist nog dat il me portait sur ses épaules. Ze beaamde ook wat René Lyr over zingen schreef: Il lui arrivait seulement dentonner des chansons de la marine anglaise. [5]. In het gesprek met Van Der Eeckt verwoordde Jeanneke dat ze het spijtig vond dat "alleman zegt dat Louis ne zatterik was", en ze vraagt met nadruk dat ( ) ik dat toch zal tegenspreken en verklaren "dat hij eigenlijk niet kon drinken en al van twee pintjes zat was." [2]. In dat andere gesprek vertelde ze dat Cest vrai quil buvait. Je me souviens même de lavoir vu un jour allongé près de la Senne. [5]. Ze loochende het feit dat hij met schilderijen zijn caféschulden betaalde. Hij gebruikte ze wel om levensnoodzakelijke zaken te kopen. Ze wees voor zijn overdadige drankgebruik beschuldigend naar Emma: Cest elle qui lui a appris à boire. [5]. Kan men hierachter een afrekening met Emma die haar kort na Thevenets dood de deur wees, vermoeden? Feit is dat René Lyr het pas voor het eerst over dronkenschap had toen Thevenet Emma al kende. Zijn Jeannekes verklaringen te zeer gekleurd door haar blinde liefde voor Thevenet? Zijn Wahrheit und Verdichtung op niet te ontwarren wijze in elkaar verweven geraakt?
2 Halse letterkundigen hebben Thevenet in gedichten vereeuwigd: Ghislain Laureys en ikzelf. Over mijn 2 gedichten heb ik het reeds gehad. Laureys dichtte dat Om u ontvouwde elke dag / zich als de glimlach / om een kindermond, wat bij René Lyr aansluit. Hij die in 1924 geboren is, weet van horen zeggen dat Gij staarde vaak / de verte in. Hij benadrukte 2 elementen uit Thevenets leven: natuur waarin hij vaak wandelde, maar slechts uiterst zelden schilderde, en schaduw en ( ) licht [6] die zijn werken bewoonden. Laureys verwoordde met kennis van zaken. Hij voegde eraan toe dat hij dé schilder van beminnelijke binnenzichten of interieurs was. Hij sloeg echter de bal volledig mis door de klemtoon te veel op kruis en kandlaar / op de schouw / en bloemen voor het beeld / der Halse Lieve Vrouw [6] te leggen. Daardoor liet hij doorschijnen dat Thevenet een religieus schilder was. Alles is minder waar. Vreemd dat iemand die ten onrechte voor een religieus dichter versleten werd en beweerd heeft dat diegenen die me per se als religieus dichter ( ) afschilderen ( ), dan ook niets anders dan religieuze poëzie van mij gelezen hebben [a], Thevenet het cachet van gelovig kunstenaar opgeplakt heeft.
Hoe keken andere Hallenaars tegen Thevenet aan? In de meeste publicaties uit de "Gazet van Halle" waartoe ik me beperk, komt de natuur [6] door Laureys vermeld, in een aantal varianten terug. Iemand beweerde dat hij geene taal, ( ) geen woordenschat bezat om uiting te geven aan zijn gemoed :"La Nature. La belle Nature". Deze uitroep kwam gedurig terug in zijn gesprek; hij vond geen andere woorden om zijne bewondering uit te drukken. [6]. Toen hij op een donkere avond een vuur in de velden zag, riep hij: "Oh, regardez! Regardez!"En de oningewijde, die Louis niet begrijpt, draait hem den rug toe en gaat verder, in zichzelf mompelend: is die man zat of zot ? Nog iemand noemde hem "Louis la nature" [8]. sh had het over "Louis la nature" die met luide stem riep "admirez la nature " Louis bleef dan lange tijd steeds maar naar de gezichtseinder staren [9]. Volgens EH was hij een brok natuur met een gouden hart ! Zijn bijnaam "Louis natuur" - zoals de Hallenaars hem het liefst noemden - is derhalve juist, is echt verdiend en blijft ook vereeuwigd. [10]. Waarom meende sh dat "Louis natuur" ( ) juist en verdiend [10] is? Waarop slaat zijn derhalve [10] overigens?
