Omdat jij wist dat ík het was En niet jouw laatste liefde, de knapste van de klas Omdat jij blozend voor me stond, naïef en van de kook Omdat jij smoorverliefd was, daarom was ik het ook
Omdat je bij me blijven wou, ondanks mijn bot gedrag Die vrijgezellendrift gepikt hebt, elke dag Omdat je maling aan de mensen had, aan geroddel en gestook Omdat jij zo graag trouwen wou, daarom wou ik het ook
Omdat je door bleef vechten, op het randje van de dood De vrede, teder leven, in je armen sloot Omdat je onomwonden het huwelijksbed in dook Omdat jij zo graag kinderen wou, daarom kreeg ik ze ook
Omdat je leven kunt met mij zoals ik ben Omdat jij altijd anders bent dan ik denk dat ik jou ken Omdat jij jouw heilig vuur niet verstikken laat in rook Omdat jij weet wat liefde is, daarom weet ik het ook
Lieg alsjeblieft niet tegen me niet over iets groots niet over iets anders. Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt want dat is nog vernietigender.
Lieg niet over de liefde iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen. Liever word ik bedroefd dan dat je liegt want dat is nog bedroevender.
Lieg niet tegen me over gevaar want ik voel toch je angst en wat ik gewaar word is waar of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker.
Lieg niet tegen me over ziekte liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies in één van jouw lieve verzinsels want daarmee verlies ik me dieper.
Lieg niet tegen me over sterven want zo lang we er nog zijn vind ik dat toegangsloze niet mededelen wat je denkt erger en zo veel doder.
Ik ben nog fit van lijf en verstand, wel wat artrose in mijn buik en mijn knie, En als ik me buk, is het net
of ik sterretjes zie. Mijn pols is iets te snel,mijn
bloeddruk wat te hoog. maar ik ben nog fantastisch
goed...zo op't oog
Met de steunzolen die ik
heb gekregen, loop ik weer langs' Heeren
wegen, kom ik in de winkels en ook
weer op het plein. Wat heerlijk zo gezond te
mogen zijn. Wel gebruik ik een tabletje
om in slaap te komen en over vroeger te kunnen
dromen. Mijn geheugen is ook niet
meer zoals het was en ik ben weer vergeten wat
ik gisteren nog las. Ook heb ik wat last met
mijn ogen en mijn rug raakt meer en
meer gebogen. De adem is wat korter, mijn
keel vaak erg droog. Maar ik ben nog
fantastisch...zo op 't oog.
Is het leven niet mooi, het
gaat zo snel voorbij, als ik kijk naar de foto's,
over vroeger van mij. Dan denk ik terug aan mijn
jeugdige jaren. Wilde ik een jas, dan moest
ik heel lang sparen. Ik ging fietsen en wandelen,overal
heen, en ik kende geen moeheid,
zo het scheen. Nu ik ouder word,draag
ik vaak blauw, grijs of zwart en ik loop heel langzaam,
vanwege mijn hart. Doe het maar op uw gemak,
zei de cardioloog. U bent nog fantastisch...zo
op 't oog
De ouderdom is goud, ja
begrijp me wel. Als ik niet kan slapen en
dan tot honderd tel. Dan twijfel ik, denk ik of
dat wel waar is en of dat beeld van goud
niet een beetje raar is. Mijn tanden liggen in een
glas, mijn bril op tafel,
gehoorapparaat in mijn tas Mijn steunzolen naast het
bed op de stoel. U weet dus wat ik met die
twijfel bedoel. Trek niets in twijfel, zei
de pedagoog. U bent nog fantastisch
goed...zo op 't oog.
En 's morgens als ik ben
opgestaan en eerst de afwas heb
gedaan, lees ik het laatste nieuws
in de krant. Ik wil toch bijblijven en
naderhand doe ik van alles, eerst
geef ik de planten water, de kamer stoffen doe ik
later. Wel gaat alles wat traag heb na't eten wat last van
mijn maag. Maar ik wil niet zeuren,
want 't mag, dat is heel gwoon op je
oude dag. Aanvaard het rustig zei de
psycholoog. U bent nog fantastisch
goed...zo op 't oog Annie M.G. Schmidt
Achttien jaren, rode konen , 't eerste dons om mond en kin. Dromen van op Kamers Wonen, wars van 't Ouderlijk gezin. Heel veel houden van biljarten, met een enkel glaasje rum; Vaders wijze lessen tarten, Haantje voorste van 't gymnasium.
Lekkere sigaren roken, bluffen van een halve kist, 't weekgeld gauw de nek gebroken, woensdagavond : op is 't !
Modejasjes, wijde broeken, nà de schooltijd met een hoed, vrienden op een pijp verzoeken, net als papalief doe.
Jonge meisjes courtiseren, blozen als men van haar spreekt, Zich door de wol geverfd poseren, die de draak met vrouwen steekt. Meest vrijpostig, meest verlegen, juist waar dit onpaslijk is. Schaars gesproken, best gezwegen, Hallef vlees en hallef vis !
Mijn buurvrouw is een lerares, zij geeft de kleine kinderen les, in aardrijkskunde, in huishoudkunde en 't wonder van de Leidse Fles.
