Inhoud blog
  • G. Bodifée, God en het Gesteente, inleiding
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    AHASVERUS
    Zijnzoeken
    04-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Derde vervolg op G. Bodifée, Weg uit de Leegte.

    p. 17 Zingevende factor

    « Juist door deze oriëntatie op wat voorbij het leven ligt, vormt de religie een zingevende factor binnen het leven. »

    Dit is een moeilijk te ontwarren knoop. Hier wordt gehinkt op twee benen : voorbij >< binnen. Uit de oriëntatie op de Eindgestalten op de apotheose, haalt het leven zijn zin, maar is het zelf ook in zichzelf immanent zin, niet zomaar extern gevuld met zin. Het leven zelf bouwt aan die Eindgestalte. Die Eindgestalte zal enkel zijn wat het leven er Hier en Nu van maakt. Dat is de kalos kindunos ! Het grote risico dat de Exuberante liep door de kenosis ! Heel de ‘schepping’ , alle zijnden, door hun streven naar zelfbehoud, door hun interacties, door hun evolutie en groei in complexiteit, coördinatie, integratie en diversiteit ont-dekt de verborgen, verdoken weelde van de Exuberante. Wij reconstrueren de goddelijkheid. Het schitterende hoofdstuk 38 van het boek Job lees ik als een loflied op de scheppende kracht van de zijnden. Op de restauratiekracht van de zijnden ! Niet de Schepper realiseerde die zijnden ! Dat deden ze zélf. De kosmos putte uit zichzelf de vele en verschillende gestalten die even veel en verschillende eigenschappen van de Exuberante tentoon spreiden. Epifaneren. O.a. via de onvoorzienbare en onoverzienbare varianten van de levende wezens ! De interacties tussen de zijnden brengen steeds nieuwe, verrassende complicaties en combinaties naar voren, en houden zo een zich spiraalsgewijze uitbreidende creativiteit actief. Ze bouwen constant aan de zich voortdurend vernieuwende en aangroeiende gestalte van de Exuberante.

    p. 18 « om ten volle mens te kunnen zijn »

    Pas door de religie krijgt de mens zicht op een eeuwig bestaan, want hij zal deel uitmaken van die door hem wordende Eindgestalte. Daarin is elke individu uniek, onvervangbaar, onuitwisselbaar. Elk individu realiseert een unieke epifanie van aspecten van de Exuberante. Elk individu kan als enige bepaalde epifanieën uitlokken. Daarin speelt dan ook het negatieve een positieve rol. Het gaat steeds om uitwisselingen om interacties, om om-gang. Om uitlokken en antwoorden.

    Wat ik niet presteer, zal geen deel uitmaken van de Eindgestalte ! Daarin grondt de ethiek. De verticaliteit van de ethiek.

    Elke epifanie van een aspect van de Exuberante vormt een nieuwe, permanente bijdrage, een nooit dovende straal aan de blijvende Eindgestalte van de Exuberante.

    p. 28 Zin-loze louter lineeiare kosmische causaliteit

    «  Dawkins… ‘het heelal dat we waarnemen precies die eigenschappen heeft die we kunnen verwachten indien het wezenlijk zonder ontwerp, zonder doel, zonder goed of zonder kwaad is, niets dan een blinde, meedogenloze onverschilligheid. » …

    «  Evenmin als zijn lot, staat zijn plicht ergens beschreven. »

    Dawkins en Monod hebben, met al hun geleerdheid, gelijk zolang ze binnen de grenzen van de kenotisch kosmos denken. Prigogine, filosofisch geruggensteund door Stengers, riskeert een ‘Une Nouvelle Alliance’ met de kosmos ! Ik herinner me met ontroering dat Steven Weinberg, in het tv-programma van Wim Kayzer, Schoonheid en Troost, met de tranen in de ogen bekende dat de wetenschap geen troost gebracht had.

    Binnen louter causale verbanden is geen troost. Heidegger spreekt daarom van Bedeutsamkeit, als relatie tussen de zijnden, niet van causale verbanden.

    p. 30 : Het tekortschieten van de kerk

    De kerk heeft te lang op stromannen geschoten die ze naar eigen inzichten gefatsoeneerd had. Daarbij vergat ze haar eigen taak die ver boven de lineaire kosmische causaliteit uitstijgt. Pius IIX hoefde niet aan sterrenkunde te doen ! Zij moest wijzen op de ont-grenzende effect van alle grenzen. Op de samenhang van alles. Op de queeste die elk mensenleven is, binnen de grootse graaltocht van alle zijnden naar de apotheose.

    p. 33 Religie

    «  Religie is een uitdrukking van het verlangen naar God. « 

    Welke God, deGod van de klassiek categorieën van de klassieke filosofen ? De almachtige, de eeuwige, volmaakte. Naast zo’n God valt niet te leven. Die is als vlammende lava die alles op haar weg verschroeit. Alleen uitgebluste lava is vruchtbaar !

    « Er bestraan geen louter profane objecten, .. »

    Hoe juist ! ! Louter profane objecten zijn man-made, zijn artefacten. Net als kleuren , net als afmetingen, net als de criteria waar de natuurwetenschaappen mee werken.

    « Maar de wereld is de weg naar volmaaktheid. »

    Weer : hoe juist ! Echter : welke volmaaktheid ? Een volmaaktheid die al van in de duisternis van het verlden bereikt was, of bestond. Wat doen we hier dan nog ? Of is er al een beeld van, een bleuprint ? ( Indringende beschouwingen van H. Jonas over ‘beeld’ !)

    Zijn we ‘nutteloze knechten’, louter uitvoerders van reeds eeuwig vastgelegde plannen ?

    Welke volmaaktheid ? Dat is geen academische vraag ! Het gaat om de zin van ons bestaan !

    Ik kan me niets bij die volmaaktheid voorstellen. Ik verkies het vage idee van de Graal ! Van de door ons te realiseren eindapotheose. Dat sluit ook nauwer aan bij wat verderop in de zin staat : «  de weg naar … » Dat idee van de weg is in se onuitputtelijk ! Onuitgeput. Het timmeren aan de weg, zonder vooraf vastomschreven volmaaktheid.   Wij zijn op weg naar het onbekende, naar nieuwe mogelijkheden, naar onbekende horizonten. Naar een te creëren Exuberante ! Maar dan wel volgens de uitnodigende dynamiek van de toekomst en geruggensteund door de stuwende dynamiek van het verleden. Volmaaktheid als een wenkende, en toch drijvende, onbepaalde toekomst.

    Tot hier mijn derde reeks reacties op uw Weg uit de Leegte.

     

    04-04-2006 om 17:58 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Dit is het vervolg op mijn ‘eigenzinnige’ lectuur van G. Bodifées Weg uit de Leegte !

    p. 11 Cultuur

    «  Een cultuur sterft met haar religie. »

    Toen ik als adolescent in 1954 Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen las, heeft een idee me diep gertoffen : een volk, een cultuur moet een bindend, dynamiserend concept hebben, wil het zich boven het louter biologische kunnen uittillen. Maar, alle cultuur is reeds uitstijgen boven wat louter, naakt biologisch gegeven is ? Dat staat zo mooi beschreven in L. Beyens, De graangodin, 2004. Religie houdt de focus ingesteld op dat emergeren uit de klauw van de causale noodzakelijkheid, op dat méér, op dat onbepaalde, op dat wat anders kan, op dat wat niet moet van in der eeuwigheid.

    p. 12 Christelijke religie

    «  de teloorgang van de christelijke religie niet kan veroorloven. »

    Hier had ik graag enkele geluidsdempers gevonden ! Want die stelling leidt vlug naar integrisme, naar fundamentalisme, dat we te weelderig om ons heen zien woekeren. En wat de VS steeds smeer in zijn beknellende greep krijgt .

    Religie is onmisbaar ! Maar dat ‘christelijk’ is maar een manier van ! Is maan een cocnrete invulling van een veel breder begrip. Laatst hoorde ik op tv een gesprek tussen onze kardinaal, een imam, een rabbi en een atheïst. Als egeltje die vrijen slopen z eom elkaar heen, schrik voor schrammen op eigen, blazoen. Zei iemand : Ze hebben allen dezelfde God, en ze hebben allen nog iets gemeens : ze steunen op een boek. Gezwegen werd over de vraag hoe die ene God die drie boeken schreef. De moslimleraar zag zelfs een gradatie, een groei van Thora, naar Nieuw Testament , naar Koran. Wel opmerkelijk ! God maakte eerst tewee kladjes ! Hoe verklaar je dat.

    Geen van die geleerde heren zag het probleem, of wilde het zien : die boeken zijn louter mensenwerk ! Tijd, plaats en cultuur gebonden.

    Het latere onderscheid , p. 13, tussen spiritualiteit en religie blijft te zwak beklemtoond, vind ik.

    Dat leidt naar de volgende bedenking.

    p. 12 Religieuze landschap

    « Er kunnen in het religieuze landschap niet genoeg wegen zijn. »

    Akkoord. Toch deze bedenkning : het te rekkeleijke gebruik vazn d eterm religie geeft aanleiding tot verkeerde interpretatie, tot verwarring tussen concrete, tijd-- en plaats- en cultuur-gebonden gestalte van een religie. Daarin zijn ze in de VS nuchterder en gezonder : men sluit zich aan bij de lokale kerkgemeenschap. Punt. Religie, concrete religie, kan een kleed zijn.

    En daarom is de grootst mogelijke verscheidenheid gewenst. Zoals alle mensen verschillen. Zoals als maan en vrouw verschillen, maar wel gelijkwaardig zijn. En in die gelijkwaardigheid moet het respect voor de verschillen ingebouwd zijn. Net zo min als een vrouw mannelijk moet worden, moet een moslim jood of christen worden, of vice versa. Gods weelde wordt door geen enkele godsdienst uitgeput. Elke concrete religie openbaart een deel van de eigenschappen van de Exuberante, geeft gestalte aan een deel van zijn weelde aan diversiteit, zijn menslievendheid.

    Geen enkele beperkte menselijke religie kan de weelde van de Exuberante uitputten, kan de weg er naartoe monoploliseren, kan zijn queeste exclusief als de enig mogelijke opeisen. Wie God respecteert, moet dat teigeven. Moet eigen beperkingen als releigie belijden ! Hoe meer religies, hoe rijker de diversiteit van de apotheose zal zijn.

    p. 13 Spiritualiteit >< religie

    Omdat we beperkte mensen zijn, en omdat die beperking ons kroonjuweel is , omdat het ons de kansen biedt de weelde aan diversiteit van gaven van de Exuberante te openbaren en aan mensen mee te delen, daarom moet elke spiritualiteit zich incarneren in coincrete, beperkte gestaltes, in religies met riten, met boeken, met gebeden , etc.

    Geachte heer Gerard Bodifée,

    Dit is het vervolg op mijn ‘eigenzinnige’ lectuur van uw Weg uit de Leegte !

    p. 11 Cultuur

    « Een cultuur sterft met haar religie. »

    Toen ik als adolescent in 1954 Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen , 1938, las, heeft een idee me diep getroffen : een volk, een cultuur moet een bindend, dynamiserend concept hebben, willen ze zich boven het louter biologische kunnen uittillen. Maar, is alle cultuur is niet reeds een uitstijgen boven wat louter, naakt biologisch gegeven is ? Dat staat zo mooi beschreven in L. Beyens, De graangodin, 2004. Religie houdt de focus ingesteld op dat emergeren uit de klauw van de causale noodzakelijkheid, op dat méér, op dat onbepaalde, op dat wat-anders-kan-zijn, op dat wat niet moet van in der eeuwigheid.

    p. 12 Christelijke religie

    « de teloorgang van de christelijke religie niet kan veroorloven. »

    Hier had ik graag enkele geluidsdempers gevonden ! Want die stelling leidt vlug naar integrisme, naar fundamentalisme, dat we te weelderig om ons heen zien woekeren. En wat de VS steeds meer in zijn beknellende greep krijgt .

    Religie is onmisbaar ! Maar dat ‘christelijk’ is er maar één manier van ! Is maar een van de vele mogelijke concrete invulling van een veel bredere realiteit.

    Laatst hoorde ik op tv een gesprek tussen onze kardinaal, een imam, een rabbi en een atheïst. Als egeltje die vrijen, slopen ze voorzichtig om elkaar heen, schrik voor schrammen op eigen blazoen. Zei iemand : Ze hebben allen dezelfde God, en ze hebben allen nog iets gemeens : ze steunen op een boek. Gezwegen werd over de vraag hoe dan die ene God die drie boeken geschreven had. De moslimleraar zag zelfs een gradatie, een groei n volmaaktheid van de Thora, naar het Nieuw Testament , naar de Koran. Wel opmerkelijk ! God maakte eerst twee kladjes ! Wat ‘n God is dat ? Hoe verklaar je dat. Geen van die geleerde heren zag het probleem, of wilde het zien : die boeken zijn louter mensenwerk ! Tijd-, plaats- en cultuur-gebonden.

    Het latere onderscheid , p. 13, tussen spiritualiteit en religie blijft te zwak beklemtoond, vind ik.

    Dat leidt naar de volgende bedenking.

    p. 12 Religieuze landschap

    « Er kunnen in het religieuze landschap niet genoeg wegen zijn. »

    Akkoord. Helemaal akkoord. Toch deze bedenking : het te rekkelijke gebruik van de term religie geeft aanleiding tot verkeerde interpretatie, tot verwarring tussen de concrete, tijd- en plaats- en cultuur-gebonden gestaltes van religie. Daarin zijn ze in de VS nuchterder en gezonder : men sluit zich aan bij de lokale kerkgemeenschap waar men voorlopig komt te wonen. Punt. Religie, concrete religie, kan een kleed zijn !

    En daarom is de grootst mogelijke verscheidenheid gewenst. Zoals alle mensen verschillen. Zoals als man en vrouw verschillen, maar wel gelijkwaardig zijn. Met behoud van de verschillen ! En in die gelijkwaardigheid moet het respect voor de verschillen ingebouwd zijn. Net zo min als een vrouw mannelijk moet worden, moet een moslim jood of christen worden, of vice versa. Gods weelde wordt door geen enkele godsdienst uitgeput. Elke concrete religie openbaart maar een klein deel van de eigenschappen van de Exuberante, geeft gestalte aan een infiem deel van zijn weelde aan diversiteit, zijn menslievendheid.

    Geen enkele beperkte menselijke religie kan de weelde van de Exuberante uitputten, mag de weg er naartoe monopoliseren, mag zijn eigen queeste exclusief als de enig mogelijke opeisen. Wie God respecteert, moet die beperktheid toegeven. Moet eigen beperkingen als religie belijden ! Hoe meer religies, hoe rijker de diversiteit van de apotheose zal zijn.

    p. 13 Spiritualiteit >< religie

    Omdat we beperkte mensen zijn, en omdat die beperking ons kroonjuweel is , omdat het ons de kansen biedt de weelde aan diversiteit van gaven van de Exuberante te openbaren en aan mensen mee te delen, daarom moet elke spiritualiteit zich incarneren in concrete, beperkte gestaltes, in religies met riten, met boeken, met gebeden , met sociale organisaties en instituties, etc. Deze veelheid, deze verschillen en deze begrenzing zijn winst voor de eindgestalte van de Exuberante.

    p. 14 Bewust levende mens.

    « De bewust levende mens heeft meer nodig dan wat hij nodig heeft om te leven. »

    Hier wordt gespeeld op het verschil tussen bewust en biologisch. Reeds bewust leven ontstijgt het biologische. Het bewustzijn emergeeert uit de strikt causale verbanden en interacties tussen de kosmische elementen. Dat louter biologische leven blijft erg afhankelijk van zijn kosmisch voetstuk. Dat wordt duidelijk aan het verschil tussen zwangerschap en opvoeding. Een zwangerschap verloopt strikt volgens bio-chemische wetten. Bij de opvoeding spelen al de imponderabilia van het humane bestaan : een opvoeding verloopt niet lineair volgens causale beïnvloeding en is onderhevig aan vele onvoorzienbare en onberekenbare invloeden.

    Dit hangt eng samen met de voorlaatste regel van deze bladzijde : « Nutteloos een onmisbaar is de religie. » Al vind ik ‘nut’ een niet zo voordelig, niet zo inspirerend uitgangspunt om over religie te spreken. ‘Nutteloos’, want niet gevat in de vaste kringloop van de natuurcausale relaties met hun voorspelbare resultaten. Conceptie noch zwangerschap vragen zich af in welke geestesgesteldheid ze gegrond zijn, plaatsvinden of zich afspelen. Maar de queeste is wel gevoelig voor de ‘drive’, voor mentaliteit waarin hij voltrokken wordt, voor het doel dat ze dient. En daarin speelt de religie ‘à part entière’ een medebepalende rol. Ook voor de onmisbare koerscorrecties onder weg.

    Vriendelijke groeten,

     

     

     

    03-04-2006 om 14:55 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Ik las Gerard Bodifée, Weg uit de Leegte, 2005.
    Mag ik me wagen aan een tekst-volgend interpreterend lezen ? Aan een lectuur vanuit mijn visie op het bestaan ? Ik leg dit de ‘bezoekers’ voor en verwacht reacties.

    Over kenosis schreef ik in het weblog, onder de naam Ram ipv Pam.

    p. 11 Religie

    « Een religie voedt en stimuleert het leven door het te verbinden met een zingevende werkelijkheid daarbuiten. »

    Op het eerste zicht moet iedereen daarmee akkoord gaan. Het leven vindt geen echte zin binnen de eigen begrenzing, binnen de twee ‘einden’.

    Toch heb ik hierbij bedenkingen. Ik blijf haperen aan ‘verbinden’ . Verbinden zet die zin te zeer buiten het leven ; zin komt als het ware als een externe aankoeking aan het leven vastgeplakt. Voor zin, is ‘band’ mij te leeg, te ‘vreemd’. Te zeer een ‘surplus’. Een bijgave.

    Ik vind dat leven in zichzelf zin heeft, zelf geladen is met zin. Omdat leven zelf, uit zichzelf verwijst naar zijn grenzen, over zijn grenzen, en daardoor die grenzen ‘ont-grenst’. Daardoor die grenzen overstijgt. Elke beleefde grens boodschapt over wat aan de ‘andere’ kant bestaat.

    Daarom blijf ik ook haperen aan ‘daarbuiten’. Ik vind dit een moeilijk punt. Het leven verwijst in zichzelf over de eigen grenzen. Draagt het ‘buiten’ in zich. Staat dat ook niet op p. 48 : « Uiteindelijk is dit het enige verlangen van de mens : als God te zijn. » Is dat niet de boodschap van Genesis : Geschapen naar Gods beeld ?

    Alle leven emergeert uit de kosmische stof. Geen leven zonder de mogelijkheid informatie te bevatten in de cel. Zonder ATP. ( De Duve ! ) Dat emergeren is een mysterieus gebeuren. Die in ATP ingebouwde informatie niet minder. Maar het bestaat !

    Het leven emergeert uit de lineair causale kosmische stof , steeds op zoek naar ongegronde, onvermoede, onvoorzienbare, onafleidbare nieuwe mogelijkheden.Vandaar die onoverzienbare diversiteit.

    Het leven emergeert echter niet in een lege ruimte, ‘in nihilum’ hinein. Wel nieuw, maar toch verwacht nieuw. Gewenst nieuw. Als nieuwe bijdrage aan de Aufbau, aan de restauratie van de kenosis. Nieuw als openbaring, epifanie van de verduisterde God. Nieuw in de queeste van de uiteindelijke Gestalte van de Exuberante. Niet causaal te verklaren.

    Dat is het diepe verlangen dat de dynamiek levert van alle veranderingen, van alle strevingen naar volheid. We trekken allen mee op in de weidse queeste van heel de werkelijkheid naar de uiteindelijke apotheose van de Exuberante.

    Die zin ligt én binnen én buiten het leven. Want het leven draagt die dynamiek diep in zich. Leven is nooit causaal te verklaren. Het leven , aangezogen door de toekomst, door de Graal, puurt uit het verleden vrij nieuwe , onvoorzienbare mogelijkheden en realiseert die. De Apotheose zal zijn wat wij ervan gerealiseerd hebben. Niets méér !

    Gods Eindgestalte realiseren wij. Wat een risico ! Wat een uitgeleverd zijn! Wat wij nu, hier niet realiseren, dat zal niet tot de Eindgestalte van de Exuberante behoren. Hij/Zij wil zichzelf mededelen aan ons. ZICHZELF. Maar , gaande de evolutie, gaande de gescheidenis, geven wij gestalte aan die mededeling van de Exuberante. God zal zijn wat wij ervan maakten.

    Hier speelt de memoria, de anamnese, haar rol : wij dragen in ons de souvenir van de grootsheid en de weelde van voor de kenosis, van voor de ontlediging. Van voor de Exitus of de Tsimtsum, zoals de joodse mystici het noemden.

    p. 11

    « Zonder die uitweg blijft het bestaan opgesloten binnen de nauwe grenzen van zijn eigen tijdelijkheid en onvolmaaktheid. »

    Klopt. Uiteraard. Toch is dit een nevralgiek punt. Denigreren we toch die tijdelijkheid, die onvolmaaktheid niet ! Het zijn onze kroonjuwelen. Het zijn onze mogelijkheden en redenen van bestaan. Want naast de Absolute is geen ruimte voor onvolmaakte, contingente zijnden. De Absolute zat compact in zichzelf opgesloten. Hoe kon Hij/Zij de eigen weelde delen met anderen ? De Gloed van de Absolute zou elke vorm van zijnden buiten zich verschroeien, nog voor die geboren waren. Alleen omdat Hij/Zij zich terugtrok, omdat Hij/Zij tussen zichzelf en ons een beschermend hitteschild plaatste, kregen we de kans en de ruimte om te bestaan.

    Hier komt die gedurfde uitspraak van Martin Heidegger : «  Das Seyn braucht den Menschen ! »

    Achter dat hitteschild kon een veelheid van zijnden , een verscheidenheid van zijnden de eindeloze diversiteit van de weelde van de Exuberante ten toonspreiden en mededelen.

    De Exuberante zit compact opgesloten in zijn/haar volmaaktheid. Zoals ook wij opgesloten zitten binnen de grenzen van de lineaire kosmische causaliteit en wij dus geen toekomst hebben, geen zinvol bestaan.

    Maar dan hebben alle inspanningen van miljarden zijnden om zich in het Zijn in stand te houden, alle veranderingen, elke vorm van evolutie of geschiedenis geen enkele zin. Dan is er geen ‘daarbuiten’. Dan is alles een farce !

    Pas als we de hele ‘schepping’ , en als we daarbinnen het leven zien als een optrekken in de grootse queeste naar de Graal, naar de restauratie van de toestand zoals voor de kenotische Exitus, naar de eindapotheose, krijgt alles zin, en blijft alles zijn zin tijdloos bewaren in die Eindgestalte.

    Het leven IS de restauratie, IS de graaltocht naar de Eindapotheose van de Exuberante.

    p. 12

    « Religie reikt echter voorbij de grenzen van het beperkte en behoeftige menselijke bestaan. Zij plaatst het tijdelijke leven binnen een allesomvattende, eeuwige werkelijkheid waarin het zijn ultieme bestemming vindt. »

    Het is de rol van de religie de ogen gericht te houden op het geheel. Op de totaliteit. ( Al heeft Lévinas een hekel aan de term en het begrip ’totalité’, omdat hij die niet juist kan plaatsen ; omdat hij daaronder een gesloten totaliteit verstaat van louter causale verbanden, en niet een open, een emergerend geheel, een queeste vol onvoorziene mogelijkheden.)

    Religie vraagt aandacht voor de grensverleggende band tussen Exuberante, kenosis, kosmos, leven. Aandacht voor de weelde aan onoverzienbare expansieve mogelijkheden die de kosmos aan de Exuberante biedt.

    U zegt ten slotte met andere woorden hetzelfde. Maar met ‘ultieme bestemming’ blijft u te vaag, dacht ik.

    *** ***

    ***

    Ik breek hier, voorlopig, mijn tekst-gebonden-commentaar af.

    29-03-2006 om 15:05 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Kinderen zijn als water, ze nemen alle plaats in.

    Vorige week zaten onze dochter en haar man op congres in Barcelona. In het weekend mochten we babysitten bij de drie kinderen van onze dochter, 3 , 5, 7 jaar.

    De oudste, de jongen, was zondag even zoek. Ze wonen pas onlangs in een Franstalige buurt. In een zijweg veilig verwijderd van een drukke verkeersweg. Hij mocht even op straat gaan fietsen. Maar verdween uit ons zicht. Ook wij kennen de buurt niet. Na een paar uur zoeken, vonden we zoonlief op geen honderd meter van huis, bij vriendjes thuis. Paniek over. Hij was zich van geen kwaad bewust! Het eerste wat hij fier uitriep was: " Ik heb twee nieuwe vriendjes gevonden! " Toen de ouders thuis kwamen, was de verloren zoon pas thuis. Dus ook voor hen even paniek!

    Daarop stuurde ik hun maandag volgende bedenkingen:

    Jullie zouden jullie moeten verheugen. ‘Rejoice’ zingen op de verheffende tonen van Haendel !

    Want A. zette gisteren een grote stap ! Hij sloeg zelf zijn vleugels uit. Hij verruimde zelf zijn territorium.

    In alle culturen wordt die stap gevierd met ‘des rites de passage’. Bij ons blijft dat wat matjes een eerste communie. Maar toch blijft ook bij ons dat eerste communiefeest een tophit ! Door ‘tot de jaren van Verstand’ te komen word je zelf het centrum van je beslissingen in je eigen wereld.

    En dat is de normale gang van het leven ! Grenzen verleggen ! Het eigen territorium vergroten ! Waar lopen jullie honden het vaaks ! Langs de grenzen van het domein ! Zoekend naar een uitweg.

    Toen we zaterdagmorgen aankwamen was de eerste vraag van A. : « Gaan we wandelen ! » De grens verleggen !

    Een kind verlaat de moederschoot voor een wieg, dan de wieg voor het loophek, het loophek voor de woonkamer, de woonkamer voor alle hoeken van het hele huis, dan het huis om de tuin te verkennen. En dan komt het moment dat de tuin te eng wordt, en ze verder kijken, over de omheining. Voor het kind is dat verovering van een eigen territorium.

    Het eerste wat A. zei, nadat ik hem vond en toen hij bij me kwam, nog voor hij zijn fiets nam : « Ik heb twee nieuwe vriendjes gevonden ! » Dwz : ik heb mijn wereld verruimd ! Ik heb mijn territorium vergroot ! Let op elke van die woorden : ‘Ik’, niet iemand anders, ik zelf ! ‘Heb’, is ‘feste Habe’, vast gegeven, vast deel van mijn leven. ‘Twee nieuwe vriendjes’ dat is nieuwe relaties, nieuwe beslissingscriteria, nieuwe beoordelingsuitgangspunten. ‘Gevonden’ : ze waren er wel, maar ik kende ze nog niet, nu wel ! Nu zijn ze deel van mijn leven !

    Ik heb deze dagen veel tijd gehad om naar Afrodite te kijken, hoe ze met haar twee jongen omging. In de praktijk, met de feiten, gaf ze me lessen in opvoeding : hoe ga je om je je jongen ? Ze maakte geen gebruik vana haar grote gestalte, van haar sterke poten, noch van haar enorm gebit. Ze ‘verlaagde’ zich, ‘verminderde’ zich, ging bij wijze van spreken op ‘haar hurken zitten, op het niveau van haar pups, en terwijl die groeien wordt zij kleiner.

    Dat doet me denken aan de tekst waarvan ik vroeger de vertaling al eens stuurde, passage uit een schitterend boek van filosoof, André Comte-Sponville, die hier in feite Simone Weil citeert. Comte-Sponville denkt na over God : die neemt zelf alle plaats in, laat naast zich voor niets of niemand enige ruimte vrij ! En dan citeert Comt-Sponville S. Weil : « Le enfants sont comme l’eau, … ils occupent toujours tout l’espace disponible. » Daarop commentarieert Comte-Sponville heel voorzichtig: « Mais les parents, non : il arrive, pas toujours … , mais il arrive parfois, et plus souvent qu’on ne ne le croit, qu’ils se retirent, qu’ils reculent, qu’ils n’occupent pas tout l’espace disponible, justement , qu’ils n’exercent pas tout le pouvoir dont ils disposent. Pourquoi ? Par amour : pour laisser plus de place, plus de pouvoir, plus de liberté à leurs enfants, et d’autant plus que les enfants sont faibles, plus démunis, plus fragiles, pour ne pas les empêcher d’exister, pour ne pas les écraser de leur présence, de leur puissance, de leur amour… » ( Zoals God zou doen!) ( Petit Traité des grandes vertus, 1995, p. 362-363) Zou Afrodite filosofie lezen ?

    28-03-2006 om 11:31 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    Naar aanleiding van een stuk uit het weblog RAM stelde iemand  me vragen over religie. Hier het antwoord.

    Religie zit diep verweven in elke humaan leven

    Je stelde me een lastige vraag. Daar is geen simpel antwoord op! Religie hoort niet tot het leven. Religie is het humane leven!

    Ik plaats deze meditatie onder het motto van een uitspraak van Plato, in Wetten, 716 c :

    « Nu zal voor ons God wel bij uitstek de maat van alles zijn ; veel meer, zou ik denken,

    dan de eerste de beste ’mens’, zoals sommigen beweren. »

    Je mag religie niet verwarren met de concrete historische gestaltes, misvormingen en misbruiken die ze kreeg in allerlei culturen! Je moet religie loskoppelen van die concrete, historisch gegroeide gestaltes. En die dubbelheid maakt het oordeel moeilijk! Aan de ene kant is humaan leven zelf religie, en aan de andere kant moet je ze er van loskoppelen. Om het met een citaat van Eckhart te zeggen: " Wie God niet vindt in de keuken, de schuur of de stal, zal Hem ook niet vinden in de kapel of de kerk".

    Dat zei ook reeds Heraclites, in iets andere bewoordingen.

    Godsdienst is je gedragen te voelen door het samenhangend geheel., is je geplaatst te weten in het geheel, je verbonden te weten met al wat is. Weten dat je tot het universum behoort, niet als een blind, willoos element, maar wel als een eigen Ego. Als een iemand. Als een persoon!

    Je verdwijnt niet spoorloos in het geheel in zoals een golf zonder eigenheid opgesloprt wordt in de oceaan! Je blijft een Zelf. Religie heeft te maken met respect voor de eigen,eheid van de individuen. Religie laat elk individu bestaan in zijn eigen eigenheid. Maar in directe voeling met het geheel!

    Om dat te vatten moet echter uitgaan van een andere opvatting van God, dan deze welke je dagelijks overal tegen komt.

    Mag ik me voor deze uitleg verschuilen achter Merleau-Ponty? Die zich ten andere zelf indekte door in zijn oratie te verwijzen naar zijn voorganger Louis Lavelle. In zijn Eloge de la philosophie, 1960, p. 15, spreekt M. Merleau-Ponty over het mysterie van het Zijn, maar dan zelf in de rug gedekt door zijn voorganger Louis Lavelle: « Il ( L. Lavelle) parlait de miracle parce qu'il y a là un paradoxe: le paradoxe d'un être total, qui donc est par avance tout ce que nous pouvons être et faire, et qui pourtant ne le serait pas sans nous et a besoin de s'augmenter de notre propre être.» Hoe voorzichtig en toch hoe exact drukt de 'jonge' Merleau-Ponty zich hier uit! Een latere uitspraak van Merleau-Ponty is korter maar cassanter: « La conscience métaphysique et morale meurt au contact de l'absolut. » ( ens et Non-sens, 1965, p. 167 )

    De dringende vraag is: heeft een begrensd, contingent zijnde enige schijn van kans te bestaan naast het absolute, volle Zijn? Het antwoord is kort: Geen! Het Absolute Zijn verschroeit, verpulvert, vermorzelt al wat in zijn buurt zou durven te komen. In de nabijheid van het enige Esse Necessarium et Realissimum kàn niets bestaan. Zijn, van nature, duldt niets naast, voor, achter, boven of onder zich. Wat zou er überhaupt kùnnen bestaan buiten het alles verschroeiende Zijn? Waar elders zou dat contingente zijnde ook maar een schaduw van zijndheid weghalen? Moet je daarvoor bewijsplaatsen aanvoeren? Het is zonneklaar: naast het Absolute Zijn is zelfs voor het Niets geen plaats. Zijn als oorzaak, als grond van eindige zijnden? Hoe kan dat? Is dat het Absolute Zijn geen affront aandoen? Hoe kan Zijn grond van eindige zijnden zijn zonder deze te verpulveren? Zijn als grond cremeert de zijnden voor ze geboren worden, voor ze geboren kunnen worden. Geen zijnde kan op tegen zo’n verschroeiende Grond. Romano Guardini slaakt in 1942 volgende hartenkreet: "Die immer wieder sich aufdrängende Unbegreiflichkeit, dass Gott das Endliche will und sich auf es bezogen hat – wie das sein

    könne …" Citaat door R. Haubenthaler, op p. 119, van zijn Askese und Freiheit bei Romano Guardini, 1995, weggestopt in een voetnoot.