In het "Archief voor Hedendaagse Kunst in België" [A] worden brieven van Thevenet aan René Lyr bewaard. Veel deelde hij echter over zichzelf niet mee. Zijn overlevingsdrang en de eeuwige zoektocht naar geld kwamen meer eens aan bod: veut-tu menvoyé encore un peu dargent Cela me feras plaisire [A; brief van 3 november 1924; 24116], Noublie pas dapporter les sous [A; brief van 25 september 1925; 24129] en Tu me ferais plaisire de menvoyé cette somme [A; brief van 3 februari 1930; 24136]. Ook de wens om een eigen huis te hebben liet hem niet los: quand on habitera un jour une petite maison à notre goût [A; brief van 24 juli 1925; 24127] en la petite maison que lon voudrais avoir enfin [A; brief van 25 december 1925; 24130]. Zijn verslavingen vermeldde hij lichtjes verbloemd: Le vin est excellent Jaime surtout le blanc [A; brief van 29 november 1924; 24118], en dégustant le fin fromage des dieux [A; brief van 22 december 1924; 24119] tijdens een bezoek van een zuster, en le bon vin y ajoute beaucoup [A; brief van 24 juli 1925; 24127]. Er blijkt spontaneïteit en onverholen dankbaarheid uit: Cest Monsieur François Vanhaelen qui soccupe de tout [A; brief van 21 maart 1929; 24135] naar aanleiding van een tentoonstelling in het "Museum van Schone Kunsten" te Brussel van 20 april tot 1 mei 1929, Jai été très touché du beau tableau que tu as envoyé en Angleterre [A; brief van 25 mei 1930; 24138] en Nous vous souhaitons une bonne et heureuse année et une grande santé pour lannée 1929 [A; 1928; 24134] op een adreskaartje. Blijkt uit deze nieuwjaarswensen ijdelheid? Hoewel hij het financieel moeilijk had, had hij een adreskaartje, een uitzondering voor de gewone mens van toen: linksboven Louis THEVENET / ARTISTE PEINTRE en rechtsonder HAL [A; 1928; 24134]. Blijkt uit Veut tu avoir lobligeance quand tu vient à Hal de mapporter la toile choux fleur et parrapluie car mon client est venu pour le chercher et je lui aie dit que cette toile était en voyage [A; brief van 22 september 1924; 24115] humor? Die vinden Hallenaars terug in "En attendant la procession" uit 1924 waar Thevenet het opschrift op de gevel van la "Maison du Peuple" vervangen heeft door chrétien.
In het "Archief voor Hedendaagse Kunst in België" worden fotos van Thevenet bewaard. Op die fotos [A; 8006-8017, 8100, 8016 en 8661] en op andere die ik in bijdragen over Thevenet gezien heb, valt een zwaar-gebouwde, vaak pijp-rokende man met dikke handen op. Verwijzen ze naar zijn zin in lekker eten? Duiden ze op overdadig drankgebruik? Vooral zijn gezicht met het eerder dikke hoofdhaar en soms een fijne snor en sik raken me. Thevenet was steeds verzorgd: kostuum, hemd en das. Niet zelden droeg hij een hoed waarvan hij er verschillende had. Één enkele keer bespeelde hij het harmonium. Wat mij het meest bijgebleven is, zijn de guitige, haast kinderlijke ogen die vrank en ongegeneerd in de lens kijken.
[a] WOUTERS Rik. Interview met Ghislain Laureys door Rik Wouters. In: t Kofschip, jg. 12, nr. 5/1, november-december 1984, p. 29-32.
[1] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring "Maurits Van Coppenolle" te Brugge], april 1998. [2] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: "De Vierbunder". Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle]. [3] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945. [4] LYR, Claude. Het mysterie Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 45-53. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. 45-53. [5] NN. Louis Thévenet aimait Drogenbos. Fille adoptive du peintre disparu en 1930, Jeanne Mommaert (80) se souvient de son enfance passée entre Drogenbos, Calevoet en Hal In: La Lanterne, 8 januari 1993, p. 2. [6] LAUREYS, Ghislain. Aan Louis Thévenet [gedicht]. In: LAUREYS, Ghislain. Het hart van mijn stad. Eigen beheer, Halle. 1972. [7] NN. Louis Thevenet U. In: Gazet van Halle, jg. 33, nr. 52, 1932, p. 2. [8] NN. Nadere kennisneming met de onbekende Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 18, 1960, p. 1 en 5. [9] sh. Kunstschilder Thevenet herdacht te Halle. Retrospektieve tentoonstelling van een betreurd kunstenaar. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 23, 4 juni 1960, p. 2. [10] E.H. Louis Thevenet tentoonstelling. Opent op 2 december om 19 u. in de raadszaal. In: Gazet van Halle, jg. 72, nr. 51, 1970. p. 1 en 11.
[A] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel.
18-03-2007
*WONEN IN HALLE EN DE ZOEKTOCHT NAAR EEN GOEDE WONING
Op 5 augustus 1916 kwam Thevenet in Halle, in zijn brieven steeds Hal [A] genoemd, wonen. Niets deed vermoeden dat hij er lang zou blijven: tot dan had hij op zijn woonplaatsen die zich met uitzondering van Beersel, Drogenbos en Lindebeek steeds in wat nu het Brussels Gewest genoemd wordt, situeerden, slechts korte tijd gewoond. Dat veranderde. Nooit zou hij ergens zo lang als in Halle wonen. Nooit ook heeft hij zich zo ver van Brussel gewaagd. Hij kende Halle. Zou hij op de lange wandelingen die hij maakte, langs spoorweg of kanaal tot in Halle gewandeld zijn? Feit is dat hij in 1913 "Het cabaret", een café-blokwinkel in de Hoornstraat, schilderde. Het is het enige schilderij dat ik heb kunnen achterhalen dat vóór zijn komst naar Halle, over een deel van de stad handelde.
