uit 'Geboortegrond' van Czeslaw Milosz Om mijn eigen geheugen wat op te frissen volgen nu enige sprokkels uit dit zeer lezenswaardige boek van de Poolse Nobelprijswinnaar van 1980: door de 'l' in zijn namen moet eigenlijk een streepje maar dat zit niet op mijn klavier. In het Pools is de titel eigenlijk 'geboortegrond Europa': Milosz is diplomaat geweest in de VS en ziet een duidelijk verschil tussen de Europese, in het bijzonder de Midden-Europese cultuur en de Amerikaanse. Dit boek is een vermenging van autobiografie en filosofie en politiek-historisch essay. Daarom is hij te vergelijken met György Konrad. Afgezien van Harry Mulisch, die net als Konrad van joods-Hongaarse afkomst is, ken ik geen Nederlandstalige auteur die een gelijkaardige ambitie heeft. 1. Herinneringen: dat deel van ons leven waarover we zonder blozen kunnen spreken. Dit aforisme van Ambrose Bierce moet voldoende zijn om de liefhebbers van openhartigheid te ontmoedigen. (...) Pretendeert men de onbereikbare waarheid te vertellen, dan liegt men, omdat men gebeurtenissen die ons in een ongunstig licht stellen, verzwijgtµ. 2. Als men de geschiedenis niet levend kan maken door iets wat voor ons persoonlijk leeft dan zal zij altijd min of meer abstract blijven en bestaan uit conflicten van anonieme machten en schema's. (...) Misschien betekent elk vernietigd familiearchief, elk verbrand gildeboek, elke nieuwe stap op de weg naar de vergetelheid wel een consolidering van de classificaties en de ideeën ten koste van de werkelijkheid. 3. Er is in wezen niets dat meer anti-burgerlijk is dan bepaalde delen van de intelligentsia die ongevoelig voor geld zijn. 4. In de burgerlijke maatschappij is er nog steeds één eilandje waar armoede geen schande is als deze vervangen wordt door een titel, dat wil zeggen: roem. 5. Eén kei kan beslissend zijn voor de richting waarin de lawine van iemands lot zal rollen. 6. Papieren zijn uiteindelijk verzinsels van ambtenaren die het leven van de mensen vergiftigen en je moet je niet al te nauwkeurig aan zulke voorschriften houden. 7. Daar waar het onmogelijk is vast te stellen wat nationaal is en wat religieus, wordt de religie een sociale kracht van conservatieve en conformistische aard. 8. Alleen discipline is in staat koelbloedig begane misdaden te rechtvaardigen. 9. Als ooggetuige van volkerenmoord en tegelijk niet in het bezit van de luxe van de onschuld ben ik geneigd mezelf en anderen daarvoor aan te klagen. In wezen is het echter niet gemakkelijk een oordeel te vellen, als het gaat om gevallen waar de hulp aan de slachtoffers van de terreur voor de helper de doodstraf kan betekenen. 10. Hoe primitiever het verstand, des te meer genot put het uit de gelegenheid de versnipperende veelheid terug te brengen onder een gemeenschappelijke noemer.
Is het mogelijk om over de zaak van het Ecuadoriaanse meisje Angelica nog iets te zeggen dat niet al vele keren eerder is gezegd?
Laat mij ingaan op de argumenten van de verdedigers van de uitwijzing.
Etienne Vermeersch zegt: 'Kinderen zijn altijd het slachtoffer van de daden van hun ouders.' Zoals Patrick Dewael zegt: 'Ouders misbruiken hun kinderen om asiel te verkrijgen.'
Het is dus een misdaad om voor je kind(eren) een beter leven te zoeken.
Patrick Dewael heeft het bij herhaling over mensen die onderduiken om hun uitwijzing te ontlopen.
Onderduiken roept herinneringen op aan schimmen die schichtig 's nachts over straat bewegen en zich overdag opsluiten op zolders, in kelders of in een achterkamer zoals het gezin van Anne Frank.
