Ik nader nu Aarschot en zie mannen en vrouwen in t zwart,met bloeruikers.ze gaan in een somdere rij naar het Demerstedeke, die ginds zijnen hoogen toren verheft .Ja,ik mag het wel zeggen,dat de rouw van 19 Augustus 1914 verre wordt gevoeld.en hoevele bannelingen zijn niet teruggekeerd,maaar werden begraven bij de nederlansche vluchtoorden of op een afgelegen kerkhof ergens in Frankrijk of Engeland.Hoe velen vertoeven nog in den vreemde ,zonder plan ooit weer te komen,daar waar hun huis en goed verbrand werden.De groote klok luidt.Alle huizen zijn gesloten.waar geen blinden zijn,liet men de gordijnen neer...De vlaggen,velen ontfloerst,waaien halfstok,maar nog indrukwekender bijna is de zwarte doek die in zeer talrijke werkliedenwoningen uit het venster hangt.En in hoeveel dier woningen treurt een weduwe...Ge hebt daar de Martelaarstraat.'t Is wel de straat der weduwen ook,want geen enkele man schier ontkwam aan den dood.allen werden opgejaagd en vermoord.We gaan eerstnaar den Leuvenschen steenweg..Daar zijn tegen een licht-hellende hoogte twee tuintjes.Onder treurwilgen bloeien bloemen.Een effen,zwart kruis herinnert ons,dat wij op een martelaarsplein staan...Waar die bloemen geplant zijn ,lagen in Augustus 1914twee reusachtige graven,het eene met 75,het andere met29 lijken,haastig gedolven na den vreeselijken massa-moord hierboven beschreven.Daar waren wij gevangen,vertelt een ooggetuige,en hij wijst naar de kronkelende ranken van een erwtenveld.Hier moesten ze komen ,de veroordeelden,drie aan drie, om te sterven...Daar waar die boom staat ,viel de burgemeester met zijn zoon en broer...En de meenigte,die ter bedevaart komt,zwijgt en peinst en huivert nog t' Is wel de stemming van de dood,die heden over Aarschot hangt Men stapt stil,spreekt stil,kijkt ernstig.Het blijkt overal,dat men hier waarlijk den afschuwelijken oorlog heeft gevoeld.Tegenover het Arsenaal,bij de plaats waar de martelaars stierven ,stelt zich den stoet op.Bij de Martelaarstraat, op een met rood flueel afgezette tribuun staan Staatsministers Poullet en minister Anseele als vertegenwoordigers der regeering.Dan komen kardinaal Mercier aan.daarna luitenant-general Hanoteau en majoor Henin de Boussu-Walcourt,in naam van de Koning,en generaal Meiser,in naam van den Minister van Oorlog.Met ontroering ook zag men luitenand-kolonel Gilson den verdediger van Aarschot. de stoet trekt voorbij geopend door de gendarmen te paard en soldaten van het 20'linie,met vaandel,waarop in de zon,die toch weer al het grouw van de lucht heeft verdreven,de gulden namen vonken;"Yzer,Zarren,Handzamme" hun muziek speelt een treurmarch.
|