|
Boeddha in de mailbox
Vandaag 2 berichten in de mailbox: een aflevering van Poëzierapport en een loftuiting van een lezeres, mij persoonlijk onbekend.
Het Poëzierapport bespreekt een Nederlandse bundel uitgegeven bij De Bezige Bij: een gedicht uitgespreid over een 30-tal bladzijden dat begint met 'de wat de wat' (15 keren) en voor de rest dergelijke zinsneden herhaalt.
Opnieuw komt de vraag naar boven: waarom wordt zoiets uitgegeven door een respectabele uitgeverij en andere poëzie niet?
Het heeft uiteraard met frustratie te maken maar ik spreek niet enkel namens mezelf maar net zo goed namens andere dichters die met ernstig werk bezig zijn en totaal onopgemerkt blijven. En namens talloze kunstenaars, in de plastische kunsten of in de muziek, die zich met hart en ziel in hun werk storten en zelden de kans krijgen om ermee naar buiten te komen, laat staan dat ze er één eurocent aan zouden verdienen.
En steeds zijn het enkelingen die hierover beslissen: een lector of uitgever, een galerijhouder of museumdirecteur, een cultuurpaus à la Jan Hoet.
Diametraal hiertegenover staat het voorbeeld van mijn vriend E de C, regisseur van amateurtoneel die de schouders ophaalt bij tegenkanting of geringe opkomst en gewoon doorgaat, met de glimlach. Een eigentijdse Boeddha of Sisyphus in de interpretatie van Albert Camus.
Op het einde van zijn beroemde essay, De mythe van Sisyphus, stelt deze grote filosoof dat we ons Sisyphus als gelukkig moeten voorstellen.
De mythische held rolt zijn glibberige steen de berg op en wanneer die hem voor de zoveelste keer net voor de top ontglipt, haalt de antiheld zijn schouders op, en daalt glimlachend de berg af om verder te gaan met zijn schijnbaar uitzichtloze arbeid.
Naar het woord van Boeddha is heel wat kwelling niets anders dan zelfkwelling door te verlangen naar zaken die onbereikbaar zijn en er in feite weinig of niet toe doen. Iedere vorm van ambitie is zo'n zelfkwelling: waarom vinden we geen voldoening louter in het maken en moet er een ervaring van succes bij komen? Succes dat dan wordt toegekend door de anderen en niet door de maker zelf.
Is niet het voltooien van een opdracht die men zichzelf heeft opgelegd, het meest essentiële?
Deze boeddhistische reflectie wordt tegengesproken door de wijsheid van de Engelse dichter John Donne: 'No man is an island.'
Of we het graag hebben of niet, we leven voor de ogen van de anderen en we voelen sinds ons eerste besef of zelfbewustzijn de behoefte om in deze ogen een goedkeuring te zien. 'Mama, kijk zonder handen' is het clichévoorbeeld van een eerste bedelen om aandacht en lof. En van deze primaire behoefte komen we nooit los.
Kortom, de realistische wijsheid bestaat er waarschijnlijk in om beide overwegingen in gedachte te houden en in de praktijk te brengen: enerzijds de onthechting van het Boeddhisme, anderzijds een 'gezonde' ambitie. Dit betekent een hand die niet voortdurend wil grijpen, maar een hand die geregeld open ligt als een waterlelie op een vijver. In de vrede van het licht, onder de zang van vogels.
Ook de bloemen willen bekeken worden, moeten bekeken worden, anders worden ze niet bestoven. Maar ze rukken daarvoor hun wortels niet uit om de aarde te gaan veroveren.
|