Deze namiddag zitten Denise, mama en ik in de cafetaria. Het is de Week van de Derde Leeftijd en er is van alles te doen in het rusthuis. Denise vertelt mij dat toen ze maandagnamiddag bij mama kwam, de kinderen van de lagere school op mamas afdeling samen met de bejaarden aan het knutselen waren. Ik vind dit een prachtig initiatief. Dat jonge volkje brengt heel wat afleiding voor de oudjes. Ook mama genoot er volop van, verneem ik van Denise. Er zat een klein blond meisje naast je mama. Ik denk een jaarofzes of zeven, zegt Denise, en je mama wreef heel lief over haar hoofdje. Toen zei je mama tegen mij: dat is juist ons Ellen, hé? We zuchten eens beiden heel diep na dit verhaal. We beseffen dat mama die namiddag wel heel erg ver in de tijd was afgedwaald. Maar het is nu eenmaal zo en het overkomt haar steeds vaker. We moeten er ons maar bij neerleggen. Ik ben al blij als ik met mama terugkeer naar de afdeling ze tegen mij zegt: Kom, Elleken!
Omdat ik er toch niet helemaal gerust in ben of mama vandaag geen gevolgen heeft van de inspuiting tegen de Mexicaanse griep ga ik zondagnamiddag maar eens kijken. Ik ben meteen gerustgesteld. Ze ziet er goed uit en ze is opgewekt. Het is geen weer om buiten te wandelen, dus lopen we even de gangen van het rusthuis in. Zo krijgt mama toch wat beweging.
We gaan even buren bij Karoline en Marcel, die samen op Marcels kamer zijn. Karoline haalt een doos met snoep uit de kast en houdt ze mama voor: Snoepje, Marcella? Mama kijkt in de snoepdoos en dan naar Karoline. Hmm mag ik mij er eentje nemen? vraagt mama. Natuurlijk antwoordt Karoline. Ook Marcel krijgt zijn deel. Even later krijgt mama de snoepdoos weer aangeboden, maar ze hoeft niet meer. Neen merci, ik heb genoeg zegt ze beleefd. Enkele ogenblikken later probeert Karoline het nog eens. Het lijkt voor mama weer helemaal nieuw, alsof zij de doos snoep voor het eerst ziet, en enthousiast kiest ze zich een lekkere chocoladebonbon uit.
Tegen etenstijd gaan we met zijn vieren naar de leefruimte. Als mama aan tafel zit, merk ik dat ze haar schoenen nog aan heeft. Ik ga op haar kamer haar pantoffeltjes halen. Ik duik onder tafel om haar linkerschoen uit te doen, maar mama schreeuwt het uit van de pijn. Ellen, het is serieus hoor, zegt Karoline bezorgd, je ma weent. Ik weet dat mama heel kleinzerig is geworden. Bij de minste aanraking kan ze het al uitroepen van de pijn. Dus ik neem haar rechtervoet vast en wil de schoen uit doen. Dit doet blijkbaar totaal geen pijn want ik doe de schoen uit, mama doet die vliegensvlug weer aan. Ik doe de schoen uit, mama doet de schoen weer aan. Ze blijft tegenstribbelen. Die schoen moet uit en jouw pantoffels moetenaan, mama! zeg ik een beetje ongeduldig, terwijl onder tafel het gevecht met de schoen maar doorgaat. Ze doet dat hieraltijd maar uit beklaagt mama zich fel tegen Karoline, waarop die in een lach schiet. En laat dat nu mama flink tegenvallen. Ja, ge moet er nog mee lachen ook! reageert ze fel. Als de strijd met de schoen in mijn voordeel is beslecht, - mama heeft uiteindelijk haar beide pantoffels aan, - zit ze alweer samen met Karoline en mij te lachen. Marcel is zoals steeds onze stille, zwijgzame toeschouwer.
