Herinneringen aan mijn geboorteland Ik werd in 1938 geboren in het toenmalige Nederlands-Indië, in Batavia. In 1956 ben ik met mijn ouders, broer en zuster naar Nederland gerepatrieerd. De verhalen op deze weblog gaan over herinneringen aan mijn LAND VAN HERKOMST.
(Door op de foto's bij de artikelen te klikken worden deze enigszins vergroot)
02-02-2008
In het kamp
In het kamp
In dat kinderdroomland op Tengah Tani (zie o.a. her artikel Bij opa en oma op deze weblog) merkte ik nagenoeg niets van de oorlog die in de grote mensenwereld aan de gang was, behalve dan dat opa een schuilkelder had laten graven in de achtertuin, die broer Boengke (Johan) en ik als een ideaal speelplek beschouwden en ook moesten regelmatig de ramen worden geblindeerd als bommenwerpers overvlogen. Ook moest djarak (Ricinus communis)verplicht worden geteeld. Uit de zaden werd oliegeperst voor de olielampen en voor de Japanse vliegtuigen..
Een andere gelegenheid waarbij wij werden geconfronteerd met de oorlog was toen Japanse militairen onder leiding van een officier de woning binnenkwamen op zoek naar wapens. Opa leefde toen nog en omdat hij waarschijnlijk wilde voorkomen dat zehele woning zouden doorzoeken en daarbij de Timorezen zouden vinden, diezich in de bijgebouwen schuilhielden (ondergedoken voorhetJapanse bezettingsleger, die o.a. Timorezen, Molukkers enMenadonezen als slaven gebruikten)zei hij dat er geen wapens waren(wat ook zo was) en dat ze hem mochten doodschieten als hij loog. Toen ze hem raar aankeken, pakt hij de loop van één van de geweren die ze bij zich hadden en plaatstede punt daarvan op zijn borst en sprak:Toe maar, schiet dan, Ik lieg niet.De officier keek hem aan en zei toenOK, ik geloof u. Toen zag de officier ( hij bleek een arts te zijn) Boengke en mij angstig bij oma staan, vol blaasjes op de huid.We hadden toen beiden namelijk de waterpokken. Hij vroeg of we gezouten vis in huis hadden. Toen mijn oma zei dat we wel gereh(gezouten engedroogde vis) in de voorraadkamer hadden, zei de officier-arts: Geef de kinderen de komende dagen maar veel gezouten vis te eten, gaf een order aan zijn manschappen, groette beleefd en vertrok met zijn groep. De volgende dagen kregen Boengke en ik gereh te eten wat ik helemaal niet erg vond want ik vond en vind gebakken gereh heerlijk en na twee dagen droogden de blaasjes op en konden we de droge schilfers zo van ons lichaam afvegen.
Na de de capitulatie van Japan ( 15 auguatus 1945) brak de zogenaamde Bersiap-tijd aan (Bersiap = Weest paraat). Deze periode loopt ongeveer van 15 september 1945 tot 1 december 1946: en is de meest gewelddadige periode in de geboorte van de Indonesische Staat, als onderdeel van hun nationale revolutie.
De tol van de Bersiap aan doden is nog steeds niet bekend. Naar schatting waren er 3600 (Indische) Nederlanders gedood en daarna geïdentificeerd, maar er werdener meer dan 20.000 ontvoerd, en niet meer teruggekomen. Aan de kant van de Indonesiërs zijn er tienduizenden doden gevallen, voor het merendeel heel jonge levens.
Het was een roerige en voor veel (Indische) Nederlanders vaak dreigende tijd..
In deze tijd van hevige beroering gingen de Indonesische autoriteiten over tot internering van de buitenlanders, dus ook de (Indische) Nederlanders. Hierbij werden ook de Japanse soldaten ingeschakeld voor de bewaking.
