In 1868 bedroeg de oogst karmijnpoeder op de Canarische Eilanden nog 6 miljoen pond. Vanaf 1830 nam de vraag naar karmijn kleurstof een enorme vlucht. Rond 1870 luidde de ontwikkeling van de synthetische kleurstoffen de ondergang van het cochenille tijdperk in. Gelukkig had rond die tijd de banaan reeds zij intrede gemaakt. Toch voerde de Canarische Eilanden in het begin van de zestiger jaren van verleden eeuw nog 25 ton van dit rode poeder uit, vooral naar alternatieve kosmetische fabrikanten voor het fabriceren van rode lippenstift (Nog steeds de gezondste kleurstof) en ook naar de suikerbakkers, de drankindustrie (Campari) de wolververs en de farmaceutische industrie (hoestdranken). Heden is de luizentaak nog voorbehouden aan hobbyisten en ambachtelijke teinturiers. Het pigment wordt steeds minder gebruikt om voedsel te kleuren omdat er tegenwoordig vervangers zijn die meer kleurvast zijn dan de natuurlijke cochinelle, namelijk de kleurstof E 124 (kunstmatig cochinellerood A).
Het pletten van de luizen geeft onmiddelijk een rode kleurstof af maar levert geen kleurvast pigment op. Met het opdrogen wordt het rood donkerder en de kleur verdwijnt (zie eerste droedel). Afhankelijk van de gebruikte luizensoort en het fabricageprocédé kunnen kleurvariaties optreden. De luizen moeten eerst gedroogd en gemalen worden en zonder toevoeging van tin of aluin veranderd en verbleekt de kleur snel.
|