Ik weet dat mama vrijdagnamiddag haar spuitje kreeg tegen de Mexicaanse griep. Ik heb al met verscheidene mensen gesproken die die inspuiting hebben gekregen. De meesten voelen zich de dagen erna niet al te best, sommigen hebben zelfs barstende koppijn en stevige spierpijnen. Toen ik vrijdagmorgen bij haar was, was mama zó ver weg. Ze herkende me nauwelijks en ik ben nu echt bang voor het effect van de inspuiting. Arsène en ik zijn dan ook vandaag extra bezorgd om haar. Als we zaterdagnamiddag samen naar haar vertrekken, spelen de doemscenarios door onze hoofden. Hoe zal het met haar zijn? In bed met hoofdpijn, spierpijn, totaal in de war? Arsène, die geplaagd door een zware verkoudheid enkele weken niet naar mama ging, vraagt zich ook af of ze hem nog wel zal herkennen.
Als we op mamas afdeling toekomen, zien we haar zitten in de leefruimte. Oef, dat stelt ons al wat gerust. Mama zit naast Marcel, ieder in zijn eigen stoel. Na zijn heupoperatie krijgt Marcel nog steeds pijnstillers en verdoofd door de medicatie ligt hij in een diepe slaap. Mama ziet er goed uit. Arsène begroet haar met: Dag mams! Na een onderzoekende blik in zijn richting weet ze meteen wie hij is. Ik ben zo blij dat jullie er zijn, zegt mama. Er wordt heen en weer geknuffeld en gekust.
Maar mama maakt zich plots verschrikkelijk druk tegen Marcel, die luid ligt te snurken. Niet zo snurken! snauwt ze en Arsène voorkomt nog net dat Marcel een flinke por krijgt van haar. Tjonge, tjonge, die mama van ons! Vroeger was het pa die onder zijn voeten kreeg toen hij snurkte, nu is het die arme Marcel. Arsène neemt haar mee naar haar kamer en we laten Marcel, die zich van geen kwaad bewust is, maar rustig verder snurken.
Trots loopt ze even later op weg naar buiten aan de arm van haar schoonzoon, druk tegen hem babbelend in haar onverstaanbaar taaltje. We kunnen het bijna niet geloven dat ze die vervelende spuit heeft gekregen. Vraag het toch maar even na, zegt Arsène bezorgd. Ik stap naar de verpleegster. Ze verzekert mij dat mama inderdaad is ingespoten tegen de Mexicaanse griep. Ja,gisterenmiddag, en lachend zegt ze nog: Maar ze is goed hé? Hou maar hout vast dat het blijftduren.
In de hall lopen we Denise tegemoet, die ook op bezoek komt. We maken samen een zeer korte wandeling in de tuin. Maar er staat te veel wind en mama moppert: t Is koud,hoor!. We gaan iets gaan drinken, hé ma? stelt Arsène voor. Ja hoor, antwoordt mama. Het blijft natuurlijk niet alleen bij iets drinken, ons ma eet ook een lekker stuk taart. Dat gaat er altijd in bij mama!
Als Karoline de cafetaria binnenkomt om ons gedag te zeggen, merkt mama meteen op dat ze een nieuwe jas aanheeft. Zelf vroeger altijd graag mooi gekleed, soms wat naar het extravagante toe, heeft mama nog altijd oog voor kleren. Mooiemantel, hé zegt mama vol bewondering.
Als wat later Denise van mama afscheid neemt met een dikke zoen, neemt mama haar eens goed vast. t Is zo een schatje zegt mama gemeend. Denise is zichtbaar wat ontroerd.
Mama is er vandaag toch wel echt bij en blij. Ze heeft blijkbaar toch geen nare gevolgen van de inspuiting. We zijn opgelucht. Is ze misschien toch nog sterker dan wij denken?