    Maar, ik ervaar nergens een Absoluut Zijn. Ik zie noch hoor, noch voel, noch ruik ergens Absoluut Zijn. Het enige wat ik zie of hoor of voel of ruik, opdringerig zelfs, is een veelheid en verscheidenheid aan begrensde, contingente zijnden. Absoluut Zijn verkruimeld, uitgesmeerd, door toeval gemorst en 'geslodderd' over tijd en ruimte: dat is het enige wat ik kan waarnemen.

    Hoe verzoen je rechtlijnige, strenge logica met concrete waarnemingen? Hoe overstijg je die tegenstelling waarin aan de ene kant de logica het bestaan van de opdringerig bestaande en overvloedig aanwezige zijnden wegredeneert, en waarin aan de andere kant die tastbaar bestaande zijnden de ijle logica een lange neus zetten? Is dat geen mysterie? Zijn we dat mysterie niet vergeten? Brengt Heidegger ons niet juist dat mysterie onder de aandacht? Ik vermoed dat dit mysterie de drijvende motor was van Heideggers denken. Zijn ster. Het ‘duistere licht’ waar hij steeds omheen kringelde, zoekend naar een toenadering, naar een toegang. Waar, wanneer vond hij enige opening in dat mysterie?

    Hoe kan Absoluut Zijn begrensde zijnden ook maar een ogenblik naast zich dulden? Hoe kunnen begrensde zijnden de gloed van het Absolute Zijn overleven zonder tot asse te verschroeien? Logisch gesproken is er gewoonweg geen relatie tussen Absolute Zijn en contingente zijnden mogelijk. Zuiver, streng logisch gedacht is alle spreken over zo'n relatie non-sens, want er kàn gewoon geen relatie zijn. Tegenover het Ene, Enige Absolute Zijn kan men onmogelijk van een relatie spreken. Het Absolute Zijn is totaal en alleen zichzelf, solus ipse, compact, massief enkel zichzelf. En daarmee is alles gezegd wat er logisch te zeggen valt, of gezegd zou kunnen worden. Over de rest moet ieder Wittgensteinsiaans zwijgen.

    Tenzij, tenzij het Absolute Zijn uit eigen beweging de buik intrekt ( =kenosis ) en zo, uit zichzelf, begrensde zijnden de noodzakelijke zijnsruimte aanbiedt. Heidegger spreekt over het Niets, over ‘Entzug des Seins’, over ‘Verbergung’. Het Zijn trekt zich uit eigen beweging terug uit zijn absoluutheid, onttroont zichzelf, verlaat de actualitas, trekt zijn Lèthe, zijn Styx over, en kapselt zich in tot loutere mogelijkheid. "Höher als die Wirklichkeit ist die Möglichkeit. " (SuZ, p. 38) Het begrip van de ongenaakbaarheid van Jahweh is nadrukkelijk aanwezig in de Bijbel. Zelfs het schrijven of uitspreken van zijn naam is verboden voor stervelingen. Mozes hoorde hem alleen en zag hem enkel via een brandende (!) braamstruik? En Elia voelde amper een briesje in de rug.

    We ervaren uitsluitend opdringerige contingente zijnden. En geen Absoluut Zijn. Dus: als er zo vele en zo verschillende contingente zijnden bestaan, dan moet het Absolute Zijn dat toegestaan hebben. Dat mogelijk gemaakt hebben. Door zelf uit zijn absoluutheid te stappen en als loutere mogelijkheid terug te treden, b.v. Contingente zijnden krijgen pas een kans te bestaan als het Absolute Zijn zichzelf omturnt tot louter Mogelijkheid. Als loutere Mogelijkheid verliest Zijn alle daadkracht en efficaciteit; het wordt onzichtbaar en afwezig; het wordt uit roulatie genomen, buiten de actualiteit gezet, op de reservebank genesteld, buiten de interactiestromen gehouden en op non-actief gezet. Als Mogelijkheid echter geeft Zijn b.v. ruimte aan de tijd in de vorm van groei, van toekomst, van vernieuwingskansen. Mogelijkheid geeft ruimte om toevalligheden te 'slodderen', om veelheid uit te strooien, om verscheidenheid te coördineren, om muiters een zinvolle vernieuwingskans te geven. Maar dat zich-terugtrekken van het Absolute Zijn blijft een groot mysterie. Die ‘Entzug des Seins’ is als « un océan pour lequel nous n'avons ni voile ni barque! » ( E. Littré).

    Ik sprak in het begin van zich geplaatst weten in een samenhangend geheel , niet in een chaotische ophoping van losse korrels stuifzand zoals in een woestijnduin. Dat ‘plaatsen’ is zin geven. Je ‘plaats zoeken’ is vragen om ‘zin’ in een groter geheel. Ons leven moet een samenhang, een verstrengeling, een eenheid hebben, en die ontstaat uit ‘zin’. Ik moet vele ervaringen verstrengelen tot één geheel. Tot een Ego ! Ik heb §74 van Sein und Zeit nog eens aandachtig gelezen. Die paragraaf denkt na over de zin van geschiedenis. Heidegger zegt daar dat leven niet zomaar zin krijgt door alles op een hoopje te gooien, door ervaringen als paternosterkralen aaneen te rijgen.   « Durch das Zusammenstossen von Umständen und Begebenheiten entsteht nicht erst das Schicksal. » ( SuZ, p. 384 ) Maar waardoor dan wel ?

    Kan een humaan leven zijn zin puren uit wat zich afspeelt binnen de twee ‘einden’, binnen de grenzen van geboorte en dood ? Ik vrees van niet. Ik vrees dat elke zoektoch naar zin over de grenzen moet. Elke grens verwijst immers naar twee zijden, en overschrijdt daardoor zichzelf , ontgrenst zo zichzelf: ze heeft een binnenkant en een buitenkant. Op een magistrale wijze probeert Toon Tellegen in het laatste verhaal van Misschien wisten zij alles , ( p. 430-433 ) aan kinderen duidelijk te maken dat de grens van de wereld toch een een-zijdige grens is, alleen een binnengrens is, een grens waarachter Niets is. Maar daar verzet ons spontaan ‘verstaan’ zich tegen. We blijven vragen wat er achter die grens te vinden is, of te zien, te ruilen, te horen , etc. Elke grens ontgrenst ten slotte zichzelf, door zichzelf te bevestigen.

    Voor de geboorte is die grensoverschrijding richting verleden duidelijk : elk kind is gewild, is gewenst, is de vervulling van een kinderwens. Een geboorte valt niet als een meteoor uit de ijle hemel. En elke baby krijgt bij zijn geboorte een rugzak vol duizenden jaren levenservaringen. Elke geboorte is afhankelijk van ontelbaar vele voorgaande geboortes ! Vele duizenden jaren terug! Door de geboorte zit elke persoon diep verankerd in de evolutie, in de mensengeschiedenis. Staan we erbij stil dat zelfs ons eigen lichaam maar een heel klein beetje eigen is. Ga enkel elf generaties terug en je lichaam is de samenvloeiing van meer dan twee duizend voorouders. Naar 1670! En als je een gemiddeld van 50 jaar voor elke generatie neemt, dan bewaart dit lichaam meer dan honderdduizend jaar ervaring in omgang met de wereld, met geliefden, met vrienden, met mensen, met de dingen. Op dat voetstuk leven we! Dat zat van bij de geboorte in ons rugzakje! Dat zit vol zin, vol levenswensen ons door anderen aangereikt. Aan de geboortekant is levenszin overrompelend tastbaar. We verliezen er zelfs vaak onze zelfbeheersing bij en ons gemoed schiet vol. Vanuit een onnaspeurbaar verleden!

    Maar wat aan de andere kant. Aan het ‘onnoembare’ einde? Weinigen verheugen zich in het vooruitzicht van de dood. Daar blijft voor velen een groot gat gapen dat een groot mysterie verbergt.

    Als ik §§ 73 –75 van SZ van Heidegger aandachtig lees, de grote lijnen in de detailanalyses probeer te doen oplichten en wat onder de oppervlakte, onder het tatoe op de opperhuid, zoek naar het filigram, dan schijnt daar voor mij een helder licht! Het is pas als je , met M. Heidegger, nadenkt over de zin van de geschiedenis, dat je elk mensenleven zin kunt geven, tot ver over de dood!

    Ik neem aan dat ik tegenover iemand die naar zin zoekt volgende beschouwingen mag ontplooien, mijn meditatie mag voort zetten.

    M. Heidegger probeert in zijn vele nauwkeurige analyses steeds duidelijk te maken dat het Zijn geen enorme statische klomp is, maar dat Zijn steeds, voortdurend wordend is. Zijn is als een strak gespannen vlag, flapperend in de wind. Dat Zijn is, zoals Whitehead zegt, ‘in the making’. Van mijn grootvader leerde ik, toen ik nog ’ongeriefd van woorden‘ was ( Gezelle! ) dat de eeuwigheid een blok arduin was, een kubieke kilometer groot. En elke honderd jaar kwam een klein vogeltje zijn bekje aanscherpen aan dat blok arduin. En als dat blok versleten zou zijn, dan was er maar één seconde van de eeuwigheid voorbij. Dat beeld heeft in me als klein knaapje de metafysicus wakker geschud. Velen denken het Zijn in die zin: als een enorme stabiele klomp basalt. Overal onbetwist aanwezig.

    Maar dat is niet zo! Als Zijn zo zou zijn dan heeft al wat wij nu nog doen geen zin! Dan zijn die honderden miljarden zonnestelsels zinloos, dan is de miljarden jaren durende evolutie van het heelal met al zijn inspanningen, aardbevingen of tsunami’s zinloos, dan is heel onze geschiedenis zinloos.

    Neen! Zijn is geen enorm blok basalt! Zijn is immers voortdurend in wording! Zijn is een enorm mobiel atelier dat streeft, dat werkt naar z’n voltooiing. En daar werken we allen aan mee! ‘Das Seyn braucht den Menschen! ( GA 65, §133, p. 251 ) zegt Heidegger. ( Die van geen causae wil weten! )

    Is ons leven louter een privé aangelegenheid. Is ons sterven louter een hoogst persoonlijk gebeuren? Ja , in zekere zin wel, want niemand kan in mijn plaats sterven. Elke dood is uniek, onuitwisselbaar. Maar de zin noch van het leven noch van het sterven zit opgesloten binnen de grenzen van het eigen bestaan. Het leven van elk van ons is een participeren aan de weidse Graaltocht van het Zijn naar z’n voltooiing.

    Hoe opmerkelijk is die binding tussen het privé leven van elk Ego aan de ene kant en die weidse Graaltocht van het Zijn op zoek naar zijn volwassen Zelf aan de andere kant! Binding? De term, het begrip ‘binding’ is te eng, te leeg! Het gaat om méér. Omveel méér. Het gaat om de doordringing, om het opgaan van het privé leven in de Graaltocht. Het Zijn bereikt maar zijn volwassen gestalte door de ontelbaar vele, unieke en onvervangbare bijdragen van de vele eindige ‘zijndjes’ die door de evolutie in de oorspronkelijke chaos uiteindelijk orde en coördinatie scheppen.

    Het weidse Zijn streeft naar het eigen volwassen Zelf , werkt aan zijn Aufbau ( Dilthey ) in en door ons privé leven. In en door de handelingen van elk van ons. In en door het streven van alle zijnden naar de eigen voltooiing. Alle eindige zijnden, van het kleinste visje tot de grootste kunstenaar, bouwen, door zichzelf te voltooien, door het eigen zijn te veroveren, door dat veilig te stellen, te bestendigen, door het eigen zijn naar een hoger niveau te tillen, mee aan de uitbouw van het ooit definitieve Zijn; zij fatsoeneren de eindgestalte van het Zijn. Het Zijn schildert zijn doek als een volleerd pointillist! Van , wat ik noem, de Exuberante.

    De Exuberante die zich terugtrok, die zich in een kenosis ontledigde, om zo ruimte te maken voor ons. Zoals de oceaan het strand mogelijk maakt door zich terug te trekken (Hölderlin ).

    Wat ’n risico loopt het Zijn door zich totaal over te leveren aan de vrije bijdragen van zovele eindige zijnden? Kalos kindunos!

    Allen marcheren we mee in de grootse Graaltocht ter verovering van het Gulden Vlies. Elk op zijn manier. "In het huis van mijn vader zijn vele woningen!"

    Dat definitieve Zijn zal maar zijn wat wij ervan maken, zoals wij het fatsoeneren. ‘Das Seyn braucht den Menschen!’. God, de Exuberante is ‘in progress’! In ‘progress’ door ons handelen en zijn. Wat een verantwoordelijkheid!

    Het ‘plaatsen’ waaraan ik, in het begin, haperde, heeft hier mee te maken. Hoe kan ik mijn ervaringen, mijn handelingen zinvol plaatsen in die grootse Graaltocht? Of deed ik er afbreuk aan? Werkten die ervaringen, die handelingen mee aan de Aufbau van een toekomstig weelderig Zijn, met talloos vele unieke en onvervangbare facetten? Dat is zoeken naar zin, dat is zoeken naar ‘plaatsen’.

    Dit is de stuntelige partituur met de noten waarin ik de muziek van de belletjes die je door je vraag deed rinkelen, probeer te vangen.

    17-03-2006 om 17:02 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    11-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Gisteren, lezend in L_-M. Chauvet, The Sacraments, The Word of God at the Mercy of the Body, werd ik bijna van de hand Gods geslagen! Hoe kan iemand een levenlang blind blijven voor absurditeiten die hij bijna dagelijks leest en waarmee hij zelf bijna dagelijks 'werkt'? Ben ik dan zo lang zo kritiekloos geweest?

    Chauvet leunt soms op het, de Joden van het heidendom onderscheidende, begrip dat in de Bijbel Jahweh in de geschiedenis ingrijpt. En Chauvet komt ook vaak terug op het feit van de offers, en op het begrip godsdienst..

    Maar hoe kan God ingrijpen in de geschiedenis? Zijn God en geschiedenis compatibele begrippen? Neen!

    Wat is er mogelijk naast God? Wat kan er bestaan naast God? Niets! Zelfs niet Niets! En hoe kan God zo stuntelig omgaan met die geschiedenis? Zo stuntelig ingrijpen in de geschiedenis. Meer beetje bij beetje beetje, als in salamischijfjes? Hoe kan Hij die probeersels lanceren? Aanzetten geven? De Fransen spreken dan van 'pédagogie divine'. Dat wil bij mij zeggen half werk afleveren! Hoe is dat toch mogelijk? Bij het eerste mensenpaar loopt het al fout. En de eerste generatie pleegt al doodslag! En de zondvloed dan? De woestijnervaring wordt opgevoerd als het voorbeeld van 'pédagogie divine'! Van gestaag opvoedzen van de mensen tot menselijkheid, tot humanitas.

    Neen, zonder kenosis kom je er niet! Zonder kenosis loopt je onvermijdelijk vast in absurditeiten!

    En wat met het begrip godsdienst? Welke dienst kunnen wij God verlenen? Wat kan hem dienen, hem van dienst zijn? De Volmaakte! Het is te absurd om rond te lopen!

    God kan niet gediend worden, als hij zich niet vernedert tot een behoeftige leenheer.

