Jean Quatremer in De Morgenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De beschuldigingen van Jean Quatremer, journalist bij Libération, aan het adres van het Vlaams nationalisme zijn niet mis. Hij noemt de taalgrens van 1963 een misdaad tegen België. En hij somt allerlei schendingen van de rechtsstaat op, gepleegd door Nederlandstaligen.
De rechtmatigheid van zijn aanval staat of valt met de vraag of het Nederlands in Vlaanderen onder druk staat en een defensieve houding dient aan te nemen.
Ik meen van wel en dan heb ik het niet enkel over de Brusselse olievlek die zich eindeloos zou uitbreiden mocht ze niet door taalwetgeving worden afgeremd. Ook aan de kust kan je vaststellen dat de francofonie een usurperende houding aanneemt en weigert zich neer te leggen bij het principe dat de streektaal ook de officiële taal behoort te zijn.
Dat is de paradox van België: de Vlamingen zijn numeriek in de meerderheid maar hun taal dreigt nog steeds geminoriseerd te worden indien ze niet door wetgeving wordt beschermd.
Dit blijkt niet enkel uit het gedrag van francofonen, elke gebruiker van een grote taal (Duitser, Amerikaan) gaat ervan uit dat wij, de achterlijke inboorlingen, ons moeten aanpassen en niet omgekeerd.
Vlamingen, ook als ze geen nationalist zijn, staan voor de lastige afweging van gastvrijheid tegenover zelfbewustzijn en gezonde assertiviteit. We vragen niet dat toeristen of mensen die voor hun werk hier tijdelijk verblijven, onze taal aanleren: zo pretentieus zijn we niet. Maar een buitenlander of francofone Belg die zich blijvend in Vlaanderen wenst te vestigen mag toch wel die moeite doen.
Een francofone buitenlandse observator als Quatremer lijkt daar geen begrip voor te kunnen opbrengen. Waarschijnlijk omdat hij als gebruiker van een wereldtaal die bedreiging niet aanvoelt. Wij kunnen 200 jaren van taalstrijd niet te grabbel gooien en op ons grondgebied enclaves dulden waar een andere taal ook bij officiële gelegenheden zou gebruikt worden.
Dit is een zaak van zelfrespect en zelfverdediging. Of deze zelfverdediging gewettigd is dan wel op een minderwaardigheidscomplex wijst, moet de nuchtere observator uitmaken.
Ik meen te mogen zeggen dat het taalimperialisme een feit is en soms werken we daaraan mee denk aan het toenemend gebruik van het Engels in ons hoger onderwijs: een taalgemeenschap leeft niet enkel aan de basis maar ook aan de top. Daarom moet het Nederlands de taal blijven van wetenschap (specialisaties uitgezonderd), onderwijs en officiële communicatie. Onze defensieve houding is geen luxe noch bekrompenheid, maar een noodzaak. Al mogen we ook wat zelfkritischer zijn en wat zorgvuldiger omspringen met onze eigen cultuurtaal.
de haan 9 jun. 10
|