Waarom heeft Thevenet zich in 1916 in Halle gevestigd? We zijn op René Lyrs biografie aangewezen. Algemeen stelde hij dat Thevenet plots met de vriendschappen met collegas en koper-maecenassen brak. Redenen geeft hij echter niet op. Moeten die gezocht worden bij Emma die wegens haar volksaard en gewone afkomst niet in smaak en gratie van vrienden en goede kennissen stond? Lyr schrijft dat la rude Emma was ni belle ni avenante [1], wat door fotos waarop ze nors en met mannelijke trekken staat, gestaafd wordt. Mag men zich echter op iemands uiterlijk beroepen om iemand te beoordelen of te veroordelen?! Bij het huwelijk verklaarde de priester dat hij nooit zon lelijke vrouw had gezien. Meer zelfs, La rusticité du visage confirmait la vulgarité de la tenue et du language. [1]. Emma was de risée van de vrienden die haar zelfs tijdens het huwelijksfeestje uitlachten. Die vrienden lieten niet na om te vermelden dat ze in een huis van lichte zeden gewerkt had, wat niet noodzakelijk betekende dat ze met haar lichaam geld verdiende. Dat Thevenet om deze redenen met zijn vrienden brak, lijkt me mogelijk: wie laat immers toe dat men zomaar zijn geliefde belachelijk maakt en zelfs beledigt? Lyr schreef dat Thevenets gemoedsrust door de oorlog verstoord werd. Hij leek een andere geworden te zijn. Vriendelijkheid en genegenheid verdwenen voor opstandigheid. Hij ging meer op café. Hij ontvluchtte iedereen en besloot om zijn eigen weg te gaan: hij liet de zekerheid die hij in zijn (klein-)burgerlijke leefwereld vond, achter zich. Ik twijfel aan deze uitleg. Ik denk dat de oorlog niet zon grote indruk gemaakt heeft. Heeft hij wel indruk gemaakt? Nergens heb ik er iets over gevonden. Geen werk maakt er zelfs maar de kleinste allusie op. Geen stijlverandering in zijn werk duidt erop. Laat me toe om zelf een poging om te verklaren te doen. Door de oorlog was leven in en aan de onmiddellijke rand van de grootstad te duur geworden: huur en noodzakelijke levensbenodigdheden als verwarming, kledij en eten werden duurden. Uit bijlage 2 blijkt dat Thevenet het moeilijk had: de opbrengst uit de verkoop van werken vertoonde in 1915 en 1916 een dieptepunt. Was dat te wijten aan het feit dat ook zijn vaste kopers het door de oorlogsomstandigheden moeilijker hadden? Thevenet ruilde in 1915 en het begin van 1916 werken zelfs voor chaussure, 10 sacs charbon, 20 sas charbon en 1 Paire bottines pour Emma [2]. Was het huren van een woning in Halle goedkoper dan in Brussel? Kon men in Halle gemakkelijker en minder duur levensbenodigdheden kopen? In 1917 en vooral in 1918 steeg de opbrengst uit de verkoop om in 1919 weer fel te dalen: had dit te maken met witwaspraktijken van zwart geld tijdens de tweede helft van en voornamelijk op het einde van W.O. I? Heb ik het verkeerd voor? Was het gewoon maar de zoveelste verhuis omdat hij andere lucht nodig had? Was het omdat Emma die van het Westvlaamse platteland afkomstig was, in Brussel niet kon aarden? Oefende Halle sinds zijn bezoek in 1913 en door zijn katholieke geloof een bijzondere aantrekkingskracht op hem uit?
Op 5 augustus 1916 vestigde Thevenet zich op Rue Sollenbempt 52, nu Sollenbeemd, waar François Van Haelen lui trouve une bicoque [9]. Over het jaar dat hij in Halle is komen wonen, bestaat tegen beter weten in geen eensgezindheid. Volgens Johan Vanvolsem vestigde hij zich al omstreeks de eeuwwisseling in Halle [a]. Reviers heeft het over de plotse vlucht naar Halle in 1914. [3]. Een onbekend schrijver laat hem pas na W.O. I naar Halle komen [4]. Over de penibele leefomstandigheden zijn de schrijvers het eens. René Lyr citeert Thevenet: "Et ma maison, au fond. Elle est lugubre. La porte, un couvercle de cerceuil. Les peupliers, des balais de sorcière.". Hij situeert het huis als la dernière, au fond [9] -In werkelijkheid was het het voorlaatste huis rechts.-, net voor een muur met een groene poort: een smal huisje met de deur in het midden en links en rechts ervan vensters en een zolderverdieping met kapelraam boven de deur. Dit komt overeen met Thevenets schilderij "Les maisons de Hal" uit 1920, ook "Sollenbeemd" genoemd. Een erg gelijkende tekening zonder jaartal van Louis Rigaux [B] bevestigt en benoemt: "La maison de Louis Thevenet à Hal". LV liet Thevenet verklaren: Het was een klein huis geprangd tussen de kerk, het stadhuis en de Leyde. Van uit de slaapkamer kon ik een rij prachtige populieren zien waar ik nog ingeklauterd ben, en meermaals heb ik ze s nachts moeten bewonderen, toen ik niet slapen kon omdat té veel ideeën door mijn hoofd slingerden. Ik zette me dan voor mijn ezel en kwam tot rust [5]. Reviers had het over de grauwe armertierigheid van het kleine gekasseide straatje. [3]. Claude Lyr die Louis Thévenet