Geboren in de wijk KEMAJORAN in het toenmalige Batavia. Als verre nakomeling van Claas Persijn, die in 1761 in Amsterdam werd geboren, op 22 juli 1777 per VOC-schip t Huys te Spijk vanaf Texel naar de Oost vertrok, op 2 maart 1178 in Batavia arriveerde en daarna in Rembang heeft gewoond, gewerkt en daar ook is getrouwd, gestorven en begraven, werd ik in 1938 geboren in Batavia, in de bijzondere wijk Kemajoran.
Mijn vader, Johan Eduard (John) Persijn en mijn moeder, Georgine Louise (Sien)van den Broek hadden toen al een zoon van 2 jaar,Johan Marcus Polidor, die ik later in overeenstemming met oud-Indisch gebruik Boengke (van Boeng= broer) zou noemen, ook omdat ik al direct na mijn geboorte voor hem zijn Adik( Broertje) was.Met deze naamgeving werd immers tevens de rangorde bepaald.: Boeng, de GROTE BROER en Adik, het JONGER BROERTJE, het KLEINTJE.
Mijn ouders woonden in die tijd vlak bij het vliegveld van Kemajoran op Vliegveldlaan nr. 110 . In de wijk Kemajoran stonden stenen huizen, typisch Indischehuizen met een koele voorgalerij, een dito achtergalerij met bijgebouwen, maar ook eenvoudiger huizen van deels steen en deels hout, en ook huizen die geheel uit bilik (gespleten bamboe, samengevlochten tot matten en gespijkerd op latten van hout of bamboe) waren opgetrokken., sommige met atapdaken (atap=palmbladeren).
In de kampongs,die vaak aan de (hoofd)straten met stenen huizen grensden, waren de woningen meestal van hout en /of bamboe Daar woonden Indonesische gezinnen. Vaak kwamen de bedienden, die bij een gezin in een stenen huis werkten, uit een kampong in de buurt.
Wij woonden in een stenen huis met links en rechts (Indische) buren ( o.a. de families Mees, Haasse, Scheermeier, Van Delft) en hadden een paar bedienden, waaronder een djongos (huisjongen).
Mijn vader had verschillende hobbys, waaronder het maken en oplaten van grote siervliegers.Hij had ook een klepekan of koepoe-koepoe gemaakt, een vlindervormige constructie, die bij het vliegeren langs het vliegertouw omhoog kruipt, boven aangekomen tegen een knoop in het touw aankomt en daardoor stopt en dan vliegertjes, die hij naar boven in een knijpmechanisme heeft meegenomen, uitstrooit. Mijn vader zorgde er als het even kan voor dat het droppen van die vliegertjes precies boven een kampong gebeurde , dit dan tot groot enthousiasme van de kampongkinderen die al lachend en joelend zon vliegertje probeerden te bemachtigen
Mijn vader had ook een menshoge vlieger gemaakt die een Javaanse vrouw met sarong (wikkelrok) en kabaja (blouse) voorstelde . Toen wij naar het naburige vliegerveldje gingen om die vlieger voor de eerste keer op te laten, droeg de djongos de vlieger achter ons aan. Zijn collega-djongossen uit de buurt lachten hem uit en vroegen of die mooie vrouw zijn toenangan (verkering, verloofde) was. De djongos voelde zich opgelaten en mijn vader heeft hem dan ook daarna deze vlieger niet meer laten dragen .
29-01-2008 om 16:34
geschreven door rene persijn
|