Herinneringen aan mijn geboorteland Ik werd in 1938 geboren in het toenmalige Nederlands-Indië, in Batavia. In 1956 ben ik met mijn ouders, broer en zuster naar Nederland gerepatrieerd. De verhalen op deze weblog gaan over herinneringen aan mijn LAND VAN HERKOMST.
(Door op de foto's bij de artikelen te klikken worden deze enigszins vergroot)
17-06-2008
Adoeh, die katapult !!
Adoeh, die katapult
Tja, het was in Indië een ultieme jongensdroom voor iedere Indische jongen, die net uit zijn tjelana monjet was gegroeid : het schieten met een zelfgemaakte katapult! . De tjelana monjetof apenbroek was een typisch Indisch kledingstuk voor kinderen, meestal met een grote zak voorop waar je heel veel in kon stoppen!). Was je eigenlijk al te groot voor zo n tjelana monjet, dan bleef je die toch vaak nog dragen, juist omdat die grote zak er zat. Daar kon immers je katapult in en ook de munitie ( stenen).
Een katapult bestond uit twee armen (meestal een vorkvormige tak) waartussen een elastiek is opgehangen waarin zich een leertje bevindt. Hiermee kunnen steentjes worden weggeschoten.
Het maken van zo n katapult werd vaak van vader op zoon of van oudere op jongere broer overgedragen.
Mijn eerste katapult maakte ik van een vorkvormige tak van een Djamboe Kloetoek-boom. ( Gujava of psidium guajava).
Het hout werd ontdaan van de bast en goed glad geschuurd. Toen ik het V-vormige hout had gladgeschuurd hield ik het even boven een vlammetje om er zo van die bruine vlamvlekken op te krijgen ( die staan stoer immers ..).
Aan de bovenkant van de twee armen maakte ik met een zakmes (gekocht op Pasar Baroe) een inkeping en bond de uiteinden van het elastiek (geknipt uit een oude fietsband) om de armen, zodanig dat ze in de inkepingen zaten en dus niet konden glijden.
In het midden van de karet (elastiek) werd een stukje leer bevestigd. Daarin kwam straks de munitie ( speciaal uitgezochte stenen).
Toen de katapult klaar was moest er uiteraard eerst mee worden geoefend.
Ik liep naar de overkant van ons huis, waar een groot veld was met alang-alang (tropische grassoort met stugge, scherpe bladeren, kan meer dan 1 meter hoog worden). Er liep een paadje door het veld naar een klapperboom. Eerst maar oefenen op deze boom. Toen het raken van de stam van de boom geen probleem meer was,werd een spijker in de boom geslagen en daaraan een kaleng (leeg blikje) aan een touw bevestigd. Dit blikje werd het volgende object waarop geschoten moest worden.
Wanneer je in staat was om met een air van nonchalance de kaleng acht van de tien keer te raken, dan ging je op jacht. Hierbij was dan de katapult het wapen.
Je prooi varieerde van de mangas ( niet die in je in eigen tuin, maar bij de buren!) tot kalongs ( vleermuizen) of grendo s, de vliegende honden of vleerhonden ( Acerodon jubatus).
Bij de manga s (in Nederland zegt men: mango) ging mijn voorkeur uit naar de boom in het midden van de kampong achter ons huis. Dat waren van die harde, groene mangga s die vaak werden gebruikt in de roedjak (schijfjes onrijp fruit in een hete saus van Javaanse suiker). Gewoon met wat fijngemaakte tjabe rawit (kleine groene pepertjes) met wat zout in je handpalm om de mangga in te dippen, was ook heerlijk .
17-06-2008 om 15:35
geschreven door rene persijn
Topeng monjet of tandak bedes
Topeng monjet of tandak bedes
In het Batavia van na de oorlog ( we woonden tot 1956 aan de Vliegveldlaan, Kemajoran) hoorde je af en toe, vooral in de straten in de buurt van kampongs een eentonig getrommel. Doek doek doek-doek-doek. En dan wist je, dat er een voorstelling werd gegeven van topeng monjet/ monyet, ook wel tandak bedes genoemd. Monjet of monyet is aap en topeng is het Indonesisch woord voor masker. Topeng monjet is een vertoning waarbij een (meestal) kleine aap allerlei kunsten vertoont op commando van zijn baas. Meestal loopt aan het begin van de voorstelling het aapje gewoon rond langs de toeschouwers die in een kring om de aap en de dresseur zijn gaan zitten. Dan roep de dresseur zoiets als Monjet pake topeng ( = aap doet een masker om) en dan pakt het aapje en maskertje uit de hand van zijn baas en zet het voor. Vervolgens zegt de dresseur bijvoorbeeld monjet ke pasar ( = aap gaat naar de markt) en dan pakt het beest een mandje, draagt het aan zijn arm en loopt ermee rond. En de hele voorstelling wordt begeleid door eentonig tromgeroffel door de dresseur. Soms krijgt het aapje ook een pakje of een jurkje aan, gaat het op een stoeltje zitten en springt het door een hoepel. Als de show is afgelopen laat de dresseur de aap met een centenbakje rond gaan om de omstanders te vertederen ( ) en zo geld binnen te halen.
Er werd verteld dat in Oost-Java een dorpje Wates ligt, in de regio Blitar waar veel inwoners zich bezig houden met het vangen en trainen van een bepaald soort aapjes voor de topeng monjet . Een aapje dat in Wates is getraind brengt veel geld op bij de apendresseurs in Batavia, die met het diertje hun dagelijkse kost verdienen.
17-06-2008 om 09:45
geschreven door rene persijn
14-06-2008
De jacht op muskieten en larons
De jacht op muskieten en larons
Toen ik op de HBS (CAS, Koningsplein, Batavia) zat lazen wij tijdens de lessen Nederlands behalve proza uiteraard ook veel poëzie. De leraren Nederlands, waaronder de heren Stam en Nas, brachten door hun enthousiasme bij vele leerlingen hun liefde voor poëzie over , zo ook op mij. Zo lazen we ook een gedicht van de Zuidafrikaanse dichter A.D. Keet. Dit gedicht, getiteld Muskietejag ( Mukietenjacht) heb ik eens voor de klas gedeclameerd, omdat ik het een grappig gedicht vond, niet alleen vanwege de taal (Zuid-Afrikaans), maar ook vanwege het onderwerp: de jacht op een vervelende muskiet.
Het gedicht van A.D.Keet gaat als volgt:
Muskietejag
Jou vabond, wag, ek sal jou kry, Van jou sal net 'n bloedkol bly Hier op my kamermure. Deur jou vervloekte gonsery, Deur jou gebyt en plagery Kon ek nie slaap vir ure.
Mag ek my voorstel, eer ons skei, Eer jy die doodslag van my kry - My naam is van der Merwe. Muskiet, wees maar nie treurig nie, Wees ook nie so kieskeurig nie, Jy moet tog ééndag sterwe.
Verwekker van malaria, Sing maar jou laaste aria - Nog een minuut vir grasie. Al soebat jy nou nòg so lang, Al sê jy ook: ek is nie bang, Nooit sien jy weer jou nasie...
Hoe sedig sit hy, O, die kreng! Sy kinders kan maar kranse breng, Nóu gaan die vabond sterwe... Pardoef! Dis mis! Daar gaan hy weer! Maar dòòd sal hy, sowaar, ek sweer - My naam is van der Merwe
De inhoud van dit gedicht sprak me aan, kwam me bekend voor. Immers, in Batavia, stad aan zee, had je s avonds nog al veel last van muskieten. Je sliep niet voor niets onder een klamboe en voordat je onder dat dak van muggengaas kroop ging je eerst nog op jacht naar muskieten, bijvoorbeeld met de sapoe lidi ( van jou sal net 'n bloedkol bly hier op my kamermure ) of .. veel effectiever met de flitspuit ( Verwekker van malaria, Sing maar jou laatste aria ) De flitspuit, de bij Indische mensen van tempo doeloe zo bekende handspuit, waarmee men in huis door FLIT (insectendodende, vernevelbare vloeistof voor huiselijk gebruik) te vernevelen insecten en dus ook muskieten doodt. Opmerking: FLIT is een merknaam en de flitspuit is naar dit merk genoemd.
En naast al deze voorzorgsmaatregelen stak je voor alle zekerheid ook nog een obat njamuk aan, de in spiraalvorm verkocht insectenwerende pyrethrine. Je plaatst de spiraal op een speciaal standaardje of gewoon om de hals van een lege fles, steekt hem aan en de obat njamuk smeult de hele nacht en houdt de muskieten op een afstand.
Vond ik de muskieten alleen maar lastig, plezier had ik wel met de komst (na een fikse regenbui) van de larons, de gevleugelde termieten, dier na een regenbui uit de grond kruipen en naar het licht toevlogen. Deze laatste eigenschap, daar maakte je handig gebruik van. Je plaatste een emmer water in de voorgalerij, legde een smal latje op de emmer, zette op het latje een kaars en stak die aan. Vervolgens deed je het licht uit, zodat alleen de kaars nog licht gaf. De larons vlogen dan direct naar het kaarslicht toe, hun vleugeltjes verschroeiden en ze plonsden in het water in de emmer. Had je er al voldoende verzameld, dan schepte je de larons uit het water om ze vervolgens te frituren. Heerlijk knapperig en vet .njami njami .
14-06-2008 om 16:47
geschreven door rene persijn
De betjak, HET vervoermiddel in het Batavia van na de oorlog
De betjak, HET vervoermiddel in het Batavia van na de oorlog.
Toen we nog in Batavia woonden (tot maart 1956) was de betjak nog een veel gezien vehikel in de stad (nu verboden in de binnenstad). Deze driewielige fietstaxi, waarbij de passagiers voor de bestuurder zitten,was het vervoermiddel bij uitstek als je ergens heen moest en je geen zin had om te lopen of omdat de afstand te groot was om te voet te gaan . Zo huurden we altijd een betjak om naar het museum (Koningsplein), naar de dierentuin of naar de bioscoop te gaan. Betjaks met of zonder passagiers doorkruisten de straten van de stad en je hoefde slechts voor je eigen deur te staan en een betjak aan te roepen, die op dat moment geen passagiers had te vervoeren. Uiteraard moest er eerst worden getaward ( tawarren=afdingen). Dat was een hele sport, waarbij je niet te snel moest instemmen met het door de toekang betjak ( de bestuurder) voorgesteld bedrag, maar desnoods dreigt naar de concurrentie te stappen. Betjaks genoeg immers! Meestal wordt dan al gauw een veel lagere prijs genoemd. In een betjak kunnen twee, soms ook drie passagiers worden vervoerd, als ze niet al te groot of dik zijn, want dan begint de toekang betjak al bij voorbaat te kreunen en kun je beter meerdere betjaks huren voordat de pas gesloten deal eenzijdig wordt geannuleerd.