Mijn moeder, broer en ik werden op een dag opgehaald door een gewapende Japanse militair op een motor met zijspan. Mijn moeder moest (o, ironie!) het geweer van de soldaat vasthouden. Wij werden gebracht naar een zgn.Bersiap-kamp,de Boei Lama (oude gevangenis) in Cheribon waar we werden geïnterneerd met nog meer moeders met kinderen en een paar oudere mannen, die niet naar Japan waren getransporteerd, omdat ze volgens de Japanners kennelijk te oud waren om daar te werken .
Boei Lama (letterlijk: oude gevangenis) werd ook wel de Pasisir-gevangenis genoemd en dateerde uit ca 1800. Het gebouw lag in het centrum van de stad, vlak bij de haven.
Het gebouw was al sinds enige tijd afgekeurd voor het gebruik al gevangenis en had kleine muffe cellen.
Op het dagelijks menu stond wat gekookte rijst met gendjer (gekookte waterplanten). Heel soms werd de rijst met gendjer afgewisseld door een kommetje gekookte kandji (stijfsel), waar geen enkele smaak aan zat en dat zo plakte in je mond. Hield je in elk geval een tijdje je mond dicht.
Ditwas een grote omschakeling na de heerlijke gerechten ( dendengs, sajoers, sambal gorengs etc )die oma Katie altijd klaar maakte met hulp van de kokkie en die het eten altijd maakten tot een echt feest van diverse kleuren, smaken en geuren. In het kamp was het eten verworden tot een struggle for life
In het kamp gafmoeder ons lessenin lezen en rekenen om, als we weernaar school zouden gaan niet al te veel achter te lopen op de stof die je op school voorgezet zou krijgen.
We sliepen op stenen bedden, eigenlijk betonnen verhogingen. In de regentijd, als het water soms bijna 1 meter hoog stond, liepen de WCs ( niet meer dan gaten in de grond) over en dreven de drollen in een traag en plagerig tempo langs je betonnen bed en bad je in stilte dat het water niet verder zou stijgen. Om eten te halen ( de onvermijdelijke rijst met gendjer of het kommetje gekookte stijfsel ..) moest je, terwijl je je etensnap hoog boven je hoofd hield,door dit water waden, waarbij je probeerde om de drollen te ontwijken, wat niet altijd lukte .
De kleinere kinderen speelden overdag dikwijls in de brandgang, die tussen de achterzijde van de barakken en de buitenmuur liep. Die buitenmuur was bovenop voorzien van dreigend prikkeldraad. Bovendien waren bovenop de muur in de rand grote glasscherven gemetseld. In die brandgang speelden sommigen oorlogje ( hoe verzinnen ze het?) en anderen tikkertje of blindemannetje.
Toen we een tijd in Boei Lama hadden gezeten en het kamp overvol raakte werd een gedeelte van de geïnterneerden (310 van de 650 personen), waaronder mijn moeder en haar twee zonen, overgeplaatst naar een ander kamp (Tjangkol-kamp), een voormalig hotel ( hotel Cheribon).
In dit kamp waren de omstandigheden iets beter dan in Boei Lama. Er was zelfs een polikliniekje (o.l.v. zuster Devos), maar er waren geen medicijnen en verbandmiddelen. Zuster Devos heeft dus heel wat moeten improviseren!
02-02-2008 om 15:02
geschreven door rene persijn
01-02-2008
Cultuuroverdracht
Cultuuroverdracht
In opas huis in Tengah Tani (Cheribon) ( zie ook her artikel Bij opa en oma in Cheribon in deze weblog) was het ook dat ik door oma Katie, maar ook door baboe Siti, de kindermeid, die beiden elke avond om de beurt voor het slapen gaan een verhaal (dongengan) vertelden, werd ingewijd in de veelkeurige wereld van de Javaanse sagen en legenden en in die wonderbaarlijke wereld van de talrijke Javaanse goden en halfgoden.