gekend heeft tussen 1925 en 1930, herinnerde zich een sombere straat, een soort steegje langs het kanaal en een ietwat benauwende plek. [6]. Ik herinner me de straat nog waarvan de laatste restanten in de zestiger jaren van vorige eeuw gesloopt werden. Ik werd op weg naar school aangetrokken door dat steegje met bijna altijd vochtige kasseien waarop men het risico liep om een voet of been te breken. Ik had er speelkameraden wonen. Dichteres van Overstraeten had het over franse dakkamers, kasseien, bocht / naar rechts. zwarte pek als bescherming tegen vocht in het overstromingsgebied. deze straat / zuigt me onweerstaanbaar naar binnen [b]. Thevenets woning bevond zich waar nu Leide(straat), Monseigneur Senciestraat en Slingerweg samenkomen. Reviers die het nooit heeft zien staan, schreef dat De schilder leefde en werkte ( ) in een huisje van nauwelijks 4 kamers. [3]. René Lyr gaf een gedetailleerde beschrijving van het interieur -Ik parafraseer voornamelijk.-: een kleine, ommuurde tuin met bloemen, een kapelletje met een beeld van een madonna, 2 potten in blauwe faïence, een eetkamer, een keuken, een krakende trap in het midden van de gang, een sombere overloop, een kamertje comme dans une cellule de cloître met vochtige muren, een harmonium in de hoek, kaders, een boek, un coquemar de cuivre rouge [1], een bebloemd bord, een tinnen pot op een tafel met poten als gestileerde S-en, de schildersezel tussen 2 lage ramen, een stapelkot met schilderijen, een kleine keuken met een Leuvense stoof, een hangende klok, Ik kan me de huisjes uit mijn jeugd zonder moeite herinneren. Buiten: smalle, lage huisjes die schots en scheef tegen elkaar aanleunden, een witgekalkte gevel met een strook pek van een halve meter net boven de straat en kleine vierkanten raampjes. Binnen: keuken, eetkamer, trap naar boven en deur naar de tuin. Boven ben ik nooit geweest. Tuin: ommuurd en met een houten hokje dat als WC dienst deed. Wat me het meest bijgebleven is, is de muffe geur. Dit wordt bevestigd door Jeanneke die zich herinnerde dat La maison était froide et humide [7] en een foto van de keuken [A; 8012] waarop het grondvocht dat in de muren opsteeg, opvalt.
Uit een brief van 30 juli 1924 aan René Lyr blijkt dat Thevenet op zoek was naar een andere woning car passer encore un hiver ici est déprimant. [1]. Duidelijk is dat hij uit het Sollenbeemd weg wou. In een brief van 30 augustus 1924 aan dezelfde Lyr blijkt dat Sevenants een woning zou gevonden hebben. Over dit laatste ben ik echter niets meer te weten gekomen. Op 12 augustus 1925 kocht hij een bouwgrond van 56 meter bij 6 meter voor 5.400 frank op de Hendrik Consciencestraat 41. Vanvolsem had het over nummer 49 [a]. Het idee om eindelijk een eigen huis te hebben stemde Thevenet gelukkig. Hij zinspeelde erop in brieven aan René Lyr. Op 24 juli 1925 schreef hij dat hij hem te eten zou vragen quand on habitera un jour une petite maison à notre gout [A; 24127]. Op 25 oktober 1925 had hij het over la petite maison que lon voudrais avoir enfin [A; 24130]. Thevenet betrok het huis in 1927. LV beweerde dat hij er pas in 1928 ging wonen [5]. Op 15 maart 1926 liet Thevenet aan Van Haelen weten dat -Nederlandse vertaling van Franse brief.- We gaan beginnen bouwen, een huis van 30.000 frank, maar je weet, ik ben daar niet rijk genoeg voor, ik heb 16.000 frank spaargeld. Maar ik heb goed gewerkt, ik heb mooie werkjes en ik hoop er nog te maken. Kan ik op je rekenen, je hebt me dat toch altijd beloofd, ik wil ook wel een eigen huisje. [8]. Zijn smeekbede was niet vergeefs: Van Haelen leende hem 15.000 frank.
Thevenet heeft er alles aan gedaan om de lening zo snel mogelijk terug te betalen. Op 17 december 1927 schreef hij aan Van Haelen dat Ik ( ) nog een klein bedrag voor je heb, want ik wil er komaf mee maken, dat speelt voortdurend door mijn geest. Op 20 augustus 1928 vernam Van Haelen dat Tu mas promis de macheter quelque toiles, de cette façon on pourrait terminer cette affaire concernant notre maison [8]. In juni 1930, 2 maanden vóór zijn dood, gingen Thevenet en Emma te voet naar Kalevoet te Ukkel om Van Haelen de laatste schijf van de lening terug te betalen. Ze hadden geen goede herinneringen aan die dag. Van Haelen ontving hen in de keuken en liet zijn privégalerie niet zien: Lune et lautre en voulaient un peu au collectioneur de ne pas les avoir introduits dans sa nouvelle galerie - où Louis eût pu revoir, et montrer à sa compagne, le choix le plus vanté de ses oeuvres. [1]. Een deel van de inrichting van het huis werd met schilderijen betaald: Une armoire de cuisine op 18 juli 1925, des potteries (tasse) vóór 4 februari 1926, un meuble en chéne et quelques meubles op 4 oktober 1927 en een meuble [2] op 25 juni 1928.
