dikhuidxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- voor Erik, Norbert en de jongedames -
olifanten, noem ze geen
dikhuid: ze rouwen als wezen,
geven de schedel van een vader
door als een erfdeel, een ark
des verbonds
jaar na jaar ruist de savanne
alsof uit de hoogste baobab
een muezzin ze riep
noem ze geen dikhuid,
ze rouwen als een moeder
na de maaltijd van gieren,
termieten naderen zij
als genodigd aan een tafel
van afwezigheid
jaar na jaar alsof een priester
ze samen riep en boven het gras
staan de hoofden
in bedaarde levitatie
uit de zindering van zand,
bloedrode zon steekt
de tromp, loeit gebeden
naar de damp van een bron,
een einder verdwenen
in heiigheid
een toren van smeken
een teken van verwijt
noem ze geen dikhuid
geen blinde weemoed
kan zo rouwen
|