uit Van Toen en Thuis
transmiesxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
een vreemd licht kwam in vaders ogen de eerste keer
dat hij dat woord heeft uitgesproken: transmies
we waren aan de sloop, een gewezen brouwerij
of een atelier met twee of vier machines
aangedreven door één motor, één riem
daar was geen spoor meer van, geen olievlek
noch ziektekiem: een diepe boomgaard
met rijpend fruit, opgeschoten gras als
vele vingers die wilden grijpen
het gebouw stond wankel: een stolp
over bruinig stof en die koepel
kon je breken met één hand
we zaten op het dak van pannenlatten
de gevels dansten alsof ze dronken waren
en met één duw plofte de achtermuur gelijk
een vermolmde balk, verpulverde in het gras
die transmies namen we mee:
een eindeloze stalen baar en de stenen
op een stootkar die gleden weer met verse
mortel op elkaar tot een stalling met een zolder
en op die zolder lag dat wonder
gerold onder het laagste van de pannen
transmies: wie zag die trance in vaders ogen
wat voor grote plannen heeft hij gehad
met dat onhandig ding:
het was te zwaar om op te hangen
te lang om te dienen als bonenstaak
wat voor plannen heeft een man
die nog niet weet wat de goden weten:
een jaar of twee daarna was hij dood
naar die transmies werd niet meer omgekeken
de stalling is nu afgebroken, vervangen
door een echt gebouw, maar jij ziet
die verdwenen stalen vinger gestrekt
naar een hemels grauw, naar een boom
in die hemel en wat eraan groeit:
ach, vergeet het gauw
|