Zo vertelde oma me prachtigeverhalen over Nyai Loro Kidul , ook wel Ratu Kidul genoemd, de Koningin van het Zuiden, Godin van de Zuidzee (Indische Oceaan).
Baboe Siti vertelde me onder meer de legende van de Zandzee, waarin de beeldschone dochter (Djoerangga) van de god van de Smeroe, een belangrijke rol speelde naast Raksasa, de bewaker van de tempel van Brahma.
Maar beide vrouwen vertelden me ook verhalen over het ontstaan van namen als Banjoewangi, Tangkoeban Prahoe, Tobameer. Of over het ontstaan van meren, bergen, plaatsen.En ook verhalen over de spannende avonturen van Kantjil, het slimme dwerghert.
Als baboe Siti aan de beurt was om een verhaal te vertellen, dan kreeg ik er een attractie bij. Zij kauwde dan namelijk op een sirihpruim ( een genotsmiddel voor vele Indonesische vrouwen) . De sirihpruim bestaat uit een blad van de sirihplant( betelplant), gemengd met een fijne kalksoort, een schijfje gambir en een stukje pinangnoot.
Het sirihsap heeft een bloedrode kleur, en bij regelmatig gebruik worden de tanden donker van kleur. Baboe Siti spuugde het rode sap regelmatig uit in een bakje (een halve kokosnoot). Het was altijd spannend om te zien of ze het voor elkaar kreeg om de rode straal precies in het bakje te mikken.
Soms speelde ik, liggend op mijn rug in bed, met mijn handen en voetenmet behulp van het licht van de lampoe teplek (olielamp) de verhalen na in een soort schaduwspel op de witgekalkte muur van de slaapkamer.Totdat de slaap het spel overnam en transformeerde tot een droom.
Nog steeds ben ik heel dankbaar en blij dat oma Katie en baboe Siti me doorgaven van wat zij aan kennis bezaten over de Javaanse cultuur. Ze hebben mij mede gevormd en er toe bijgedragen, dat voor mij de wereld niet louter beperkt bleef tot die der zichtbare dingen.
Opa George overleed op 30 september 1942 en werd begraven op het kerkhof Tjigendeng ( Cigendeng) te Cheribon aan de (huidige) Jalan Cipto Mangunkusumo.
Met hem verloor ik niet alleen een opa, maar ook een goede vriend en kameraad, die me nooit aan mijn moeder zou verraden als ik iets had uitgespookt.
De kist waarin hij werd begraven stond al meer dan 3 jaar in de garage (mijn broer Boengke alias Johan en ik hebben er ook wel eens in gelegen en voor lijk gespeeld). Die had hij zelf ontworpen en in de stad bij een houtbewerker laten maken .
Hij overleed, zoals menigeen het zou wensen: zonder ziekbed, maar aan de ontbijttafel achter zijn ochtendkrant, aan een hartstilstand. En met oma in zijn buurt.
Opa had een oude hond, Pimmie, die steeds achter hem aan liep overal waar hij maar heen ging. Twee dagen na het overlijden van opa ging ook de hond dood. Ook op opas laatste wandeling volgde de hond hem trouw
01-02-2008 om 14:32
geschreven door rene persijn
30-01-2008
Bij opa en oma in Cheribon
Bij opa en oma in Cheribon
Mijn moeder, broer Boengke ( Johan) en ik woonden tijdens de oorlog met Japan bij opa en oma, de ouders van mijn moeder. Mijn vader was toen in Japan geïnterneerd.