Is de deal gesloten, dan kan worden ingestapt. Afhankelijk van het weer wordt al dan niet met een dak van zeildoek gereden. Regent het, dan worden ook de zijkanten en de voorkant van de passagiersruimte bedekt met zeildoek, waarin meestal een raampje van doorzichtig mica is aangebracht.
In de regentijd, als de straten in de wijk Kemajoran, waar we woonden, blank stonden, dan huurden wij, kinderen, vaak een betjak om ons door de straten te laten rondrijden. Dat was een happening op zich! Het geluid van de wielen die door het water kliefden, het water dat aan alle kante hoog opspatte je waande je in een soort motorboot . Meestal wisten we hiervoor wel een toekang betjak te strikken, die het zelf ook leuk vond, want het was zwaar trappen door het water! Als we geluk hadden, dan werden we gereden door de betjakbestuurder Amat , die mijn ouders al kende van de tijd voor de oorlog, toen we nog in een ander huis woonden in dezelfde wijk. Deze man had bovendien ook nog een oogje op onze baboe Tjemiel, dus was hij altijd schappelijk in zijn prijs, vooral als we Tjemiel vroegen om voor ons een deal te sluiten.
Op een zondag zouden we naar de dierentuin gaan. We huurden, na flink tawarren, 2 betjaks. In de voorste zat mijn moeder en broer Johan, in de tweede betjak mijn vader en ik, terwijl zusje Yvonne bij mijn vader op schoot. Toen we een tijdje hadden gereden maakte de bestuurder van de betjak waar mijn moeder en broer in zaten in een tamelijk scherpe bocht een verkeerde manoeuvre, waardoor het voortuig omkiepte en op zijn zij kwam te liggen. Mijn broer was al snel uit de betjak gekropen en terwijl mijn moeder om hulp riep greep mijn broer naar mijn moeders tas. Waarom help je mij niet eerst overeind? vroeg mijn moeder verontwaardigd aan haar oudste (en dus meest verantwoordelijke .) zoon nadat ze zelf met veel moeite uit het voertuig was gekropen. Waarop die laconiek antwoordde: Eerst moet je tas met het geld veilig zijn, anders kunnen we niet naar de dierentuin. En als kleine broer (adik) vond ik toen dat grote broer (boeng) gelijk had ..
14-06-2008 om 16:00
geschreven door rene persijn
Het stond in de kranten geschreven!!
Het stond in de kranten geschreven....
Toen we in Batavia woonden ( van na de oorlog tot maart 1956) was mijn vader geabonneerd op de Javabode en later op de Nieuwsgier. Voor school moest ik voor het vak Geschiedenis en dan in het bijzonder voor het project History in making (docent: Van den Berg) vaak artikelen/foto s uit de krant knippen ( zie ook het artikel De eerste AA-conferentie op deze weblog). Daardoor werd ik (achteraf gezien: heel positief) gedwongen de krant goed te lezen. Natuurlijk sloeg ik daarbij de stripverhalen niet over, al droegen die niet bij aan een verhoging van de kwaliteit van je intellectuele bagage .(aldus de pedagogen ). Zo was er de spannende strip Flash Gordon (tekenaar Alex Raymond), die de spannende avonturen liet zien van Flash Gordon en zijn genootschap, bestaande uit Dr.Hans Zarkov en Dale Arden op de planeet Mongo. En uiteraard ook Tekko Taks (Henk Kabos), Tom Poes en Kappie van de maarten Toonder Studios. Leuk om te zien vond ik ook de kale, maar slimme Henry, getekend door Don Trachte.
Maar genoeg over de strips. Ik moest immers de kranten lezen voor History in making, dus ik moest mijjn aandacht vooral richten op de actuele politieke en culturele gebeurtenissen van die dagen. En die vond ik volop in die twee dagbladen, de Nieuwsgier en de Javabode.
De Nieuwsgier De Nieuwsgier was eigenlijk een ex-kampkrant. In augustus 1945, vlak na de Japanse capitulatie, verscheen het gestencilde nieuwsbulletin de Tanah Abang Bode . Onder leiding van journalist J.G. Gleichman (overleden in 1990) werd dit nieuwsblad dagelijks in het kamp Tanah Abang (Batavia) op een stencilmachine gedraaid en verspreid. In september 1945 verandert de naam in Nieuwsgier, een blad dat al snel uitgroeide tot een opinieblad. In 1948 verschijnt de Nieuwsgier, Ochtendblad voor Indonesië, in gedrukte vorm in krantenformaat. J.G. Gleichman bleef hoofdredacteur tot 1949, toen hij overstapte naar het Nieuwsblad voor Sumatra, waar hij van 1950 tot 1955 werkzaam was. In 1949 / 1950 was Jaap Joppe hoofdredacteur van de Nieuwsgier.
De Javabode. De Javabode, Algemeen Dagblad voor Nederlands(ch)-Indië was een voortzetting van het Bataviaasch Advertentieblad (1851-1852). Verschijningsjaren Javabode : 1852-1942, 1949-1957 In 1932 werd Henri Carel Zentgraaff (1874-1940), die tot dan in Soerabaja woonde en werkte als freelance- journalist, hoofdredacteur en directeur van de Javabode.
In beide kranten kon ik voldoend materiaal vinden voor het History in making-project, zoals uitvoerige verslagen en fotoreportages over de eerste A-A- (Aziatisch-Afrikaanse) conferentie in Indonesia in 1955 , het proces tegen de Nederlandse zakenman Leon Nicolaas Jungschlager, die in 1954 in Djakarta werd gearresteerd onder beschuldiging van het op touw zetten van een samenzwering met het doel de Indonesische regering omver te werpen. Maar ook verslagen van de Tour de France, zoals die van 1955 met bekende namen als Fransman Louison Bobet (Fransman, winnaar in dat jaar), de Luxemburger Charly Gaul, de Belg Stan Ockers en de Nederlander Wout Wagtmans. En natuurlijk ook de voetbalverslagen, maar die werden ook gevolgd via de radio. Door de speaker hoorde je dan namen als Abe Lenstra, Faas Wilkes, Kees Rijvers.
14-06-2008 om 13:41
geschreven door rene persijn
03-04-2008
Sinterklaas, goed heilig man!
Sinterklaas, goed heilig man
Ieder jaar kwam hij weer met het vliegtuig uit Spanje (?) aan en landde dan op het vliegveld Kemajoran, waar ik vlakbij woonde (Vliegveldlaan / Jalan Garuda).
En bijna elk jaar begon hij zijn toespraak weer met de woorden: Ik kom niet alleen als kindervriend, maar ook als een voogd van de vrede, een VREDEVOOGD, warmee hij tevens aangaf wie hij onder zijn tabberd was, wie zijn alterego was..
Immers na de oorlog was het meestal Nico Vredevoogd, die de tabberd aantrok en de mijter opdeed en speciaal voor de kinderen een andere identiteit aannam, namelijk die van de goede Sint
En in die hoedanigheid heeft hij onvermoeid en met veel overgave voor duizenden kinderen een sprookje tot werkelijkheid gemaakt. Hij verscheen niet alleen als de bisschop van Myra op het vliegveld, maar ook op tal van kinderfeesten en daar bracht hij datgene over wat hij ook in de krijgsgevangenkampen op de gevangenen overbracht met zijn zang en voordracht: zijn optimisme en zijn innerlijke blijdschap.
Nico Vredevoogd was zowel vlak vóór als ook na de oorlog een bekende naam In Batavia / Jakarta en verre omgeving.
Via de radio bracht hij vaak gevoelige liedjes ten gehore en met zijnHabis Boelan- en later het A topt Z-cabaret trad hij vaak op.
Na de oorlog woonde hij in een door bloemen en planten omgeven paviljoen, gelegen naast het COMEMO-filiaal op Nusantara, waar hij de filiaalhouder van was.
Zijn kinderen, Wim en Marian, zaten tegelijkertijd met mij op de CAS aan het Koningsplein (Lapangan Merdeka) ( zie ook het artikelOp de CAS op deze weblog), alsmede de kinderen van zijn broer, Nico en Wim.
Nico Vredevoogd, de goede Sint, had als Groninger ook de bijnaam de Indische troubadour gekregen en was als zanger onder de Indos bekend en geliefd.
Op 8 mei 1953 stierfNico Vredevoogd en werd hij begraven op de Begraafplaats Menteng Poelo.
In het Indisch maandblad Tong Tong stond eens onderstaand gedicht over Nico Vredevoogd, geschreven door Piertje Pelikaan:
Nico Vredevoogd
Hij heeft de zang van Nederland
gedragen door het Tropenland,
zijn stem klonk door de radio
vol weemoed van de Domino.
Hij zong zijn milde levenslied
van blijheid en van stil verdriet
met dolifant - die tot besluit-
de kaarsjes doofde .t lied was uit.
Hij heeft gehouden van dat land
haast méér dan van zijn vaderland,
van mensen en van zonneschijn,
van het leven, dat zijn deel mocht zijn.
Hij heeft de taal, die hij zich dacht
al zingende tot ons gebracht
en vond voor t eerzaam dienstbetoon
in zacht applaus zijn eerlijk loon.
Toen is het lied opeens verstild .
Hij heeft dat nooit zo vroeg gewild;
nog eenmaal, voor de laatste keer
ging het gordijn omhoog en neer
Hij zong terwille van de zang,
van dag op dag en jarenlang
en sinds die klank verstorven is,
beseffen wij haar diep gemis.
Hij nam het leven om het lied
en zong en zong .. vergeet dat niet.
Hij kòn niet ongelukkig zijn
bij kleur en klank van zijn refrein .