    Godsdienst is een feodaal begrip! Uit de tijd van Jurassic Parc.

    En offers? Wat heeft de brave Heer niet, nog niet? Wat mist Hij? Hééft Hij wel iets? Hij die alles IS! Alles? Alles: dat impliceert toch veelheid, toch verdeeldheid, Zerstreuung, divertissements ( Pascal).

    Neen, zonder kenosis kom je er niet uit. Loop je onontkoombaar verstikt in absurditeiten!

    Dat eeuwenlang geleerde mannen en vrouwen, dat scherpkritische denkers dat zijn blijven schrijven!

    Dat theologen en exegeten die begrippen: ‘ingrijpen in de geschiedenis', 'godsdienst', 'offeren' kritiekloos zijn blijven hanteren? Weer en weer en weer, ....................!

    Ik dacht dat mijn visie op kenosis, voor deze absurditeiten een uitweg bracht!

    We moeten beslist opzoek nar een andere invulling van het begrip religie!

    11-03-2006 om 10:57 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seksuele selectie, scharnier in het Zijnsgebeuren

    Seksuele selectie, scharnier in het Zijnsgebeuren

    Als je zout in de soep strooit, dan zal je soep een zoute smaak krijgen. Voeg je suiker toe aan je koffie, dan zul je die suiker proeven. Daar is geen weg naast. Noch de soep, noch de koffie, noch de proever wordt gevraagd of ze zich daarmee akkoord verklaren. Niemand heeft er enige moeite mee dat de natuuroorzakelijkheid hier blind en lineair haar uitwerking toepast. Hier is geen ruimte voor een frictieplaat, hier wordt niet voorzichtig geschakeld tussen zout en soep of tussen kofffie en suiker. En ook in de processen die soep en koffie daarna in je spijsverteringskanaal ondergaan heb je geen vinger in de pap. Ook daar legt iedereen zich zonder vragen of argwaan bij neer.

    Dezelfde draconische wetten heersen in de processen van een zwangerschap, zodra de bevruchting voltrokken is. Die zwangerschap doorloopt haar processen volgens de lineaire blinde wetten van de biochemie. Daarvoor wordt niemand toestemming gevraagd.

    Het eigenaardige van de evolutie is dat een belangrijke en bepalende fase zich afspeelt vòòr de bevruchting : tijdens de seksuele selectie. In deze fase , die voorafgaat aan de bevruchting, moeten de twee seksen elkaar vinden, samen tot een akkoord komen. In deze fase spelen echter geen blinde lineaire biochemische wetten. Deze fase is een vrije speel- en experimenteerruimte. Een grote frictieplaats, met vele schakelingsmogelijkheden. En die fase speelt zich af op het individuele vlak: het zijn individuen die elkaar moeten vinden en tot een akkoord moeten komen. Hier speelt niet de universele biochemie , maar de individuele psychologie. Individuen zien, horen, ruiken, kiezen en beslissen. Hier moeten die individuen vooraf vele horden nemen. Hier spelen vele imponderabilia een moeilijk naspeurbare en toch bepalende rol. Vele mogelijkheden liggen hier open, vele kansen op afwijkend gedrag, op onvoorzienbare keuzes, op muiterijen. Op vernieuwing ook.

    Het verschil van deze fase zit hem vooral hierin : wat zich na de bevruchting afspeelt, blijft onzichtbaar en ontoegankelijk in de schoot of het ei. Maar de psychologische processen van attractie en afstoting spelen zich op de bühne af, in het openbaar. Hier spelen alleen uiterlijk waarneembare gegevens een rol : kleuren, vormen, geuren, klanken, afmetingen, zwaartes. In feite elementen die losstaan van de biochemische wetten. Alleen uiterlijkheden, maar dan ook alle uiterlijkheden kunnen hier een rol spelen ! Elk element van heel de diversiteit van de kosmos kan nu een vinger in de pap houden.

    Terwijl de biochemische interacties tijdens de zwangerschap zich voltrekken in de beslotenheid van de schoot , spelen de interacties tijdens de seksuele selectie zich af in het openbaar, met uiterlijkheden, in de open kosmsos, met al wat die in zijn mars heeft. Hier lost dan ook de kosmos zijn vaste, sturende, dwingende greep, hier moet de natuurcausaliteit passen.

    Als we dit nu plaatsen in het grootse gebeuren van de geschiedenis van het zich zoekende en zich vormende Zijn, in het grootse kosmosgebeuren, dan speelt die seksuele selectie daar een scharnierrol. Via de seksuele selectie treden vrijheid, treden onvoorziene mogelijkeden, treden muiterijen , treden emergentiemogelijkheden binnen in de kosmische evolutie.

    Daarover wil ik het een volgende keer hebben.

    09-03-2006 om 12:02 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kritiek gevraagd!
    Voor geïnteresseerden:
    onder het adres seniorennet.be/ram schrijf ik langere, diepergravende en meer gestruktureerde stukken. Misscchien vind je daar wel je gading.
    Ik kijk uit naar kritische reacties!

    04-03-2006 om 17:17 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leven!

    Leven !

    In geen dertig lichtjaar rond ons is een kanditaat te vinden waar menselijk leven zou mogelijk zijn ! Verder in de kosmos ontwaren we enkel exploderende heksenketels. Alleen op onze Aarde wist leven zich los te wrikken uit de beknelling van de lineaire causaliteit. Wat moet dat een gebeurtenis geweest zijn! Pas sinds dat moment heeft het Zijn een geschiedenis.

    En de geschiedenis kwam tot zelfstandigheid als de mens verscheen. En de geschiedenis bloei kwam pas tot volle wasdom sinds ze door geschreven stukken gedocumenteerd is.

    Die parallelle verbale wereld is niet zomaar een accidens, een toevallige bijkomstigheid, een gril van de evolutie. Die verbale geschiedenis vormt nu de kern van de Zijnsgeschiedenis.

    Zonder geschreven stukken geen verzamelen noch mededelen, geen bewaren of verspreiden over grote afstanden, oppervlaktes of periodes. Geen vervolmakingen, aanvullingen, correcties, nuanceringen of coördinaties. En zeker geen beschikbaarstelling, gelijkelijk voor iedereen , altijd en overal. Geen zelfkritiek, geen herschikking, geen onvoorziene dwarse doorsneden of doormeters. Geen gedachtenexperimenten. Geen profeten noch dichters die ons onvermoede mogelijkheden toonden.

    Leven ! Die totaal nieuwe, labiele en toch zo krachtige zijnsdimensie. Die mogelijkheid van de mogelijkheden !

    Elke cultuur spruit voort uit dat initieel ontsnappen aan de lineaire natuurcausaliteit, aan de wurgende greep van de kosmos. Eens we de tol betaalden aan lucht, licht, vocht , voedsel of warmte wordt alles mogelijk ! Het subliemste en het ergste. Dantes Hel en Paradijs. Maar, gepresteerd door de mens ! Leven ! Zien, oordelen, spreken : daarmee begint het humane avontuur.

    03-03-2006 om 14:09 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Paul de Wispelaere, En de liefste dingen nog verder, 1998

    « Fort ! », « Da ! ». Dat is het ritme van het leven. Het doet peuters uitgelaten schateren, Freud onderzoekend nadenken en Derrida vlinderend filosoferen. Het leven bindt ons én jaagt ons op.

    Tussen dokters- en apotheekbezoeken door ontvlucht ik de obsederende realiteit in een luchtbel van fictie. Vluchten in een boeiende brok literatuur. Paul de Wispelaere, En de liefste dingen nog verder, 1998, kluisterde me aan mijn leesstoel en bevrijdde me van de realiteit. Ook lezen is een « Fort ! – Da ! »-spel. Een circucliar gebeuren. Geregeld warmt P. de Wispelaere je hersens op door verrassende bedenkingen, verhelderende beelden of contrasterende uitspraken. Soms richt je je op en blijf je mijmeren bij de bruisende rijkdom van een passage ; je herkent jezelf, je omgeving, je verleden. Dan weer wil je vooruit. En vaak blader je terug en zoek je weer een wending op die bleef nazinderen en waarvan de inhoud onder een nieuwe belichting een rijkere uitstraling krijgt. Je maakt de dokter die je onderzoekt, deelgenoot aan je verwondering : ‘Je lichaam aanschouwen is oog in oog met je onvrijheid staan.’ (p. 43-44) Kun je rustig verder lezen na volgende zin : ‘ Vanuit de biologische geschiedenis die wortelt in het geheimzinnige begin der tijden wordt de mens opgescheept met een ‘ik’ waar hij strikt genomen niets mee te maken heeft maar dat hij evenmin kan weigeren.’ Zo blijf ik onder andere haperen aan :’Foto’s veronderstelden een toekomst.’ Verondersteld is een persoonlijke toekomst. Het contrast is inspirerend : foto’s leggen het verleden vast, via foto’s grijpen we terug naar het verleden. Zo spelen foto’s een belangrijke rol in Maarten ‘t Hart, Een vlucht regenwulpen.

    Een eenvoudig gebaar weekt soms vele bedenkingen los : ‘Ik pak een jutezak uit mijn rugzak en ga erop zitten.’ Wat raar toch dat afstand nemen van de Aarde ! Dat vermijden van direct contact met de ons dragende Aarde. Weer die Fort ! –Da !-beweging ! We zitten op de grond , maar distantiëren ons ervan! We dragen kledij om ons te beschutten tegen de ongemakken van de omgeving. Maar ook die beschuttende kleding blijkt kwestbaar, blijkt onze kwestbaarheid van onze huid te delen : we beschutten onze kleding door een jutezak, die een overgang is tussen onze ‘externe’, tweede huid die onze kleding geworden is en de te aardse Aarde.

    Vluchten in boeiende fictie : Fort ! – Da !

    01-03-2006 om 10:31 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zin van Geschiedenis

    Geschehen

    Het Omega-punt

    Hoe opmerkelijk is de binding tussen het privé leven van elk Ego en de weidse Graaltocht van het Zijn op zoek naar het eigen volwassen Zelf ! Binding ? De term, het begrip is te zwak, te leeg. Hier is meer aan de hand. Het gaat meer om wederzijdse doordringing, meer om opgaan van privé in algemeen. Het gaat veeleer om het realiseren van de voltooiing van het weidse Zijn door de vele eindige zijnden, zijndtjes. Het Zijn doet aan pointillisme. Het weidse Zijn streeft naar het eigen volle Zelf, werkt aan de Aufbau ( Dilthey ) van het eigen Zelf enkel via de omweg langs ons privé leven, van elk van ons ; pas via die omweg langs het privé streven van alle eindige zijnden bereikt het Zijn de eigen voltooiing. Via de omweg van het veroveren en bestendigen en naar een hoger niveau tillen van het eigen eindige zijn van de vele zijnden. Zo bouwen al die stipjes aan de eindgestalte, aan de apotheose van het volle Zijn, van de Omega.. In die Graaltocht van het Zijn naar zijn Omega speelt de mens een bepalende rol. Het Zijn zal zijn wat wij ervan maken. Oinze geschiedenis is de geschiedenis van de wording van het Zijn. De Exuberante legt die geschiedenis, die toekomst in onze frêle handen.

    Wat een verantwoordelijkheid !

    17-02-2006 om 21:22 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Democratie of Faustrecht ?

    Democratie steunt niet op Faustrecht, nietop het recht van de fysisch sterkste. Democratie is erg kwetsbaar want ze steunt op ‘softies’, op ‘watjes’ : op argumenten. Op mentale constructies, op gemeenschappelijke afspraken over interpretaties van feitelijkheden, toestanden en handelingen. Democratie grondt dus in het ‘mentaals’ ! Ze kan niet met geweld opgedrongen noch verdedigd worden. Argumenten moet je immers aanvaarden, daar moet je zelf willen intreden, die moet je willen assumeren, tot de jouwe maken. Dus moet je zelf democraat zijn of worden.

    Democratie ligt niet in het verlengde van de lineaire kosmische oorzaak-gevolg relaties ; niet in de lijn van de dwingende contactrelaties. Democratie houdt zich op respectvolle afstand van de eigenheid van elke burger, ze laat iedereen een eigen territorium waar hij of zij zichzelf kan zijn.

    Democratie is wel gericht op samenwerking, op intense interacties zelfs. Echter met voldoende distantie, met voldoende ruimte om ieder zichzelf te laten zijn, in onderscheid van de anderen, anders dan de anderen. Vooral met voldoende respect voor dat anders zijn : in de democratie aanvaarden we dat de andere anders is, en krijgt hij of zij de ruimte om anders te zijn, en de nodige speelruimte om zijn of haar eigen bijdrage op zijn of haar wijze tot het geheel te leveren. Maar dat binnen onderlinge, samen afgesproken krijtlijnen. Er bestaan dan geen absolute rechten ! De absolute logica leidt naar Dresden 13.02.1945 ! Naar het absurde.

     

    15-02-2006 om 09:36 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cartoons ~ Vrijheid meningsuiting

    Ik was niet blij met het verschijnen van die fameuze cartoons in De Standaard !

    Niemand kan tegen vrijheid van meningsuiting zijn. Maar, is die vrijheid, hoe fundamenteel ook, daarom absoluut ? Is er überhaupt iets absoluuts ? Als vrijheid van meningsuiting niet geflankeerd wordt door de vrijheid van mening van anderen, door de vrijheid van interpretatie door anderen, door de vrijheid van aanvoelen door a nderen, dan blijft die meningsuiting inhoudsloos en objectsloos. Maar, dan moet mijn meningsuiting die vrijheid van mening an anderen respecteren. En zo houden vrijheid van meningsuiting en vrijheid van mening elkaar in een wurggreep en beperken ze elkaars toepassingsbereik. En maken ze elkaar relatief ! De interne logica van elke vrijheid leidt tot radicaliteit, tot uitsluiting van de tegenpool en dus tot onvrijheid. Wie uitsluitend één kant van die twee vrijheden urgeert, gedraagt zich als een fundamentalist. Radicaal zijn is gemakkelijk ! Het getuigt pas van soevereine wijsheid om die interne, blinde logica van het recht van meningsuiting niet tot in haar uiterste consequenties toe te passen, en met de gevoeiligheden van de anderen rekening te houden. En zeker om af te wegen welke de neven effecten van de toepassing van je recht zullen zijn. Wie eheeft het recht op de ziel van anderen te trappen ?

    14-02-2006 om 11:41 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     Onze Graaltocht

    Het leven heeft geen zin binnen de twee 'einden', binnen het tijdsverloop tussen geboorte en dood. De zin komt van ver over de grens van die twee 'einden', van ver voorbij je geboorte, waar duizenden keuzes je leven mogelijk maakten, inhoud gaven en richting. En gaat ver voorbij je overlijden, zodat je niet in het Niets vervalt, wegglijdt. Je ontstaat niet door eigen wil, maar door de wil van anderen. Je ontstaat als een zijnde dat zichzelf aan het Niets ontwringt met hulp van velen en van een hele wereld. Je leeft constant in bedeltoestand, om je bestaan mogelijk te maken: via elke ademtocht, via elke hartslag, via elke bete brood en elke slok drinken. En na je dood sluit je weer aan bij de grootse Graaltocht op zoek naar de eindgestalte van de Exuberante. Dat is onze geschiedenis. Dat is het Grote Avontuur, het gote risico, het ‘kalos kindunos’ (Plato) van de kenosis dat de Exuberante aangaat met de schepping, om zich mede te delen, om door ons in veelheid een verscheidenheid geëtaleerd, gedemonstreerd te worden. In en door die Graaltocht, in dit weidse gebeuren van de definitieve Zijnswording, in die restauratietocht naar de apotheose van de Exuberante blijf je bestaan, eeuwig! In het eindoordeel zal de Exuberante ons aan onszelf openbaren in Zijn eindgestalte die wij zullen hebben gerealiseerd en waarin wij bewaard blijven.

    13-02-2006 om 09:09 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.We zijn allemaal bedelaars!

    Je mag er toch van uitgaan dat we allemaal, ieder van ons altijd en overal bedelaars zijn.

    Niets of niemand bestaat alleen op of door of met zichzelf. We hebben allemaal, altijd, overal de steun nodig van zovele anderen en van zo verschillende dingen. Lucht in onze longen, water in ons syteem, voedsel in onze maag. Een dak boven het hoofd, een bed onder het moede lichaam en bescherming en beveiliging tijdens de slaap.