Zoals ik al aangaf in het artikel Naar Cheribon op deze weblogbezatenmijn opa en oma even buiten Cheribon een huis met een grote tuin met heel veel fruitbomen
De grote boomrijke tuin was voor mij een echte lust- en een doolhof tegelijk. De vele fruitbomen ( o.a. mangga, sawoh, djamboe, ramboetan, nangka, durian, klapper enz.), nodigden je uit voor een klimpartij, waarbij je vooral in de mangga- en djamboekloetoekbomen, niet zelden werd belaagd door ngrangrangs, (Oecophylla smaragdina)de venijnig, steeds over elkaar heen krioelende grote rode mieren die ook nog de onhebbelijke gewoonte hadden om in de pijpen van je (korte) broek of tjelana monjet (apenbroek met vooraan en grote zak) te kruipen, waarbij jij, je ondertussen stevig vasthoudend aan een tak, allerlei acrobatische toeren moest verrichten om ze weer uit je broek te krijgen en tegelijkertijd te zorgen niet uit de boom te donderen omdat je dan behalve een flinke smak op de grond ook nog een dito pak slaag van je moeder kon riskeren. En meppen kon ma en ze deeddat goed en doeltreffend!. Soms met de hand maar veel vaker met de vaakgebruikte sapoe lidi (bezem van palmbladnerven) of de bakiak (houten klomp met rubberen wreefband) waarna de rode striemen op je billen je enkele dagen het zitten beletten.
Broer Boengke (Johan) hield niet van klauteren en klimmen. Die las liever een boek of was druk bezig met zijn verzameling wikkels van conservenblikken ( gecondenseerde melk, vruchten op sap e.d.). Hij heeft dan ook nooit last gehad van rode hand-, bakiak- of sapoe lidiafdrukken op zijn billen of benen. Bofkont!
Als ik toch ergens op betrapt moest worden, dan had ik liever dat het door opa gebeurde, want die strafte nooit, maar zei alleen: Niet meer doen, hoor!. Hij probeerde dan heel streng te kijken, maar ik zag met mijn scherpe kinderblik toch altijd weer een glimlach achter zijn martiale snor en als mijn moeder later aan hem vroeg of hij mij had gestraft, zei hij steevast zonder maar even te blozen: Ja, hoor. Die lieve opa .Ik zie hem nog steeds lopen in de tuin in zijn pyjama, de huisdracht in Indië.
Som liep hij in zijn pyjama zelfs het dorp in en kwam dan terug met zijn handen op zijn rug. Dan vroeg hij elke keer weeraan Boengke en aan mij; Wat heeft opa in zijn hand? Als jullie het raden, dan is wat ik in mijn handen heb voor jullie
We deden dan of we heel diep nadachten, maar we wisten het al, want opa hadelke keer als hij van zijn wandeling in het dorp terugkwamdezelfde verrassing. Een ei, opa, zeiden we dan in koor en dan kwamen inderdaad de eieren te voorschijn, voor ieder van ons een telor asin, een gezouten eendenei, die hij in het dorp had gekocht. Ze waren al gekookt, dus konden Boengke en ik onze eieren tegen elkaar tikken totdat er barsten kwamen in de schaal en we de eieren konden pellen. Daarna smulden we beiden van deze lekkernij.
Over lekkernijengesproken, ik maakte in de tuin ook wel eens mijn eigen lekkernijen, dit zeker niet tot vreugde van mijn moeder. Zo ving ik in de tuin wel eens een sprinkhaan (die sprongen er genoeg rond). Ik maakte dan een vuurtje met wat droge bladeren en takken ( lagen daar ook voor het oprapen), reeg de sprinkhaan aan een biting ( nerf van een palmblad) en roosterde de sprinkhaan ( besprenkeld met sap uit een jeroek nipis, lemoen) en at de snack lekker op. Als mijn moeder me dan betrapte, kreeg ik weer een lel, terwijl ze riep Krijg je niet genoeg te eten, hè?
Moeders begrijpen niet dat het totaal niets te maken had met honger of trek, maar gewoon een kwestie is van je grenzen verleggen, op onderzoek uitgaan. Maar tja, die moeders . Mijn vader zou hebben gevraagd: Heb je ook eentje voor mij? Maar ja, die zat in Japan als krijgsgevangene en of hij op dat moment wat te eten had ..
