In de weekendeditie van De Morgen krijgt kippenkweker Koen van Mechelen een interview van 2 volle bladzijden. Samen met Jan Fabre, Wim Delvoye en Jan de Cock is hij de voorbije jaren de meest gemediatiseerde kunstenaar van Vlaanderen.
Waaraan heeft hij dit verdiend? Hij heeft het lumineuze idee gehad een 'universele kip' te gaan kweken die symbool moet staan voor de broederschap tussen alle rassen en volkeren. Als dit kunst is dan is de fruitteler die de jonagold heeft ontwikkeld, ook een kunstenaar.
Intussen werken in Vlaanderen tientallen kunstenaars die nog met eigen handen iets subliems kunnen maken, noem ze 'ambachtelijke' kunstenaars zoals Roel D'haese en Rik Poot dat waren. Zij mogen al blij zijn als een kleine galerij hun werk wil tentoonstellen.
Op zich kan men daar relativerend over doen en zeggen dat het om een zoveelste vervolg gaat op 'De lof der Zotheid' van Erasmus. Maar aan plastische kunst hangt ook een prijskaartje, in de eerste plaats voor de makers: of zij zich al dan niet economisch kunnen handhaven heeft met hun inkomen te maken en dit inkomen wordt sterk bepaald door naambekendheid. De media beslissen dus in grote mate over de leefbaarheid van de plastische kunstenaar en in feite van elke kunstenaar die van zijn kunst probeert te leven.
Mag men dan niet verwachten dat media die zich beroemen op een kwaliteitsniveau, een onderscheid maken tussen de oppervlakkige sensatie en de spektakelwaarde van een aantal 'charlatans' en intrinsiek hoogstaande kunstvormen gekenmerkt door authenticiteit, vakmanschap en diepgang?
Na de 'kakmachine' een 'superkip': wat we zelf doen, doen we beter.
Karel van de Woestijne in De Standaard der Letteren
Aan je jonge jaren hou je een aantal favorieten of idolen over van wie je zegt: hier moeten ze afblijven.
In de sport is dat voor mij Rik van Looy; in de poëzie onder meer Karel van de Woestijne.
Vandaag verschijnt in De Standaard een interview met Hans Vandevoorde die over mijn 'leermeester' een doctoraat heeft gemaakt en nu meent dat hij het licht of alleszins een nieuw licht heeft gezien.
Hij bestaat het om een toonbeeld van decadent symbolisme
'een vitalist' te noemen.
Vitalisme staat voor levenskracht, optimisme, energie. Om die reden wordt de term gebruikt voor Hendrik Marsman en Wies Moens.
Van de Woestijne was een zinnelijke, aardse mens dat zeker maar getuigt zijn werk van hoger genoemde eigenschappen?
Het zeer terecht om zijn veelzeggende eenvoud door Vandevoorde geprezen gedicht 'Gij draagt een schoone vlechte haar' uit 'De gulden schaduw' van 1910 bevat in het midden regels als:
' Het is een trage dag voor-waar
van weiflen en van weenen.
Het is een lengende avond van
mis-troosten en mis-prijzen.'
In de bundel 'Het berg-meer' uit 1928 - dus helemaal aan het einde van zijn leven - staan 2 uitgesproken erotische gedichten:
'Zouden we geen glaasken mogen drinken' en 'De meiskens uit de taveernen'.
Maar de kernregels luiden: '
Wij hebben walg om ons te troosten'
en '
We ontwaken aan hare zijde
met den houten mond van de spijt'.
Is dit vitalisme?
Vandevoorde noemt de dichter 'overbewust', maar waarin verschilt de inhoud van deze term van het decadentisme en fin de siècle-levensgevoel die Karel van de Woestijne traditioneel worden toegeschreven?
'Overbewust' betekent in de psychologie dat men gebukt gaat onder het gewicht van de reflectie, onder zwaarmoedige tobberij - in het geval van KvdW zonder twijfel een erfenis van zijn vader die liever pater was geworden en zich vaak dagenlang opsloot.
Toen hij in Sint-Martens-Latem verbleef met zijn broer Gustave, de beroemde schilder, en andere kunstenaars zoals Valerius de Saedeleer, trok hun gezelschap geregeld naar café 'bij Maebe's' - dat nog altijd bestaat geloof ik, alleszins het gebouw - en op een van hun nachtelijke terugtochten viel Karel in een gracht en bleef daar liggen. Zijn broer kreeg te horen: 'Laat me liggen, ik heb geen zin meer.' Ook al zijn het de woorden van een zatterik, de grondtoon van levensmoeheid spreekt uit tal van zijn verzen. Nu zijn er wel meer 'vitalisten' die zich van kant hebben gemaakt - denk aan Hemingway en andere die 'kort en hartstochtelijk' wensten te leven.
De doodsdrift en de levensdrift zijn sterker verwant dan men meestal aanneemt en het ene kan plots omslaan in het andere.
Maar bij Van de Woestijne gaat het om een constante somberheid, een zwaar op de hand zijn, een soort gebrek aan talent voor het dagelijks leven en vooral voor lichtvoetigheid en vrolijkheid.
Nieuw onderzoek behoort nieuwe accenten te leggen, ongetwijfeld, maar als men de essentie gaat vervalsen en een door en door zwaarmoedige, voor uitbundigheid ongeschikte dichter 'vitalistisch' gaat noemen, dan zet men de lezers op het verkeerde been. Trouwens, waarom zou decadentisme opeens niet meer modern en actueel zijn? Als Kurt Cobain, Amy Whitehouse en andere decadente sterren/sterretjes de geesten van oud en jong blijven beroeren, waarom dan niet een dichter van Europees niveau?
Kan men van om het even welk gevoel ooit zeggen dat het uit de mode is: of de emotie nu rozig dan wel zwart uitvalt, het blijft des mensen.