Ingmar Bergman xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Gisterenavond deelde het tv-journaal mee dat Ingmar Bergman is overleden, een van de absolute genieën van de zevende kunst.
Het kwam aan alsof een EO-kijker plots hoorde omroepen: God is dood.
Vandaag lees ik reacties en getuigenissen in twee kranten en herinneringen komen naar boven.
Mijn initiatie in de film als kunstvorm begon in de smalle, afbuigende Ankerstraat van Sint-Niklaas de naam van de bioscoop ben ik vergeten. Ik voel nog altijd de ontgoocheling toen de voorstelling van Vangeli secondo Matteo van Pier Paolo Pasolini werd afgebroken omdat de leerlingen van de vakschool te veel kabaal maakten. Naast mij zat mijn boezemvriend, de latere professor in de ontwikkelingspsychologie Paul van Geert, die reeds op 16-jarige leeftijd schilderde in de stijl van Marc Chagall en mij wees op de Fra Angelico-achtige cadrages in de openingssequenties: film kon schilderkunst zijn. En drama, muziek en literatuur: alles in één vorm.
Ik zag voor de eerste keer Het Zevende Zegel. Later zou ik als leraar mijn eigen leerlingen ervan proberen te overtuigen dat dit sombere, akelige meesterwerk de perfecte achtergrond leverde om het opgelegde Elckerlyc beter te leren begrijpen.
Uiteraard was mijn fascinatie voorde film al eerder ontstaan, dankzij de Hamse Jamba: het jongenspatronaat Johannes Baptist waar op zondagnamiddag na het gebed van onze geliefde onderpastoor Moras, die later een romanschrijver onder schuilnaam bleek te zijn en er met een vrouw vandoor ging, Amerikaanse westerns zoals Rio Bravo en Fort Apache en oorlogsfilms werden vertoond. Steevast voorafgegaan door een voorfilm met Roy Rogers de zingende cowboy in het wit op zijn zilveren schimmel. Om de Dikke en de Dunne niet te vergeten en die ene afschuwelijke zondag dat mijn broertje en ik te veel snoep hadden gekocht zodat we geen geld meer over hadden om de toegang te betalen en Laurel en Hardy bij het Vreemdelingenlegioen misten. We voelden ons als Adam en Eva die door de engel met het vlammende zwaard uit de Tuin van Eden werden verjaagd. We keken naar een godsvruchtige prent over het leven van de heilige Theresa van Avila, naar de even vrome Brood en Wijn in het Italiaans over een jongetje dat jong stierf en van bij het altaar recht naar de hemel opsteeg. Ook de Vlaamse film De goede moordenaar komt in mijn geheugen weer naar boven: het begin van enige sympathie voor veroordeelden en van een principieel wantrouwen tegenover het gerecht en een instinctieve afkeer van de arrogantie en wreedheid van een vonnis.
Isdit interpretatie achteraf of is het toch waar dat jouw meest fundamentele overtuigingen al onbewust vorm krijgen bij je eerste ervaringen, zelfs op zo jonge leeftijd: minder dan tien?
Het sterkste beeld van al komt uit een spionageverhaal met ijzingwekkende folterscènes en een ondervrager die plots zijn gezicht uittrekt en het rubberen masker blijkt te dragen van een vriend van de ondervraagde. Wellicht is die schok verantwoordelijkheid voor mijn levenslange voorliefde voor maskers en voor de theorie van Jung over persona en schaduw: hoeveel maskers moet je van een mens verwijderen eer je zijn ware gezicht te zien krijgt?
In die middelbareschooltijd, midden de jaren 1960, zond de BRT geregeld artistieke films uit: de Italiaanse neorealisten, Fellini, Buñuel, Tsjechische en Russische producties en verscheidene werken van Bergman. Dat gebeurde na 22 uur: iedereen ging slapen, alleen ik bleef in onze woonkeuken met haar veranda en Leuvense stoof zitten en voelde het gevecht van de gloeiende kachel met de ijzige helft van de ruimte onder het glas. Vader kwam dan van zijn avondploeg en rolde zijn eerste shag met zijn onveranderlijke vraag: Wat is het opschrift van die film? Meestal reageerde ik nors omdat hij toch niets had aan die titel, vond ik, maar verder zweeg hij en tot op vandaag vraag ik me af waaraan hij dacht, wat hij toen voelde.