30-01-2008 om 18:38
geschreven door rene persijn
Naar Cheribon
Naar Cheribon
De invasie van Japan in Nederlands-Indië. begon ruim een maand nadat Nederland op 8 december 1941 de oorlog aan Japan had verklaard. Nederland had dit gedaan naar aanleiding van de Japanse aanval op Pearl Harbor. Velen die in Indië de jappentijd hebben meegemaakt waren en zijn er niet van op de hoogte, dat Nederland aan Japan de oorlog had verklaard en dat eerst daarna Japanse strijdkrachten Noord-Celebes en Noord-Borneo binnenvielen en Nederlands-Indië zo in de oorlog werd meegesleept.
De gouverneur-generaal van Nederlands-Indië maakte de oorlogsverklaring aan Japan om 06.30 via de radio aan de bevolking bekend. De algemene mobilisatie werd aangekondigd en mijn vader werd opgroepen om zich te melden om in dienst te gaan als landstormer bij het KNIL.
Ik zie nog hoe mijn vader hij zijn groene puttees (beenwindsels) om zijn benen wond, waarbij ik hem mocht helpen. De puttees moesten zorgvuldig over de onderkant van de broekspijpen en de bovenkant van de schoenen worden gewikkeld.
Landstormers (reserve soldaten bij het KNIL) werden, indien nodig, ingezet voor bewaking en dergelijk. Het burgerberoep kon daarnaast meestal gewoon worden uitgeoefend.
Op 9 maart 942 volgde de totale overgave van het KNIL aan het Japanse invasieleger Mijn vader was toen ongeveer 2 maanden in dienst. Hij werd door de Japanners geïnterneerd en met andere krijgsgevangenen naar Japan getransporteerd om daar te werken.
(Bij de overgave aan Japan telde het KNIL circa 40.000 beroepsmilitairen en ongeveer 20.000 miliciens en landstormers).
Omdat er na de wegvoering van vader naar Japan geen volwassen man meer in huis was verhuisde mijn moeder al gauw met haar twee zoontjes vanuit Batavia naar Cheribon,een vissersplaats aan de noordoostkust van West-Java ( bekend om de garnalen, die ook in het wapen van de stad zijn opgenomen). Daar we gingen inwonen bijouders van moeder , namelijk opa George van den Broek en oma Katie
Oma Katiewas een Madoerese, geboren in Soemenep op het eiland Madoera .
Opa George, geboren op 17 Augustus 1880 te Bengkalis ( Sumatra), begonin 1903 als jongman van 23 jaarals onderopzichter bij de Stoomtram Atjeh op Sumatra. Na het overlijden van zijn vader verhuisde hij met zijn moeder,Louisa EngelinaCaroline Van den Broek-Lans, naar Java waar hij onder meer gewerkt heeft bij de Madoerra-Sitoebondo Stoomtram Maatschappij en bij de Semarang-Joanna Stoomtram Maatschappij in Poerwodadi in het Oosten van Midden-Java.
In de tijd dat wij bij hemkwamen inwonen was hij (vervroegd ) gepensioneerd als hoofdopzichter bij de Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij te Cheribon.
Hij had even buiten Cheribon een huis gekocht met een grote tuin met heel veel fruitbomen. De tuin was een proeftuin geweest van de Landbouwuniversiteit (in Buitenzorg) en er stond van elke soort fruitboom die in Indië voorkwam op zn minst éénexemplaar in de tuin. Het perceel stond in het gebied Tengah Tani (letterlijk: tussen de boeren) in het district Dawoean.
Vanuitde achtertuin had je een prachtig zicht op de berg Tjermai.