    Velen vergeten dit basisgegeven.

    Waarom, omdat ze de indruk hebben dat ze deze primaire behoeften helemaal beheersen, omdat ze ervaren dat ze dat alles veilig en zeker onder controle hebben. En daarom richten ze hun aandacht en inspanningen naar secundaire, naar bijkomstige  behoeften, naar behoeften die ze zelf opgewekt hebben, en die nu hun hele aandacht opeisen.

    Een wind vol fijn stof uit Oost-Europa bezorgt vele mensen ademhalingsproblemen. Een vergiftigde rivier brengt milioenen mensen en dieren in gevaar.

    Elk van ons bestaat maar door en met de anderen, van ver voor zijn geboorte ! Iedereen, altijd, overal. Dat is het drijfzand waarop velen te onbezorgd hun leven opbouwen.

    Wie b.v. reist, moet toch elke dag voedsel vinden, een dak boven het hoofd, een bed voor het lichaam en bescherming voor de nacht.

    Sommigen kunnen zelfs die basisbehoeften niet voldoen. En zij deze basisbehoeften zonder problemen voldoen, vergeten die anderen, verblind door de jacht op bijkomstigheden !

    10-02-2006 om 11:47 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mysterie maakt mens

    De mens , zichzelf een mysterie !

    Raadsels, mysteries, onzekerheid, onwetendheid : velen kunnen er niet goed mee om. Mogen we ze helemaal wegspoelen ? Bieden ze ons geen grote voordelen ? Zijn wij niet net dankzij die raadsels, die mysteries mens, humaan mens ? Niet vrij ?

    Valt er nog humaan te leven als alle vragen beantwoord zijn ? Neen !

    Wat zegt dat over ons ?

    Augustinus schreef al : « Magna qaestio mihi factus sum ! » Is dat geen gunst ? Geeft ons dat geen ruimte tot zelfbepaling ?

    Zo moeten we ook geloof beoordelen. Velen vinden ongeloof ondraaglijk, omdat elke geloof onzekerheid impliceert. Geloof stoelt niet op zeker kennis, op gesloten, sluitend inzicht.

    Daarom biedt geloof vrijheid. Ruimte tot zelf bepaling.

    Wie niet kan leven met duisternis, met ondoorzichtigheid, met mysteries, die kan geen humaan leven leiden. Orfeus kon dat niet : hij kon niet verdragen dat zijn geliefde Euredice ongezien achter hem aankwam ; hij wou zekerheid, hij wou ze lijfelijk zien en daarom keek hij om. Toen hij omkeek, verloor zijn grote liefde !

    Verbergen redt, dat wist reeds Heraclitus.

    Leven met onbeantwoorde vragen, dat leerde ons Socrates. Onberekenbaar zijn voor onszelf en voor de anderen.

    Leven met mysteries betekent leven buiten de dwingende, verknechtende causale verbanden. In de kosmos verloopt alles lineair voorspelbaar en terugberekenbaar. Zo wist P.-S. Laplace reeds.

    Het Zijn trok zich terug, zag af van zijn uitstraling, vana zijn te dwingende manifestatie en schonk ons zo de ruimte om onszelf te zijn. Zoals Hölderlin dichtte : «  God schiep de wereld zoals de zee het strand maakt : door zich terug te trekken.

    Het mysterie is als een hitteschild dat voorkomt dat we tot asse verzengen in aanraking met het Absolute Zijn !

    Leve het mysterie ! Leve geloof dat dit mysterie assumeert. Daardoor worden we verantwoordelijke wezens. Verantwoordelijk voor ons eigen Zijn. Zware verantwoordelijkheid !

    « Dulce periculum est sequi deum. » dichtte Horatius ( Oden, III, 25, v.18-19 )

    30-01-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tijd ~Niets

    Ik dacht vanmorgen: Tijd, is dat de vermomming waarmee het Niets zich in het Zijn nestelde?    Of is dat het verzet van de kenotische zijnden tegen het Niets? En, wat verwonderlijk dat wij het Niets in beschouwing nemen! Dat wij over het Niets kunnen nadenken, en het opnemen in onze beschouwingen, in onze om-gang, in onze interacties met de dingen.  Ja, denken over het Niets! Hoe kom je erbij? En zou dat kunnen zonder taal? Zouden wij het Niets een Zijns-jasje  kunnen aanmeten , zonder de taal?  Opvallend toch dat Niets alleen bestaat in de 'zijnsvorm' van gedachten en in taal? Want zijn gedachten wel Zijn? Is taal wel een zijnde? In elke geval bestaan beide enkel in afhankelijke vorm, in een afhankelijk bestaan. Net zoals muziek totaal afhankelijk is van uitvoerders. En wiskunde niet zou bestaan zonder wiskundigen.                              Vanmorgen ook gelezen in Geert van Oyen, De Marcus code! Tussen p 160 en 177.   Van Oyen legt sterk de nadruk op het lezersperspectief. En dat is revelerend! Toont het onbegrip van de volgelingen.Maar, ik wil het nu hebben over die lijdensvoorspellingen. Dat lijden is geen uiting van dolorisme! Ook dat lijden is een boodschap, op zichzelf. Het toont het falen van onze manier van omgaan met onszelf, met elkaar en met de wereld! Jezus, met zijn mens-, maatschappij en wereldbeeld moest lijden, want heel zijn denken en doen staat haaks op ons gangbare wijze van doen en denken. Zijn lijden toont hoe fout we bezig zijn, hoe destructief onze visie en handelwijs eis. Hoe inhumaan wij zijn, en is meteen een oproep om zelf, als mens, Gods handen en voeten, Gods liefde te zijn voor mekaar. Want waar zouden wij God ontmoeten, dan in en door elkaar?

     

    29-01-2006 om 17:17 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
     

    De Heidegger-code

    De averechtse wereld van Martin Heidegger

    Het Westerse denken heeft de werkelijkheid steeds benaderd als een geschapen en dus als een afhankelijke werkelijkheid. Heel dat Westerse denken is geschoeid op de leest van een causaal denken, een herkomst- of afhankelijkheidsdenken. De causale relaties tussen de substanties waren de veilige wegen waarlangs dat denken van zijnde naar zijnde zeilde. Want deze causale relaties vormden de enige band die alle zijnden onderling verbond. Wie dat dwingende spoor volgde, begaf zich op de onfeilbare weg die naar echte, zekere waarheid leidde. Reeds vooraan in zijn Metafysica. ( 981a30 & 981b8-9 & 982b10) decreteerde Aristoteles dat alleen kennis die naar de oorzaken teruggaat echte kennis is, echte wetenschap. Al bouwde hij via ‘gewoonte’ ruimte voor uitwijkmogelijkheden in. De Westerse filosofie gaat uit van een Eerste Oorzaak, "quod omnes dicunt esse Deum" zei Thomas heel voorzichtig. Alles is het gevolg van het oorzakelijk handelen van een soevereine Schepper.

    Uit dit gesloten causale denken groeiden alle moderne wetenschappen, die de slogan ‘meten is weten’ hoog in hun vaandel voeren. Dat leidde deze wetenschappen onvermijdelijk op het pad van een reductie-denken. En in de fuik van de regressus ad infinitum.

    Blijkbaar had Heidegger vrij vlug door dat dit causale denken ook de filosofie op een dood spoor zette en dat ze erdoor in een ‘Sackgasse’ vast zou lopen. Heidegger zegt zelf: " Das Phänomen der Gleichursprünglichkeit … ist … oft missachtet worden zufolge einer methodisch ungezügelten Tendenz zur Herkunftnachweisung von allem und jedem aus einen einfachen ‘Urgrund’." ( SuZ, p. 131 ) Heidegger gooit dat eenzijdige causale denken totaal om.

    De meeste commentatoren komen graag terug op Heideggers bewering dat hij zijn leven lang maar één ster volgde: " Auf einen Stern zugehen, nur diese. " ( GA 15, p. 76:6-11 ). En bekent hij niet in Was Heisst Denken? (p. 20 ): "Jeder Denker denkt nur einen einzigen Gedanken" en erkent hij niet wat verder dat hij steeds weer hetzelfde thema heeft bespeeld: " Wenn wir vom Selben immer das Selbe sagen." Over zijn Beiträge zur Philosophie ( p. 81-82 ) zegt hij dat hij : "über das Selbe je das Selbe zu sagen verzucht", dat hij steeds dezelfde intuïtie in vele variaties probeert te formuleren. Bergson beweert in een tekst uit 1911: "Un philosophe digne de ce nom n’a jamais dit qu’une chose : encore a-t-il plutôt cherché à la dire qu’il ne l’a dite véritablement."( Bergson, L’Intuition philosophique, in Oeuvres, 1970, p. 1350 ) Algemeen wordt aanvaard dat de drijvende vraag in Heideggers denken de Zijnsvraag geweest is. Al wordt er soms aan getwijfeld of het de leidende dan wel de grondvraag geweest is. Je moet in Heideggers publicaties niet lang zoeken om deze bewering met duidelijke citaten te onderbouwen. Rond de termen ‘Seinsfrage’, ‘Seinsvergessenheit’ en ‘Seinsverlassenheid’ cirkelen vele van zijn teksten. Wie echter in zijn teksten op zoek gaat naar beschouwingen over causale verbanden zal zelfs met een goede neus niets oogsten.

    Heidegger ziet God niet als deus faber. Geen creator. In Heideggers filosofie wordt het ‘ens creatum’ getransponeerd tot een ‘ens necessarium’. Het ‘Sein’ geeft zijn status van Ens Necessarium door aan het ‘ens creatum’, want het heeft zelf dat ‘ens creatum’ nodig. "Das Seyn braucht den Menschen." Deze uitspraak opent de fameuze § 133 in Beiträge zur Philosophie, (GA 65, p. 251 ) Het lijkt wel alsof Heidegger zoals G. Bomans’ Erik door een lijst heen is gestapt, en daar een averechtse wereld ontdekte. Heidegger wandelde zo een totaal andere wereld binnen. Hij liet achter zich de vertrouwde wereld van zelfstandige substanties, met elkaar in voeling via uitsluitend causale verbanden, vooral ‘causae efficientes’. ‘Causae efficientes’ zijn per se reductionistisch: ze leiden je onfeilbaar terug naar het begin, zijn uitsluitend met het verleden, met herkomsten begaan. Het feitelijke ontstaan van die causale wereld kun je, met het gepaste besturingsprogramma, feilloos op je pc narekenen, tot de nanoseconde na de big bang. ( Steven Weinberg, in P Watson, Wrede schoonheid, 2002, p. 586 ) Of zelfs de toekomstige evolutie ervan vooruit berekenen, en zelfs plannen.

    In die andere wereld, achter de lijst waar hij doorheen stapte, geldt: "Das Seyn braucht den Menschen." Heidegger vervangt ‘causare’ door ‘Brauchen’. Hij draait de rollen om. Niet het ‘ens creatum’, maar het ‘ens necessarium’ geldt als steunpunt en leidraad van zijn denken. Wat een durf. Durven leidt tot niets, als je uit onwetendheid durft. Heidegger heeft gronden voor zijn gedurfde manier van denken. Die ‘Umwertung’ zou echter te fors aankomen bij de lezers. Daarom blijft die visie verborgen achter de vele variaties of metaforen en wordt ze nooit rechtstreeks uitgesproken. Heidegger volgt in deze het voorbeeld van Plato: Plato weigerde zijn diepste inzicht op papier te zetten. ( Zevende brief. Goede commentaar door C. Verhoeven.)

    De wereld waarin Heidegger door de lijst heen binnen wandelde en die hij hoopte te verkennen en steeds weer poogde te verwoorden is een wereld zonder substanties die an-sich bestaan, een wereld waar tussen de zijnden relaties heersen die erg verschillen van de causale verbanden, met een logica die meer tastend over Holzwege of Feldwege meandert dan assertief rechtlijnig als een autostrada zonder omwegen door het landschap snijdt, en je recht naar het doel leidt. Een nieuwe wereld waar alledaagse en voor de hand liggende vooronderstellingen voortdurend in vraag worden gesteld en de consequenties van je nadenken je elk ogenblik verrassen.

    *** ***

    ***

    "Es geht um"

    Iedereen kent Heideggers beroemde definitie van het Dasein: "dass es diesem Seienden in seinem Sein um dieses Sein selbst geht." ( SuZ, p. 12 ) Onmiddellijk valt op dat deze definitie zelfs in zijn structuur afwijkt van de canon. In de regel voegen definities aan een hoger of algemener begrip een lager, onderscheidend kenmerk toe. Definities kunnen daarom soms erg geleerd en hoogdravend overkomen. Dat onderscheid tussen hoger en lager begrip is hier niet zo meteen te vinden, is alleszins niet in het oogspringend, en dus niet zo verhelderend. Maar, blijf ik toch niet haperen aan 'Es geht um'. Dit woordgebruik is niet alleen niet hoogdravend of geleerd, het lijkt wel banaal. Heidegger lijkt wat te verbergen te hebben, laat niet in zijn kaarten kijken en houdt ze dicht tegen de borst aangedrukt. Lees ik daar niet, in 'ontluisterende' taal, het hoogdravende en vaak geciteerde: " Irrequietum est cor meum donec requiescat in Te" ( Augustinus ) ? 'Gehen', dat is er-nog-niet-zijn. Dat is onderweg zijn. Zolang je nog gaande bent, ben je voor-lopig, ben je er nog niet en blijft je "Homo viator". Sokrates had de filosofie uit de hemel naar het ondermaanse gehaald. Haalt Heidegger hier niet die definitie uit het verheven stijl naar de nederige stijl ( genus admirabile, vs genus humile )? Hij zet Dasein in z'n négligé. Heideggers taal is aartsmoeilijk, zeggen ze. Hier is Heideggers taal in elke geval niet hoogdravend, noch klinkt ze geleerd. Hij formuleert hier wel een diepe waarheid 'in plain words'.

    In deze ‘plain words’ echter smokkelt hij een hele visie op mens en Zijn bij je binnen. Geen galm over de herkomst van het Dasein. Geen spoor van een Causa prima. Geen schepper. Geen essentie. In 'gaan om' zit een ‘je schon’ er zijn, zonder verdere vragen naar een vertrekpunt , zit afstand, zit een weg te gaan. Zit een te realiseren toekomst. Je valt blijkbaar als mens niet zomaar met jezelf samen. Je ligt niet op je zelf verpletterd. Je bent niet monolithisch jezelf. Je ligt ook niet vastgeketend aan een verleden of afkomst. Je bent voorlopig nog niet eens waar of wat je zijn moet. Gaan. Wachten. Straks. Later. Als je braaf bent en veel ‘bokes’ eet, zul je er misschien ooit wel komen en je Zelf zijn, ooit met je voltooide Zijn samenvallen.

    Meteen ligt je ‘Zelf’, je toekomstig voltooide ‘Zelf’ in je eigen handen. Je ben voor je zelf een opgave. Je moet knokken voor je Zelf. Geen sprake van een substantie, ( ‘des choses qui subsistent par soi’ omschreef Descartes ), noch van een fundamentum inconcussum, van de ersatz zekerheid van het een "cogito sum". Je bent geen geïsoleerd, gesloten 'an sich'. Volgens Heidegger heb je daarvoor, door en met de wereld, een weg te gaan. In dat ‘es geht um’, in dat door hem gecursiveerde 'um' opent Heidegger je een toekomst, geeft hij je een richting aan; wijst hij op een spanning, een taakspanning; zet hij je op een punt tussen een verleden naar een toekomst. Vraagt hij beslissingen. In ‘es geht um’ schenkt Heidegger je ook ruimte tot zelfbepaling. Heidegger geeft geen definitie die je binnen bepalingen en grenzen opsluit en vastlegt, maar een omschrijving de je een te veroveren toekomst opent.