Zó is dit niet vergeefs gewest,
want stof vergaat, maar niet de geest,
zodat wij zijn herinnering
bewaren als een kostbaar ding.
PIERTJE PELIKAAN
03-04-2008 om 15:16
geschreven door rene persijn
16-03-2008
Het mooiste meisje van de school
Het mooiste meisje van de school
We schrijven 1954. Ik zat op de HBS van de Carpentier Alting Stichting aan de Lapangan Medan Merdeka (voorheen Koningsplein) in Jakarta (Batavia / Djakarta)
Ik hield me (nog) niet echt bezig met het vrouwelijk schoon. Of toch wel? Er was één meisje waar ik toch graag naar keek, Madeleine. Ze zat op de M.M.S. (Middelbare Meisjes School ), van dezelfde stichting. Het gebouw van de M.M.S. stond op hetzelfde terrein als de H.B.S., het Gymnasium en de MULO. Als we pauze hadden dan had Madeleine toevallig ook pauze en stond ze vaak te praten met vriendinnen. Ik stond dan ongeveer 5 meter bij hen vandaan met enkele klasgenoten (waaronder Herman Stam, Eddy Slamet, Fred Corporaal) te pratenen ik ging meestal zo staan dat ik Madeleine goed kon zien. Wat was ze knap .
Uit de opmerkingen die ik van andere jongens hoorde maakte ik op, dat ik niet de enige jongen was, die haar knap vond. Ze was blijkbaar voor een heleboel jongens het mooiste meisje van de CAS!
Maar hoe kon ik haar benaderen?Ik had er geen enkele ervaring mee. Zou ik eerst een keer aan haar vragen of ik haar naar huis mocht brengen? Want ik wist dat ze altijd lopend naar school ging. Maar waar woonde ze eigenlijk?
Ik besloot om die middag, als de school uit was, haar als een soort detective te volgen om te kijken waar ze woonde. Ik was zelf op de fiets, maar die kon ik dan wel zo lang op school laten.
Ik vond het zelf een heel goed plan en toen de bel ging voor de hervatting van de lessen, ging ik opgewekt naar de klas. Geen les, hoe oninteressant ook, kon me uit mijn goede humeur halen.
Toen de school uitging zette ik mijn schooltas vast opde bagagedrager van mijnfiets zodat ik die niet hoef mee te sjouwen op mijn achtervolgingstocht. Ik zou de fiets dan later wel ophalen. Ik zag Madeleine zwaaien naar haar klasgenoten en met de tas over de schouder naar de uitgang van het schoolterrein lopen. Ik liep achter haar aan, niet te snel uiteraard om niet op te vallen en op een afstand, maar wel dicht genoeg om haar niet uit het oog te verliezen. Ze liep de poort uit en ging links af. Dus niet de kant op van het Waterlooplein ( Lapangan Banteng), zoals ik altijd moest fietsen om naar de wijk Kemajoran te gaan waar we woonden. Als het maar even kon, dan verschool ik me telkens eventjes achter een boom. Dit had ik afgekeken van de achtervolgingsscènes in detectivefilms. En bomen waren er toch genoeg .
Toen ik weer eens achter een dikke boom wilde duiken zag ik dat daar al een andere jongen stond, die kennelijk op hetzelfde idee was gekomen als ik, namelijk om Madeleine te schaduwen. Ik kende hem alleen van gezicht. Hij zat een klas hoger dan ik, was een good-looking-Indo, zo eentje met een rijzige gestalte, een lichte huid (koelit langsep), zwart haar en blauwe ogen, een type filmster, Roger Moore bijvoorbeeld
Toen ik hem zag kwam ik tot de conclusie, dat ik bij het dingen naar de gunsten van Madeleine tegen deze Roger Moore geen enkele kans maakte. Ik liep terug naar school. pakte mn fiets en fietste naar huis. Adieu, Madeleine!
16-03-2008 om 08:03
geschreven door rene persijn
14-03-2008
Stoomvaart Maatschappij Nederland
Stoomvaart Maatschappij Nederland
Toen we nog op de Vliegveldlaan 56 woonden en we nog niet wisten dat we eens met het motorschip Oranje van de S.M.N. Stoomvaart Maatschappij Nederland naar Nederland zouden (moeten) vertrekken , had mijn broer Boengke ( Johan Marcus Polydor)al met de S.M.N. te maken.
Na zijn lager schooltijd aan de Javaweg 66 (zie ook het artikel Lopend naar school op deze weblog) ging hij naar de Christelijke Middelbare School aande Sluisbrugstraat ( op nr.11)De naam van deze school werd later (na de souverniteitsoverdracht) omgedoopt tot S.M.P. (Sekolah Menenengah Pertama) Keristen, terwijl de straat vanaf die tijd Jalan Pintu Air heette.
Na zijn schooltijd ging mijn broer werken en wel bij de Stoomvaart Maatschappij Nederland aande Medan Merdeka Barat 3 ( voorheen Koningsplein-West).
De S.M.N. werd opgericht op 13 mei 1870 door onder meer prins Hendrik der Nederlanden.
Van zijn S.M.N.-salaris kocht hij een nieuwe fiets die er wel héél anders uitzag dan de mijne, die voor een groot deel eigenhandig was samengesteld uit onderdelen van diverse gekregen of gevonden fietswrakken van even zo veel verschillende merken en die zich dan ook vaak gedroeg als een monster van Frankenstein, namelijk onberekenbaar en levensgevaarlijk!
Broer Johan begon zijn loopbaan bij de S.M.N. op het Passagebureau op de bagageafdeling. De toenmalige chef van het passagebureau wasde heer Koomen en de directe chef van mijn broer was Frans Soeters (Soeters was trouwens een bekende familienaamin het toenmalige Nederlands-Indië).
Gedurende het laatste gedeelte van zijn loopbaan bij de S.M.N. (we verlieten Indonesia op 19 maart 1956 met de Oranje (vaart nr.56, gezagvoerder J. Lassche) was hij verantwoordelijk voor de aankoop en verzending van drukwerk en kantoorbehoeften voor de S.M.N. en haar agentschappen in Indonesia.
In die periode wasRaden Sulaeman Kusumahdinata zijn directe chef.
Het gebouw van de S.M.N. stondtussen het gebouw van de Radio Republiek Indonesia en dat van het Hoge Commisariaat der Nederlanden, waar we in een later stadium (toen we al wisten dat we zouden repatriëren) voorlichtingsfilms over Nederland zouden bekijken om zo iets meer te weten te komen over ons vaderland, dat we nog nooit hadden gezien.
14-03-2008 om 14:59
geschreven door rene persijn
29-02-2008
Henkie, de vliegerjager
Henkie, de vliegerjager
In het artikel Keesie, (Hollandse) voetbalvriend uit mijn jeugd op deze weblog schreef ik over een Rotterdamse jongen in Kemajoran, mijn voetbalvriend.
Dit verhaal gaat over een andere vriend van mij uit die Kemajoran-tijd. Een vliegervriend.
Henkie was de zoon van een Hollandse vader en een Hollandse moeder. Beiden waren tijdens de oorlog met Japan overleden en hij werd daarna verzorgd en opgevoed door Oma Henkie , die geen echte oma van hem was maar een oude baboe, die bij zijn ouders had gediend en misschien, afgaande op haar leeftijd, die ik schatte op ruim 60, ook al bij zijn grootouders. Ze had een tanig gezicht met heel veel rimpels, die zo mooi en regelmatig over haar gezicht liepen, dat haar vriendelijk gezichtme vaak deed denken aaneenpatjeh.
Ze had voor het huis waar ze met Henkie woonde een stalletje laten bouwen, waar ze gado-gado verkochten zo wat geld verdiende voor zichzelf en haar Henkie.
Aan alles was te merken, dat Henkie en Oma Henkie heel veel om elkaar gaven.
Henkie en ik gingen elke zondagmiddag naar de zondagschool (bij de Haantjeskerk). Beiden kregen we dan van huis wat kleingeld mee voor de collecte ten behoeve van die arme hongerige negertjes in Afrika. Als ik Henkie van zijn huis afhaalde ( we liepen altijd naar de zondagsschool), dan stopte oma Henkie het collectegeld bij Henkie in de broekzak en zei ze steevast tegen ons dat we goed op elkaar en op het geld moesten passen.
Op elkaar passen dat deden Henkie en ik altijd wel, maar op de centen ..
Weet je, de afstandvan huis naar de zondagschoolwas nogal groot (heel Vliegveldlaan af, dan nog de Goenoeng Sari en dan nog die lange Pintoe Besi tot aan de Haantjeskerk) en we kwamen onderweg heel veel kraampjes tegen met lekker koude drankjes en heerlijke hapjes. en soms brandden de centen in onze broekzakken. Dan keken Henkie en ik elkaar aan en zonder er woorden aan vuil te maken begreep de één de ander en werd wat van het collectegeld (niet alles natuurlijk!. De rest was voor die arme negertjes) bij een stalletje omgezet in en koele dronk of een lekkere pittige hap. Ik moet hier eerlijkheidshalve bekennen, dat ik me helemaal niet bezwaard voelde, want ik rekende mezelf ook tot het minder draagkrachtig deel van de wereldbevolking.
En of de drankjes en hapjes wel hygiënisch waren klaargemaakt, dat heb ik me nooit afgevraagd en Henkie kennelijk ook niet.
Behalve mijn zondagsschoolmaatje was Henkie ook een goede vliegerjager(boeaja lajangan). In Kemjoran werd veel en vaak gevliegerd. Niet alleen met siervliegers, maar ook met vechtvliegers. Een huisvriend van ons, Hendrik Jellema, was één van de djagos(kampioenen) van Kemajoran.
Bij het vechtvliegeren (adoe lajangan)gaat het er om elkaars touw door te slijten, door te snijden, door je eigen touw schuins op het touw van de ander te plaatsen en vervolgens te vieren(als je draad boven op de draad van je tegenstander lag )of juist in te halen (als jouw draad onderlag). Een mooie, snelle duikvlucht kon heel effectief zijn als je meteen en heel snel je draad kon vieren, zodat de ander geen tijd kreeg om zich te verdedigen.