Het was een groot huis met een hoofdgebouw met een grote voorgalerij, een gigantische eetkamer, waar ik op mijn fietsje met steunwieltjes vaak rond de tafel fietste en (gelukkig) nooit ben opgebotst tegen de kast waar het Chinees porselein te pronken stond en drie immens grote slaapkamers en twee vleugels waarin onder meer,deWC, de keuken en bijkeuken, de bediendenkamers, de goedang (voorraadkamer) en uiteraardde badkamer met een grote mandibak waren ondergebracht.
Naast de voorgalerij, waar het heerlijk toeven was als de koperen ploerthoog aan de hemel stond en waar altijd ook eenkoersie malles (luie stoel) stond, was de badkamer in Indië heel belangrijk. In Indië ging men immers twee keer per dag baden vanwege stof en hitte. In de ochtend voordat men naar school of werk ging en bij thuiskomst. Baden noemde men in Indië toen'mandiën'. De badkamer werd 'kamar mandi' genoemd en het bassin met water de 'mandibak'. Het was niet bedoeling dat je in de bak zelf ging zitten om je te wassen. Je bleef naast de mandibak staan en met een emmertje of pannetje, de 'gajong', plensde je koud water uit de mandibak over je heen. Na het inzepen nog een paar keer om je af te spoelen. Maar als kind ( daar waren we kinderen voor, toch?)klom je nadat je je had afgespoeld meestal toch nog zelf de mandibak in om daarin te zwemmen,maar dit WAS ZEKER NIET DE BEDOELING! Vóór je het deed zorgde je er dan ook voor dat de deur van de badkamer van binnen op de knip zat en dat je niet teveel lawaai maakte, want als je betrapt werd dan zwaaide er wat!
En bij onze moeder was het meestal de sapoe lidiof de bakiak sie zwaaide. De sapoe lidi was een soort bezem, die een vast attribuut in de slaapkamer vormde en gebruikt werd om de beddensprei schoon en glad te vegen. De sapoe lidi was gemaakt van de nerven van de bladeren van de kokospalm. De harde, maar buigzame nerven konden de moeders (het waren vooral vooral de moeders!) zo lekker op je billen en/ of benen laten striemen.
De bakiak is een Javaanse klepper/ sandaal, bestaande uit een houten zool en een dwarsband over de voorvoet, meestal gesneden uit een oude auto- of fietsband.
30-01-2008 om 10:08
geschreven door rene persijn
29-01-2008
Geboren in Kemajoran
Geboren in de wijk KEMAJORAN in het toenmalige Batavia. Als verre nakomeling van Claas Persijn, die in 1761 in Amsterdam werd geboren, op 22 juli 1777 per VOC-schip t Huys te Spijk vanaf Texel naar de Oost vertrok, op2 maart 1178 in Batavia arriveerde en daarnain Rembang heeft gewoond, gewerkt en daar ook is getrouwd, gestorven en begraven,werd ik in 1938geboren in Batavia, in de bijzondere wijk Kemajoran.
Mijnvader, Johan Eduard (John)Persijn en mijn moeder, Georgine Louise (Sien)van den Broek hadden toenal een zoon van 2 jaar,Johan Marcus Polidor, die ik later in overeenstemming met oud-Indisch gebruik Boengke (van Boeng= broer) zou noemen, ook omdat ik al direct na mijn geboorte voor hem zijnAdik( Broertje) was.Met deze naamgeving werd immers tevens de rangorde bepaald.: Boeng, de GROTE BROER en Adik, het JONGER BROERTJE, het KLEINTJE.
Mijn ouders woonden in die tijd vlak bij het vliegveld van Kemajoran op Vliegveldlaan nr. 110 . In de wijk Kemajoran stonden stenen huizen, typisch Indischehuizen met een koele voorgalerij, een dito achtergalerij met bijgebouwen,maar ook eenvoudiger huizen van deels steen en deels hout, en ook huizen die geheel uit bilik (gespleten bamboe, samengevlochten tot matten en gespijkerd op latten van hout of bamboe) waren opgetrokken., sommige met atapdaken (atap=palmbladeren).