    Daarmee wordt het duidelijk dat Heidegger van geen oorzaken moet weten. Hij legt zelfs het verleden in de toekomst. Hij geeft elk Dasein een toekomst. Op p. 20 zegt Heidegger: "Seine eigene Vergangenheit.. folgt dem Dasein nicht nach, sondern geht him je schon vorweg." (Cursivering van Heidegger. ) Hij houdt niet van oorzakelijke verbanden die je aan een begin, aan een verleden kluisteren. Die enkel terugkijken. Die je vastklinken aan wat eens was. Hij houdt van open verbanden die toekomst geven. Van vrije verbanden, zoals roepen, uitnodigen, vragen, wenken. Ergens ( EiM, p. 34) spreekt hij zelfs van '’Zukünften', meervoud. In de context van dat ‘es geht um’ vind je ook geen essentie. Geen 'esse', maar wel 'agere', wel handelen. Handelen sluit dicht aan bij Heideggers nadruk op de existentia, sluit ook dicht aan bij zijn aandacht voor het individu. Want handelen doen alleen individuen. Gesitueerde individuen. Let op de klemtoon op het individuele in deze definitie: ‘diesem’, ‘in seinem’, ‘dieses’, ‘selbst’. Het lijkt wel een definitie voor een singulier geval, het ‘ineffabile’.

    We lezen deze opmerkelijke definitie nogmaals aandachtig, met in het achterhoofd de voorgaande beschouwingen: het Dasein moet zelf instaan voor de voltooiing van het eigen Zijn. Staat daar niet : "in seinem Sein um dieses Sein selbst geht"? Hier is nergens sprake van een oorzaak. Zelfs niet van een gave. Zijn is geen gave, maar een opgave: het Dasein moet zelf voor het eigen Zijn zorgen. Het Dasein is nog niet af, is nooit af, is nog niet voltooid, moet zelf voor die voltooiing zorgen. Het lijkt wel Baron von Münchhausen die zichzelf bij de haren uit het moeras moet trekken. Is dit Zijn voor het onvoltooide Dasein bereikbaar? Krijgt het op zijn tocht er naartoe van het zijnsbehoeftige Zelf-zijn enige hulp aangereikt? Is ergens sprake van een oorzaak, van een Schepper? Wel van zorg, wel van weet hebben van de eigen behoeftigheid. Want dat Zijn is geen ‘feste Habe’, geen veilig bezit. Het eigen Zijn is een wankelend kunnen-zijn, een Zijn dat in de toekomst ligt als een bron van dagelijkse zorg. En dit noodlijdende Zijn, zwevend tussen ontwerp en voltooiing, is het mijne, is ‘jemeinig’. Ik ben op mezelf aangewezen om me in dit Zijn staande te houden en tot mijn voltooiing te komen.

    De opvallend sterke nadruk op het individuele in deze definitie staat in sterk contrast met de totale afwezigheid van elk spoor van een essentie. Zelfs van elke spoor van bestendigheid. Want ‘Sein’ blijkt een wankel bestaan te leiden, blijkt niet over enige vastigheid te beschikken en biedt dus helemaal geen fundamentum inconcussum. Het Dasein moet zelf, individueel, knokken om zijn eigen ‘Sein’ in stand te houden, te realiseren en tot zijn volheid te brengen. Dasein moet zelf het eigen wankelende Zijn stutten. Waarmee? Vanwaar? Hoe? Het Dasein ligt dus niet veilig verankerd in een of andere grond of oorzaak. Op p. 125 vraagt Heidegger zelfs " Wer ist es denn, der das Sein … übernommen hat? " ‘Übernommen’. Geen grond. Geen oorzaak. Geen schepper.

    Deze definitie klinkt overigen haast tautologisch, met als enig bindmiddel tussen de elementen ‘es geht um’. Bij nader inzien wordt duidelijk dat binnen deze zin de inhoud van de term ‘Sein’ verglijdt, dat de geladenheid ervan wisselt, intenser wordt. Het moge duidelijk zijn: in die 'definitie' zit al een hele zijnsfilosofie op een verborgen wijze samengeperst. Er kondigt zich, nog heel schuchter, een eigengereide manier van filosoferen aan. De nauwlettende lectuur van zo’n klein stukje tekst, wat toch elke definitie is, geeft de aandachtige lezer reeds sterke aanwijzingen dat zich hier een eigenzinnig filosoof manifesteert die in een andere werkelijkheid blijkt te verkeren en over die werkelijkheid op een verfrissend nieuwe wijze nadenkt en spreekt.

    Wat is de drijvende motor die Dasein ‘ervoor doet gaan’? Blijkbaar niet het wankelende Zijn. Wel de eigen contingentie, de eigen zijnsbehoeftigheid. De constante dreiging uit het wankele Zijn te kantelen drijft Dasein. Geen mysterieuze achterliggende causa. R. Juarroz dichtte:

    "El hombre no vive: resucita."

    Wat Guy Posson vertaalde als: "De mens leeft niet: hij herrijst. ( R. Juarroz, Elfde verticale poëzie, 2001, p. 17) Wij herrijzen constant, ontsnappen zonder ophouden aan de klauwen van het Niets, bij elke hartslag, bij elke ademtocht, bij elke heildronk, bij elk restaurantbezoek, bij elke aanlopen in een apotheek. Ja, zelfs bij elke tankbeurt of winkelbeurt. Niet het Zijn drijft ons, maar onze eigen vastbeslotenheid in het Zijn te blijven en te groeien. "Dass es diesem Seienden in seinem Sein um dieses Sein selbst geht." Wij zelf gaan ervoor.

    *** ***

    ***

    Es gibt Sein

    ‘Es gibt Sein’ is een bekende maar intrigerende uitspraak van Heidegger. Om die uitspraak juist te begrijpen is het nodig af te spreken wat we onder Zijn verstaan. En enige uitleg is daarbij onontbeerlijk. Mag ik me voor deze uitleg verschuilen achter Merleau-Ponty? Die zich ten andere zelf indekte door in zijn oratie te verwijzen naar zijn voorganger Louis Lavelle. In zijn Eloge de la philosophie, 1960, p. 15, spreekt M. Merleau-Ponty over het mysterie van het Zijn, maar dan zelf in de rug gedekt door zijn voorganger L. Lavelle: « Il ( L. Lavelle) parlait de miracle parce qu'il y a là un paradoxe: le paradoxe d'un être total, qui donc est par avance tout ce que nous pouvons être et faire, et qui pourtant ne le serait pas sans nous et a besoin de s'augmenter de notre propre être. » Hoe voorzichtig en toch hoe exact drukt de 'jonge' Merleau-Ponty zich hier uit! Een latere uitspraak van Merleau-Ponty is korter maar cassanter: « La conscience métaphysique et morale meurt au contact de l'absolut. » ( Sens et Non-sens, 1965, p. 167 )

    De dringende vraag is: heeft enig begrensd, contingent zijnde enige schijn van kans te bestaan naast het absolute, volle Zijn? Het antwoord is kort en krachtig: Geen! Het Absolute Zijn verschroeit, verpulvert, vermorzelt al wat in zijn buurt zou durven te komen. In de nabijheid van het enige Esse Necessarium et Realissimum kàn niets bestaan. Zijn, van nature, duldt niets naast, voor, achter, boven of onder zich. Wat zou er überhaupt kùnnen bestaan buiten het alles verschroeiende Zijn? Waar zou dat contingente zijnde ook maar een schaduw van zijndheid weghalen? Moet je daarvoor bewijsplaatsen aanvoeren? Het is zonneklaar: naast het Absolute Zijn kan enkel en alleen het Niets een plaats hebben. Zijn als oorzaak, als grond? Hoe kan dat? Hoe kan Zijn grond van de zijnden zijn zonder deze te verpulveren? Zijn als Grond cremeert de zijnden voor ze geboren worden, voor ze geboren kunnen worden. Geen zijnde kan op tegen zo’n verschroeiende Grond. Romano Guardini slaakt in 1942 volgende hartenkreet: "Die immer wieder sich aufdrängende Unbegreiflichkeit, dass Gott das Endliche will und sich auf es bezogen hat – wie das sein könne .." Citaat door R. Haubenthaler, weggestopt in een voetnoot , op p. 119, van zijn Askese und Freiheit bei Romano Guardini, 1995.

    Maar, ik ervaar nergens een Absoluut Zijn. Ik zie, noch hoor, noch voel, noch ruik ergens Absoluut Zijn. Het enige wat ik zie of hoor of voel of ruik, opdringerig zelfs, is een veelheid en verscheidenheid aan begrensde, contingente zijnden. Zijn verkruimeld, uitgesmeerd, door toeval gemorst en 'geslodderd' over tijd en ruimte.

    Hoe verzoen je rechtlijnige, strenge logica met concrete waarnemingen? Hoe overstijg je die tegenstelling waarin aan de ene kant de logica het bestaan van de opdringerig bestaande en overvloedig aanwezige zijnden wegredeneert, en waarin aan de andere kant die tastbaar bestaande zijnden de ijle logica een lange neus zetten? Is dat geen mysterie? Zijn we dat mysterie niet vergeten? Brengt Heidegger ons dat niet juist onder de aandacht? Ik vermoed dat dit mysterie de drijvende motor was van Heideggers denken. Zijn ster. Het ‘duistere licht’ waar hij steeds omheen kringelde, zoekend naar een toenadering, naar een toegang. Waar, wanneer vond hij enige opening in dat mysterie?

    Hoe kan Absoluut Zijn begrensde zijnden ook maar een ogenblik naast zich dulden? Hoe kunnen begrensde zijnden de gloed van het Absolute Zijn overleven zonder tot asse te verteren? Logisch gesproken is er gewoonweg geen relatie tussen Absolute Zijn en contingente zijnden mogelijk. Zuiver, streng logisch gedacht is alle spreken over zo'n relatie non-sens, want er kàn gewoon geen relatie zijn. Tegenover het Ene, Enige Absolute Zijn kan men onmogelijk van een relatie spreken. Het Absolute Zijn is totaal en alleen zichzelf, solus ipse, compact, massief enkel zichzelf. En daarmee is alles gezegd wat er logisch te zeggen valt, of gezegd zou kunnen worden. Over de rest moet ieder Wittgensteinsiaans zwijgen.

    Tenzij, tenzij het Absolute Zijn uit eigen beweging de buik intrekt en zo, uit zichzelf, begrensde zijnden de noodzakelijke zijnsruimte aanbiedt. Heidegger spreekt over het Niets, over ‘Entzug des Seins’, over ‘Verbergung’. Het Zijn trekt zich uit eigen beweging terug uit zijn absoluutheid, onttroont zichzelf, verlaat de actualitas, trekt zijn Lèthe, zijn Styx over, en kapselt zich in tot loutere mogelijkheid. "Höher als die Wirklichkeit ist die Möglichkeit. " (SuZ, p. 38 ) Het begrip van de ongenaakbaarheid van Jahweh is nadrukkelijk aanwezig in de Bijbel. Zelfs het schrijven of uitspreken van zijn naam is verboden voor stervelingen. Mozes hoorde hem alleen en zag hem enkel via een brandende (!) braamstruik? En Elia voelde amper een briesje in de rug.

    We ervaren uitsluitend opdringerige, contingente zijnden. En geen Absoluut Zijn. Dus: als er zo vele en zo verschillende contingente zijnden bestaan, dan moet het Absolute Zijn dat toegestaan hebben. Dat mogelijk gemaakt hebben. Door zelf uit zijn absoluutheid te stappen en als loutere mogelijkheid terug te treden, b.v. Contingente zijnden krijgen pas een kans te bestaan als het Absolute Zijn zichzelf omturnt tot louter Mogelijkheid. Als loutere Mogelijkheid verliest Zijn alle daadkracht en efficaciteit; het wordt onzichtbaar en afwezig; het wordt uit roulatie genomen, buiten de actualiteit gezet, op de reservebank genesteld, buiten de interactiestromen gehouden en op non-actief gezet. Als Mogelijkheid echter geeft Zijn b.v. ruimte aan de tijd in de vorm van groei, van toekomst, van vernieuwingskansen. Mogelijkheid geeft ruimte om toevalligheden te 'slodderen', om veelheid uit te strooien, om verscheidenheid te coördineren, om muiters een zinvolle vernieuwingskans te geven. Maar dat zich-terugtrekken blijft een groot mysterie. Die ‘Entzug des Seins’ is als « un océan pour lequel nous n'avons ni voile ni barque! » ( E. Littré).

    Heidegger nu probeert steeds weer opnieuw die oceaan met een mosselschelpje leeg te lepelen, zoals de kleine Augustinus. Hij weet dat zijn schelpje inadequaat is, maar toch blijft hij als betoverd bij het mysterie verwijlen. Het Absolute Zijn trok z'n buik in. Waarom? Het maakte plaats voor het eeuwig durende vuurwerk dat de kosmos sinds de oerknal ten toon spreidt in een ononderbroken evolutie, op zoek naar hogere zijnsvormen en nieuwe zijnsniveaus. In een ononderbroken taak van groeiende complexificering en steeds meer geïntegreerde coördinatie. En tussen die wegsnellende en van explosies knetterende vuurbollen zweeft rustig onze mooie, blauwe Aarde.

    Volgens mij probeerde Heidegger dat magische proces van de ‘Entzug des Seins’ te verwoorden in de magische formule ‘Es gibt Sein’. De Duitse taal bood Heidegger hier een gelukkige; maar onvertaalbare formulering. Deze formulering is daarom een indringender beschouwing waard. Ik denk dat 'geven' hier in zijn 'sens fort', pregnant begrepen moet worden. In de lijn van ‘zachte causaliteit’. Heidegger vraagt zelf in Was Heisst Denken, ( p. 4 ):"Lassen wir jetzt schon jedem Wort sein Gewicht." Het fenomeen 'geven' is wel een aparte meditatie waard.

    GEVEN

    Geven zet zich af tegen het eenzijdige, almachtige ‘causare’, tegen het dwingende veroorzaken, tegen het gewelddadige produceren of maken. Geven houdt alle dwang of geweld op afstand. Geven is geen forceren, geen opleggen, geen opdringen, geen verplichten. Geven drukt een vrije, ongedwongen relatie uit, waarin de twee polen elkaar geen geweld aandoen, en niet ingrijpen in elkaars bestaan, maar geven gebeurt in een wereld waarin, alles ‘je schon ist’. Geven gebeurt in een wereld waarin veelheid, verscheidenheid en eindigheid als transcendentalia zijn, zoals het ware, het goede en het schone. Elk zijnde wil, in alle vrij aanvaarde afhankelijkheid, 'ogivaliteit' en wederkerigheid, toch zijn eigen Ego, zijn eigen autonomie behouden, 'zijn gezicht redden'.

    Geven gebeurt daarom in wederzijds en wederkerig respect. Respect voor de eigenheid, de integriteit en de identiteit van de beide polen: gever en ontvanger. Door de gave worden die eigenheid, integriteit en identiteit bevestigd en opgekrikt. En tevens wordt ook de wederkerigheid en wederzijdsheid bekrachtigd. In het geven wordt daarom de eigenheid 'afgerond', het 'abrasieve ' van het anders-zijn wordt smeuïg glad gestreken en het verliest zijn stekeligheid. Want geven bevat in zich een wijze van zich-terugtrekken die de andere extra ruimte biedt. Alle geven impliceert bij de gever een zich intomen, een discretie, een zich op de achtergrond opstellen, een veld ruimen en afstand houden.

    Geven is nooit een lineair, universeel eenrichtingsgebeuren, maar het speelt zich steeds concreet af, in wisselwerking, tussen twee singuliere, gesitueerde polen, die zichzelf en elkaar in hun eigenheid laten. Geven drukt een naar-elkaar-toegekeerd-staan uit, een met elkaar verbonden zijn met behoud van het onderscheid en de identiteit van beide polen. Dat verbonden zijn verwijst naar een Simplicitas, die veelheid en verscheidenheid erkent, aanvaardt én overbrugt. Enigte in Menigte. Zo kunnen veelheid en verscheidenheid, die door toeval uitgewaaierd liggen over tijd en ruimte, de onbeperkte weelde van de diversiteit van het zich terugtrekkende Zijn doen uitstralen.

