Zowel De Standaard als De Morgen publiceerden de voorbije dagen een evaluatie van de federale parlementsleden. Om te beginnen is er de vraag of je de waarde van parlementair werk kunt kwantificeren. Mij doet het denken aan collega's op school, toonbeelden van stiptheid, die geen enkele vergadering oversloegen maar vrijwel nooit hun mond open deden. Ten tweede is er een trieste traditie gegroeid die maakt dat leden van de meerderheid onderworpen worden aan partijtucht en om die reden minder initiatief nemen dan leden van de oppositie: strijdvaardige parlementsleden zoals Pieter de Crem en de gebroeders van Rompuy zullen heel wat minder strijdvaardig worden mocht hun partij deel uitmaken van de volgende federale regering. Een cijfermatige benadering zegt niets over de relevantie van de tussenkomsten en wetsvoorstellen: de vraag die ons zou moeten bezig houden is welke politici een bijdrage hebben geleverd aan het beter functioneren van onze maatschappij. Bijvoorbeeld: is iemand die zich inzet voor de belangen van de vinkenzetters even goed bezig als een collega die zich inzet voor de verhoging van de laagste pensioenen? Voor een vinkenzetter allicht wel. Uiteindelijk is het politieke bedrijf een soort grootwarenhuis: iedere burger kiest uit deze selfservice wat hem of haar het nauwst aan het hart ligt en het individuele of het groepsbelang stemt niet altijd overeen met het algemeen belang. We waarderen die politici het meest die zich ontfermen over onze noden: over de wachtlijsten in de zorg wanneer wij zelf een gehandicapt kind of een dementerende partner hebben, over de meest immorele wapens zoals de landmijnen en clusterbommen wanneer wij zelf ondersteboven zijn van de dagelijkse gruwel in het tv-journaal. In concreto: zowel DS als DM geeft de hoogste kwotering aan CD&V'er Tony van Parijs. Niemand betwist de competentie van deze inderdaad hyperactieve justitiespecialist. Maar is zijn deskundigheid geen reden te meer om zijn selectieve verontwaardiging aan de kaak te stellen? Bij herhaling richt hij zijn vlammende aanklachten op de paarse coalitie en in het bijzonder op de huidige minister van justitie. Dat het departement justitie al vele generaties werd verwaarloosd, ook toen zijn partij de regering leidde of zelf de terzake bevoegde minister leverde, weigert van Parijs te erkennen. Wat heb je aan bekwaamheid wanneer die vooral wordt aangewend om een partijpolitiek spelletje te spelen en om de eigen medeverantwoordelijkheid straal te negeren? Hypocrisie is ook een kunst, een ambacht waaraan je de vakman herkent.