René Lyr heeft het interieur beschreven -Ik parafraseer grotendeels.-: een hall die rechtstreeks naar koer en tuin leidde; langs de straatkant de eetkamer avec le "beau mobilier", waarvan de rolluiken naar beneden bleven; achteraan de keuken met de Leuvense stoof en les anciens meubles die avaient perdu leur âme [9]; op de verdieping een kamer voor Thevenet en op zolder doeken en schilderijen. Vreemd is dat Claude Lyr die Louis Thévenet gekend heeft tussen 1925 en 1930 [6], het slechts over de woning in het Sollenbeemd heeft gehad. Het huis had nog niet geleefd. De nieuwe muren en de afwezigheid van patina hebben Thevenet oorspronkelijk in de war gebracht. René Lyr stelde dat Thevenet fut longtemps dépaysé en dat Le papier des tapisseries, acheté par Emma, ( ) hurlait de ses larges fleurs, aux tons vulgaires. [19]. Opnieuw richtte hij zijn pijlen op Emma.
Het huis werd op 3 augustus 1937 door Emma voor 60.000 frank verkocht.
[a] VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988. [b] VAN OVERSTRAETEN, Nicole. Sapkracht. Upsilon, Halle en Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999.
[1] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945. [2] WALSCHOT, L. De "reekening van Emma" [met een transscriptie van de "reekening" en een alfabetische en chronologische lijst van gekende werken]. In: Hallensia, jg. 12, nr. 4, okotober-december 1990, p. 13-74. [3] REVIERS, Kurt. Louis Thévenet. Het onbehagen van een naïeve volksschilder. In: Brabant, juni 1985, p. 34-41. [4] NN. Nadere kennisneming met de onbekende Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 18, 1960, p. 1 en 5. [5] L.V. Op bezoek bij Louis Thevenet. Kunstschilder. In: Gazet van Halle, jg. 76, nr. 7, 1974, p. 10. [6] LYR, Claude. Het mysterie Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 45-53. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling "Louis Thévenet", georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. 45-53. [7] NN. Louis Thévenet aimait Drogenbos. Fille adoptive du peintre disparu en 1930, Jeanne Mommaert (80) se souvient de son enfance passée entre Drogenbos, Calevoet en Hal In: La Lanterne, 8 januari 1993, p. 2. [8] DE BECKER, Urbaan. François Van Haelen (1872-1939). Brouwer en mecenas. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-57. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet te Brussel van 9 september tot 6 november 1994]. [9] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring "Maurits Van Coppenolle" te Brugge], april 1998. [10] THIJS, Valentijn. Interieur met het kooitje. Louis Thévenet 1874|1930. In: DDAA. Art @ Belgium. Dexia Bank, Brussel, p. 76-77. 2000 [n.a.v. de tentoonstelling "Art @ Belgium" van Dexia in Passage 44 te Brussel van 21 september 2000 tot 14 januari 2001].
[A] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel. [B] Ukkel - Cultuurdienst. Wolvendaellaan 6 te 1180 Ukkel.
17-03-2007
*HALLE AAN DE ZENNE VAN 1916 TOT 1930 [a]
Andreas Wanders die Halle 30 jaar geleden verlaten heeft, heeft naar aanleiding van een wandeling van Sint-Rochus naar het centrum gedicht: vóór mij: weinig van wat ooit was. / zenne verdreven door leide, geen gids. Verwondert het dat hij zijn geboortestad met enige zin voor overdrijving niet herkende? Wie geschiedkundige teksten leest, oude fotos bekijkt, met ouderen praat of gewoon maar als Hallenaar op leeftijd in zíjn verleden graaft, moet beamen. Dat het stadsbeeld in vergelijking met Thevenets tijd nog meer veranderd is, hoeft geen betoog. Dit lang geleden begonnen proces heeft Wanders prachtig verwoord: al vóór de franse revolutie hebben fransen / muren en bospoort geslecht. halle / kreeg zicht op de wereld. gracht / is park geworden. halle deinde en groeide uit. [b].De bevolking is sinds de industriële revolutie sterk gegroeid: 4.612 in 1816, 12.615 in 1900, 15.360 in 1920 en 17.595 in 1939. Ik ben ervan overtuigd dat Thevenet het Halle van het interbellum zou herkennen. Het centrum met haar (kleine) Grote Markt [b], zoals ik gedicht heb, wordt nog steeds begrensd door de veronderstelde verdwenen middeleeuwse stadsmuren. Ze lagen waar nu Leide, Parklaan, Arkensvest, Theunckensstraat, Oudstrijdersplein, Slachthuisstraat, Sint-Katharinavest, Vesting- en Mgr. Senciestraat zijn. Zelfs het middeleeuwse stratenplan is grotendeels behouden.
Toch zou Thevenet vergeefs op zoek gaan naar de Zenne die, zoals Etienne Devisch dichtte, een verborgen riool geworden is. Terecht merkte Wanders op dat halle aan de zenne nog slechts in een brochure vol gedichten bestaat: er zijn geen overstromingen en voeten / meer in stinkend water. geen zenne. / cleanheid aan de slag. overwelfd. / riool geworden. geen gedenkplaat. / vergeten. ontkennen van bestaan. [b].
Kan een stad zonder rivier wel stad zijn? Toch is de Zenne er nog: overwelfd, zoals Wanders zei. Pieter Delen heeft verwoord dat Honderden zonder het te weten wandelen boven de dichtgegooide Zenne [b]. De loop is via de Leide, in het begin van de vijftiende eeuw gegraven om overstromingen tegen te gaan, rondgeleid. Toch is de oude loop nog zonder probleem en zelfs bijna helemaal te voet te volgen: via de Arkenvest waar de Zenne vanuit Hainaut Halle binnenstroomde, door de Molenborre, dwars over de Basiliekstraat, door de Vuurkruisenstraat en het Possozplein, tussen C.C. t Vondel en het vroegere O.-L.-V.-College, achter de brandweerkazerne en dwars over de Leide(straat) naar links van de Slingerweg waar ze in de Leide uitmondde en vanwaar ze haar weg naar Brussel vervolgde. Dit bijna rechte lint werd door sporen van verdwenen, kleinere littekens benadrukt: de arken of een soort dam aan de Arkenvest die diende om overstromingen te vermijden en onder het straatoppervlak nog aanwezig is, de vroegere hertogelijke molens aan de Molenborre, de stenen brug als reliek van de eerste omwalling aan de Basiliekstraat, en 2 bruggen aan het Possozplein, respectievelijk ter hoogte van het Handbooghof en het Vondel. Oude Hallenaars van het deel van de Basiliekstraat tussen Zenne en Leide, vroeger Bosstraat en Statiestraat, zeggen nog al dan niet weemoedig dat ze "op taalant", het eiland, geboren zijn. Sinds Thevenets dood hebben nog andere grote veranderingen plaatsgevonden. Het slachthuis, niet ver van het huidige stadhuis, de brandweerkazerne tussen vroegere post en oud-Jezuïetencollege waar het hospitaal was, het poorthuis aan de brug naar het Vondel, de kunstmatige waterval op de Leide aan de Dijkstraat die ervoor zorgde dat de molens van de Molenborre voldoende water hadden en tot op de Grote Markt te horen was, de waggelbrug, een opgehangen voetgangersbrug over het kanaal aan dezelfde Dijkstraat, en de Pacha-gebouwen aan de Steenweg naar Brussel die bij regenweer de geur van gebrande cichoreiwortels verspreidden, zijn verdwenen. Op de plaats van het huidige Mariahof in de Dekenstraat stond een brouwerij, zoals er zovele, net als mouterijen, aan de rand van het centrum lagen. Het station in Vlaamse neo-renaissance met een aparte ontvangstruimte voor bedevaarders en het kanaal, waarvan een deel Pont-Canal genoemd werd, 10 meter boven de Zenne op een aquaduct van 27 meter lang, 3 meter breed met links en rechts een jaagpad van 2 meter op 3 bogen, zijn vervangen. Het huis van componist Servais in Italiaanse neo-renaissance, ontworpen door J.P. Cluysenaer, en het park errond werden na W.O. I verkocht en verkaveld. De 2 enorme gasketels aan de vroegere Gasmeterstraat in de buurt van de Vanbeverenstraat bepalen niet langer mee de skyline van de stad. De Nieuwmarkt, na W.O. I eerst Natiënplein en later het grotere Possozplein, nam slechts de ruimte achter het renaissancestadhuis waar nu bijna geen personeel meer werkt, in. Straatnamen zijn veranderd. Een deel van Klinkaert en Brusselstraat werden Brusselsesteenweg, Leeuwenplein Oudstrijdersplein dat volgens Delen als Rechtlijnig( ) deel van de stad ( ) zonder weten / de Renaissance achterna holt [b], Kasteelstraat Kardinaal Cardijnstraat, Korte Steenweg of Stadhuisstraat, Lange Steenweg, Bosstraat en Statiestraat Basiliekstraat en Poststraat Zuster Bernardastraat. Er zijn nieuwe straten bijgekomen: Molenborre of de verlenging van een oude straat waar oude huizen volgens Nicole Van Overstraeten kijken koud en slaperig / naar niets. als reuzen van sneeuw leunen / zij zacht tegen elkaar, tijdeloos en teder, / zij knuffelen en zoenen zich scheef [c], Slingerweg en Sint-Martinusweg. Straatjes zijn afgesloten of verdwenen. Het waren brandgaten die dienden om bij brand snel aan bluswater te geraken. Eén ervan liep van de Beestenmarkt waar de toegang nog vaag te zien is, parallel met de Maandagstraat naar de Basiliekstraat en aan de overkant daarvan als nog bestaande Stoofstraat verder tot de Zenne-oever.
Er waren ook kleine veranderingen, details die wegens subjectieve redenen een plaats maken tot wat ze is. Er zijn nog slechts weinige originele gelijkvloersen met sierlijke gevelonderdelen: winkelpuien hebben plaats moeten ruimen voor moderne gedrochten. Zelfs volledige gebouwen zijn verdwenen en hebben de ergste littekens nagelaten, zoals een aluminium gevel op de Grote Markt. Op de Beestenmarkt was een smeedijzeren molen / stilstaand. Of is het een urinoir waar Kilroy te gast was? Het standbeeld van de Vaantjesboer, genoemd naar de toenaam van de Hallenaar, was er nog niet. In het midden van de Grote Markt waar ooit autos parkeerden, stond op een piëdestal / waar hij probeert om kunstenaar te zijn, afgeschermd / door een hek een beeld van Servais. Omdat hij miskend wordt? Omdat hij tweetalig is? [b] Er staan 2 teksten in het Frans en één in het Nederlands die later toegevoegd werd. Frans was in het interbellum de taal van de burgerij en van Thevenet die het Nederlands, of moet ik Vlaams schrijven, niet beheerste. Ook vóór het vroegere Jezuïetencollege en de toegangen tot de stadsparken stonden hekken. Halle was een stad van industrieën en kleine zelfstandigen. Het was rijk aan herbergen waarvan de herbergiers niet zelden een bijberoep hadden om in hun onderhoud te voorzien. Iik denk aan smid, drukker, bakker, souvenirverkoper, steenkoolhandelaar, Vooral winkels met religieuze souvenirs als bedevaartvaantjes, medailles, Mariabeelden, kaarsen, prentkaarten, "koleikes" of halssnoeren met broodjes en snuisterijen met Maria-afbeeldingen vielen op. Men trof ze vooral aan op de Grote Markt en rond de basiliek. Ook in de Basiliekstraat waren er. Verwonderlijk was dit niet: bedevaarders hadden de trein als vervoermiddel leren kennen. Tijdens de bedevaartmaanden werden ze in processie van het station naar de kerk begeleid.
Tijdens Thevenets verblijf zijn enkele zaken gebeurd die zeker zijn aandacht moeten getrokken hebben. Op 15 oktober 1915, minder dan een jaar vóór zijn aankomst, reed de eerste tram van Brussel naar Halle waar hij ter hoogte van de Pacha zijn terminus had. De katholieken met burgemeesters Charles Nerinckx die zijn Franse voornaam vervlaamste, tot 1921 en Auguste De Maeght vanaf 1921 waren aan de macht. Jaarlijks gingen processies, geregeld door Thevenet uitgebeeld, uit. Ik denk aan "Palmzondag" uit 1922, "In afwachting van de processie" uit 1924 en "Wegom te Halle" uit 1926. In 1917 werd de viering van de zeshonderdste verjaardag van de aankomst van het Mariabeeld gevierd. Ten onrechte: het beeld werd immers in 1267 aan de stad geschonken. Het is voorzeker een drukfout, hoewel 600 verschillende malen voorkomt! Op 30 december 1916 liep het centrum door overstroming van de Zenne onder water: aan de stenen brug over de Zenne (de Pont Canal) liep het kanaal zelfs over. Het water stortte zich in een dubbele waterval in de onderliggende Zenne. [d]. Eeuwenlang bouwde men huizen hoger dan de straat zodat men Trage trappen ( ) op moest om te ontsnappen / aan het ooit tergende ( ) water. [b].
W.O. I liet zich meer dan eens gelden. De Duitse overheid besliste in september 1916 dat in het Vlaamse land het Nederlands de enige voetaal in het onderwijs was. ( ) In de Halse scholen werd dat slechts onvrijwillig doorgevoerd. [e].Toch kon nog een Franse klas gevormd worden indien er 20 leerlingen voor in aanmerking kwamen. Vanaf het midden van 1917 kwamen vluchtelingen in de stad aan. Het aktivisme stak onder leiding van Jan Boon, later hoofdredacteur van "De Standaard", de kop op. In 1918 werd "De Hallenaar", een Vlaams-nationalistisch, anti-militaristisch en anti-Duits blad, opgericht. In de nacht van 19 op 20 juli 1918 bombardeerde een Engels vliegtuig een huis op de Statiestraat in plaats van het station: 5 kinderen van één gezin kwamen om. In 1918 eiste de Spaanse griep vele slachtoffers. Er vielen onder meer 4 doden op 21 september, 8 op 26 oktober, 21 op 2 november, 29 op 16 november en 17 op 30 november. Iemand herinnert zich twee begrafenissen op hetzelfde uur in de St.-Martinuskerk: de ene ( ) aan het groot altaar, de andere in de O.-L.-V.-kapel. [d]. Achtergebleven munitie zorgde voor doden en verminkten. Op 7 mei 1918 werd Leopold Everaert, een van dé historici van de stad, begraven. In 1922 werd de "Cercle Historique et Archéologique de Hal" of "Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle", in deze volgorde, opgericht. Eén van de oprichters was Medard Van den Weghe; in 1938 stemde hij als schepen van onderwijs niet met zijn meerderheid mee om de straatnaamborden weer tweetalig te maken en ging ze overschilderen. In 1924 verscheen het eerste nummer van de vereniging met de opname van een "Liste de Membres - Lijst der leden.". De ondertitels waren in de 2 talen; de leden en hun beroep enkel in het Frans. Op 12 oktober 1924 werd een gedenkplaat voor een in W.O. I gesneuvelde oud-leraar en gesneuvelde oud-leerlingen van het O.-L.-V.-van-Halle-Gesticht ingehuldigd. Op het einde van 1925 overstroomde de Zenne opnieuw. Het water kwam tot halverwege de Maandagstraat. In 1928 werd op het Leeuwenplein naar aanleiding van wijkfeesten een luchtballon opgelaten. Op cultureel vlak belangrijke personen hadden een Vlaamse reflex. In 1917 werd Remi Ghesquiere, taalparticularist en -purist, die op de vlucht in Halle strandde, kapelaan en organist in de Sint-Martinuskerk. In 1918 begon de Muziekacademie op initiatief van haar directeur Charles de Coster met Vlaamsche uitdrukking en declamatie. [f]. In 1919 publiceerde priester Emiel Gouffaux naar aanleiding van het einde van W.O. I de Latijnse dichtbundel "Invasio". Van 1919 tot 1922 was letterkundige en latere conservator van het kasteel van Gaasbeek Maurice Roelants leraar aan vermelde Academie. Vanaf 1924 werden toneelstukken van Maurice "Dries" Merckx in het Hals en Nederlands gespeeld. Boon, ook directeur-generaal van NIR en BRT, was van 1924 tot 1929 secretaris van het "Vlaamsch Volkstoneel". Deken Andreas Michiels gaf het Nederlandstalige parochieblad uit. Thevenet lijkt met slechts 2 van hen contact gehad te hebben. Een priester, Le curé, mon ami, die door Thevenet niet bij naam genoemd werd en die hij vaak op straat tegenkwam, was "un artiste" [1].Ging het om deken Michiels? De Coster werd door hem vereeuwigd op "Charles Decoster op het harmonium" uit 1918 terwijl hij musiceerde.
In 1919 werden het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en in 1920 de 8-urige werkdag en 48-urige werkweek ingevoerd. Lonen werden automatisch aan de index van kleinhandelsprijzen gekoppeld. Er kwam een nieuw stelsel van werklozensteun. De maatschappij veranderde grondig. De toekomst werd hoopvoller door Limburgse steenkool en Kongolese grondstoffen. In 1922 begonnen Radio Belgique en in 1927 de Vlaamse Radiovereniging met hun uitzendingen. Het aantal autos nam door de technologische vooruitgang toe zodat in 1924 het eerste verkeersreglement kwam. Opkomst en groei van de cinema hadden lossere zeden tot gevolg en een reactie van voornamelijk de kerk tegen de groeiende immoraliteit. Vanaf 1928 vertraagde de economische groei met de beurscrash van 1929 als trieste hoogtepunt.
[a] Voor "Halle aan de Zenne van 1916 tot 1930" heb ik me laten leiden door in de tekst vermelde voetnoten en onderstaande publicaties: -BORREMANS, René. De handel in devotionalia in Halle. In: Jaarboekje 2005 ZWBrabants Museum. Zuidwestbrabants Museum, Halle, p. 5-20. 2005; -DDAA. Mijlpalen van de 20e eeuw in België. Readerss Digest, Brussel. 1987; -DESMET, Zeger. VII poorten en 7 pleinen. Wat de Hallenaar moet en wat de bezoeker weten over Halle / Deel I: poorten. In: Hallensia, jg. 25, voorjaar 2003; -DESMET, Zeger. VII poorten en 7 pleinen. Wat de Hallenaar moet en wat de bezoeker weten over Halle / Deel II: pleinen. In: Hallensia, jg., 26, nr. 1, januari-maart 2004; -LAMIRAL, Hermione. Cataloog van de fotowandeling. "Het familieleven op de Steenwegen". In: Hallensia, jg. 26, nr. 2, april-juni 2004, p. 5-25; -NN. (H)allerleitje.In: Hallensia, jg. 15., nr. 3, juli-september 1993; -NN. [Geen titel]. In: De Hallenaar, jg. 1, nr. 28, 18 augustus 1918, p. 18; -PETRE, E. Halle 1900. Anekdotes uit het schooleven, verteld door het oudste lid van onze kring: kannunik E. Petre. In: Hallensia, jg. 2, nr. 1, januari-maart 1980, p. 11-15; -VANDENBROUCKE, Luk. Halle van onze belleman. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, Nederland. 2000; -VANDENBROUCKE, Luk. Halle zoals het vroeger was. Europese Bibliotheek, Zaltbommel, Nederland. 1995; -VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988; -VANVOLSEM, Johan; VANDENPLAS, Dirk; VERLEYEN, Rudolf en VANDENBROUCKE, Luk. Verklarend register van 1220 plaatsnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 13, nrs. 1-4, januari-december 1991; -WALSCHOT, Pol. De laatste pot. In: Hallensia, jg. 9, nr. 3, juli-september 1987, p. 77-79. Ook de prentkaartenverzameling over Halle van Guy Mossiat heeft haar nut meer dan gehad. [b] CLAUS, Hans; DELEN, Pieter; DEVISCH, Etienne; VAN OVERSTRAETEN, Nicole; WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller: Rik Wouters]. Steenwegen. Cultureel Centrum t Vondel (in samenwerking met de literaire vereniging xarnego), Halle. 2004. [c] VAN OVERSTRAETEN, Nicole. Sapkracht. Upsilon, Halle en Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999. [d] WALSCHOT, L. en LECLERCQ J. Les Allemagnes sont la. Een kroniek van de eerste wereldoorlog in Halle. In: Hallensia, jg. 13, nrs. 1-4, januari-december 1991. [e] WOUTERS, Mark. Onderzoek naar de taaltoestanden en het moedertaalonderricht in de middelbare scholen tot 1940: de Rijksmiddelbare Jongensschool en het Koninklijk Atheneum in Halle (1852-1963). In: Hallensia, jg. 2, nr. 2, april-juni 1980, p. 1-9. [f] NN. [Geen titel]. In: De Hallenaar, jg. 1, nr. 28, 18 augustus 1918, p. 1.
[1] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.