In de kampongs,die vaak aan de (hoofd)straten met stenen huizen grensden, waren de woningen meestal van hout en /of bamboe Daar woondenIndonesische gezinnen. Vaak kwamen de bedienden, die bij een gezin in een stenen huis werkten, uit een kampong in de buurt.
Wij woonden in een stenen huis met links en rechts (Indische) buren ( o.a. de families Mees, Haasse, Scheermeier, Van Delft) en hadden een paar bedienden, waaronder een djongos (huisjongen).
Mijn vader had verschillende hobbys, waaronder het maken en oplaten van grote siervliegers.Hij had ook een klepekanofkoepoe-koepoegemaakt, een vlindervormige constructie, die bij het vliegeren langs het vliegertouw omhoog kruipt, boven aangekomen tegen een knoop in het touw aankomt en daardoor stopt en dan vliegertjes, die hij naar boven in een knijpmechanisme heeft meegenomen, uitstrooit. Mijn vader zorgde er als het even kan voor dat het droppen van die vliegertjespreciesboven eenkampong gebeurde , dit dantot groot enthousiasme van de kampongkinderen die al lachend en joelend zon vliegertje probeerden te bemachtigen
Mijn vader had ook een menshoge vlieger gemaakt die een Javaanse vrouw met sarong (wikkelrok) en kabaja (blouse) voorstelde . Toen wij naar het naburige vliegerveldje gingen om die vlieger voor de eerste keer op te laten, droeg de djongos de vlieger achter ons aan. Zijn collega-djongossen uit de buurt lachten hem uit en vroegen of die mooie vrouw zijn toenangan (verkering, verloofde) was. De djongos voelde zich opgelaten en mijn vader heeft hem dan ook daarna deze vlieger niet meer laten dragen .
29-01-2008 om 16:34
geschreven door rene persijn
Vliegveldlaan 110
Vliegveldlaan 110, Batavia
Vóór de oorlog met Japanwoonden mijn ouders, broer Boengke (officieel: Johan) en ik aan de Vliegveldlaan op nr. 110 in de wijk Kemajoran in Batavia .
Naast het maken van grote vliegers (zie artikel Geboren in de wijk KEMAJORAN in het toenmalige Batavia) was eenandere hobby van mijn vaderhet figuurzagen. Hij figuurzaagde van alles en nog wat: hanglampen met Indische taferelen (donkere houten silhouetten, beplakt met perkament waar het licht zo mooi doorheen scheen), een medicijnkastje versierd met Chinese draken, een rookstelletje voor op de salontafel, maar ook een complete en fraai bewerkte poppenkast met verschillende decors. Een zoon van de familie Van Delft die een paar huizen verder woonde, Karel, die toen ongeveer 14 jaar was, hielp mijn vader met het wisselen van de decors, wanneer hij een poppenkastvoorstelling gaf. Meestal waren het bekende sprookjes die hij opvoerde, zoals de ook in Indië bekende en vaak aan Indische omstandigheden aangepaste sprookjes Roodkapje, Sneeuwwitje en Doornroosje. Behalve Boengke en ik behoorden ook andere kinderen uit de buurt tot het enthousiaste publiek. En ook de kinderen van onze bedienden en van die van de buren. Die Indonesische kinderen begrepen weliswaar niets van de in het Nederlands vertelde verhalen maar genoten intens van de vaak overdreven acties van de houten poppen en de geluiden die zowel door mijn vader als zijn assistent Karel werden gemaakt. Vooral in het gillen ennabootsen van geluidenwas Karel een expert, bijvoorbeeld als Grietje door de boze heks wordt gepakt en dan angstig schreeuwt: Adoeh bioeng,tolong,tolong!!! (Help!Help!) Of wanneer hij het geluid van het geweer nabootst als inhet verhaal van Roodkapje dejagerde wolf met een gericht schot neerlegt: Gedjedoer!!! Dit op zn Indisch uitgesproken( met een dikke d) gedjedoer galmde dan door het hele huis.