Op de Bisschoppelijke Normaalschool werd Bergman door een retraitepredikant aangeprezen als een christelijke cineast, tegenover de heidense en verfoeilijke Buñuel. De priester beweerde: als Bergman een verkrachting toont laat hij aanvoelen hoe erg dat is, de Spanjaard legt de nadruk op het plezier.
Ik zag twee keer De Maagdenbron, een soort Middeleeuwse legende over een adellijk meisje dat van haar paard wordt geroepen door bedelaars die haar uiteindelijk verkrachten en vermoorden bij een bron in het bos. Deze struikrovers zagen er inderdaad afschuwwekkend uit, maar dit maakte de opwinding bij de puber er niet minder om. Later zag ik als ik me niet vergis in Viridiana van de Spaanse grootmeester eveneens een verkrachting en de smerigheid leek me niet geringer: juist door de burgerlijke schijnheiligheid en listige omwegen van de dader vond ik deze versie minstens even weerzinwekkend en gezien de schoonheid van de actrice (Cathérine Deneuve?) net zo prikkelend, wat iets zegt over de economie van de driften zoals Freud dat noemt.
Na mijn diplomering als katholiek onderwijzer begon ik op zaterdag naar Antwerpen te trekken: een fietstocht van ruim xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />30 kilometer heen, en 30 terug in het donker met een ronkende dynamo. In die tijd kon je een vrijwel nieuwe fiets ongeketend achterlaten bij de ingang van de Kleine Tunnel: s nachts vond je hem onaangeroerd terug.
In een van de kleinere bioscopen ging ik helemaal op in de sublieme portretfotografie van Sven Nykvist in Persona, ik hijgde mee met een Griekse film over incest die zich afspeelde in spelonken, de personages halfnaakt, halfgekleed in pelsen. Ik genoot van Electra van de Griek Michael Cacoyannis: voor het eerst maakte ik het mee dat de koren uit de meer dan tweeduizend jaar oude toneelstukken nog steeds konden overrompelen met hun statige zwarte gewaden en hun onheilspellende dictie.
Ik ga geen opsomming geven van al de films die ik van Ingmar Bergman heb gezien: nagenoeg alles wat er ooit in België is vertoond. Beelden bleven me bij, symbolische en dramatische: een mot die tegen een venster tokkelt wanneer een man en een vrouw een langdurig gesprek voeren in een afgelegen hut (in Een Passie); de bloedrode sterfkamer in Kreten en Gefluister en vooral Liv Ullman voor een hoge wandspiegel in deze film: hoe een bezoeker een dokter? haar verplicht naar haar eigen gezicht te kijken, naar de geschiedenis van haar groeven en rimpels en al de geheimen die daardoor worden verraden.
Meer dan wat ook is dit de les van de grote Zweed: leer naar jezelf kijken, jij zelf bent het grootste raadsel. Hoe meer je over jezelf te weten komt, hoe beter je de anderen zal begrijpen.
Deze zelfbeschouwing is bij Bergman meedogenloos: eerst gaat het om die genadeloze blik van een onverzoenlijke calvinistische God (zoals in De Avondmaalgasten), in latere films zit deze God in de mens zelf, in zijn partner of in zijn eigen tegenstem of slagschaduw.
Bergman is inderdaad een christelijke kunstenaar maar wat hij toont geeft de leiders en predikanten van het christendom geen enkele reden tot trots: in Bergman zien we een mens worstelen met wanhoop om een zwijgende God, worstelen met het wurgende zondebesef, worstelen met het onvermogen tot nabijheid en communicatie.
Dit portret is eenzijdig: er is ook een vrolijke Ingmar Bergman denk aan zijn schitterende verfilming van Mozarts Toverfluit maar dit is de Bergman die in die woelige jaren 60 tot begin jaren 70 op mij een overdonderende indruk heeft gemaakt. Voor mij staat deze sombere Zweed op de uitzonderlijke hoogte van Homeros, Shakespeare, Freud en Montaigne om maar deze namen te noemen die specifiek voor mij zon betekenis hebben gehad en nog hebben: iedereen kan zijn eigen lijstje samenstellen. Het gaat hier om meer dan bewondering: dit is een verhaal van erkentelijkheid, een tribuut aan een grotere geest die mijn kleinere geest geopend heeft. Vanaf je zestiende geïnfecteerd zijn met Bergman, maakt je immuun voor alle rotzooi die in de daaropvolgende jaren is aangeprezen als geniale kunst. 31 juli07
|