300 gr. bloem 100 gr. witte basterdsuiker 200 gr. koude harde boter mespunt zout 1 ei, losgeklopt 1 kg vaste zure appelen, bijvoorbeeld handgoudrenetten 100 gr. rozijnen, gewassen 50 gr. amandelen, gepeld en gehakt geraspte schil van 1 citroen 75 gr. suiker
Beboter een springvorm met een middellijn van 24 centimeter. Verwarm de oven voor op 175C. Zeef bloem en basterdsuiker in een kom. Voeg boter, zout en 3 el ei toe. Snijd de boter met twee messen in kleine blokjes. Kneed er met een koele hand een samenhangend deeg van. Druk 3/4 deel van het deeg gelijkmatig op de bodem en tegen de zijkant van de vorm. Laat de vorm en het resterende deeg op een koele plaats rusten. Schil de appelen, verwijder de klokhuizen en snijd de appelen in dunne plakjes. Vermeng de plakjes appel met rozijnen, amandelen, citroenrasp en suiker. Vul de vorm stevig met het appelmengsel. Maak van het resterende deeg repen van 1 1/2 centimeter breed en 1/2 centimeter dik. Leg de repen deeg kruiselings op het appelmengsel. Vouw de opstaande deegrand iets over het mengsel en zorg dat de repen deeg tegen de deegrand zijn vastgedrukt. Bestrijk het deegvlechtwerk en de rand met het resterende ei. Plaats de vorm op het ovenrooster onder in de voorverwarmde oven en bak de appeltaart in ongeveer 1 1/4 uur gaar en goudbruin. Laat de appeltaart in de vorm afkoelen.