Maar Karel bleek ook in andere dingen zijn mannetje te staan. Ik had in die tijd vaak een matrozenpakje aan met nogal wijde broekspijpen, zoals vóór de oorlog door veel Indische jongetjes werd gedragen . Als ik in mijn broek een grote boodschap had gedaan, dan draaide Karel heel snel en behendig mijn broekspijpen dicht, dit om te voorkomen dat de drol zich uit mijn broek zou bevrijden en leverde me zo als een feestpakketje bij mijn moeder in.
Toen we in dit huis woonden gebeurde vlak bij ons huis een vliegtuigongeluk. Hoewel het in oktober 1941 gebeurde en ik dus nog net geen 3 jaar oud was, heeft deze gebeurtenis kennelijk op mij als kind een zodanige diepe indruk gemaakt dat als ik er aan terugdenk er in mijn geest nog beeldflarden tevoorschijn komen, beelden die daar kennelijk op één of andere manier in gebrand zijn, beelden van vlammen en angstig en in paniek schreeuwende mensen.
Ik doel hier op het vliegtuigongeluk, waarbij de commandant van hethet Koninklijk-Indisch leger, de Indische luitenant-generaal Gerardus Johannes Berenschot die, na een bespreking met de Britse maarschalk Robert Brooke-Popham in Batavia enop zijn vlucht terug naar het hoofdkwartier in Bandoeng, zon 5 minuten na het opstijgen van het vliegveld te Kemajoranmet zijn Lockheedvliegtuig( Lodestar in de buurt vanons huis neerstortte op kampongwoningen nadathet vliegtuig eerst nog een klapperboom had geraakt . Hierbij kwamen alle inzittenden om het leven en ook 6 personen, die zich in de brandende huizen bevonden. Gerardus Johannes Berenschot was in Nederlands-Indië de enige commandant van Indische afkomst (Indo) geweest
29-01-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
28-01-2008
Waarom deze weblog?
Waarom deze weblog?
Nadat ik met pensioen ben gegaan (dec. 2003) , ben ik begonnen met stamboomonderzoek. In 2006 ben ik begonnen met een weblog http://blog.seniorennet.be/renepersijn2006/ , waarin ik het één en ander uit de resultaten van mijn onderzoek vermeld.
Tot nog toe kreeg ik vele reacties, primair met verzoeken om meer genealogische informatie, maar opvallend ook veel mailtjes van jonge Indische mensen ( 12-25 jaar), die aangaven, dat ze meer en meer belangstelling krijgen voor de Indische achtergrond van hun ouders en voorouders en daarom ook mijn weblog lazen, waarin niet alleen namen en data staan, maar ook wat achtergrondinformatie.
In de zomer van 2007kreeg ik een beroerte. Bij onderzoek bleek dat ik ook nog een hartinfarct moet hebben gehad, die ik niet had gevoeld. Ik ben sindsdien weer herstellende, maar vooral in de periodevlak na de beroerte kwamen vaak flitsen naar boven van dingen die ik meemaakte in mijn jeugd in Indië. Niet alleen de minder prettige ervaringen, zoals het verblijf in een Bersiapkamp in Cheribon, maar ook leuke ervaringen, bijvoorbeeld in de wijk Kemajoranin het toenmalige Batavia/ Djakarta ( nu Jakarta) waar wij woonden tot aan de repatriëring in 1956.
Ik besloot deze ervaringen op te schrijven, omdat ze misschien wel leuk of interessant zijn voor de jongere Indo's om te lezen, zoals bijvoorbeeld de jongeren die op mijn weblog reageerden/reageren.
Het zijn deze herinneringen/ervaringen die ik op deze weblog plaats.
Met vriendelijke groet,
René L. Persijn
28-01-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek