|
H.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
ze woonde bij de Oude Molen
en rookte als een schoorsteen
het doodt de kiemen in je keel,
zei de hese leerling-verpleegster
haar stem een staccato hobo,
soms een trombone con sordino,
haar lach klom hoger:
een klarinet in de nacht
je zat die laatste avond
bij een schone die meer beloofde
voor de duur van een verdwazing
zij wuifde uit haar verte
een rookpluim aan een schoorsteen
haar lichaam een dadelpalm,
een abrikoos haar kontje,
haar mond een maantje
ananas: haar enige zoen
een cocktail in omsuikerd glas
ze woonde bij de Oude Molen
jij rookt nu als een schoorsteen
je hoort een koperen posthoorn
kleeft een zegel op een zending
naar een ver gezicht, een meisjes- naam, verder niets dan: Oude Molen
|