Dit meisje heeft zoals zovele andere jaren school gelopen in ons onderwijs: kan je dan nog spreken van onderduiken?
Wat de moeder uiteindelijk wordt aangewreven is dat ze verzuimd heeft de juiste documenten aan te vragen, de juiste procedure op te starten.
Kortom, de hogere moraal van onze maatchappij is de ethiek van de bureaucraten: je bent pas een burger wanneer je net zoals koeien de wettelijk voorgeschreven oorring draagt.
Het demagogisch argument bij uitstek is dat de naturalisatie van dit soort gevallen een aanzuigeffect zou veroorzaken: een golf van migranten zou onze landsgrenzen overspoelen.
Tegelijk lees je voortdurend dat ons land behoefte heeft aan 'nieuw bloed' om onze vergrijzing op te vangen. Is het dan niet evident dat een vluchteling, economisch of politiek, die bewijzen kan voorleggen van bereidheid tot integratie en gemotiveerd is om een bijdrage te leveren aan onze samenleving met open geest wordt verwelkomd?
Intussen zitten er honderden in onze gevangenissen, meestal afkomstig uit het vroegere Oostblok, die hun Belgische nationaliteit hebben misbruikt om hier allerlei misdrijven te plegen. Het cynisme van de bureaucraten stuurt een meisje weg dat hier wil verder studeren en criminelen blijven vanwege allerlei procedures en formaliteiten
in het land. Zo leer je waar de prioriteiten liggen.
Dinsdag besprak De Standaard een boek van de Amerikaanse evolutiepsycholoog David Barash die de wereldliteratuur bekijkt 'door het oog van Darwin'. Het motief van de boze stiefmoeder verklaaart hij vanuit de noodzaak de eigen genen te beschermen. De evolutionaire psychologie is vooral sedert de publicatie van 'De zelfzuchtige genen' van Richard Dawkins een rage geworden: het menselijk gedrag wordt bepaald door zijn genetica. In dit boek suggereert Dawkins zelfs dat de genen over een eigen wil zouden beschikken die beslist over het gedrag. De mens zelf zou niet meer zijn dan een 'survival kit' voor de genen, hun apparaat voor overleving.
In het bijzonder de partnerkeuze zou afhangen van de fysieke belofte van vruchtbaarheid en bescherming.
Iedereen kan vaststellen dat dit niet altijd klopt: er zijn voldoende echtparen die bestaan uit een kerngezonde vrouw en een ziekelijke man, of omgekeerd uit een atletische man en een teer poppetje. Bovendien kan men observeren dat verliefdheid en begeerte niet altijd worden opgewekt door typisch seksuele kenmerken, maar vaak door de ogen, een glimlach, een manier van spreken en bewegen die op zich weinig te maken hebben met de beloofde vruchtbaarheid en veiligheid.
Nog erger wordt het wanneer de evolutionaire psychologen het sociale gedrag proberen te verklaren vanuit een onwillekeurige sturing door de genen.
Het principiële bezwaar tegen dit verklaringsmodel is dat het zich presenteert als een ander soort fatalisme of een alternatieve predestinatie: het ontslaat de mens van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid.
Dit is het paradoxale aan Dawkins en zijn 'school': hij zelf fulmineert met passie tegen alle godsdiensten (zie onder meer: 'God als misvatting'); zijn volgelingen, die zoals altijd fanatieker zijn dan hun leermeester, hanteren zijn theorie als een godsdienst zonder God. Of beter gezegd: de nieuwe God zit in het DNA.
Het artikel geeft het voorbeeld van Cosette in 'Les Misérables', maar wat zegt deze geschiedenis: een ongehuwde moeder, verleid door een losbandige student, moet uit armoede haar kind achterlaten en wordt uitgebuit door een herbergier, de gewezen laffe soldaat Thénardier, die bezeten is door hebzucht. Dit zijn sociale en morele categorieën: Victor Hugo draait zich om in zijn graf als men die probeert te verschonen met de genetica als excuus.