Zij leerde Rothschilds rekenen, zij leerde Rembrandt tekenen, Franz Schubert liederen zingen, de akrobaat door hoepels springen, de architekt een villa bouwen en iedereen zijn zonden berouwen.
Wie kan de vreugde beseffen als leerlingen de meesters overtreffen ?
Voor elk gebeuren in het leven weet zij u raad en daad te geven. Haar brein moet wel zijn als een groot arsenaal Haar woord is 't bevel van een streng generaal.
Men zegt : Als bij haar thuis de melkpot op het gasvuur staat, beveelt zij: "kook !" , en inderdaad de melk aan 't koken gaat.
Toen ik haar leerde kennen stond ik verbaasd voorwaar ! Nu eerst begrijp ik haar, en 'k zal er nog toe komen, haar onvoorwaardelijk te bewonderen .
Het ene is nog mooier dan het andere de appelboom, de perelaar, en zienderogen staan ze te veranderen ik sta erbij en kijk er naar
'k Heb er geen hand voor uit hoeven te steken, mijn hand is trouwens dààrvoor veel te klein, maar ik raak op al dit moois niet uitgekeken, staat dit er allemaal voor ons, zou dat zo zijn ?
Nu hier de witte bloesems uit de takken breken, Nu is verre hemel even héél dichtbij En wat ik zie, dat kan ik niet in woorden spreken, Er gaat vandaag gewoon een wonder door de wei.
Als de tijd je rust brengt en herinneringen. Als je terug kunt kijken op je rijk en zijn grenzen. Als je je hart herinnert zoals het klopte in de lente. Schenk je dan nog een glas wijn in en drink.
Want herinneringen hebben een roes nodig Om in te gedijen, een denkbeeldig kussen En de geur van zweet, van gardenias - Herinneringen blijven je niet lang trouw.
Je leven is afscheid nemen van namen, van Onvergetelijke woorden, van fluwelen huid, Van motoren en vrachten en oude rivieren. Je leven vloeit wreed en diep naar de oceaan.
Je leven is een zachte bries, een sluimertijd, Onopgemerkt in luxueuze huizen, waar gewikt Wordt en gewogen en niets aan het toeval. Voor hun dobbelen daar hebben ze je niet nodig.
Dat is goed. Als je je woede maar koestert En de sterren, de volle maan, rode lippen, Glinsterende ogen, vreemde liefde, waanzin, Fietsende kinderen en vuurvogels zingen
Door de smalle, gewonden, stijgende laan waadden we langzaam achter haar aan. Van het zwijgen deden de kelen pijn, van het trachten zo stil als zij te zijn.
Acht sombere zwarte vreemdelingen deden toen stijf de laatste dingen... Het graf was zo klein, een zwarte wig grond in het fonkelend groen als een smalle wond.
De zon scheen innig rondom op 't gras omdat zij een goede moeder was. Haast blij, want alles blonk en geurde, haast dood als ik dacht, wat er gebeurde... Toen, na wat zacht en haaprend praten, hebben we haar alleen gelaten.
Mijn uitvaart wens ik op het stilste uur van de namiddag, tussen licht en donker wanneer de zon nog niet geheel gezonken weldadig is, een warmte zonder vuur.
De ingetogen dienst die ik voorzie vangt aan met de vigilie van de doden de oude psalmgebeden en de grote barmhartigheden van de liturgie.
En laat mij voor de nacht alleen. Geen stem die waakt en bidt, geen taal noch troost van tongen Vroegmorgens enkel voor mijn ziel gezongen de rituele mis van requiem.
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row, That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago We lived, felt dawn, saw sunset glow, Loved and were loved, and now we lie In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe: To you from failing hands we throw The torch; be yours to hold it high. If ye break faith with us who die We shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields.
Er leefde eens heel lang geleden een boertje werkzaam en tevreden Van weelde was hij niet gewend een spiegel had hij nooit gekend .
Eens toen hij aan het spitten was vond hij een stukje spiegel glas, Hij nam't in zijn vereelde hand 't zat onder't vuil en onder't zand.
Hij veegde't aan zijn broekspijp af en keek er in, en stond toen paf. Mijn vader zei hij, sapperloot die is al vele jaren dood .
Mijn vader, och die goeie man hij is het en hij kijkt me an . Hoofdschuddend stak hij 't in z'n zak bekeek het thuis op zijn gemak.
En hij begon te overleggen wat zijn vrouw ervan zou zeggen, Ze was wat bazig zijn Katrien zou er om lachen misschien .
En omdat hij daar zo bang voor was verborg hij 't onder zijn matras. Maar telkens ging hij er weer heen Mijn vader, zei hij dan tevreên .
Dat wekte argwaan bij z'n vrouw die het hare er van weten wou, En zodra hij weer de deur uit was toen zocht en vond zij 't spiegelglas .
Wat moet hij daarmee, peinsde zij er moet iets niet in orde zijn . Zo wantrouwde zij haar goede Hein Ze keerde 't om en keek en raakte toen geheel van streek.
Daar heb je 't nou, ik dacht het wel er is een andere vrouw in 't spel. Mijn man, hij heeft geen hart in 't lijf hoe houdt hij van zo'n lelijk wijf.!!!!! (onbekende auteur)