    Geven is zo een buffer tussen de verzengende gloed van het Absolute Zijn en de kaduke contingente zijnden. Er zit geen dwingende uitwerking in het geven van de gever op het gegevene noch op de ontvanger. Geven is een vorm van ‘zachte, bescheiden causaliteit’. Elke pool laat de andere in de eigen eigenheid. Geven is als een vorm van Leegte, van wederzijdse, wederkerige ‘Entzug des Seins’. ( WiM, p. 46) In en door de actie van het geven verandert de gave zelf van statuut. De gave wisselt niet alleen van eigenaar, maar vertegenwoordigt en incorporeert als het ware de gever. 'Non donum, sed donator.' wist Thomas a Kempis reeds zuinigje te zeggen.

    Geven is een handelen en speelt zich dus altijd af tussen bestaande, concrete en gesitueerde individuen. Het gaat ook altijd om een bestaande, concrete, gesitueerde gave. Verdoken blijft vaak het vanzelfsprekende dat de polen geladen moeten zijn met een actuele existentia. Het gaat niet om abstracte, lege, universele essenties. In het geven kan geen harde, kosmische contactcausaliteit gelden. Want kosmische causaliteit kent geen individuen, respecteert geen individuele relaties en buffelt concrete situaties zonder pardon overhoop zoals een tsunami.

    Wij moeten er dus op bedacht zijn dat 'Es gibt’ een Janushoofd heeft en voorkomen dat we een kijkrichting amputeren. Het kleine woordje, de copula 'is' verleidt er ons te gemakkelijk toe ons blind te staren op een schijnzelfstandigheid, waardoor het ogivale, de wederkerigheid van het 'geven' gecamoufleerd blijft. We lopen het risico 'is' te massaal, te massief, te monolithisch op te vatten, te tiranniek causaal, en daardoor het vrije, het respectvolle, het zich op afstandhouden van het 'Es gibt' te vergeten. We vergeten dat in/door het geven de gave 'ontvankelijk', 'ontvangbaar', acceptabel gemaakt wordt, en naar het niveau van de ontvanger vernederd of opgetild wordt. De gave wordt aangepast om voor de zijnden, op hun niveau, inpasbaar en beschikbaar te zijn in hun strijd om hun contingentie te overleven. Te vaak treedt het gebeuren zelf van het geven naar de achtergrond en verdwijnt het uit de aandacht. De heel specifieke ruimte- en bufferwerking van het geven wordt vergeten. En zo vergeten we welk mysterie zich schuil houdt achter dat simpele, banale woordje 'is'. ‘Seinsvergessenheit’! Geven is een vorm van kenosis, van ‘Entzug’, waardoor de ruimte ontstaat waarin de contingente zijnden zich kunnen ontplooien en in deze ontplooiing de verdoken weelde van het Zijn uitwaaierend kunnen demonstreren. Zich terugtrekkend en niet almachtig veroorzakend, wordt het Absolute Zijn de bron van alle zijnden. Als dat geen ‘Kehre’ is?

    *** ***

    ***.

    "In-de-wereld-zijn"

    Zou een langere tekst ons op het spoor van Heideggers code brengen? Nemen we in Zijn en Tijd de eerste alinea van § 24 op p. 110, die handelt over een thema waarmee iedereen vertrouwd is: om over ruimtelijkheid te spreken of te lezen beschikt immers iedereen over duidelijke ijkpunten en denkschemata. Zou Heidegger in deze tekst de lezer ertoe verleiden zijn vertrouwde opvattingen over de driedimensionale ruimte achter zich te laten en met hem door de ‘lijst’ heen te stappen op zoek naar een nieuwe wereld met derouterende verbanden?

    1. 1. "Erzijn heeft als in-de-wereld-zijn steeds al een ‘wereld’ ontdekt. 2. Dit ontdekken, dat is gefundeerd in de werkelijkheid van de wereld, werd gekarakteriseerd als het vrijgeven van het zijnde met het oog op de loop van een geheel. 3. Het vrijgevende op-zijn-beloop-laten vindt plaats op de wijze van het omzichtig volgen van de verwijzingen, dat steunt op een voorafgaand verstaan van de beduidendheid. 4 Inmiddels is het volgende duidelijk geworden: omzichtig in-de-wereld-zijn is iets ruimtelijks. 5. En alleen omdat het erzijn ruimtelijk is op de wijze van ont-verring en oriëntering, kan wat in de omringende wereld terhand is in zijn ruimtelijkheid tegemoet treden. 6. Het vrijgeven van de loop van een geheel is gelijkoorspronkelijk een ontverrend-oriënterend op-zijn-beloop-laten bij een streek, dat wil zeggen: vrijgeven van de ruimtelijke plek waar het terhandene thuishoort. 7. In de beduidendheid waarmee het erzijn als bezorgend in-zijn vertrouwd is, ligt naar zijn aard tevens de ontslotenheid van de ruimte." ( Zijn en Tijd, 1998, p. 149 )

      ( als voetnoot ? )

      1. "Dasein hat als in-der-Welt-sein jeweilig schon eine ‘Welt’ ent-deckt. 2. Dieses in der Weltlichkeit der Welt fundierte Entdecken wurde charakterisiert als Freigabe des Seienden auf eine Bewandtnisganzheit. 3. Das freigebende Bewendenlassen vollzieht sich in der Weise des umsichtigen Sichverweisens, das in einem vorgängigen Verstehen der Bedeutsamkeit gründet. 4. Nunmehr ist gezeigt: das umsichtige In-der-Welt-sein ist räumliches. 5. Und nur weil Dasein in der Weise vom Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist, kann das umweltlich Zuhandene in seiner Räumlichkeit begegnen. 6. Die Freigabe einer Beandtnisganzheit ist gleichursprünglich ein ent-fernen-ausrichtendes Bewendenlassen bei einer Gegend, das heisst Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen. 7. In der Bedeutsamkeit, mit der das Dasein als besorgendes In-Sein vertraut ist, liegt die wesenhafte Miterschlossenheit des Raumes. ( Sein und Zeit, 1986, p. 110 )

    Voorwaar, een derouterende tekst. Zoveel is duidelijk. Bij een eerste lectuur voelt de onvoorbereide lezer de vaste grond onder de voeten wegzinken. Deze tekst schoffeert alle verwachtingspatronen en ijkpunten waarmee elke intelligente lezer in een tekst over dit bekende thema duikt. Plots bevindt de lezer zich in een ruimte die bruist van vreemde maar intens gestructureerde verbanden, verwijzingen en samenhangen. En die verbanden blijken op de koop toe nog vrijheidsgevend te zijn. Het moge duidelijk zijn dat deze tekst niet gesteld is in het ‘genus humile’. Er wordt in verrassende termen over ruimte gesproken, en de logica van de verbanden tussen de begrippen ligt niet voor de hand. Daarom proberen we zin na zin tot de tekst door te dringen. Het blijkt dat Heideggers teksten toch wel moeilijk te lezen zijn zonder een gepaste sleutel om de code te breken.

    De interpretatoren lopen vaak in de valstrik van de taal en de tekst: ze lezen verbatim, enkel de woorden van de tekst, zien enkel het tatoeage op de oppervlakte huid. Weinigen hebben ‘voorbij’ de tekst gelezen en geen heeft opgemerkt wat op de achtergrond verdoken bleef. Weinigen hebben immers gezien dat er nergens sprake is van oorzakelijke verbanden, dat er nergens een spoor van een verwijzing naar een begin te bespeuren valt. Heidegger is een 'ecologisch' denker. Een ‘oecumenisch’ denker. De relaties tussen de zijnden lijken op die tussen golf en zee: de golf is in de zee, de zee is in de golf. ( Cf. Boeddha. ) En zijn geen punctuele beginpunten noch sneescherpe scheidingen aan te wijzen; alles vloeit in alles over. Daarom dat deze korte passage barst van de termen die op samenhang duiden, op wederzijdse wederkerigheid en wederkerige wederzijdsheid, op intense interacties:’ Welt’, ‘Raum’, ‘Gegend’, ‘Bewandtnisganzheit’. Op actief op elkaar betrokken zijn: ‘Bedeuten’, ‘Verweisen’, ‘Orientieren’, ‘Umsicht’, ‘Zuhandene’, ‘Freigeben’, ‘Entdecken’. Erg opvallend in deze context van nadenken over ruimtelijkheid is de term ‘Freigabe’.

    Laten we de tekst zin na zin volgen:

    1."Erzijn heeft als in-de-wereld-zijn steeds al een 'wereld' ontdekt."

    "Dasein hat als in-der-Welt-sein jeweilig schon eine ‘Welt’ ent-deckt."

    Alles is er al: ‘jeweilig schon’. Er moet niets meer geschapen worden. Er is ook geen begin. Alles lijkt er al ‘je schon’ te zijn van in der eeuwigheid. En wel als een coherent geheel, als een ‘Welt’. En dat samenhangend geheel, die ‘Welt’ is altijd al 'entdeckt'. En daarbij blijkt dat het geheel er niet zomaar is, chaotisch, zoals wegstuivend duinzand. Alles is 'in-de-wereld': dwz het hangt samen, constitueert altijd al een intens samenhangend geheel, een wereld. Zonder meer. Geen begin, dus geen oorzaak, dus ook geen schepper. Geen deus faber. Hier speelt een soort van gelijktijdigheid, de verwaarloosde Gleichursprünglichkeit. Als alles er al is, dan moet het enkele, het individuele nog ontdekt worden. Dat 'ontdekken' is hier de opmaat voor de volgende zin, de band tussen de verschillende stappen van het denkproces. Daar is geen zweem van causale relaties te bespeuren.

    2." Dit ontdekken, dat is gefundeerd in de werkelijkheid van de wereld, werd gekarakteriseerd als het vrijgeven van het zijnde met het oog op de loop van een geheel."

    " Dieses in der Weltlichkeit der Welt fundierte Entdecken wurde charakterisiert als Freigabe des Seienden auf eine Bewandtnisganzheit."

    Weer ontbreek hier elke vermelding van enige dwingende causale relatie. Maar de focus zoekt wel naar 'Ent-decken'. Dat 'Ent-decken' is geen oorzaak, maar realiseert wel een 'Freigabe'. 'Freigabe des Seienden'. En welke soort van 'Freigabe'? 'Freigabe auf eine Bewandtnisganzheit'. Het vrijgeven op een geheel. Niet een opsluiten, inkluisteren of gevangen houden in dwingende causale verbanden binnen een compact gesloten geheel, maar vrijgeven in de openruimte. Een vrijgeven waardoor de elementen in de ruimte met elkaar vrij nieuwe interacties aan kunnen gaan en toch op samenhang gericht blijven. Die 'Ganzheit' lijkt echter een opgave voor de toekomst. En zo rolt die 'Freigabe auf Ganzheit' de rode loper uit voor de volgende zin. De schakel in de tekst en in het denkproces is geen oorzakelijk verband. Het blijkt dat Heidegger veel belang aan samenhang hecht, meer dan aan enig 'begin' of 'oorzaak', belang aan wederkerigheid, aan wederzijdse interacties, waarin geen beginpunt te ontwaren is. Want dat ontdekken zit zelf in een continuïteit, komende van … en gaande naar …. Zijnden zijn niet uitsluitend met zichzelf begaan, maar ook met hun 'buren', hun mede-zijnden, in interacties, en zo als polen op elkaar afgestemd, om samen een geheel te vormen, een 'mobiel atelier' waardoor we ons allen samen boven water houden. Hier schiet elk mogelijke vertaling onvermijdelijk te kort: 'loop' of ''beloop' kunnen de weelde van de betekenis van 'Bewandtnis' niet dragen.

    3." Het vrijgevende op-zijn-beloop-laten vindt plaats op de wijze van het omzichtig volgen van de verwijzingen, dat steunt op een voorafgaand verstaan van de beduidendheid."

    "Das freigebende Bewendenlassen vollzieht sich in der Weise des umsichtigen Sichverweisens, das in einem vorgängigen Verstehen der Bedeutsamkeit gründet."

    Nogmaals ontbreekt elke verwijzing naar een dwingende causale relatie en weer ligt de nadruk op samenhang met ingebouwde vrijmakende distantie: 'Folgen', 'Verweisen', ‘Verstehen’, ‘Bedeutsamkeit’. Daarin passen ook dat ‘umsichtigen’, dat 'gründet’, dat 'vorgängigen’, alle met ingebouwde distantie. Allemaal begrippen die betrokkenheid impliceren, die op onderlinge verbondenheid wijzen, zonder echter een causaal verband te bevatten. Zonder dat je ergens een begin of een scheiding aan kunt wijzen. Dat sluit aan bij wat in de voorafgaande zinnen staat: 'steeds al', ( ‘jeweilig schon’ ) 'met het oog op'. Dat individualiserende, situatie-verbindende 'je' bleef door de interpretatoren onopgemerkt, beweert Kisiel, ………... Ook ‘Freigabe’ uit de voorgaande zin krijgt hier een vervolg. Al in de voorgaande zin bekoorde ons die 'Freigabe'. Geen oorzaak. ‘Freigabe’ past echter niet in ons Westers denkstramien dat volgens A. N. Whitehead nog steeds in de meester-slaaf relatie gevangen zit. Oorzaak onderwerpt; maakt afhankelijk, verknecht.

    'Freigebende Bewendenlassen’. De Nederlandse vertaling 'op-zijn-beloop-laten' sluit goed aan bij één aspect van het begrip. Maar let toch goed op dat schuchter weggedoken 'umsichtig'. Er worden in de dicht bevolkte ruimte tussen de zijnden niet zo maar blindweg interacties aangegaan, met om het even wat of wie. Er wordt omzichtig, zorgvuldig, oordeelkundig en vrij, zelfbepalend gekozen. Wat we ter interactie vrij ‘aanspreken’ ( Let op het niet-oorzakelijke verband. ), wordt aangesproken met het oog op zijn compensatoire bijdrage in onze strijd om te overleven. Om zijn aanvullende zijnsbijdrage. Alleen wat voor ons contingente, zijnsbehoeftige Zijn compensatoire zijnstransfusies, zijnsaanvullingen in de aanbieding heeft, wordt aangesproken. Daarom dat er een 'Verstehen' aan voorafgaat. Inzicht in de ‘Bedeutsamkeit’. Weer geen oorzakelijke relatie, maar een vrijlatende, vrijgevende relatie, die naar het Zijn zelf wijst, naar de diepe Zijnsrelaties. ’Verstehen’ respecteert het beschouwde in zijn existentia, eigenheid en tast zijn individualiteit niet aan, maar zoekt naar individuele voltooiingsmogelijkheden.

    Ik wil enkel nog aandacht vragen voor termen als ‘Gegend’, ‘Zuhandene’, ‘Weltlichkeit’, ‘Raumlichkeit’. Voor termen als ‘Ausrichten’, ‘Ent-fernen’, ‘Begegnen’, ‘Hingehörigkeit’, ‘vertraut', ‘Miterschlossenheit’. Hier is nergens een zweem van de kruiperige onderdanigheid van de slaaf tegenover de meester. Het is nochtans opvallend: causale eenrichtingsrelaties worden vervangen door een waaier van vrij geassumeerde wederkerigheid

    Het blijkt dat Heidegger ervan uitgaat dat alles er al is, 'jeweilig schon'. Hij kijkt uit naar wat zich nu aandient, om daar mogelijkheden voor een toekomst uit af te lezen. Hij vraagt zich niet af wat daarvan het begin is. Hij kijkt niet terug naar een onbereikbaar, onpeilbaar verleden. Naar een verleden dat noch echt tijd noch echt ruimte kent. Hij onderzoekt hoe het er nu aan toegaat, en wat dat kan betekenen voor een toekomst. Hij is én holistisch- én toekomst-gericht. Hij denkt ecologisch.

    De band tussen de dragende begrippen lijkt me de volgende: Dasein => Entdecken => Freigabe => Bewendenlassen => Sichverweisen => Verstehen => Bedeutsamkeit => räumlichkeit => Ent-fernung und Ausrichtung.

    Hier is nooit sprake van dwingende, eenrichtingsoorzakelijkheid, maar wel van vrij aangegane verbanden, van wederzijdse en wederkerige beïnvloeding.

    4 Inmiddels is het volgende duidelijk geworden: omzichtig in-de-wereld-zijn is iets ruimtelijks.

    "Nunmehr ist gezeigt: das umsichtige In-der-Welt-sein ist räumliches."

    Er staat 'gezeigt', niet het dwingende, gewelddadige, tot hehoorzaamheid dwingende en geen ruimtelatende 'bewijzen', maar ‘aantonen’, duidelijk maken. En dat laat de lezer vrij en geeft hem alle ruimte geeft om zelf te beslissen. Waaruit blijkt dat ruimtelijke? Die heel speciale Heideggeriaanse ruimtelijkheid? Uit: ‘Freigeben’, ‘Bewendenlassen’, ‘Sichverweisen’, ‘Verstehen’, ‘Bedeutsamkeit’, ‘umsichtig’. Er is hier geen spoor van dwang of geweld. Vrijheid, blijheid! Al die werkwoorden, dat substantief, dat bijwoord, alle spreken ze van veelheid, van verscheidenheid, van eigenheid, van afstand tegenover en respect voor elkaar, en tevens van betrokkenheid, van met elkaar te doen hebben, van op elkaar aangewezen zijn, tot op het niveau van het Zijn. Dat vult de ruimte met zingevende en zinontvangende zijnden.

    Waarom 'Umsicht'? De wereld is geen rommeltje. Geen chaos, vol los wegdwarrelend woestijnzand. De dingen spreken elkaar aan, ( causa? dwang? ) en worden aangesproken op hun compensatoire waarde in de interactie tijdens de strijd om de eigen contingentie te overleven. Om wat de anderen aan compensatoir zijn in hun mars hebben om de eigen zijnsnood aan te vullen. Maar 'Umsicht' impliceert ook afstand, uit elkaar liggen. Impliceert ook de eigenheid van de andere zijnden erkennen, ze respecteren in hun anders-zijn. Geeft ze hun ‘Bedeutsamkeit’ voor elkaar. ‘Umsicht’ mààkt en zoekt vrij die betekenis: dat wat ze voor elkaar te betekenen kunnen hebben. Die ‘Bedeutsamkeit’ is 'vorgängig': gaat vooraf aan het ‘Umsicht’, aan de interactie, aan de gerichtheid op elkaar. Aan de kennis zelfs, aan het ‘Verstehen’. Oorzaak?

    Ook 'Verweisen' veronderstelt afstand, uit elkaar liggen, elkaar de ruimte geven en toch in zekere zin een naar elkaar toegekeerd zijn. Echter zonder enig spoor van slaafse causale afhankelijkheid. Het gaat om aan elkaar tegengestelde polen. Eén pool alleen is geen pool. Om pool te kunnen zijn, moeten ze minimaal met twee zijn en in wederzijdse relatie staan. En elke pool heeft zijn teken, zijn exponent, zijn 'waarde', is positief of negatief geladen. Maar die tegenstelling houdt spanning in tussen aan de ene kant intense betrokkenheid en aan de andere kant scheiding, tussen afstand en toch nabij zijn. Een samen zijn in verscheidenheid. Geen polen zonder wederzijdse eigenheid, zonder bepaaldheid, zonder anders zijn, zonder assertiviteit. Polen zonder eigenheid, zonder anders-zijn zijn geen polen. Ze zijn louter losse stuifzandkorrels. Polen moeten wederzijds en door hun verschil elkaar aanvullen, elkaars tekorten en contingentie compenseren en zo openstaan voor wederkerige groei via zijnscompensaties. Dus wel een eigenheid hebben, wel een Selbst zijn, maar een open en gerichte eigenheid, een open en gericht Selbst, - omdat ze zijn losgescheurd uit een vroegere, oorspronkelijke Simplicitas. Niet veroorzaakt. Wederzijds wederkerig samenwerkend. 'Miterschlossenheit'. Mit!

    5. En alleen omdat het erzijn ruimtelijk is op de wijze van ont-verring en oriëntering, kan wat in de omringende wereld terhand is in zijn ruimtelijkheid tegemoet treden.

    " Und nur weil Dasein in der Weise von Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist, kann das umweltlich Zuhandene in seiner Räumlichkeit begegnen."

    Waarlijk een opmerkelijke uitspraak. 'Nur weil': geen spoor van causaliteit, noch van dwang. Maar wel van een intens verband. Een gewatteerd verband echter. Een 'watje' van een verband. 'In der Weise von': weer die softe aanpak. Dat tastende. Dat voorzichtige, en zeker niet dwingende of lineair kosmische.

    'Ent-fernung': je mag hier niet over dat "-" heen lezen. Hoe huist ‘Ent-fernung’ in de ruimte?

    ‘Ent-fernung’: een privatieve prefix ‘ent-‘. Waar dwaalt die ‘Ent-Fernung’ in deze ruimte rond? Eigenaardig toch, want in het Duits wijst deze prefix normaal op een intensivering. ‘Ent-fernung’ is hier echter afschaffen van de afstand, van afstandelijkheid en van het uit-elkaar-liggen. Dat lijkt op een oxymoron binnen één woord. Weer eens ‘draait’ ( Kehre. Wendung. ) Heidegger de normale denkrichting om. Al sprekend over ruimte, over res extensa, over uit-een-liggen, over uitgebreidheid, dan juist deze uitgebreidheid ontkennen, en ze toch aanwijzen als een kenmerk van ruimte. ‘In der Weise von Ent-fernung und Ausrichtung räumlich ist’: opmerkelijke wijze om ruimtelijkheid te zijn, dat is het minste dat je hierbij kunt zeggen.

    ‘Ent-fernend’: bevat een dubbele betekenis. Wél uit elkaar liggen, dus wél een eigen afgescheiden ruimte innemen: ruimte om jezelf te zijn; speelruimte tussen wiel en as, die toelaat dat het wiel vrij ronddraait terwijl de as stabiel blijft. Dankzij juist die gefixeerde vrije speling. Maar tevens ook nabijheid. Nabijheid in het uit elkaar liggen, nabij in het verwijderd zijn. Het wiel moet los om de as zitten. Zoals de ring om je vinger. Vast en los om de eigen specifieke rol te kunnen spelen in de ‘polemos’, de eigen functie om te overleven in het ‘‘mobiel atelier’’ te kunnen vervullen. Maar elkaar nabij om die twee specificiteiten samen te kunnen leggen voor een emergerend doel, voor een doel waartoe geen van beide in isolatie in staat zou zijn. Oorzaak? Heer–slaaf-relaties? Dwang? Neen. Geen causale waterval, geen verval, geen degradatie noch degeneratie. Wel het tegengestelde: emergeren naar een hoger niveau. Naar een complexer en intenser gecoördineerd niveau.

    ‘Kann das umweltliche Zuhandene in seine Räumlichkeit begegnen’: toch weer die tegenstelling: Räumlichkeit’ en ‘begegnen’: uit-elkaar-liggen en ont-moeten, samentreffen, voegen. ( Let op de vrijheid die in het woord ont-moeten (niet-moeten) schuilgaat.) Ruimte als ontmoetingsplaats, als plaats of gelegenheid tot ‘samen zijn’ vanuit een eigen, vrije, afstandelijke positie. Dus geen tegen elkaar opbotsen, geen aan-varen, maar ervaren, elk vanuit zijn eigenheid en zelfheid (zelf >< als in-de-wereld-zijn). ‘Umweltlich’ impliceert ruimte en afstandelijkheid.

    Ook ‘Umsicht’ impliceert ruimte, maar gevulde ruimte. Je kunt pas ‘umsichtig’ zijn in een ruimte gevuld met veelheid, met verscheidenheid, met een Zelf in hun eigenheid waarnaar uitgekeken kan en moet worden. In compacte Simplicitas, in monolithische Eenheid, in naakte en massieve Enigte is geen ‘Um-sicht’ nodig. Zelfs niet mogelijk. ( "Das Seyn braucht den Menschen" en " A besoin de s’augmenter de notre propre être." Remember? ) Alleen in Menigte is Umsicht mogelijk en nodig. Ten minste als die vele dingen verschillend zijn en tevens trouw aan hun eigenheid. Als die vele dingen elk hun specifieke bijdrage tot het aanvullen van het Zijnsdeficit aandragen, verschillend van de andere dingen. Onderzoekend en afwegend rondzien om de meest gepaste zijnsaanvulling voor de eigen zijnsbehoefte op te sporen en te selecteren. ‘Ent-decken’.

    6. Het vrijgeven van de loop van een geheel is gelijkoorspronkelijk een ontverrend-oriënterend op-zijn-beloop-laten bij een streek, dat wil zeggen: vrijgeven van de ruimtelijke plek waar het terhandene thuishoort.

    "Die Freigabe einer Bewandtnisganzheit ist gleichursprünglich ein ent-fernend-ausrichtendes Bewendenlassen bei einer Gegend, das heisst Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen."

    ‘Freigabe’, ‘Umsicht’, ‘Hingehörigkeit’, want er valt in de gevulde ruimte vrij te oordelen en te kiezen. Er moet immers aan de toekomst gedacht worden, en niet naar een onnaspeurbaar verleden teruggeredeneerd. Ruimte biedt de nodige distantie en vrijheid voor dit kiezen, voor dit overzicht. Ruimte biedt ook speling, speel- en experimenteerruimte, en zelfs kans om, voorlopig, te mislukken. Ruimte biedt opening en kans om zich te verbeteren, om te emergeren naar een hoger zijnsniveau. ‘Oorzakelijkheid’ doet dat niet: die opent geen toekomst, die reduceert daarentegen, die pint je vast op je verleden en bezwaart je rugzakje met hindernissen en mislukkingen.

    ‘Bewendenlassen bei einer Gegend’: ‘Bewenden’: op zijn beloop laten, dat is niet binden, is niet in een slaafs gareel steken, maar vrij laten, ruimte tot zelfbepaling, tot zelfrealisatie geven. Echter niet in een leegte of in een niemandsland. Wel in een ‘Gegend’: ‘Gegend’ impliceert samenhangende en georiënteerde, op elkaar ingestelde (Ausrichten), elkaar afstandelijk ( ent-fernend ) nabije zijnden, beschikbaar, bereikbaar, bruikbaar in de ‘polemos’, in de strijd om te overleven.

    ‘Zuhandene’: wat impliceert dat anders dan beschikbaarheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid, voor een toekomstig doel, geen steriel causaal terugkijken naar het verleden. Nabij vanuit afstandelijkheid.

    ‘Freigabe der räumlichen Hingehörigkeit des Zuhandenen.’ Zo komt de zin van de ruimte tot haar entelechie. Tot haar wezensdoel. Tot haar volle wasdom. Tot haar specifieke bijdrage tot de ‘polemos’ om te overleven, niet enkel om boven water te blijven, maar zelfs om te emergeren naar een hoger zijnsniveau. Ruimte als de onmisbare bühne waarop het Zijn zichzelf breeduit kan etaleren, kan demonstreren in de veelheid en verscheidenheid van de zijnden.

    Let op ‘Hingehörigkeit’: geen spoor van de kruiperige Heer – knecht relatie. ‘Hingehörigkeit’ laat ruimte toe, frictieruimte, schakelruimte, keuzeruimte. En deze vorm van beïnvloeding kent noch dwang noch geweld. Is toekomstgericht. Een softie.

    ‘Freigabe’: de term zegt wel expliciet wat hier gebeurt: geen dwingend, lineair kosmisch forceren. Geen causaliteit van de klop van-de-hamer-op-de-spijker. De dingen krijgen hier de ruimte om hun opbouwende rol tegenover elkaar ten volle en in vrijheid te spelen, tijdens de strijd van de zijnden om te overleven.

    7. In de beduidendheid waarmee het erzijn als bezorgend in-zijn vertrouwd is, ligt naar zijn aard tevens de ontslotenheid van de ruimte."

    "In der Bedeutsamkeit, mit der das Dasein als besorgendes In-Sein vertraut ist, liegt die wesenhafte Miterschlossenheit des Raumes."

    ‘Bedeutsamkeit’: is er een zwakkere, minder substantiële, minder kosmische beïnvloedingsinstantie denkbaar? Geen dwingende, onontwijkbare oorzaak. Maar wel een beïnvloedingsinstantie die steunt op ‘Verstehen’ ‘tot op het bot’ van het Zijn, op wederzijdse kennis, op wederzijdse waardering en respect; op wederzijds aanvaarden van elks eigenaardigheden, verschillen en mogelijkheden. En tevens openheid om verborgen mogelijkheden te ont-dekken, uit te lokken. ‘Bedeutsamkeit’ is ook een ‘ent-fernende’ wijze van samenzijn, met behoud van de onmisbare distantie, van de eigen privacy. Door/In betekenis zijn de zijnden bij elkaar zonder iets van hun zijn of eigenheid in te boeten, zonder het Zelf van de anderen aan te tasten. Alles wat de betrokkenen voor elkaar kunnen ‘betekenen’ wordt vrijlatend, afstandelijk en toch betrokken ingezet.

    ‘Miterschlossenheit’: geen causaal verband. Let ook hier op de spanning tussen ‘mit-’ en ‘erschlossenheit’. Het prefix ‘er’ versterkt normaal wat erop volgt. ‘Mit’ lijkt dat uit te sluiten, lijkt de afstand, de uitgebreidheid te hypothekeren. Het voelt weer aan als een oxymoron binnen één woord: een gescheiden samenzijn; een gapende geslotenheid ; een verstrengeld losstaan. Ruimte lijkt een verstrengeling van veelsoortige betekenissen, een nexus van compensatoire interacties in de ‘polemos’ om de eigen contingentie te boven te komen; om die contingentie net te gebruiken als een krachtig instrument om de veelzijdigheid van het ‘Sein’ te kunnen demonstreren, waartoe het ‘Sein’ uit zichzelf in zijn compacte, massieve Simplicitas niet in staat is. "Das Seyn braucht den Menschen" of " Un être total, qui … a besoin de s'augmenter de notre propre être." (Merleau-Ponty )

    Het moge duidelijk zijn: Heidegger had een andere ruimte voor ogen dan de lege, abstracte, driedimensionale res extensa van Descartes. Heideggers ruimte lijkt zelfs ‘overcrowded’, met eerder vloeiende overgangen tussen de elementen dan wel scherpe afgrenzingen; een ruimte die meer heeft van een chaotisch dan wel van een streng gestructureerd geheel. Wat sterk opvalt is afwezigheid van elke spoor van causaal verband. Elk zijnde in de ruimte lijkt meer op een knooppunt van elkaar kruisende en bevestigende relaties en zijnstransfusies. En de intense verwevenheid van die relaties lijkt heel zijn aandacht op te eisen. Toch door de lijst gestapt.

    *** ***

    ***

    Het blijkt dus dat Heidegger dòòr de lijst heen stapte, uit een wereld waarin de zijnden enkel door dwingende causale eenrichtingsverbanden samenhangen en zich in de nieuwe wereld verwondert over de paradox dat het Absolute Zijn, ‘l’être total’ niets veroorzaakt, maar zich juist terugtrekt en in dat terugtrekken de contingente zijnden de nodige ruimte biedt zichzelf te worden. Niet door het almachtige veroorzakend naar buiten treden van het Absolute Zijn ontstaan de zijnden, maar door de ‘Entzug des Seins’. Heidegger ontdekt achter de lijst een wereld die gonst van intense interacties tussen zichzelf wederzijds voltooiende contingente zijnden. De rollen worden omgekeerd: "l’être total … a besoin de s’augmenter de notre propre être," echoode Merleau-Ponty Lavelles inzicht. En Heidegger stelt: "Das Seyn braucht den Menschen." ‘Causa’ wordt ‘Entzug’. Veroorzaken wordt vervangen door zich-terugtrekken, sterker nog, door nodig-hebben, door ‘Brauchen’. Dat is een ware ‘Umwertung’. Dat blijkt uit de speurtocht naar de vele implicaties die schuil gaan achter zijn eigenzinnige definitie van het Dasein, achter zijn beroemde uitspraak: "Es gibt Sein", of uit een nauwkeurige analyse van een korte passage over ruimtelijkheid. Men mag beweren dat die visie op de werkelijkheid wordt samengevat in de uitspraak : "Es gibt Sein." Meer nog, deze uitspraak laat ons toe het filigram achter Heideggers tekst te lezen.

    Paul Tack, 07.01.2006 

    28-01-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Hallo...
  • PRETTIG WEEKEND GEWENST
  • Zoeken naar waarheid
  • goeie tekst
  • Echt interessant.

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!