Dinsdagmiddag wip ik nog even voor het lesgeven bij mama binnen. De gordijnen in de leefruimte zijn dicht en daardoor is het er vrij donker. Mama zit in de stoel en heeft een huilmoment. Zakdoek in de hand laat ze haar tranen de vrije loop. Een hoogbejaard dement heertje staat naast haar, zijn hand op haar schouder. Hij fluistert mama lieve woordjes toe.
Linda? vraagt mama onzeker als ze me opmerkt. Neen mama, t is Ellen antwoord ik. De oude man kijkt mij verward aan. Ik ben haardochter vertel ik hem. Oh zegt hij en hij bukt zich weer over mama heen. Ge moet niet meerschreien, troost hij verder, je hebt hier een lieve zoon, die je mama noemt. Dan kijkt hij mij aan en zegt: Je zorgt goed voor haar, je bent een goede zoon. Ik probeer maar niet uit te leggen dat ik de dochter ben. Mama blijft wenen. De arme man heeft zo met haar te doen dat hij haar vastpakt en mee huilt. Ze zijn zo druk met elkaar bezig dat ik totaal, hoe ik ook mijn best toe, er niet aan te pas kom. En dan heeft mama eindelijk door wie ik ben, door haar tranen heen begint ze te lachen. Nu is het haar beurt om de lieve man te troosten. Ze wrijft zachtjes met haar hand over zijn wang en zegt: t Is al goed
Als bij alle twee de tranen zijn opgedroogd haal ik mama uit de stoel. Ik gaeventjesmet haar wandelen leg ik de man uit die alleen achterblijft. Goed, fluistert hij, dan blijf ik hier wachten. Als we terugkomen, zit die lieverd enkele tafels verder al gezellig een babbeltje te doen met een andere medebewoonster.
Als ik zondagmiddag bij mama toekom, zit ze in de leefruimte en is ze net klaar met het eten van een stuk taart. Ik haal haar uit de stoel en ga met haar naar haar kamer.
Na het toiletbezoek, maak ik haar klaar om samen op stap te gaan. Ineens wijst ze het schilderij aan waar papa staat op afgebeeld. Dat is de beste zegt ze. Neen, dat is onze beste! verbetert ze zichzelf, terwijl ze me een klein duwtje geeft. Ja, dat is papa, hé antwoord ik. Ze knikt tevreden van ja. Ik ben een beetje verwonderd, want al maanden weet ze niet meer wiens portret dat is.
Ik wil vandaag met mama naar het Beukenpark aan het Schipdonkkanaal. Het is een flink eindje stappen, dus ik heb een rolstoel in bruikleen gevraagd op mamas afdeling. De lieve bejaardenhelper W. heeft meteen een rolstoel voor ons gehaald. Warm ingeduffeld gaan we op stap.
Eens toegekomen in het Beukenpark wil mama uit de rolstoel. De geitjes en de kippen in de wei trekken meteen haar aandacht. Kijk mama, geitjes zeg ik, die van zodra ze ons in de gaten krijgen, speels op ons komen afgelopen. Het beestje dat meteen tegen de afsluiting opspringt, heeft flinke horens op de kop. Geen geit volgens mama, een ram! zegt ze gedecideerd. Ze bukt zich en trekt een groot onkruid uit. Trots toont ze het mij met de vraag: Is dat goed? en wil dit aan de ram geven. Ik vertel haar dat hij misschien toch liever een stukje brood heeft en dat we dat de volgende keer zullen meebrengen. Dat vindt ze een goed idee en het stukje onkruid wordt op de grond gegooid. We wandelen een eindje langs het Schipdonkkanaal en mama geniet toch weer van de natuur. Ik neem wat fotos en een voorbij wandelend koppel is zo vriendelijk om er enkele te maken van mama en mij samen. Het wordt frisser en mama wordt moe. Ze gaat gewillig in de rolstoel zitten en we keren terug naar het rusthuis.
