Ergens werd bruiloft gevierd. Ze hadden het niet breed maar vonden dat er toch veel volk moest aanwezig zijn:
Gedeelde vreugde... geeft gedeeld geluk, dachten ze. Het moest een feest voor alleman zijn, meenden ze. waarom dan beletten dat onze vreugde besmettelijk zou zijn? Dus vroegen ze aan elke genodigde een fles wijn mee te brengen. Bij de ingang zou een groot vat staan en daarin kon de fles leeggegoten worden, zo zou ieder van ieders gave drinken en vreugde hebben.
Toen het feest geopend werd liepen de bedienden naar het grote mengvat en schepten met grote kruiken... Maar groot was hun verwondering toen ze merkten dat het water was. Ze stonden als versteend, toen het tot hen doordrong dat iedereen gemeend had:
‘die ene fles water die ik erbij doe zal niemand merken en proeven!’ Zij wisten nu dat iedereen zo gedacht had... Het werd een waterachtig gedoe, niet alleen omdat er slechts water te drinken was...
BRUYNINCKX WARD. In: Gloed. Oktober 1972
|