Aardewaartse zinnen, een soort inkeer, het zoeken naar een zin en het woord in een zin en de zin van een woord.
17-08-2005
dichtoefeningen
*
De ochtenden ze scheuren langs mijn raam voorbij ze snerpen groeven in de gladde steen ze stuiven het zand omhoog en in de verte ronkt een vliegtuigmotor de vleugels zie ik niet meer te voorschijn komen. daarvoor vliegt hij te hoog blijkbaar
---
Deze nacht had ik een ijskoude droom zelfs de lucht leek wel bevroren en alles wat ik zag was wit afgrijselijk wit en zelfs de schaduwen liepen verloren ze vonden hun oorsprong niet.
---
Vandaag op het plein de morgen roept me wakker het uur lijkt wel bevroren en al diegenen die ik zie staren bleek afgrijzen-lijk bleek en hun schaduwen zwalpen verloren ze hangen er troosteloos bij. ze dolen
hij hoeft geen aantrek en ook niets in de pap te brokken men ziet wel liever zijn hielen dan zijn tenen
alles wat hij ooit gedaan heeft is naar de vaantjes naar de knoppen naar de weerlicht naar de maan naar de kwartjes
het is om uw blote kont te laten zien al had ge maar een stukske bil
zijn haar hangt in pinnekes en hij heeft nen luizenbaard hij is een voddebaal een levende voddebaal ne vuile patat altijd stiepelzat en hij verwacht nog volk
maar 't goed volk loopt hem voorbij met de neus in de wind alleen nen habschard gooit nog wat in zijn plastic bakske
hij hangt verdoeme toch altijd roemede rond 't groenplein
misschien denk ik teveel in kleuren, die ik dan te licht beschrijf, of andersom, ik weet het niet zo goed, we trachten immers allemaal onze verbeelding voor zichzelf te laten spreken, maar er is geen licht genoeg en de ademlucht te ijl, de klanken worden slecht verdragen, ze grauwen onverstaanbaar en scheppen niets, tenzij slechts waan en een te geringe fantasie
men heeft mij altijd wijsgemaakt dat de stem één van de mooiste instrumenten is om muziek te maken
als jongeling ben ik sopraan geweest en zong ik religieuze liederen, in koor en streng ornaat, nadien als tenor kon ik evenmin het galmen van mijn stem niet laten, ik zocht de wezens in de stille hoeken op
en nu schrijf ik gedichten waarin klank en soms een melodie verborgen ligt, ik zoek nog naar het wezen van de stilte die geraakt kan worden door een gezongen woord
In het antwerpse is het enkel moederdag op 15 augustus, de rest van de moederdagen zijn niet voor de bakker maar wel de pralinewinkel, de electro-ménager, de cadeaushop en noem maar op.
-
ooit heb ik haar gloedvol gemaakt en zelfs haar bloed doen koken en soms haar stemming tot wanhoop gebracht
ze heeft me leren lopen, en praten kon ik al, ik las het van haar mond want een glimlach doet soms wonderen
hoe komt het dan dat zij meestal onzichtbaar was, de tafel stond gedekt mijn bed verschoond, de lakens wit het huis kraaknet en vader eveneens een glimlach 's ochtends bij 't vertrek
als kind vroeg ik me af of moeder wel een engel was die mirakels kon en zelfs met die sint mocht spreken
nu heb ik van die dagen dat ik mezelf afvraag waarom zij soms onzichtbaar blijft, maar misschien moet ik het haar wel zelf vragen
hij woont in een godvergeten vaderland en in tegenstelling tot vervelens toe heeft hij teveel moeders al gehad
zijn eerste echte en een echtgenote en een tweede assistente en een derde onvolmaakte en een huiselijk type dat nog eens per week het stof dat dagelijks dikker wordt komt halen, hij praat zo graag
het laatste wat hij zag, na een hemel blauw de ochtend en het gaandeweg begin van weer een dag als gisteren
was een lichtflits die alles weer tot nacht volbracht, het duister en de dood verzamelde, een helse weg gesmolten vlees en zwarte regen het vuur, vuur, verbrande eerst de houten huizen en het puin versperde en alles was te vergeefs en giftig zelfs de dauw het water
- er kruipen bruine mieren langs de muur omhoog de deur zit vastgeklemd het hout is rot en een vergeten slot is groen het heeft de sleutel en zijn glans verloren mieren kruipen tussen spleten door, zo kunnen ze wel het hele huis veroveren
de man die laatst nog binnenkwam hoe lang geleden weet ik niet is er te kort een tijd verbleven want de muren zijn nog kaal en de vensters onbedekt gebleven
het is zonde van het huis met van die schaamteloze ramen en ik heb zelfs geen huis om het te beschamen
Hij is aangenaam verstoord maar altijd heer gebleven en legt het kinderlijk aan boord, dat maakt de vrouwen zo verlegen en ook een beetje gestoord, de loeder
een man is heimwee en plant daarom zijn hartstocht altijd hemelsdiep
zodat hij ook hellewaarts kan varen met zijn vaartuig dat gewrocht uit hoge sferen in gelouterd ijs omdat daar zijn adem kon bevriezen de lucht ooit vloeibaar was
en telkens keert hij weer de steven van zijn schip tussen de oevers van het geboorteland, zijn moeder en een zonsondergang omdat het ijs thuis smelt
hij schraapt de ochtend uit zijn keel alvorens hij de jaren weer verdrinkt met kranke zinnen die pas gisteren nog verloren raakten tussen droom en daad, tussen vallen en opstaan en een fles die glazen brak en rolde met een lege klank, de tafel duldde slecht het wankelen van zijn benen en hij sleepte zich voort alweer
hij heeft geen woorden meer die zinnig klinken op papier er draait een wereld in zijn kop en hete thee heeft hem nog wat respijt gegeven de wijn is op
hij heeft een wereldgroot verdriet zo zwaar dat dagenlang het leek alsof zijn hoofd op een speerpunt werd gespietst en beroofd van zijn adem, zijn haat en elk gebaar
er sluipt een kat zwart door de stad een onheilsbode of fluwelen poten
mijn bijgeloof is uit de mode ik loop steeds ladders zat er onderdoor hoe raar het ook mag klinken, de straten liggen er te stinken, het slijk is overal
ik heb mezelf benoemd tot zwerfafval en laat het duidelijk zien, dat ik zo begaan ben met de stad, mijn hond mag dus te pas, overal zijn drollen persen
ik trap daar zelf niet in, ik ben een vrolijk baasje, ik plaats een vlagje op de hoop en denk daarbij dat anderen het wel merken met een voetafdruk en heel hard vloeken
mijn hond heeft 't schijt aan ' t stad ik ga vandaag niet werken want er zijn geen straten meer slechts plassen en hier en daar een zwarte kat