De evolutionaire psychologie heeft boeiende inzichten aangeleverd over onze neurologische structuur en kan helpen om ons gedrag beter te begrijpen: dat is een onmiskenbare verdienste. Maar op het morele niveau blijft ze in gebreke, tenminste als men ze letterlijk neemt.
Dawkins heeft later zijn model uitgebreid met het concept van de 'memen': gedragspatronen die men overneemt door nabootsing (mimesis). Dit is al een belangrijke nuancering, maar uiteindelijk blijven we met de vraag zitten: wie is verantwoordelijk voor de keuze die wordt gemaakt uit de aangeboden voorbeelden?
En die verantwoordelijkheid kan men niet leggen bij de biologie of men kan heel de moraal en wetgeving opbergen: het determinisme behoort tot de negentiende eeuw.
Gisterenavond deelde het tv-journaal mee dat Ingmar Bergman is overleden, een van de absolute genieën van de zevende kunst.
Het kwam aan alsof een EO-kijker plots hoorde omroepen: God is dood.
Vandaag lees ik reacties en getuigenissen in twee kranten en herinneringen komen naar boven.
Mijn initiatie in de film als kunstvorm begon in de smalle, afbuigende Ankerstraat van Sint-Niklaas de naam van de bioscoop ben ik vergeten. Ik voel nog altijd de ontgoocheling toen de voorstelling vanVangeli secondo Matteo van Pier Paolo Pasolini werd afgebroken omdat de leerlingen van de vakschool te veel kabaal maakten. Naast mij zat mijn boezemvriend, de latere professor in de ontwikkelingspsychologie Paul van Geert, diereeds op 16-jarige leeftijd schilderde in de stijl van Marc Chagall en mij wees op de Fra Angelico-achtige cadragesin de openingssequenties: film kon schilderkunst zijn. En drama, muziek en literatuur: alles in één vorm.
Ik zag voor de eerste keer Het Zevende Zegel. Later zou ik als leraar mijn eigen leerlingenervan proberen te overtuigen dat dit sombere, akelige meesterwerk de perfecte achtergrond leverde om het opgelegde Elckerlyc beter te leren begrijpen.
Uiteraard was mijn fascinatie voorde film al eerder ontstaan, dankzij de Hamse Jamba: het jongenspatronaat Johannes Baptist waar op zondagnamiddag na het gebed van onze geliefde onderpastoor Moras, die later een romanschrijver onder schuilnaam bleek te zijn en er met een vrouw vandoor ging, Amerikaanse westerns zoals Rio Bravo en Fort Apache en oorlogsfilms werden vertoond. Steevast voorafgegaan door een voorfilm met Roy Rogers de zingende cowboy in het wit op zijn zilveren schimmel. Om de Dikke en de Dunne niet te vergeten en die ene afschuwelijke zondag dat mijn broertje en ik te veel snoep hadden gekocht zodat we geen geld meer over hadden om de toegang te betalen en Laurel en Hardy bij het Vreemdelingenlegioen misten. We voelden ons als Adam en Eva die door de engel met het vlammende zwaard uit de Tuin van Eden werden verjaagd. We keken naar een godsvruchtige prent over het leven van de heilige Theresa van Avila, naar de even vrome Brood en Wijn in het Italiaans over een jongetje dat jong stierf en van bij het altaar recht naar de hemel opsteeg. Ook de Vlaamse film De goede moordenaar komt in mijn geheugen weer naar boven: het begin van enige sympathie voor veroordeelden en van een principieel wantrouwen tegenover het gerecht en een instinctieve afkeer van de arrogantie en wreedheid van een vonnis.
Isdit interpretatie achteraf of is het toch waar dat jouw meest fundamentele overtuigingen al onbewust vorm krijgen bij je eerste ervaringen, zelfs op zo jonge leeftijd: minder dan tien?
Het sterkste beeld van al komt uit een spionageverhaal met ijzingwekkende folterscènes eneen ondervrager die plots zijn gezicht uittrekt en het rubberen masker blijkt te dragen vaneen vriend van de ondervraagde. Wellicht is die schok verantwoordelijkheid voor mijn levenslange voorliefde voor maskers en voor de theorie van Jung over persona en schaduw: hoeveel maskers moet je van een mens verwijderen eer je zijn ware gezicht te zien krijgt?
In die middelbareschooltijd,midden de jaren 1960, zond de BRT geregeld artistieke films uit: de Italiaanse neorealisten, Fellini, Buñuel, Tsjechische en Russische producties en verscheidene werken van Bergman. Dat gebeurde na 22 uur: iedereen ging slapen, alleen ik bleef in onze woonkeukenmet haar veranda en Leuvense stoof zitten en voelde het gevecht van de gloeiende kachel met de ijzige helft van de ruimte onder het glas. Vader kwam dan van zijn avondploeg en rolde zijn eerste shag met zijn onveranderlijke vraag: Wat is het opschrift van die film? Meestal reageerde ik nors omdat hij toch niets had aan die titel, vond ik, maar verder zweeg hij en tot op vandaag vraag ik me af waaraan hij dacht, wat hij toen voelde.
Op de Bisschoppelijke Normaalschool werd Bergman door een retraitepredikant aangeprezen als een christelijke cineast, tegenover de heidense en verfoeilijke Buñuel. De priester beweerde: als Bergman een verkrachting toont laat hij aanvoelen hoe erg dat is, de Spanjaard legt de nadruk op het plezier.
Ik zag twee keer De Maagdenbron, een soort Middeleeuwse legendeover een adellijk meisje dat van haar paard wordt geroepen door bedelaars die haar uiteindelijk verkrachten en vermoorden bij een bron in het bos. Deze struikrovers zagen er inderdaad afschuwwekkend uit, maar dit maakte de opwinding bij de puber er niet minder om. Later zag ik als ik me niet vergis in Viridiana van de Spaanse grootmeester eveneens een verkrachting en de smerigheid leek me niet geringer: juist door de burgerlijke schijnheiligheid en listige omwegen van de dader vond ik deze versie minstens even weerzinwekkend en gezien de schoonheid van de actrice (Cathérine Deneuve?) net zo prikkelend, wat iets zegt over de economie van de driften zoals Freud dat noemt.
Na mijn diplomering als katholiek onderwijzer begon ik op zaterdag naar Antwerpen te trekken: een fietstocht van ruim 30 kilometer heen, en 30 terug in het donker met een ronkende dynamo. In die tijd kon je een vrijwel nieuwe fiets ongeketend achterlaten bij de ingang van de Kleine Tunnel: s nachts vond je hem onaangeroerd terug.
In een van de kleinere bioscopen ging ik helemaal op in de sublieme portretfotografie van Sven Nykvist in Persona, ik hijgde mee met een Griekse film over incestdie zich afspeelde in spelonken,de personages halfnaakt, halfgekleed in pelsen. Ik genoot van Electra van de Griek Michael Cacoyannis: voor het eerst maakte ik het mee dat de koren uit de meer dan tweeduizend jaar oude toneelstukkennog steeds konden overrompelen met hun statige zwarte gewaden en hun onheilspellende dictie.
Ik ga geen opsomming geven van al de films die ik van Ingmar Bergman heb gezien: nagenoeg alles wat er ooit in België is vertoond. Beelden bleven me bij, symbolische en dramatische: een mot die tegen een venster tokkelt wanneer een man en een vrouw een langdurig gesprek voeren in een afgelegen hut (in Een Passie); de bloedrode sterfkamer in Kretenen Gefluister en vooral Liv Ullman voor een hoge wandspiegel in deze film: hoe een bezoeker een dokter? haar verplicht naar haar eigen gezicht te kijken, naar de geschiedenis van haar groeven en rimpels en al de geheimen die daardoor worden verraden.
Meer dan wat ook is dit de les van de grote Zweed: leer naar jezelf kijken, jij zelf bent het grootste raadsel. Hoe meer je over jezelf te weten komt, hoe beter je de anderen zal begrijpen.
Deze zelfbeschouwing is bij Bergman meedogenloos: eerst gaat het om die genadeloze blik van een onverzoenlijke calvinistische God (zoals in De Avondmaalgasten), in latere films zit deze God in de mens zelf, in zijn partner of in zijn eigen tegenstem of slagschaduw.
Bergman is inderdaad een christelijke kunstenaar maar wat hij toont geeft de leiders en predikanten van het christendom geen enkele reden tot trots: in Bergman zien we een mens worstelen met wanhoop om een zwijgende God,worstelen met het wurgende zondebesef, worstelen met het onvermogen tot nabijheid en communicatie.
Dit portret is eenzijdig: er is ook een vrolijke Ingmar Bergman denk aan zijn schitterende verfilming van Mozarts Toverfluit maar dit is de Bergman die in die woelige jaren 60 tot begin jaren 70 op mij een overdonderende indruk heeft gemaakt. Voor mij staatdeze sombere Zweed op de uitzonderlijke hoogte van Homeros, Shakespeare, Freud en Montaigne om maar deze namen te noemen die specifiek voor mij zon betekenis hebben gehad en nog hebben: iedereen kan zijn eigen lijstje samenstellen. Het gaat hier om meer dan bewondering: dit is een verhaal van erkentelijkheid, een tribuut aan een grotere geest die mijn kleinere geest geopend heeft. Vanaf je zestiende geïnfecteerd zijn met Bergman, maakt je immuun voor alle rotzooi die in de daaropvolgende jaren is aangeprezen als geniale kunst. 31 juli07
gewetensvorming De vorige tekst - over India en de namaakmedicijnen - besloot nogal gemakkelijk met de term 'gewetensvorming' als het doorslaggevende middel om tot een beter gedrag te komen. Maar wat is dat precies, een geweten? Het morele besef, een juist inzicht in goed en kwaad, voldoet niet. Dit wordt aangereikt door de meeste godsdiensten en filosofische tradities. In het katholicisme is 'de stem van het geweten' zelfs gelijk aan 'de stem van God'. Een uitwerking van het concept dat de mens in God leeft zoals God in de mens. Maar daarmee schieten we niet op: de ene gelovige hoort duidelijk wat anders dan de andere. Gisteren zagen we op tv nog een reportage over de jeugdkampen van de Amerikaanse NRA (National Rifle Association) waar zeer jonge kinderen leren omgaan met vuurwapens en een dankgebed uitspreken omdat zij in een land mogen leven waar zij vrij wapens mogen bezitten en gebruiken. Het schizofrene en krankzinnige aan deze beweging is dat zij zich beroepen op een God die heeft gezegd: 'Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan.' Een tweede element is de empathie: het vermogen om zich te verplaatsen in de andere, in het bijzonder in de lijdende mens. Psychopaten bezitten dit vermogen niet: het lijden van de anderen laat hen onverschillig terwijl het minste ongemak dat zij zelf ondervinden hen razend kan maken - denk aan Dutroux. Maar ook dit vermogen volstaat niet: heel wat mensen worden aangegrepen door de miserie maar doen er niets aan behalve het hoofd schudden of zelfs tranen wegpinken. Het derde en noodzakelijke element is dus de aanvaarding van de eigen verantwoordelijkheid: de impuls om iets aan het lijden of het onrecht te willen doen en dan ook in actie schieten, iedereen 'naar godsvrucht en vermogen' dat wil zeggen: op zijn eigen manier. Niet iedereen is een pater Damiaan of Mahatma Gandhi: wat men in concreto doet moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Zoals iedereen geconfronteerd wordt met de vraag of hij/zij wel voldoende doet. Deze vraag kan een kwelling worden als men ze onverbiddelijk stelt: men kan immers nooit genoeg ondernemen, het lijden is zo immens dat men het nooit helemaal kan wegnemen. Men moet dus bewegen tussen het nietsdoen en de absolute overgave. Het laatste is gereserveerd voor de heiligen onder ons - voor zover die bestaan en als mens te genieten zijn - , het eerste is moreel verwerpelijk. Daartussen is er het mededogen: met de anderen en met zichzelf. Mededogen met zichzelf betekent de aanvaarding van het feit dat men niet volmaakt kan zijn: 'Wees volmaakt zoals uw Vader die in de hemelen is' moet men begrijpen als een hyperbool, de overdrijving van een dichter die oproept tot het maximale om een minimum te verkrijgen. Samengevat: moreel inzicht, empathie en aanvaarding van de eigen (mede-)verantwoordelijkheid bepalen het gewetensvol gedrag. 'Wer immer strebend sich bemüht' (wat in Faust op Mefisto slaat) onderneemt alleszins meer dan niets, hoeveel meer hangt af van je persoonlijk vermogen, mentaal en fysiek.
Zondagavond zond Panorama een Britse undercoverreportage uit over de trafiek in vervalste medicamenten. We zagen een Indiër in Mumbai opscheppen over zijn werknemers die hij ongeveer 1,5 dollar betaalde voor een hele werkdag, en over het feit dat hij in India veel meer kon verdienen dan in Dubai waar hij ook een verblijfplaats had en dat een centrum is in de verhandeling van kapitalen van verdachte oorsprong. India is een raadselachtig land: sedert 1947 de oudste democratie in de Derde Wereld. Het heeft een eeuwenoude cultuur met intens beleefde godsdiensten. En tegelijk is het een land met wellicht de meest extreme tegenstellingen: miljoenen armen die zelfs honger lijden, en een groeiende bovenlaag van oude en nieuwe rijken met daartussen een middenklasse die steeds welstellender wordt. Volgens Robert D. Kaplan voert India graan uit terwijl het niet in staat lijkt om zijn eigen bevolking te voeden. In India zijn allerlei buitenlandse ngo's en hulporganisaties actief die daar doen wat je eigenlijk van een democratie zou mogen verwachten: zorg dragen voor de zwaksten onder hun landgenoten. Blijkbaar zijn noch de culturele traditie, noch de godsdiensten daar een inspiratiebron om sociale wantoestanden te bestrijden. De reportage deed me denken aan een interview met Jan de Hartog op de BRT-radio een paar dagen na de ramp met de Herald of Free Enterprise. Betty Mellaerts vroeg deze schrijver teon wat volgens hem de oorzaak was van die ramp. De Quaker (een geloof dat het evangelie zeer ernstig neemt) antwoordde met één woord: 'Hebzucht.' Dit klinkt zeer moralistisch, maar is het niet zo dat de meeste plagen in deze wereld kunnen verklaard worden door deze twee ondeugden: hebzucht en machtswellust. Dat de officiële moraal (of die nu christelijk, islamitisch, hindoeïstisch, socialistisch of humanistisch is, doet er niet toe) hier weinig tegen vermag is om wanhopig van te worden. De macht, economisch en politiek, is in handen van types die niet geplaagd worden door hun geweten. En niet de intelligentie noch de emoties zijn doorslaggevend, het gaat in de kern om dit gegeven: de gewetensvorming. De vraag is dan ook waarom opvoeding en godsdienstigheid of filosofische overtuiging hierin falen? Komt het door het eerder beschreven proces dat mensen in staat zijn om schotten aan te brengen in hun geest zodat zij hun handelen op het ene domein volkomen kunnen afzonderen van hun woorden en rituelen? We mogen aannemen dat deze fabrikant en trafikant in nepmedicijnen een lieve echtgenoot en vader kan zijn zoals je dit kon vaststellen bij andere misdadigers en daarin gelijken ze op onze Reinaert de Vos die ook een voorbeeldige huisvader was maar buiten zijn hol of burcht een doortrapte schurk. Blijkbaar heeft de schrijver van dit grandiose dierenepos de aard van de mens zeer sterk doorgrond: we zijn gespleten wezens. Zoals de Manicheërs het formuleerden: elke mens is een strijdtoneel van goed en kwaad, in zijn ziel strijden God en de Satan om de overmacht. Dit is een zeer schematische voorstelling van zaken en niet meer dan een mythologie, maar het benadert de waarheid wel zeer dicht.