Herinneringen aan mijn geboorteland Ik werd in 1938 geboren in het toenmalige Nederlands-Indië, in Batavia. In 1956 ben ik met mijn ouders, broer en zuster naar Nederland gerepatrieerd. De verhalen op deze weblog gaan over herinneringen aan mijn LAND VAN HERKOMST.
(Door op de foto's bij de artikelen te klikken worden deze enigszins vergroot)
20-07-2008
De Tjiliwoeng
De Tjiliwoeng
We hebben ze op school in Indië moeten leren, de rijtjes met namen van bergen, eilanden, rivieren. Zo kenden we de namen van de rivieren Tjiliwoeng, Tjitaroem, Tjimanoek enz. uit het hoofd. Maar de Tjiliwoeng (nu: Ciliwung) kenden wij, Batavianen, niet alleen vanuit het aardrijkskundeboek, maar ook van ZIEN, van RUIKEN en van VOELEN, ja toch?
We kennen als Anak Betawi (Kind van Batavia) zeker allemaal wel de gekanaliseerde Tjiliwoeng tussen Noordwijk en Rijswijk, waar het altijd druk was met mensen die hun kleren wassen of zelf een bad nemen in het bruine water. Verderop doet iemand, hurkend op een stenen trapje dat naar het water voert, een grote boodschap in het water. Adoeh, zucht je dan, alles ken dese .
En de Tjiliwoeng op Meester Cornelis. Gegrift in het geheugen.
In de Tjiliwoeng heb ik ook de eerste beginselen van het hengelen geleerd. De vangst bestond meestal uit lilihs, zoetwatermeervallen [zie ook het artikel " Daar bij de waterkant op deze weblog].
De Tjiliwoeng ontspringt vlakbij de Poentjak (Puncak), ook bekend bij veel Batavianen, die in het weekend in de bergen en koude neus wilden halen en stroomt zeewaarts naar het Noorden via Buitenzorg (Bogor) met de bekende Plantentuin naar de Baai van Batavia, stromend langs de weg van Goenoeng Sari naar Priok.
Nadat de VOC zich in 1609 in het toenmalige Jacatra aan de Tjiliwoeng vestigde werden al snel huizen aan de Tjiliwoeng gebouwd.
Nadat Jacatra was vernietigd en aan de monding van de Tjiliwoeng een nieuwe vestiging werd gesticht noemde J.P.Coen haar Nieuw-Hoorn (naar zijn geboorteplaats), maar de Heren XVII besloten de plaats Batavia te dopen, een erenaam voor Holland die refereerde aan de dappere, vrijheidslievende Batavieren: de mythische voorvaderen van de even dappere en vrijheidslievende Hollanders ten tijde van de Tachtigjarige oorlog.
Batavia groeide uit van een fort en wat huizen aan de Tjiliwoeng tot een drukke volle stad, ontworpen volgens een rationeel, geometrisch patroon met grachten, straten, pleinen, kerken, een stadhuis.
Maar de Tjiliwoeng bleef de levensader van de stad.
Tjiliwoeng, ik weet het. Zij is niet te vergelijken met de Bengawan Solo in Midden-Java, de rivier waar een lied over is gemaakt. Maar voor mij blijft de Tjiliwoeng gegrift in mijn herinnering, niet alleen als de levensader van Batavia, maar ook als die van mijn jeugd in Nederlands-Indië.
20-07-2008 om 09:54
geschreven door rene persijn
19-07-2008
Djagoeng bakar,adoeh enak sekali!!..
Djagoeng bakar,adoeh enak sekali ..
(Geroosterde maïs, wat heerlijk!)
Welke Anak Betawi kent die verkopers van djagoeng bakar (geroosterde maïs) niet. Ze zaten met hun houtskoolroostertje en hun maïskolven aan de kant van de straat. Bijvoorbeeld op pasar Senen, op pasar Baroe, aan het Koningsplein of zo maar in een willekeurige straat. Ook in de Vliegveldlaan (later Jalan Garuda) , waar we toen woonden, zat er zon man voor een Chinese toko. De baas van de toko had er alle belang bij, dat de man daar voor zijn winkel zat. Immers als iemand een maïskolfje had gekocht was de kans aanwezig, dat hij of zij daarna nog de Chinese winkel bezocht en al kluivend op de kolf ook nog iets anders bij de Chinees kocht.
Het rook altijd zo lekker als je langs de maïsverkoper liep. Ik kreeg steevast trek van de geur alleen al. En dan voelde ik snel in mijn broekzakken of er nog wat centen in zaten, genoeg om zon heerlijke geroosterde maïskolf te kopen . En als dat inderdaad het geval was, dan ging ik bij de man in de buurt op mijn hurken zitten (djongkok) en bestelde een geroosterde maïskolf. " Dengan garam, pak" (Met zout, pak). Hij knikte dan terwijl hij met zijn kipas (waaier van bamboe) het vuur van de rooster nog even aanwakkerde.
Dan nodigde hij me uit om zelf een kolf uit te zoeken uit de grote bak die bij hem stond, die hij dan van me overnam en van de schutbladeren ontdeed. Daarna bestreek hij de kolf met wat zoutwater met behulp van een kwastje (meestal van kokosvezels) en legde die dan op het vuur.
Af en toe draaide hij de kolf om en bestreek die nogmaals met zoutwater. Ik zei hem dan, dat ik de maïs het lekkerste vond als die goed donker geroosterd waren. Weer knikte de man, want je kon het krijgen zoals je het hebben wil. De klant is koning ook bij hem.
Als mijn maïskolf klaar is, lekker bruin geroosterd, betaal ik de afgesproken prijs en neem ik de djagoeng bakar dankbaar en gretig in de hand om er lekker aan te knabbelen.
De eigenaar van de Chinese warong staat in de deuropening van zijn winkel. Ik zwaai naar hem. Vandaag koop ik niets bij hem, helaas, want mijn geld is op .
19-07-2008 om 13:22
geschreven door rene persijn
18-07-2008
In de kampong
In de kampong
Batavia was in de jaren 50, toen we daar nog woonden aan de Vliegveldlaan, een stad van nieuwe wijken (Kebajoran Baroe) en moderne gebouwen, maar ook van kampongs. Ook achter de Vliegveldlaan lagen de kampongs met hun nauwe straatjes van verharde grond en hun huisjes van hout of bilik (gevlochten bamboe) met daken van oude dakpannen, golfplaat of atap (palmbladeren). In de kampong heb ik leren fietsen omdat ik daar geen last had van ander verkeer, maar wel aandacht kreeg (en vaak ook aanmoedigingen en aanwijzingen) bij mijn eerste pogingen om de fiets van mijn moeder, die dan haar middagslaapje deed, onder controle te krijgen.
De kampong, waar de tijd scheen stil te staan en men nog tijd en aandacht had voor elkaar.
Ik was daar heel graag en maakte vaak een praatje met de bewoners, die me niet zelden uitnodigden om wat te drinken of te eten. Daar proefde ik ook voor het eerst het gerecht dat de kampongbewoners met een vorm van zelfspot sajoer orang miskin noemden, "groentegerecht voor de armen".
De verzuchting " What is in a name?" gaat wat mij betreft zeker voor deze sajoer op. Ik vond en vind de sajoer orang miskin één van de lekkerste gerechten bij de witte rijst. Een sajoer van kangkong, tahoe, tempé en lombok idjo (groene pepers). Voor de armen .. maar met een rijke smaak!
In de kampong leerde ik ook de allerkleinste boengs kennen, de nazaten van Europeanen met vaak alleen nog hun Europese namen die naar hun afkomst verwezen , maar volkomen geïntegreerd in het kampongleven. Vaak zonder werk en dikwijls uit noodzaak scharrelaars geworden, die allerlei spullen kochten en met (kleine) winst weer verkochten en hun vele vrije tijd invulden met vliegeren (met glasdraad), hanengevechten houden of sleutelen aan een oude auto die ze ergens voor een prikje op de kop hadden getikt. Daarbij rookten ze kretek of zware Van Nelleshag.
Hoewel ze nog Europese, vaak Nederlandse, namen hadden, konden ze doorgaans niet meer met officiële papieren aantonen dat ze Europeaan waren. Veel van hen bleven dan ook achter toen enkele jaren later de repatriëring van de Indische Nederlanders begon (zelf vertrokken we in 1956 naar Nederland), omdat zij niet konden bewijzen dat ze Nederlander (of andere Europeaan) waren.
De allerkleinste boengs, nog lager op de sociale ladder dan de kleine boengs, die tenminste nog een baantje hadden als lage ambtenaar of laaggeplaatste employé bij een groot bedrijf.
Deze allerkleinste boengs, zo noem ik ze maar gemakshalve, woonden meestal in een kampong, hadden een Inlandse vrouw en een rijtje kinderen en geen uitzicht op een regelmatige en goedbetaalde baan, veelal omdat ze ook de opleiding daarvoor misten.
Nu ik hier in Nederland sinds 2003 bezig ben met mijn stamboom ( zie ook mijn weblog: http://blog.seniorennet.be/renepersijn2006/ ) en in mijn Indisch verleden graaf denk ik heel vaak aan hen, de allerkleinste boengs,die in Indonesia zijn blijven wonen en geen enkele kans meer hadden om naar hun vaderland te gaan, maar wiens voorvaderen, evenals de mijne, eens vanuit hun geboorteland naar het verre Oosten trokken, misschien met de gedachte daar fortuin te kunnen maken.
Allerkleinste boengs, saluut!
18-07-2008 om 17:08
geschreven door rene persijn
17-07-2008
Laan Trivelli( anno 2008: Jalan Tanah Abang II)
Laan Trivelli ( anno 2008: Jalan Tanah Abang II)
Toen we vanuit Cheribon (Bersiapkamp) in Batavia kwamen wonen, kwam Hendrik Jellema bij ons inwonen. Hij verhuisde ook mee naar de Vliegveldlaan.
Zijn ouders( vader en stiefmoeder) en nog thuiswonende broers en zuster woonden toen op de Laan Trivelli, waaraan ook de Prinses Julianaschool stond.
In Laan Trivelli waren de huizen relatief groot met garage en paviljoen ( zowel garage als paviljoen werden vaak ook bewoond). Hier woonden na de oorlog meestal grotere gezinnen of meer gezinnen in één huis. Ook de familie Jellema was tamelijk kinderrijk (in die tijd bestond het gezinuit vader en moeder Jellema, Hendrik, Victor, Bas, Raul, Paul, Otto en Meitie.
We kenden de familie Jellema al uit de tijd dat we (tijdens de oorlog met Japan) bij opa en oma van den Broek in Cheribon woonden toen onze vader in Japan was krijgsgevangen.
In de Laan Trivelli was in de tijd van de oorlog met Japan ook de ingang van het beruchte Tjidengkamp, een Japanse interneringskamp voor vrouwen en kinderen ..
Vanaf april 1944 stond het kamp onder commando van kapitein Kenichi Sonei, die verantwoordelijk was voor veel gruweldaden. Na de oorlog werd Sonei gearresteerd, en op 2 september 1946 ter dood veroordeeld.
Laan Trivelli (Tjideng-buurt) lag ten Westen van het Koningsplein. Als ik daarheen fietste reed ik vanaf Koningsplein-West ter hoogte van het Hoofdkantoor van Politie westwaarts de Museumlaan in en reed dan zo rechtdoor naar Laan Trivelli.
Laan Trivelli, Laan de Bruin Kops, Laan de Riemer en Gang Thomas verbonden de Tanah Abang met Tjjideng-Oost. en liepen vrijwel parallel aan elkaar.
Tussen Laan Trivelli en Laan de Riemer lag Kebon Djahé (met de bekende passar) en ten Zuiden van laan de Bruin Kops lag het complex van de BPM (Bataafse Petroleum Maatschappij).
In Laan de Riemer vestigden in 1902 de Vrijmetselaars een school, daarbij het startsein gevend voor hun werk in Batavia.
Deze school verhuisde later naar Koningsplein-Oost en werd bekend als de CAS (Carpentier Alting Stichting) ( zie ook het artikel "Fietsend naar school" in deze weblog)
17-07-2008 om 00:00
geschreven door rene persijn
16-07-2008
Hoera, de rantang!
Hoera, de rantang!
Welke Indo die zich zijn of haar jeugd in het toenmalige Nederlands-Indië nog herinnert, heeft niet een herinnering, in welke vorm dan ook, aan de onvolprezen RANTANG (zie foto), de etensdrager.
Soms werd de rantang gebruikt om eten te halen in de waroeng makan ( eethuisje) of bij de Chinees als de kokkie afwezig was en moeder geen tijd (of zin) had om te koken. Ook kwam wel eens één of andere kookgrage tante (hoeft niet persé familie te zijn) langs om ons de resultaten van haar kookexperimenten te laten proeven. "Tjoba ja, of lekker dese ." (Proef maar eens of dit lekker is).
Toen we na de oorlog in Batavia woonden aan de Vliegveldlaan hadden we maar één baboe, omdat bedienden toen schaars en duur waren. Meestal waste ze de kleren en kookte ook nog, wat voor de oorlog in menig Indisch gezin de taak was van de kokkie.
Een djongos (huisjongen) hadden we al helemaal niet meer. Om maar te zwijgen over een kebon (tuinjongen). Neen, na de oorlog was het behelpen en zelf de handen uit de mouwen steken ..
Toen we een tijdje geen baboe hadden, omdat de vorige wegens familieomstandigheden ontslag had genomen en we nog geen vervangster hadden sprak mijn moeder af, dat we warm eten zouden laten brengen, d.w.z. eten-halen-buitenshuis. Meestal gebeurde dat bij een wat oudere Indische dames, die eten kookte en bij wie je een abonnement kon nemen voor een dagelijkse warme maaltijd. Je moest dan opgeven voor hoeveel personen de maaltijd was bestemd en wat je persé niet wilde eten. Dat laatste was in ons gezin geen probleem, want we vraten van alles.
Het eten werd dan elke dag op hetzelfde tijdstip aan huis bezorgd en dat gebeurde met de rantang.
Als de rantang kwam was het gauw even kijken wat er vandaag weer op het menu stond. Dat was elke keer weer een aangename verrassing. In de onderste (grote) pan zat meestal de rijst. De kookmevrouw (nu zouden ze haar een cateringdame noemen) gaf er meestal een sajoer bij, een sambal goreng en een droog gerecht, zoals empal, gereh, kroepoek, lalap.
De rantang roept bij mij sindsdien altijd gevoelens op van: verrassing en lekker smullen.
Leve de rantang!
16-07-2008 om 08:32
geschreven door rene persijn
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek