Berettyóújfalu-Boedapestxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
vind niet te gauw dat hij
monkelend aanvaardt: de jongens
en meisjes van zijn klas
opgestookt in Polen
je volgt de rondgang
van zijn woorden, de tuin
met grafsteentafel, de bergen
rondom, de stad die hij
kent als doolhof en huis
bij slivovitsj en tokayer
beschouwt hij het plein
de bloedplassen decennia
na de tanks, de duiven
vandaag gevoederd
door oude vrouwtjes
namen zijn lichamen
opgedreven naar een kade
verdwenen tussen het ijs
dat kruide in de Donau
vind niet zo gauw dat hij
argeloos de uien pelt, het rode
vlees aansnijdt en mijmert
als een pijprokende opa
loop even mee, over
de plaveien van Boedapest
leg je vinger in de wonden
van de gevels, kom terug
naar het dorp waar hij
op sjabbes de vaders zag
de zonen met krullen en keppel
door het steegje langs
zijn vaders ijzerwinkel
terwijl hij op mussen
schoot, verwonderd
dat je kan missen
|