Om een echte djago te kunnen worden, waren enkele dingen belangrijk:
Je moest eenvlieger hebben, die zowel onbeweeglijk in de wind kan blijven hangen, als nauwlettend de bewegingen van je hand kan volgen en dus snel kan duiken of stijgen, en naar links of rechts kan uitwijken; De vlieger moet dus goed uitgebalanceerd zijn In het goed uitbalanceren van de vlieger werd veel tijd geïnvesteerd.
Je touw moet bestaan uit sterk naaigaren aan één stuk, dus niet van aan elkaar geknoopte restjes ( das voor vliegerende meiden!) ; bij voorkeur TjapGajah( naaigaren met een olifant als handelsmerk)
Dat garen werd dan gegelast ( van glasgruis voorzien).
Het garen wordt hiervoor voorzien van een scherpe coating door het door een mengsel van kah (chinese houtlijm en fijngestampt glas te trekken.
Hendrik had de allerbeste *gelasan-mix van de stad, in elk geval van heel Kemajoran en dan uiteraard volgens eigen zeggen. Zijn geheim receptbestond naast de basisingrediënten (kah en tot fijn gruis gestampt glas) nog uit een speciaal ingrediënt, namelijk een flinke eetlepel kippenpoep( tembelek ajam). Dit werd heel zorgvuldig ( er mocht gen zand meekomen) uit het kippenhok geschraapt en heel goed door het glas-kahmengsel geroerd .
De kah werd tot een vloeibaar papje gekookt en vermengd met glasgruis . Bepalend voor de kwaliteit van je gelasan ( zo werd het gecoate draad genoemd) was de verhouding kah-glasgruis en het soort glas. Hendrik gebruikte doorgaans flessenglas, anderen gaven de voorkeur aan lampenglas
De draad werd eerst tot een bol opgewonden (verglijkbaar met een kluwen wol) in de gelasan-mix gedoopt en het uiteind van de draad aan de pagger (heg) vastgemaakt en het bolletje weer afgewonden terwijl je met je vinger de glasmnix weer van de draad veegt en de draad al heen en weer lopend aande pagger ophangt .En dan de draad maar laten drogen in dezon. Als de draad droog is, wordt die draad opgewonden op een groot blik om tijdens het vliegeren het touw gemakkelijk te kunnen vieren. Meestal werd hiervoor een groot Blue Bandblik gebruikt.
Henkie was een rasechte en loepzuivere boeaja lajangan, een vliegerpiraat. De boeaja-lajangans zijn de jongens die afwachten tot een vlieger na een gevecht neerdwarrelt om dezezo mogelijk in te pikken. Wie de vlieger het eerst te pakken had, werd de nieuwe eigenaar van de vlieger en meestal kon je dan de vlieger voor een zacht prijsje(!) weer aan de vorige eigenaar verkopen, vooral als die vlieger een goed uitgebalanceerde en daardoor ook een goed wendbare vechtvlieger was.
Henkie was als jongen van Hollandse afkomst groter en sterker dan zijn Javaanse leeftijdsgenoten en hij was dan ook dikwijls de eerste die een neerdwarrelende vlieger te pakken kreeg.De boeaja-lajangans hadden bijna allemaal hun glahs (stokken) bij zich. Henkie had een lang bamboestok met aan het eindeeen haakje van ijzerdraad om de vlieger bij de driehoekige bedrading te kunnen pakkennog voordat de vlieger de grond raakte .
Met Hendrik Jellema had Henkie een deal gesloten, dat als Henkie een vlieger van Hendrik te pakken zou krijgen hij deze aan Hendrik zou teruggeven zonder dat Hendrik hiervoor hoefde te betalen. Ik had zo n idee dat voor deze deal Henkie door Hendrik die veel ouder en sterker was onder druk was gezet,.zo in de trant van: Als jij mij voor mijn eigen vlieger laat betalen, ik poekoel jou, ja, Belanda? ( dan sla ik je, hè, Hollander ) En Henkie was wel groot en niet gauw bang, maar hij was geen vechtersbaas, maar eerder een pacifist pur-sang.
Als de vliegertijd begon en de vechtvliegers weer door de blauwe lucht kliefden dan was Henkie heel alert.Hij tuurde dan naar de vliegers die allerlei capriolen maakten en als de strijd tussen twee ( of soms meer tegelijk)vliegers begon, dan kwam Henkie in een soort trance . Hij volgde met kennersblik het titanengevecht in de lucht en wist vooraf meestal al aan te geven welke vlieger straks het onderspit zou delven. Dan verstevigde hij zijn greep om de bamboestok. Als de vlieger inderdaad naar beneden dwarrelde, dan kon Henkie uiteraard stiekem naar de plek hollen waarvan hij dacht dat het de ladingsplaats van de vlieger zou worden maar Henkie hield zich aan de erecode onder de vliegerjagers. Je waarschuwde namelijk de anderen dat er een vlieger naar beneden aan het zeilen is en dus bulderde deze jongen van Hollands bloed, maar een echte anak Kemajoran (kind van Kemajoran) : Lajangan pedot! ( een vlieger is los van zijn draaad!) en dan zette hij het op een lopen, op weg naar de buit!
En in de meest gevallen won Henkie de strijd om de vlieger en was er voor hem weer geld te verdienen
( Behalve bij Hendrik dan )
Toen ik in 1979 voor het eerst uit Nederland (waarheen we in 1956 repatrieerden) naar Indonesia terugging en ook een bezoek bracht aan de Vliegveldlaan in Kemajoran, waarschuwden de toenmalige bewoners van nr. 56 Henkie die nog steeds in hetzelfde huis woonde waar hij vroeger met oma Henkie verbleef, dat ik er was. Hij kwam, wij begroetten elkaar en hij vertelde me dat hij enkele dagen daarvoor had gedroomd, dat ik weer in de Vliegveldlaan (toen Jalan garuda) zou terugkomen en ziedaar, zijn droom kwam uit!. Hij was inmiddels getrouwd, had een paar kinderen en was Moslim geworden. Op dat moment zat hij ook midden in de Puasa (Islamitisch vastentijd)
Deze uit Hollandse ouders geboren anak Kemjoran was dus in Kemajoran gebleven en is één van hen geworden.Saluut, mijn vriend
29-02-2008 om 17:11
geschreven door rene persijn
28-02-2008
Cultuursnuiven
Cultuursnuiven.
Toen we in Kemajoran woonden gingen we onder leiding van vader Johan Persijn ook wel eens cultuursnuiven.
Dat deden we bijvoorbeeld in het Nationaal Museum, Koningsplein-West.
Het gebouw was ook bekend als Gedung Gadjah ( het gebouw van de olifant) omdat in de voortuin een groot beeld van een olifant stond, een geschenk van Koning Chulalongkorn van Siam (Thailand), die het beeld in 1871 schonk.
Op 24 april 1778 werd in Batavia het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen opgericht door o.a. Jacob Cornelis Matthieu Radermacher (geb.1741 in Den haag, overleden 1783 aan boord van aan schip op weg van Batavia naar Holland, op de Indische Oceaan) als dochter van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem.
Het doel was niet de bevordering van kunsten en wetenschappen omwille van de kunst en wetenschap, maar om ze in dienst te stellen van het algemeen nut.
Vanaf 1868 werd het gebouw aan het Koningsplein betrokken en officieel geopend. In 1923 kreeg het genootschap het predikaat Koninklijk.
In 1928 werd door het Koninklijk Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen ter gelegenheid van zijn 150-jarig bestaan nog een feestbundel uitgegeven (in twee delen) bij Uitgeverij G. Kolff, Weltevreden, Batavia (bijBatavianen een bekende naam, evenals uitgeverij Van Dorp).
In het museum probeerden broer Boengke (Johan) en ik dan de beelden die er stonden (bijvoorbeeld van Ganesha, de Hindoestaanse godheid met het olifantenhoofd, de god van kennis en wijsheid of van Garoeda, een mythisch wezen, half mens half adelaar, uit de Hindoeïstische mythologie) na te tekenen in een tekenblok, die we van vader hadden gekregen. Ik gebruikte de schetsen die ik maakte ook op school (H.B.S., CAS) voor de tekenles. Daar werkte ik ze dan uit in houtskool of Oost-Indisch inkt.
We gingen op de fiets naar het museum of we huurden een betjak (fietstaxi). Je kon met drie personen wel in één betjak, want moeder was niet zon cultuursnuiver.
We reden dan van de Vliegveldlaan en Marinelaan, langs het kanaal (Schoolweg-Noord) en de Postweg, voorbij het Wilhelminapark linksaf de Citadelweg op, dan rechtsaf Koningsplein-Noord op (langs het Decapark) en zo naar Koningsplein-West.
Het museum bezat onder meer een groot aantal beelden van diverse periodes uit de rijke historie van het Indisch archipel.
Door een kleine expositie die ik bij één van de bezoeken aan het museumzag over het leven en werk van Raden Adjeng Kartini (1879- 1904), Javaanse aristocrate en voorvechtster van de rechten van de vrouw, raakte ik zo geïnteresseerd in haar dat ikboeken van en over haar las en op school in het kader van de geschiedenislessen ook een werkstuk aan haar had gewijd.
In 1900, vier jaar voor haar dood, sprak Kartini nog de volgende woorden:
En al zal ik dan zo gelukkig niet zijn het einddoel te bereiken, al zal ik halverwege reeds bezwijken, ik zal gelukkig sterven, want de ban is dan toch gebroken en ik heb meegeholpen aan het leggen van deweg, die leidt naar de vrijheid en zelfstandigheid der Inlandse vrouw.
28-02-2008 om 17:38
geschreven door rene persijn
27-02-2008
De sapoe lidi
De sapoe lidi
De sapoe lidi, een bezem gemaakt van de nerven van palmbladeren, was een vast attribuut in de Indische slaapkamer. Nadat de insecten (vooral muggen) met de flitspuit waren gedood, werden de dode beestjes met de sapoe lidi van het bed geveegd.
Maar dezelfde sapoe lidi was ook een geducht wapen in de hand van een boze Indische moeder.
Ze kon er zo fijn mee zwiepen op je billen of op je blote benen. En mijn moeder kon er deskundig mee overweg, dat had ik vaak genoeg ondervonden.
Dus toen ze op die bewuste dag weer met een krampachtige trek op haar gezicht naar de sapoe lidi greep ( ik weet niet eens meer wat ik had uitgespookt!) wachtte ik de aanval niet af, maar rende het huis uit, door de poort en toen de straat op
Snel keek ik nog achterom om te zien of mijn moeder in de tuin was blijven staan, maar neen, ze stondal op straat en zette grimmig de achtervolging in. Dus .. blik op oneindig en doorrennen maar .
Omdat mijn moeder me naschreeuwde: Ik krijg je wel!, kwamen nieuwsgierigen naar buiten en bleven anderen, die op straat liepen of fietsten, staan om niets van het schouwspel te missen.
Onder het rennen hoorde ik enkele mensen lachen en het duurde niet lang of iedereen scheen de slappe lach te hebben. Kennelijk was het een koddig gezicht om een boze vrouwmet een bezem in de handachter een vluchtend bruin jongetje te zien rennen.
Ik stopte even en keek snel achterom. Mijn moeder was zon 5 meter achter me blijven staan en had ook de slappe lach gekregen. Haar armen hingen langs haar lichaam en tranen biggelden over haar wangen van het lachen. Blijkbaar had ze nu ook door dat de hele situatie iets had van een slapstick. Haar gelach en die van de omstanders werkte aanstekelijk op me, want al snel gierde ik het ook uit van het lachen. Het was inderdaad een rare situatie, dacht ik.
Al lachend liep ik terug naar mijn moeder, die nog steeds niet was bijgekomen van het lachen.
Ze keek me aan, draaide zich zwijgend om en liep weer naar huis en ik achter haar aan. Sommige omstanders klapten, kennelijk blij dat de situatie in mijn voordeel was veranderd. Ik zwaaide en boog breed glimlachend naar hen om hen tebedanken voor hun support.
Mijn moeder zwaaide de tuinpoort open en ik liep voor haar langs de tuin in. Toen zwiepte ze de poort met een zwaai dicht en siste me toe: Je dacht zeker, dat ik niet meer boos meer ben, hè? Heb je verkeerd gedacht. En de sapoe lidi striemde met kracht op mijn blote benen. Ik schreeuwde. Niet zo zeer van pijn, maar van kwaadheid. Ik was kwaad op mezelf. Ik was argeloos in de val getrapt. Kennelijk had ik toen niet voldoende inzicht in de diepe zieleroerselen van een boze Indische moeder. Of misschien zijn die ook wel nooit te doorgronden Adoeh soedah, laat maar .
27-02-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
26-02-2008
Koeda loemping
Koeda loemping
Tot de merkwaardigste dingen die ik inmijn jeugd in Batavia ooit heb gezien, behoort zonder twijfel een uitvoering van de zogenaamde koeda loemping of Koeda Lemping ( wat letterlijk plat paardbetekent). Javaans: Jaran kepang of Jaranan
Niet ver van ons huis vandaan, tegenover een Chinese warong, vond regelmatig zon voorstelling plaats. Ik vond het altijd interessant om zo show te zien al begreep ik er niet veel van.
Bij zon voorstelling treden dansers op, die een van bamboe gevlochten paard berijden.
De nogal wilde dans van de ruiters ( soms met een masker op)wordt begeleid door eentonigtromgeroffel. Na een tijdje raken de dansers (door de dans en het tromgeroffel ) in een trance.Als ze zo ver zijn lopen de ruiters op blote voeten door smeulend vuur, dat daar van te voren is aangestoken. Er worden flessen stukgemaakt en het glas aan de ruiters gevoerd, die het inslikken. Soms nemen de ruiters een oude lamp in hun mond om daar al krakend op te kauwen en door te slikken. Het eten van glas wordt afgewisseld met een maaltijd van hooi.
Ik stond er meestal verbijsterd naar te kijken. Ik nam toch maar liever iets anders in mijn mond, zoals een heerlijke ijslolly van doerian. Maar ieder zijn voorkeur
De dans zelf verbeeldt de strijd tussen goed en kwaad al kon ik die lijnniet altijd ontdekken. De voorstelling werd meestal gegeven door 4 of 8 paarddansers.
Aan het eind van de dansvoorstelling werden de ruiters door een begeleider weer uit hun trance gehaald en ging men rond met een centenbakje.
Alleen van glas en gras kun je niet leven, ja toch?
Deze dans komt voort uit heel oude riten en gebruiken.
In Cheribon (waar ik tijdens de oorlog met moeder en broer bij opa en oma inwoonde) werden in de kampong ook vaak van dit soort voorstellingen gegeven. Ook daar werd het koeda loemping genoemd in tegenstelling tot in Bandoeng waar het Koeda kepang werd genoemd. In Cheribon bestond de muzikale begeleiding meestal uit een klein gamelan-orkest, in Bandoeng uit een angkloeng-orkest ( bamboe instrumenten).
26-02-2008 om 16:00
geschreven door rene persijn
25-02-2008
Het witte doek..... To the movie...
Het witte doek
Toen we op Vliegveldlaan 56 kwamen wonen was er zo vlak na de oorlog een nijpend woningtekort in Batavia. Je moest daarom vaak een woning delen met andere gezinnen.
Behalve de Javaanse familie Salimin woonde er op Vliegveldlaan 56 ook nog de heer van Oorschot, een uit Dordrecht afkomstige ordonnans van de Koninklijke landmacht en zijn Siamese (Thaise ) vrouw.
Met meneer van Oorschot mocht ik vaak achterop zijn motorfiets, een zware HD (Harley-Davidson)een ritje maken.
Zijn vrouw nam me vaak mee naar de film. Ze ging graag naar de film en omdat meneer vaak weg was voor zijn werk en ze niet graag alleen naar de bioscoop ging, nam ze me mee. Mijn moeder vond dat prima, want dan was Adeetje ( zo noemde ze me altijd) in elk geval onder de pannen.
Mevrouw van Oorschot had een voorkeur voor wat romantische films, dus heb ik met haar diverse films gezien met de legendarischeDorothy Lamour in de hoofdrol.
Ook schitterde Dorothy, samen met Bob Hope en Bing Crosby in de Road to -films, zoals Road to Morocco en Road to Bali, die mevrouw van Oorschot en ik ook beide hebben gezien. Deze min of meer komische films, waarin veel werd gezongen, waren in die tijd overal en ook in Batavia enorm populair.
Met broer Boengke ( officieel heet hij: Johan Marcus Polydor, maar dat is te ingewikkeld) heb ik o.a. de film gezien The day the earth stood still, een film uit 1951 met Michael Rennie en Patricia Neal, een zwart-wit science-fictionfilm.Voor deze film was zoveel belangstelling, dat Boengke en ik al heel vroeg ( bijna 2 uur voor aanvang van de voorstelling) voor de bioscoop in de rij moesten staan om een kaartje te bemachtigen. Als je later kwam, dan was je aangewezen op een duurder kaartje van de tukang tjatoet ( de zwarthandelaar). Toen de loketten werden geopend werd er plotseling geduwd, gedrongen, geschreeuwd en gescholden.
Een man riep: Orang Indonesia kambing!( Indonesiërs zijn geiten). Het werd een complete chaos. Boengke en ik moesten ons echt schrap zetten om niet onder druk van de massa te bezwijken. Gelukkig stond er een TNI-soldaat achter me, die beschermend zijn arm om me heen sloeg, anders was ik gevallen en onder de voet gelopen.
Uiteindelijk konden we toch een kaartje kopen en de zaal binnengaan, onze haren (thuis nog netjes gekamd nadat er pomade door heen was gehaald) door elkaar gewoeld en onze kleren gekreukeld, maar verder gelukkig onbeschadigd. Door deproblemen bij het kopen van de kaartjes genoten we des te meer van de spannende film over een ruimtewezen die de aarde kwam waarschuwen om geen oorlog meer te voeren ( de film werd gemaakt vlak na de Tweede Wereldoorlogen aan het begin van de Koude Oorlog).
Boengke en ik gingen ook wel naar de Tarzanfilms kijken. Voor mij persoonlijk was Johnny Weissmuller de beste Tarzanvertolker ooit. Ik heb na de films met Johnny Weismuller nog films gezien met Lex Barker in de rolvan Tarzan, maar die Tarzan was voor mij toch niet écht!
Ook met mijn vader ging ik wel eens naar de film. Zo gingen we eens naarde film Guadalcanal Diary van regisseur Lewis Seiler uit 1943,
In de film spelden o.a. Anthony Quinn en William Bendix mee.
De film ging over een groep mariniers van diverse pluimage, gevolgd vanaf hun rekrutering tot aan de hel vanGuadalcanal. De Slag om Guadalcanal leidde tijdens de Tweede Wereldoorlog tot de verovering door Amrikaanse strijdkrachten van het door Japanner bezette eiland Guadalcana in de Stille Oceaan.
In die tijd hanteerde men in Indië (Indonesië) bij de fimlkeuring 3 leeftijdscategorieëen: alle leeftijden, 13 jaar en ouder en 21 jaar en ouder.
Er waren in Batavia veel bioscopen in de hele stad verspreid, zoals in Glodok (Chinese wijk), regio Pasar Baroe, regio Pasar Senen, Goenoeng Sari ( Cathay-bioscoop), Decapark, Pintu Besi enz. met voor Batavianen bekende namen als:
Rex, Metropole, Capitol, Centraal, Globe (Pasar Baroe), Decapark, Menteng Bioscoop (in de wijk Menteng), Grand (op Kramat)
25-02-2008 om 12:37
geschreven door rene persijn
24-02-2008
Goelali tioep
Goelali tioep
Hoe het eigenlijk officieelheet weet ik niet, ik noemde die lekkernij gewoon goelali tioep (= geblazen suikerwerk).
Stel jeeen man voor met een kraampje. Hij smelt suiker in een pannetje en net als een glazenblazer blaast hij figuurtjes uit de gesmolten suiker. Hiervoor gebruikt hij vormpjes.
Hij legt een bolletje van de vloeibare zoetigheid in de door de koper (dus door mij) gekozen vorm en blaast het bolletje op totdat de suiker het vormpje aan de binnenkant geheel bedekt.
Dan prikt hij een stokje in het figuurtje en blaast er even over om het af te koelen. Daarna krijg je het figuurtje- op- een- stokje tegen betaling van een paar centen.
Wel, ik had een paar centen, verdiend met de verkoop van lege flessen aan de toekangbotol, de opkoper van lege flessen. Dus liep in door de kampong achter ons huis naar de pasar waar de man met de goelali tioep zijn kraampje had.
Ik bestelde een goelali-tioep in de vorm van een haan en de man ging aan de slag. Hij roerde in het pannetje met gesmolten suiker en met een houten spatelletje haalde hij er een bolletje uit en stopte dat in de vorm. Hij blies het bolletje op en prikte tenslotte een stokje door de lekkernij en blies er daarna wat overheen om het af te koelen. Ik betaalde hem en nam de goelali in ontvangst.
Iets verdrop stond een laag betonnen paaltje. Ik ging daarop zitten om wat naar de drukte op de markt te kijken, ondertussen genietend van mijn goelali.
De goelali-man had na mijn aankoop even geen klanten en liep naar een boom. Daar aangekomen haalde hij zijn geval uit zijn broek en deed een flinke plas. Ik hoorde van de plaats waar ik zat de urine tegen de boom en op de grond kletteren. De man moest kennelijk hoog nodig en tja, wat moet dat moet, nietwaar? Er was daar en toen nog geen verbod op wildplassen.
Ik keek aandachtig toe. Toen de man klaar was, schudde hij met een verheerlijkt gezicht nog even na en borg alles toen weer netjes op. Inmiddels waren er twee meisjes bij de goelali-kraam komen staan die kennelijk ook een zon lekkernij wilden bestellen.
De man hoorde aandachtig hun bestelling aan en ging aan het werk. Zonder zijn handen te hebben gewassen, constateerde ik. Toen hij het suikerbolletje begon op te blazen, dacht ik even nog: Wat voor soort adem heeft die man?
Ik dacht ook nog even aanwat zijn handen daarnet deden toen hij bij de boom stond, maar het waren slecht vluchtige gedachten.
Ik stond traag op, keek nog eens aandachtig naar mijn goelali-op-en-stokje en liep al likkend aan de lekkernij langzaam weer naar huis. Een bekend gezegde luidt:Wat niet weet, wat niet deert, maar voor mijngoelali gold: Ook al weet je het en zie je het,
het deert toch niet. Ja toch ?
24-02-2008 om 10:46
geschreven door rene persijn
Djadjan
Djadjan, een Indische (on)hebbelijkheid.
Djadjan (snoepen van de straat) Welke Indo in Indië heeft zich er nooit aan bezondigd?
Natuurlijk vroeg menige Indozich wel eens af:Waarom snoepik toch van de straat? Maar op deze vraag kreeg je geen antwoord of wilde je geen antwoord horen.
Je kon het niet laten, ook alkookte je eigen moeder of de kokkie minstens net zo lekker en zeker hygiënischer .
Je deed het gewoon, gedreven door een innerlijke, niet de te definiëren drang . .
En het begon vaak al vroeg in de morgen, als de dagelijkse stroom van verkopers en verkoopsters op gang kwam en door je straat kwam. Of je bracht ( zoals ik vaak deed) zelf een bezoek aan die ene verkoper iets verderop in de straat, die van de heerlijke kuwe soetil maakt, die heerlijke gele kokospoffertjes, die je dampend op een pisangblad krijgt geserveerd, bestrooid met wat geraspte kokos. En je bestelde daarbij dan meteen een kopi toebroek, lekker zoet.
Of je wachtte op die vrouw met die tampah (een soort mand met een lage rand, gevlochten van bamboe) op haar hoofd, de gado-gado-verkoopster, die de maaltijd voor je snufferd klaarmaakte en op jou verzoek er ook nog dideh (bloedkoek)bij sneed.
Soms had je meer trek in nasi goerih (nasi oedoek), ook in de straat in die ene warong onder die waroeboom (Hibiscus tiliaceus)te bestellen. Die heerlijk gekruide en in santen (kokosmelk) gestoomde rijst, die in een pisangblad werd geserveerdmet sambel van groen rawits (pepertjes) met azijn, gebakken uitjes, reepjes dadar (omelet). Als je het bestelde, dan liep het water je al in de mond .Een zalig ontbijt voordat je naar school moest om rijen Franse woorden uit je hoofd te leren of bij wiskunde moest bewijzen wat te bewijzen was!
En de hele dag door werd je aan die heerlijke verleidingen blootgesteld: Es Shanghai (geraspte ijs met vruchtjes en siroop), tjendol, es kelapa kopjor (ijs met siroop en jonge kokos), es lilin (waterijsjes).
Tegen de avond kwamen nog andere heerlijkheden letterlijk aan je neus voorbij: Bami goreng, martabak, roedjak toemboek, taugégoreng,,,te veel om op te noemen.
En het gekke was, naast je gewone maaltijden thuis, ontbijt, middageten, avondeten, kon er altijd nog wel wat bij. Je stopte alleen als je geld op was, ja toch?
Toen dacht je nog niet aan zaken als natrium- en vetgehalte, cholesterol en er was (voor zover ik weet althans) nog geen controle door de keuringsdienst van waren.
Je bestelde, je smulde en je genoot nog na that was it! Het leven was zo simpel .
24-02-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
23-02-2008
Kemajoran I
Kemajoran ( I)
East is East and West is West and in Kemajoran the twain shall meet
( vrij naar : Rudyard Kipling (18651936)
Ik hoorde pas veel later, dat Kemajoran door Jan Pietersz. Coen speciaal was opgericht voor de gemengd-Europees-Inheemse mensen aangezien in zijn tijd het aantal gemengdbloedige kinderen uitgroeide tot een heuse bevolkingsgroep.
In feite heeft de Indisch Nederlandse cultuurruim 3 eeuwen geleden zijn licht gezien in Kemajoran, de grote wijk van Batavia, die de gemengdbloedigen kregen toegewezen met aan het hoofd van deze speciale wijk een uit hun midden gekozen burgemeester "De MAJOR (burgemeester) der Mixtiezen". Vandaar ook de naam ke-MAJOR-an ( gebied van de burgemeester) Kemajoran was dus van het begin afaan een buurt waar halfbloeds woonden en had heel lang een slechte reputatie., niet in het minst vanwege de vele vechtpartijen die daar plaatsvonden.
In Kemajoran ontstond de melancholieke krontjongmuziek, maar hier ontstondook de poekoelan Kemajoran, een vechtkunst tot op de dag van vandaag, ontstaan in de 17de eeuw in het VOC-tijdperk van Jan Pieterszoon Coen. Immers toen al werden de Indos door hun gemengd bloed anders behandeld door enerzijds de Europeanen en anderzijds de inheemse bevolking. In die woeste tijd werden conflicten beslecht door daadwerkelijke gevechten en werden de Indo's vaak gedwongen om zich te verdedigen.
Van regeringszijde werd oogluikend de verkoop van mixtiezenkinderen toegestaan. In het jaar 1676 kwamen er uit Holland orders waarin uitdrukkelijk stond vermeld dat Indische kinderen of mixtiezen onder geen beding gelijke rechten mochten hebben als de outlanders (uit Europa geïmporteerde Hollanders,Totokkers).
Kemajoran werd allengs de wijk van de outcast, de mensen in wie het Hollands bloed stroomde , maar door Holland niet voor vol werden aangezien.
Kemajoran ,de wijk van de Indos, van hen die qua afstamming behoorden tot twee werelden, de wijk waar ik was geboren en waar ik thuis hoorde en me ook thuis voelde of zoals de Indo placht te zeggen: Senang, omdat ook ik een kind was van twee werelden, afstammeling van een Amsterdams geslacht weliswaar, maar in wie ook het oosters ( Javaans, Madoerees, Chinees) bloed stroomt.
Toen we in de Vliegveldlaan kwamen wonen bleekook die straat zoals zovel straten in Kemajoran de oorlog niet ongeschonden te zijn doorgekomen.Diverse huizen, die voor de oorlog nog in al hun Indische pracht stonden te pronken in deze buurt,waren afgebroken, platgeschoten of platgebrandEn de opengevallen plekkenwareninmiddelsop een snelle en agressieve manier ingenomendoor alang-alang,en wild struikgewas.
En ook de zuivelfabriek van DENUO, die tegenover ons huis (Vliegveldlaan nr. 110) stond was er niet meer. Waar voorheen de machines stonden te draaien, stond nuzon 80 cm. hoog de alang-alang.
Maar er werd in de straat ook weer en nieuwe fabriek gebouwd, de de ASPRO-fabriek. Kortom, de wijk zag er anders uit dan vóór de oorlog, maar de sfeer en het karakter waren dezelfde gebleven. Het was niet alleen mijn geboortegrond, maar ook mijn dierbare thuisgrond .
Tegenover onze nieuwe woning op nr. 56 lag nu ookeenalang-alangveld, al waren daar ook een paar warongs gebouwd van bilik (vlechtwerk van gespleten bamboe) met atap-daken ( palmbladeren).
Deze warongs waren niet die ik regelmatig bezocht als ik geld had .Hun assortiment was beperkt tot djadjanan (snoeperijen), die mijn smaakpapillen niet bijzonder konden strelen.
Neen, dan ging ik liever naar de verkopersdie voor de Chinese warong stonden zon 300 meter van ons huis vandaanals ik de poort uitkomend linksaf ging of de verkopers die hun stalletje haddenvoor de Chinese warong rechts van ons huis (ongeveer 30 meter).
Eerst maar een bezoek aan de locatie rechts van onshuis. Deze Chinese warong was, net zoals die links van ons huis en net zoals de meeste Chinese warongs , een winkeltje waar je de alledaagse boodschappen kon doen zoals rijst, olie,zout, boter, ketjap, etc.
Wat mij meer aansprak waren de stalletjes die vóór deze warong stonden. Zo stond er altijd een stalletjewaar koewé soetil werd verkocht eensoort gele poffertjes, waarvan het deeg in plaats van met melk met kokosmelk was gemaakt. Deze koewé soetil heb ik vaak voor ontbijt gehaald.Lekkerder dan brood!
En dan en kopje koffie toebroek erbij.
Verder stond er voor de warong ook altijd een mannetje, die gado-gado verkocht. Ik was een grote fan van hem en wanneer ik een portie gado-gado bij hem bestelde, mocht ik zelf in de bak met rawits (kleine hete pepertjs) graaien en het aantal bepalen (voor mij goed heet!).Als ik aan de beurt was dan gooide ik de door mij uitgezochte en van hun steeltjes ontdane rawits in de platte tjobek (vijzel) . De verkoper maakte de rawits fijn met de oelek (stamper) nadat hij er wat trassi (garnalenpasta) en wat zout had bijgedaan, dan deed hij er twee eetlepels dikke pindapasta bij en verdunde het sausje met wat water, niet te dun, de saus moet lekker stevig zijn. Dan deed hij er wat ketjap (sojasaus) bij en wat citroensap, Hiervoor gebruikte hij djeroek nipis ( kleine lemoen).Als de saus klaar was begon hij met het snijden van de overige ingrediëntenWat gebakken tahoe (tofu) en tempé (sojabonenkoek) ging in de saus, gekookte kangkong (waterspinazie), geblancheerde taugé en (wat ik zelf heel lekker vindt) gekookte paré ( bittere komkommer) en komkommerschijfjes. Daarna werd alles door elkaar gehutseld en in een pakje van bananenblad gewikkeld, waarna het pakje werd dichtgemaakt met een biting (stukje nerf van en palmblad waaraan een scherp puntje is gesneden) en kreeg ik het pakje mee. Thuis in de voortuin heerlijk smikkelen.
Let op: U heeft hierboven zo maar ( voor niks!) een recept gekregen., leuk toch?
Voor de Chinese warong links van ons in de straat stonden veel meer stalletjes. En allemaal het bezoeken waard!
Zo stond er een man met een draagbaar stalletje die taugé goreng verkocht (met ontjom!), een roedjak-verkoper, een stalletje waar men frisdrank en ijs verkocht, kortom er was daar genoeg keuze, afhankelijk van mijn budget op dat moment.
De ijsverkoper verkocht o.a. ijs Shanghai, en soort sorbet van stukjes fruit en schraapijs, overgoten met wat limonadesiroop ( ik koos meestal de groene,palasiroop, met de smaakvan nootmuskaat)en gecondenseerde zoete melk.
Ook zat er s avonds regelmatig een saté-verkoper en ( alleen overdag) een man diejamboe aer ( de kleine roze soort) verkoopt, waarbij je bij aankoop ook zout, gemengd met gemalen rawit krijgt, waarin je de jamboes kunt dopen, voordat je ze opeet.
(voor het vervolg zie het artikel Kemajoran II op deze weblog)
23-02-2008 om 10:34
geschreven door rene persijn
Kemajoran II
Kemajoran ( II) (vervolg van Kemajoran I)
Tussen de alang-alang op de plekken waar vroeger huizen stonden vond je resten puin, glasscherven, roestige blikken en vuilnis. Het was dan ook riskant om op die veldenop je blote voeten te lopen, wat ik dan ook beslist niet deed, ook al had ik een gruwelijke hekel aan schoenen aan mijn voeten, of het nu lakschoenen waren van een schoenenstalletje op Pasar Baroeof gympies van de Bata-winkel op Senen.
Gelukkig waren er in de alang-alangvelden in de loop der tijd wat paadjes uitgesleten door bewonersvan de kampongs die achter de huizen lagenen diezo, lopend op hunsandalen of klompen, een kortere weg hadden gecreëerd vanaf de geasfalteerde straten zoals de Vliegveldlaaannaar de kampongs die daarachter lagen .
De Vliegveldlaanwas een lange weg, die in en wijde boog langs het vliegveld loopt . Wanneer je voorbij het vliegveld doorlooptkruis je de brede Goenoeng Sa(ha)riweg. aan de andere kant loopt de Vliegveldlaan uitop de Marinelaan die verderop weer de Goenoeng SA(ha)riweg kruist.Op de hoek Marinelaan-Goenoeng Sari ligt het Marinecomplex waaromheen een hoge muur is aangelegd. De Goenoeng Sariweg was de brede weg, die richting Antjol en Tandjong Priok leidde.
Ik liep graag langs de paadjes in de alang-alangveldennaar de kampong, waar de mensen je op den duurherkenden en ook leerde kennen en je altijd weer met een vrolijk allo sinjo begroeten. Ik voelde me op mijn gemak tussen de mensen in de kampong en sprak ook hun taal. Zo gebruikte ik bijvoorbeeld veelvuldig het stopwoordje dong, dat typisch voor die streek was. djangan, dong ., Nanti, dong .
Op deze paadjes door de alang-alangvelden naar de kampong heb ik ook op de fiets van mijn moeder het fietsen geleerd, meestal met vrolijk gelach en stimulerend gejuich begeleiddoor de bewoners van de kampong, die zo mijn vorderingenbij hettemmen van de stalen ros van dichtbij (eerste rang! ) hebben meegemaakt, dit in tegenstelling tot mijn moeder, die niet meemaakte en zelfs hier niets van wist, omdat ze dan haar middagdutje deed. Immers alleen als ze sliep kon ik haar fiets lenen
Toen we op nr. 110 woonden (vóór de oorlog) hadden we een paar bedienden ( een baboe een kokkie, een djongos) maar na da oorlog, was alles veel duurder geworden en dus ook het personeel. We hadden op de Vliegveldlaan 56 dan ook maar één bediende, een baboe, die Tjemiel heette. Als kind noemden we haar wel eens Schlemiel, omdat ze latah was. Latah is een psychische aandoening, waarbij men de zelfbeheersing verliest en dwangmatig woorden of zinnen van een gsprekspartner herhaalt of acties van anderen imiteert. Opvallend is ook dat lijders willoos opdrachten van anderen opvolgen. En hier maakten we als kind gebruik van of, achteraf bezien, MISBRUIK door Tjemiel opdracht te gevenom de borden die zij in haar handen had te laten vallen of haar op te dragen bepaalde woorden te zeggen, die wij zelf niet in onze mond mochten nemen op straffe van een lel met de sapoe lidi (bezem van de nerven van palmbladeren) of de bakiak (houten klomp) . Wat kunnen kinderen soms wreed zijn.
Zoals ik al opmerkte voelde ik me senang in deze wijk. Onder mijn vrienden uit Kemjoran waren behalve Indos ook totoks en Javaanse jongens. Kennelijk leefde ik in overeenstemming met het karakter van Kemajoran in twee werelden, die ik onbewust in mezelf verenigde. Hebben mijn ouders daarvanmisschien iets voorvoeld toen ze me behalve René ook nog als tweede naam de naamLouis meegaven. Louis, de Franse vorm van het Hebreeuwse Levi, dat de betekenis heeftde twee tot één maken.de twee verenigen.
Enkele van mijn Hollandse en Javaanse vrienden wil ikgraag in aparte artikelen aan u voorstellen, namelijk de Hollandse Jongens Keesie en Henkie en de Javaanse jongens, Soegito, Soemarmin en Soetedjo.
23-02-2008 om 10:25
geschreven door rene persijn
De Chinese warong
De Chinese warong
In het artikel Kemajoran I op deze weblog had ik al vermeld dat zowel links als rechts van ons huis Vliegveldlaan 56 in Kemajoran een Chinese warong (warung) stond.
Onze groenten en fruit kochten we meestal op de pasar (markt) in de kampong achter ons huis. Maar voor levensmiddelen als rijst, olie, boter, zout e.d. gingen we naar één van die Chinese warongs. Als ik de boodschappen moest doen ging ik liever naar de warong links van ons in de straat, want die was ruimer van opzet en had een groter assortiment, waaronder diverse soorten snoep (!).
Ook verkocht deze warong ijsblokken. De grote ijsblokken, geleverd door de plaatselijke ijsfabriek werden bewaard in een cementen bak, bekleed met lood (ook de binnenkant van het deksel) en in jutezakken en zaagsel gelegd, dit om het smelten in de tropische hitte zoveel mogelijk tegen te gaan. Als je het ijs kocht ( voor in je dranken, want we hadden geen koelkast) werd een stuk ijs afgezaagd, er werd een touwtje aan gebonden en je kon het zo, aan een lusje in het touw dragend, meenemen.
De eigenaar verkocht ook heerlijke manisans ( geconfituurd fruit) en asinans (fruit in azijn, meestal met sambal vermengd), maar ook sigaretten, die je per stuk kon kopen (dan wordt een doosje geopend en het aantal sigaretten dat je kocht eruit gehaald). Als je niet zoveel geld had te spenderen was dat wel zo gemakkelijk!
Hij verkocht diverse merken sigaretten , zoals Zipper, Barking Dog, Players, Miss Blanche en natuurlijk de kreteksigaretten ( met kruidnagel) en de toen zeer populaire Escort.
Over Escort werdhet grapje gemaakt,dat de naam een afkorting was van: Een Sof Cigaret Onder Regerings Toezicht en van achteren naar voren: Toch Rookt OnzeCommandant Spoor Escort. (Generaal Simon Hendrik Spoor was in die tijd opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten in Indië)
Als je de warong binnenkwam dan rook het altijd zo lekker naar gereh (gedroogde, gezouten vis).
Rijst kocht je bij de Chinees per liter. Hij had dan een maatbeker van 1 liter ( of een halve liter voor kleine eters). Hij schepte dan met de maatbeker rijst uit een bak en de rijst die te veel was voor de maatbeker werd er met een stokje afgeschoven.
Oom Coen, een oudere broer van mijn vader, logeerde eens een tijdje bij ons (hij zat toen bij de NEFIS ( Netherlands Forces Intelligence Service), de inlichtingendienst van het leger) en ging met mij mee om boodschappen te doen bij de Chinees. Mijn oom had toen net in 3 maanden tijd Chinees geleerd en begon met de eigenaar van de warong in het Chinees te koeterwalen (ik verstond er niets van!). Toen hij daarna naar sigaretten vroeg en door een zoon van de eigenaar werd geholpen, kwam de eigenaar bij me staan en fluisterde me toe: Je oom spreekt heel goed Chinees .. Ik glom van trots .
23-02-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
Keesie, (Hollandse) voetbalvriend uit mijn jeugd.
Keesie, (Hollandse) voetbalvriend uit mijn jeugd.
