Maria van Magdala xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
niet de krampen aan dat kruis
maar de nagels van je tranen
de geseling van je haar
was de verlossing
wanneer ik opsteeg
moest het jouw omhelzing zijn
die openbrak als een ei
na ons en zonder ons
heeft men mij god genoemd
om moord en roof
te vermommen te tooien
met een reden
maar wanneer ik wederkeer
zal het een ronddolen zijn
huilend als een hongerend beest
tot ik de holte vind
waar ik warm
en als helder water werd
van jouw oneindigheid
aan deelbare lippen
en, voorwaar, ik ben god geweest
telkens ik te beven lag
geschokt
door de openbaring van jouw adem
dat buikspreken
waarmee jij mijn huid tekende
tot een heilig boek
wie kan in mij geloven
en loochenen
hoe ik alleen genezen kon
met de zalven van jouw klieren
dat ik sinds jou met jou
alleen verkondigen kon
en als een razende moest tieren
dit bliksemend inzicht:
het enige wonder van de zonde
|