ode aan Béjartxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
hij zag Matisse, een Griekse vaas:
silhouetten van rook die kronkelt
gelijk een klimroos om een zuil jong en gonzend als honingdolle
bijen, hun honger naar leven
was een wals van Brel, minuten
dan Ravel, een hand, een arm
die opklimt naar de hemel, een knik
in de hals van de slang wanneer
de fakir zijn fluiten breekt, herneemt
met hobos, breekt, herneemt
met saxofoon en hoorn
een heupbeen wrikt zoals een ooglid
knippert, aan elleboog en voet
trillen de vinnen in hun trance
van paring de kring wankelt,
schokt, schuift om de ronde
tafel als over een bodem
onder water, het offer vlucht op
haar rolband van angst (en toch, wie plooit niet voor je naam, o Maja Plissetskaja): dit is
de aarde die zich aanbiedt
aan haar schaduw, de behuizing
van goden die toezien met
welbehagen, wachten op de
trom, het teken van meedoen,
deelnemen aan de brokken
de hypnose wordt verscheurd
dit is de offerande van de aarde
al wat vloeit en stolt en vloeit
hij zag silhouetten in slierten
van nevel, gaf een lichaam
aan geesten, aan hun
lichaam een feest
dit is de dans, de viering
van verrijzen en verdwijnen
de lenige nevel die de aarde
verwikkelt in de kringloop
van dromen en zaad
|