"Heb je het gehoord"? vroeg de viool. Heb je mijn stem gehoord? Soms geloof je zelfs maar half dat ik zo zingen kan. Ik kan het ook nog niet zo lang, pas sinds ik viool ben eigenlijk.
Ik ben ook niet altijd viool geweest. Eerst was ik een boom, en nog wel een hele prachtige. Mijn stam was breed, mijn wortels sterk en mijn takken vol ritselende bladeren; en zo was mijn stem: ritselen en ruisen als het 'n beetje waaien wou...
...
Toen kwam de dag van de houthakkers met hun bijlen en zagen. Niet bij mij, niet bij mij! Dacht ik, want ik wilde niet sterven. Maar ze kwamen toch, en zaagden mijn mooie stam van mijn wortels en ik viel!
Veel is met mij gebeurd. Ik werd gesleept over de aarde, doorweekt in water en gedroogd in de wind. Ik ben in stukken gedeeld, in planken gezaagd en uitgekozen door een man, die vioolbouwer was.
Hij werkte aan mij met beitels en schaven, met lijm en lak en ik werd mooi om te zien; glanzend en licht gebogen, prachtig gemaakt. Maar het wonder gebeurde toen de speler mij in zijn hand nam. Ik had een stem! Ik, die zo bang was om te sterven. Hoor hoe ik zing!