Eén van mijn Kemajoran-vrienden, die ik hier aan u wil voorstellen, was Keesie
Hij heette eigenlijk Kees, maar omdat hij nogal klein van stuk was voor een Hollandse jongen ( geboren in Rotterdam) noemde ik hem Keesie. Hij had een stevige, gedrongen gestalte en een open vrolijk gezicht met stroblonde krullen en lichtblauwe ogen.Mijn Javaanse vrienden noemden hem si Boeleh ( de witte)of gewoon Anak Londo (Kind van Holland) . Keesie sprak maar enkel woorden Maleis Tidak (Neen)en Djangan (Niet doen), maar dat vond hij kennelijk voldoende om naar al te opdringerige Javanen toe zijn territorium af te bakenen
Ik leerde Keesie kennen via de sportvereniging van de kerk. Mijn vader was namelijk jeugdouderling geworden van de Protestantse Haantjeskerk (Pniëlkerk) op Pasar Baroe ( zie ook het artikel De Haantjeskerk op deze weblog) en voortvarend als hij was begon hij meteen met het organiseren van sportactiviteiten voor de jeugd, zoals volleybal, voetbal, kastie, korfbal. Daar leerde ik Keesie kennen en het klikte meteen tussen ons. Toen we de eerste keer van het voetballen naar huis reden, kwamen we tot de ontdekking dat we beiden in dezelfde straat woonden, alleen woonde hij aan het begin van de Vliegveldlaan, dicht bij de spoorwegovergang. Waarom zijn familie als Hollands gezin in Kemajoran is komen wonen is mij nooit duidelijk geworden.
Als we naar sport gingen dan haalde hij me altijd af, ook al moesten we op weg naar het sportveldweer langs zijn huis, zodat hij de afstand van zijn naar mijn huis twee keer moest afleggen.
Keesie reed opeen degelijke Hollandse fiets, een stevige stoere bruinrode Gazelle, compleet met verlichting, standaard en fietspomp, die zijn ouders voor hem uit Holland hadden meegenomen, terwijl mijn fiets eigenhandig was samengesteld uit onderdelen van diverse gevonden of gekregen fietswrakken van even zo veel verschillende merken. Een soort monster van Frankenstein. En zo gedroeg mijn fiets zich af en toe dan ook: onberekenbaar en soms levensgevaarlijk.Toch vroeg Keesieme heel vaak van fiets te wisselen als we naar sport gingen, want de mijne was een doortrapper enzon fietsis pasechtstoer immers!
We trainden met de kerkclub op het veld bij de Haantjeskerk of op het Waterlooplein (zie ook het artikel Waterlooplein op deze weblog) , vlak bij de grote kathedraal, bij de meeste Batavianen wel bekend. Dit was ook het plein waar later de Amerikaanse opwekkingsevangelist Billy Graham duizenden mensen zou trekken met zijn vlammende preken, ook nonnetjes en pastoors.
Met de voetbalclub deden we onder de naam De Haantjesook mee aan een jeugdcompetitie die door de voetbalclub BVC, de Bataviaasch(e) Voetbal Club, was uitgeschreven( zie ook het artikel Aanvallen !!op deze weblog) .
BVC, de club die door de in Batavia alom bekende en gerespecteerde Paatje Versteegh werd opgericht.
Aan de wedstrijden, die op het veld van BVC werden gehouden, deden veel jeugdclubs mee, onder andere de Molukse vereniging Mena Moeria. "Mena Moeria"is ook de strijdkreet van de R.M.S. (Republik Maluku Selatan/ Republiek der Zuid-Molukken), die streed voor een onafhankelijk en vrij Zuid-Molukken.Letterlijk betekent deze kreet: Voor - Achter, in de zin van: Wij vormen samen een onverbrekelijk geheel
Wij verloren altijd van het elftal van Mena Moeria..Zij hadden immers veel meer techniek in huis omdat mijn vader, die onze trainer was, ons die niet kon bijbrengen, om de doodeenvoudige redenen dat hij zelf nooit gevoetbald had en de spelregels uit een boekje heeft moeten leren. Ook van voetbaltactiek had hij nog nooit gehoord.
We hadden donkerblauwe broeken en lichtblauwe shirts met op de zak een wit schild met een rode, geborduurde haan. De shirts waren oorspronkelijk wit( opPasar Senen gekocht), maar mijn vader had ze lichtblauw geverfd in een verfbad waarbij ik mocht helpen en de donkerblauwe haantjes had hij zelf erop geborduurd.
Voetbalschoenen hadden we niet, dus voetbalden we altijd op blote kakkies. Onze rechtback, Boy Ripassa, had zich de gewoonte aangemeten om met omhooggekrulde tenen te punteren. Wat ik ook probeerde, dat kunstje lukte me niet, want als ik dat deed kneusde ik onherroepelijk mijn tenen, zodat ik me maar toelegde op het schoppen met binnen- en buitenkant voet. Op die plekken werd dan ook al gauw eelt gevormd.
Op een dag stond weer een wedstrijd tegen MenaMoeria op het programma. Waarschijnlijk met het verlies van de vorige wedstrijden tegen deze Molukse club in hun achterhoofd waren diverse spelers van ons team niet komen opdagen . Mijn vader kon dan ook maar 8 namen op het wedstrijdformulier invullen en dat was het minimum aantal spelers dat je moest opstellen om een wedstrijd te mogen spelen. Kom je er geen 8 opstellen, dan werd je club reglementair als verliezer beschouwd. Wij konden dus de wedstrijd beginnen. Ik was keeper (de echte keeper was niet komen opdagen) en Keesie linksback. Hij was trouwensde enige back, want zijn collega- back was één van de afwezigen Ook de halfs (rechtshalf, midhalf en linkshalf) en de voorhoede (rechtsbuiten, rechtsbinnen midvoor, linksbinnen en linksbuiten)waren niet compleet, dus we hadden voordat we begonnen al een enorme afstraffing ingecalculeerd.
In die tijd was er nog geen sprake van een 4-3-3 of een 3-4-3 systeem. In het doel stond de keeper, vóór hem stonden de linksback en de rechtsback en daar weer voor de linkshalf, de midhalf en da rechtshalf en in de voorhoede de linksbuiten, de linksbinnen. de midvoor, de rechtsbinnen en de rechtsbuiten. Thats it!
Ondanks dat we maar 8 spelers haddenbetraden we vol goede moed het veld. Het begon nog te regenen ook . De lucht was donker en er wachtte ons een echte tropische regenbui.
Het werd zoals verwacht een eenzijdige wedstrijd, waarbij de triomfantelijke en superieure grijns op de gezichten van onze Molukse tegenstanders, die fel afstak tegen de verbeten en grimmige trek op onze smoelwerken omdat we toch probeerden er nog iets van te maken .Voordat de scheidsrechter het startsignaal gafkwam Keesie naar me toe en fluisterde met een licht Rotterdam accent:Elke bal die richting jou komt die ram ik wel naar voren toe. Ik knikte dankbaar.
En Keesie hield woord, hij rende van links naar rechts en elk bal die in mijn richting kwam, die knalde hij naar voren onder het uitstoten van een soort indianenkreet, waarschijnlijk geïnspireerd door de aanhangers van onze tegenstander, die af en toe vanafde kantfanatiekMena moeria schreeuwden om hun ploeg aan te moedigen . En het ging harder regenen.Het water plensde op het veld als mandiwater (mandi = baden) uit de gajoeng (waterschep)Er lagen hier en daar al grote plassen op het veld, dat langzaam aan in een modderbad veranderde en waarin de bal vaak bleef steken
Keesie werkte zich letterlijk te blubber. Door de vele slidings die hij moest maken zat hij helemaal onder de vettige modder. Je kon niet meer zien dat onder die bruine smurrie een blonde Hollandse jongen schuil ging. Ook zijn gezicht was bruin van de modder. Toen hij heel even dichtbij me stond nadat hij weer onder het slakenvan een ijselijke kreet de bal uit het doel had weggeramd , ontwaarde ik in dat vuilbruine masker, waarachter zijn gezicht zich verborg, twee helder blauwe ogen. Keesie Wat mij het meest raakte was de blik die ik in die blauwe ogen zag. De blik van een echte onverschrokken fighter., poekoel teroes! En ik wist daar en toen dat Keesie, de Hollandse jongen uit Rotterdam een echte anak Kemajoran was geworden. Saluut sobat!
23-02-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
22-02-2008
Ondel-Ondel
Ondel-Ondel (spreek uit als: ondèl- ondèl)
Een ondel-ondel is een grote pop met een persoon erin, die door twee gaatjes in de buik van de pop voor zich uit kan kijken.
De ondel-ondel is een soort symbool voor de autochtone inwoners van Batavia (Jakarta), de orang Betawi, en isgeëvolueerd tot een soort mascotte voor de stad.
De ondel-ondels , meestal bestaande uit een mannelijke en een vrouwelijke pop en liepen en lopen door de straten van de stad op hoogtijdagen.
Ze waren/ zijnmeestal tussen de 2 en 2,5 meter hoog met een diameter van 80 cm. , zijn fel en feestelijk gekleurd, hebben een masker voor hun gezichten haar, gemaakt van de nerven van kokosbladeren.
Het masker van de mannelijke pop is rood gekleurd en dat van de vrouw wit. op het masker van de man prijkt een enorme snor.
De vrouwelijke pop draagt de traditionele sarong.
Op de jaarlijks in de maand juni gehouden Jakarta Fair, waar een grote markt is, eetstalletjes met typisch Jakartaans eten,traditionele dansen, vuurwerk etc. ontbreken de ondel-ondels niet.
Toen wij in de 50-er jaren nog op de Vliegveldlaan (Jalan Garuda) woonden, kwamen de ondel-ondels wel eens door onze straat lopen op weg naar eenbruiloft of een ander groot feest in de kampong om daar het feest op te luisteren. Ze werden dan begeleid door wat muzikanten. Een man met een grote, zware trom gaf het loop- en dansritme aan. De grote poppen liepen dan dansend door de straten en wij, kinderen, liepen er ook dansend achteraan.
Heel vroeger liepen de ondel-ondels rond om boze geesten te verjagen.
En als ik terugdenk aan de gezichten van die ondel-ondels, dan kan ik me best voorstellen dat de boze geesten van hen schrokken en op de vlucht sloegen!
.
22-02-2008 om 10:30
geschreven door rene persijn
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek