De wonderschoone halle en de katedraal,die weergalooze monumenten vormden hun doelwit en natuurlijk gebruikte de vijand brandbommen.Het vuur ontstond in de halle,,de vlammen kronkelden lagngs de muren,waarvan iedere steen een gewrocht was.Het belfort,dat zoo lang den tijd en stormen en ook oorlogen doorstond,brokkelde nu af. En zoo slaagden de Duitschers er in hun vernielwoede in,de halle tot een zwarte romp te vervormen.Veel burgers,die ondanks de gevaren in de stad waren gebleven,kwamen om.Kelders stortten in en werden het graf van mannen en vrouwen en kinderen,wier doodstrijd vreeselijk was.Eeen priester viel aldus,toen hij een door het bombardement gewonden stervende,ging bedienen.Ook in andere wijken ontstond brand en hoog sloegen de vlammen op;een roode gloed hing vele nachten boven Ieperen en tot ver in den omtrek staarden de lieden naar dat grootsch, maar zoo intreurig schouwspel.En toch keerden veel vluchtelingen terug."Al maar door bleven de Ieperlingen hun stervende stad bezoeken" schrijft Cesar Gezelle over die dagen."Velen leden op den vreemde gebrek,die te Ieperen hun huis staan hadden, met al hun bezit er in,met hun geld in den grond bedolven;velen waren wel verhuisd in den vreemde,velen slecht.Zij ,die zooveel voor de eerste vluchtelingen hadden gedaan en gegeven,ontmoetten soms zelfzucht en hardheid;het weinige geld,dat ze hadden meegevlucht,raakte gauw op en toen den strijd om de stad begon maanden te duren,geraakte de herbergzaamheid ook op.Velen leden dus dubbel om 't verlies van den eigen heerd en om het hard en onvriendelijk worden van hen,die ze eerst uit Gods naam uit liefdadigheid of tegen groot geld hadden opgenomen.ze waren twee maal banneling en als onrustige zieken zwierven ze immer om hun stad, bespiedden een gunstig oogenblik om de schildwachten te bedriegen en onder de bommen binnen te sluiten.Sommigen keerden uit Ieperen niet meer terug;'t zij,dat zij 't leven er bij lieten,'t zij dat ze hun thuis liever met iets minder dan in den vreemde met iets meer te verblijven en 't doodsgevaar te trotseeren hadden.Ellende, om ellende, als 't moet ellende zijn, dan liever ellende 't huis,zo redeneerden ze en lieten zich onbewust naar hun arme stad sleepen door de liefde en de gehechtheid voor hun eigen heerd.En men zag ze trekken langs de wegels en door de velden weer naar huis sleepend wat ze in haast hadden meegesnapt op hun vlucht;ze hadden willen blijde zijn en hun zelf bedriegen met de waan,dat het ballingsleven uit was;de kinders loechen en huppelden onderweg, maar de ouders bleven somber.Neen dat was de blijde,de algemeene terugtocht niet naar huis.Ze konden niet blijde zijn en ze waren zoo alleen.Tegen de stadbleven ze wachten,tot de nacht viel. Dan dropten ze binnen en kropen stil in hun huis als 't nog stond,of in een ander,dat ze open vonden en lagerden lijk bohemers in de kazematten der oude versterking.En velen hadden geen maanden gewacht, want een Ieperling, die in Decemder zijn stad bezocht had,verhaalde ons hoe er toen al nieuw leven opbloeide.De winterrust lag over het front en de deschieting der Duitschers verslapte .En de teruggekeerden waren overtuigd dat het leed geleden was(wordt vervolgd)
|