We kijken samen nog wat televisie op haar kamer en dan breng ik mama naar de leefruimte. Omdat bij ons in het dorp de winterkermis doorgaat, worden de bewoners van het rusthuis extra verwend. Deze voormiddag kregen ze een aperitief aangeboden en mama had gekozen voor porto, vertelt de verzorgende. Ze weet goed wat ze wil hoor. Er is rode of witte martini en porto. Maar ze wou porto! Hetzondagavond eten ziet er ook feestelijk uit: een mousse van zalm, een stuk gekookte zalm met een cocktailsaus, gerookte zalm, ei, tomaat, sla, drie boterhammen, een yoghurt en een kiwi. Heb je veel honger? vraagt lachend de verzorgende met een knikje in de richting van die grote portie. Geen probleem voor mama, zalm dat is nu net haar lievelingskost. Karoline en Marcel komen er ook bijzitten. We hebben hen een tijdje moeten missen, want na een val belandde Marcel voor een operatie aan de heup in het ziekenhuis. Er wordt wat heen en weer gebabbeld, het is weer best gezellig. Ondertussen geniet mama van de lekkere zalm en even later is alles op. Yoghurt en kiwi incluis.
Mamas haar is uit de krulspelden en het is netjes geborsteld. Ze ziet er mooi uit, maar toch zo tenger en broos.
Ze zit me aan te kijken en vraagt stilletjes: Mag ik jou eens iets vragen?Natuurlijk, mama antwoord ik, benieuwd naar wat haar vraag is. Ze legt haar handen in die van mij en ik zie weer die lege blik in haar ogen. Ik wacht op haar vraag. Wadde? vraagt ze heel onzeker. Mama is datgene wat ze mij wou vragen al weer kwijt.
Ze gaat moeizaam rechtstaan, neemt me vast en zegt: Ik ben zo blij dat je weer thuis bent, kind. Waarop ik haar een dikke knuffel geef en zeg: Ik ook, mama. Ze lacht en overlaadt me met een pak zoenen.
Als ik even later naar huis ga, vindt mama dat heel normaal. Tot morgen, mama. Tot morgen, kind en voorzichtig zijn, hé?
Arsène en ik zijn deze namiddag bloemen gaan brengen naar de graven op het kerkhof. Mama kan niet meer mee gaan, ze begrijpt er niets meer van. Toen ik haar vrijdagmorgen vertelde dat het zondag Allerheiligen is, bleef ze dat ontkennen: Neen, kind dat kan niet! Dus ik laat dat onderwerp nu maar rusten.
Door het rijden van het ene kerkhof naar het andere, kom ik pas om 16.20 u in het rusthuis toe. Mama ziet er ook vandaag niet vrolijk uit. Vanuit de stoel kijkt ze me vreemd aan en vraagt twijfelend: Oh, ben jij tante Margriet? Ik neem haar eens goed vast: Neen mama, ik ben Ellen. De tranen lopen weer over haar wangen, maar kind toch zegt ze verdrietig. Ik bevrijd haar vlug en ga met haar naar haar kamer.
Er hangt een indringende urinegeur rond mama. Als ik haar op de wc laat zitten, merk ik dat de incontinentieluier die ze aanheeft, doordrenkt is. Vandaar die geur! Ik doe haar een droge luier aan en ze is weer netjes aangekleed als Denise binnenkomt. We gaan nog even buiten wandelen. Maar we zijn nog maar een klein blokje om of mama zegt dat ze buikpijn heeft. Tegelijkertijd grijpt ze naar het kruis van haar broek. Even later tracht mama ons met de nodige armbewegingen uit te leggen dat het achteraan in haar broek ook niet meer goed zit. Denise en ik kijken elkaar aan, we weten beiden wat er gebeurd is en keren terug naar mamas afdeling.
Deze keer roep ik een bejaardenhelpster om mama te verzorgen. De twee vuile luiers liggen op de grond in de badkamer en verspreiden een niet te miskennen stank. Als ik daar een opmerking over geef, antwoordt de verzorgende: Laat maar liggen, datwordt straks als we met 'de kar rondkomen, opgeruimd. Ze wast vlug haar handen en snelt alweer naar de kamers om de zieke oudjes in bed eten te geven. Ja, het is ondertussen etenstijd, de boterhammen die het personeel zonet zelf hebben gesmeerd, moeten nu opgediend worden...
Het weinige personeel dat er tijdens het weekend werkt, heeft de handen vol. Die vuile luiers blijven voorlopig maar liggen. Hoe hard het personeel ook zijn best doet, zij kunnen maar roeien met de riemen die zij hebben.
Vrijdagmorgen is mama heel triest. Ik vind haar huilend in de stoel. Ze is vandaag in bad geweest. Volgens de hoofdverpleegster en de verzorgende geniet ze daarvan, maar deze morgen heeft het haar in geen geval blij gemaakt. Ze neemt mijn hand vast en zegt: Ze moeten gewoon spreken gewoonspreken, niet Ze geraakt niet meer uit haar woorden en barst los in een bijna hysterische huilbui. Help mij een keer .! vraagt ze me wenend, terwijl ze hard in mijn hand knijpt. Wat is er deze morgen gebeurd? Heeft er iemand zijn geduld verloren en tegen mama luidkeels geroepen? Ik weet het niet.
Het doet me denken aan een voorval van zowat drie jaar geleden. Mama was toen net opgenomen, nog niet zo ziek als nu en nog vlot ter taal. Vaak had het personeel de handen vol met haar. Ze kon zich niet neerleggen bij de haar opgelegde manier van leven en rebelleerde vaak tegen de huisregels van de afdeling dementen. Enkele weken na de opname hadden de hoofdverpleegster B. en ik een evaluatiegesprek. Ook mama was daarbij aanwezig. Mama nam het woord: Ik heb als jonge vrouw jaren in een bejaardentehuis gewerkt, maar nooit of te nooit heb ik of mijn collegas tegen die oude mensen geroepen. Ze zijn oud en ziek, roepen tegen hen is niet nodig. Hier doen ze dat wel! Ik wou uitleg. Maar de hoofdverpleegster wuifde de beschuldiging weg: Je moet niet alles geloven wat je ma vertelt. Ze deed er nog een veelbetekenend knikje bij in mamas richting: "ze is dement, ze weet niet wat ze zegt!"
Maanden later hoorde ik van een sanitaire helpster: Verdorie toch, er zijn er hier bij die nogal kunnen roepen tegen die oude mensen!
Een lezer van mijn blog schreef mij na het bekijken van een filmpje met mama: Film haar zoveel je kan. Ja, de man heeft gelijk. Arsène en ik denken dat het een mooi souvenir is. Hoewel het is niet altijd gemakkelijk om ook op film en fotos te worden geconfronteerd met mamas aftakeling. Het blijft pijn doen en er is geen remedie om die pijn weg te nemen. En toch, als ik de fotos en het filmpje bekijk van deze namiddag, dan voelt het weer een beetje goed. Mama lijkt best tevreden met haar uitstap, ik zie haar lach, ik zie haar genieten van de wandeling, genieten van een kopje koffie en een taartje in de cafetaria van het rusthuis met haar vriendin Denise en mij aan haar zijde.
Misschien is ze op zulke momenten toch nog eens echt gelukkig?
Ik heb woensdagmiddag eerst nog even met de huisdokter gebeld en volgens haar kan ik gerust langs gaan bij mama. Een beetje bezorgd zegt ze: Hou wel een beetje afstand hé! Zal ik zeker doen. Ik wil gewoon mama even zien, de was ophalen, die ik anders op vrijdagmorgen meebreng en dan terug naar huis.
Mama is blij als ze mij ziet, al moet ze er toch in het begin even over na denken wie ik ben. Eens met ons tweetjes op haar kamer, weet ze het weer helemaal. Als ik een hevige hoestbui krijg, kijkt ze mij verontrust aan: Kind toch! Ik leg haar uit dat ik een verkoudheid heb. Ze blijft me bezorgd in de gaten houden. Als ik voor de tweede keer flink begin te hoesten, zegt mama plots kordaat en gebiedend: Ons Ellen, en nu ga je in je bed kruipen! Die oeverloze bezorgdheid van een moeder voor haar kind, ze is er bij momenten nog steeds. Dat heeft mijnheer Alzheimer haar nog niet afgepakt. Hoewel? Even later zegt een vriendelijke bejaardenhelpster, die mama terug naar de leefruimte begeleidt: Marcella, Ellen moet naar huis hè? Ze is nog een beetje ziek, ze is verkouden. Mama kijkt een beetje verontwaardigd naar haar en dan naar mij. Dat is toch niet erg! antwoordt ze prompt.
Vrijdagmorgen had ik de hoofdverpleegster gewaarschuwd dat ik, op doktersbevel, niet naar mama mocht komen. Iedereen op mamas afdeling weet dat ik er elke vrijdagmorgen ben om mamas haar te doen. De kapster nog contacteren ging niet meer, maar er werd door de hoofdverpleegster meteen naar een oplossing gezocht. Ze vond een lieve verzorgende, die wel even tijd zou vrijmaken om mamas haar in de krulspelden te draaien, probleempje opgelost! Je hoeft je geen zorgen temaken verzekerde mij de hoofdverpleegster.
Na haar bezoek aan mama belde Denise mij zaterdagavond op. Alles gaat goed met je ma. Je hoeft je geen zorgen te maken. En het is alsof ze naar de kapster is geweest, haar haar is zeer mooi Toen we even naar buiten gingen en er enkele regendruppels vielen, haalde je ma een zakdoek uit haar jas, plooide die open en legde hem netjes boven op haar hoofd. Maar we zijn meteen weer binnengegaan hoor ... Verzorg je goed, hé!
Zondagavond was het Karoline, die mij een geruststellend sms-je stuurde: Met mama alles in orde. Ze was in vorm. Heb haar een dikke knuffel en een zoen gegeven. Groetjes en beterschap.
Vooraleer ik vrijdagmorgen naar mama ga, wil ik eerst naar de dokter. Ik voel me niet zo goed en ik heb keelpijn. De dokter stelt een zware keelontsteking vast en een beginnende verkoudheid en legt me meteen verbod op om naar mama te gaan. Ze is ook al jaren mamas huisdokter, en heeft dus weet van alle problemen. Ze heeft gisterennet haar inspuiting tegen de griep gekregen, vertelt ze mij, dus nu mag je zeker niet naar haar toegaan. Zelfs het ganse weekend niet! Dat was ik dan ook niet meer van plan want ik wil zeker niet het risico lopen mama te besmetten.
Onze huisdokter is iemand die heel nauw bij haar patiënten betrokken is. Dat blijkt nog maar een keer als ze mij met veel emotie zegt: Het was gisteren de eerste keer dat ze mij niet herkende. Ze gaat snelachteruit hé?
Ron Buitenhuis - Alzheimer Song - Ein Huipke Miens (Een Hoopje Mens)
Onlangs vond ik per toeval op YouTube het filmpje met het ontroerend luisterlied Ein Huipke Miens. Een prachtig liedje van de Roermondse singer-songwriter en journalist Ron Buitenhuis over de enorme impact die de ziekte van Alzheimer heeft.
Omdat ik vreesde dat de meeste van mijn Vlaamse bloglezers het Limburgse dialect niet best zullen verstaan, vroeg ik per e-mail aan Ron of ik het filmpje Nederlands mocht ondertitelen en op mijn blog plaatsen. Mijn toestemming heb je, want ik weet maar al te goed hoe mensen in situaties als de jouwe, zich voelen , mailde mij Ron al s anderendaags terug. En hij was ook nog zo lief om de Limburgse tekst even snel voor mij te vertalen. Wat een schat!
Het is zeerzeker de moeite waard om een bezoek te brengen aan de website van Ron Buitenhuis: http://ronbuitenhuismusic.nl/ U kunt er luisteren (en legaal downloaden) naar een aantal van zijn sfeervolle liedjes.
EIN HUIPKE MIENS (Een hoopje mens)
Noe de wereld om dich haer- besteit oet eine stool - en ein bed
Nu de wereld om je heen, bestaat uit slechts een stoel en een bed
En de oere van de klok - en de daage van ut joar - neet bestoan
En de uren van de klok en de dagen van het jaar, niet meer bestaan
Noe de kleur van dien gezich - en ut beeld van dien verstandj -
zeen vervaag.Noe bös doe
Nu de kleur van je gezicht en de beelden van je verstand, zijn vervaagd. Nu ben jij
Te - ruuk gebrach - Tot ein huipke miens
Tot ein kindj van veer - En auch zo teer
Terug gebracht, tot een hoopje mens,
tot een kind van vier en ook zo teer
Noe de wermte van dien sjtum - en ut vuur van diene wil - zeen gedouf
Nu de warmte van je stem, en het vuur van je wil, zijn gedoofd
Noe de klank van diene lach - en de passies van dien hert -
zeen versteind.
Nu de klanken van je lach en de passies van je hart, zijn versteend
Noe de krachte van dien henj - en de gratie van dien lief
Zeen vergoan. Noe bös doe
Nu de krachten van je handen en de gratie van je lijf, zijn vergaan
Nu ben jij .
Te - ruuk gebrach - Tot ein huipke miens
Tot ein kindj van veer - En auch zo teer
Terug gebracht, tot een hoopje mens,
tot een kind van vier en ook zo teer
Maar veer loate dich neet los - auch al kens ze os neet meer
Doe bliefs toch veur altied - ozze grote man
Maar we laten je niet los, ook al ken je ons niet meer
Je blijft toch voor altijd onze grote man
Auch al bös ze noe allein - bliefs toch altied in os hert
Ozze kanjer - ozze vrundj - ozze eige pap
Ook al ben je nu alleen, je blijft toch in ons hart
Als ik woensdagnamiddag de parking van het rusthuis oprij, zie ik Denise en mama arm aan arm wandelen in het park. Denise is pas sinds gisteravond thuis van een weekje Spanje en nu al bij mama op bezoek. Ik sla het tweetal even gade en ik zou bijna denken dat ze samen honderduit praten. Ik weet natuurlijk wel beter, maar het plaatje dat ik zie, is zo compleet, zo mooi. Twee hartsvriendinnen aan de babbel. Dan is Denise aan het praten, dan is mama weer aan het woord.
Ik haast mij naar hen. Denise krijgt van mij een dikke kus en dan is mama aan de beurt voor een dikke knuffel. Maar ze heeft echter weinig interesse in mij. Het duurt een tijdje vooraleer ze mij een zoen wil geven. Eerst wil ze mij zelfs geen arm geven en gaat ze nog wat dichter tegen Denise aanleunen. Zou ze haar dan toch de afgelopen week gemist hebben?
We wandelen nog wat en gaan dan naar de cafetaria. Na de reisverhalen, vertelt een stralende Denise me stiekem dat mama heel blij was haar terug te zien. Ze had, zoals Denise altijd doet vooraleer ze mamas kamer binnenstapt, eerst op de deur geklopt en mama had duidelijk gezegd: Kom binnen. En mama had blij verrast, gezegd: Oh, wie we daar hebben en ze hadden elkaar stevig omhelsd. Het was net een beetje zoals vroeger, mijmert Denise, als ik bij haar op bezoek kwam ophaar appartement Ik merk dat ook in de cafetaria mama niet van Denise kan afblijven. Voortdurend streelt ze zachtjes over Denise haar arm, of legt ze lief haar hand tegen Denise haar wang. Op een bepaald moment gaat mama rechtstaan, neemt Denise vast en drukt een dikke zoen bovenop haar hoofd. Het is zo vertederend, zo kinderlijk lief. Denise en ik kijken elkaar aan en we stellen bijna tegelijkertijd allebei heel stilletjes en vertwijfeld dezelfde vraag: Er moet toch nog ietszijn? ...
Als we met zijn drietjes opstappen en Denise van ons wil afscheid nemen, lijkt alles weer plots uit mamas hoofd verdwenen. Ze kijkt Denise met lege ogen aan en ze is er niet meer toe te bewegen om haar een afscheidskus te geven. Hoe kan het nu van de ene minuut op de andere zoveranderen? vragen Denise en ik ons af.
Na mijn zoektocht achter mamas bovengebit, dat ze op de vloer had gegooid in de leefruimte en mamas twee toiletbezoeken zijn we zaterdagnamiddag eindelijk klaar om naar buiten te gaan. Gezellig met zijn tweetjes, arm en arm.
Mama is weer een echte spraakwaterval. Wat ze vertelt is moeilijk te volgen, laat staan nog te begrijpen. Maar voor mij is het samen zijn met haar wat telt. We knuffelen en zoenen, maken een korte wandeling en gaan daarna iets drinken in de cafetaria.
Af en toe maak ik vlug wat notities van ons gesprek en dat verloopt zo:
- Ik: Mama, je hebt de groeten van Arsène. (Mama kijkt me zeer onzeker aan en reageert niet.) - Ik: Je hebt de groetjes van Arsène. - Mama (kijkt blij): Oh ja, dan zal ikpakjes kopen. - Ik: Je hebt ook de groetjes van Lydia. (Lydia en ik zijn van kinds af vriendinnen, maar als ze bij mama op bezoek komt, wordt ze door haar niet meer herkend. Toch doet de naam Lydia bij haar ergens nog een belletje rinkelen.) - Mama: Ja echt van Lydia? (Lachend wrijft ze tevreden met haar handen over haar hart.)
- Mama: Waar is ons Ellen? - Ik: Hier ben ik, mama. - Mama: Allez zeg, ze is toch gewoon om af en toe kindjes te krijgen! - Ik: Ja,kindjes aan wie ik typeles geef. - Mama: Ik kan zeker niet mee met hen? - Ik: Waarom zou jij nietmee kunnen? - Mama: Neen, maar ja wat moet ik nu geven? - Ik: Wat zou je willen geven? - Mama (bekijkt een man, die de cafetaria binnenkomt): Is dat een paster? - Ik: Neen, ik denk het niet. - Mama: Ze luiden morgen en overmorgen iedereen uit! - Ik: Echt waar? - Mama (praat plots tegen haar sjaal, die naast haar op de stoel ligt): Wel, mijn zoeteke het is niet serieus met datbeestje - Ik: Er zit hier toch geen beestje? - Mama: Niet dat ik weet! Nu ga ik naar - Ik: Waar wilje naar toe? - Mama: Naar koffie Heb jij zoiets van? - Ik: Van wat? (Ik spoor mama aan om haar fruitsap op te drinken. Wat onhandig botst ze met het glas tegen haar neus.) - Mama: t was op mijnneus. - Ik: Dat is niet slim. - Mama (toch lachend): Hèla, wat braaf zijn hé! - Ik: Ik ben altijd braaf. - Mama: Het is niet leutig. - Ik: Wat is er niet leutig? - Mama: Mijn voeten doen zeer. Ik ga naar huis. Ik heb het heet aan mijn oren! - Ik: Ja, het is hier warm, hé? - Mama: Het is aan moi en toi!
Zo kletsen we uurtje aan één stuk door, samen gezellig 'in de war'.
Als ik vrijdagmorgen bij mama op de kamer kom, word ik door haar begroet. Niet uitbundig, want ik heb de indruk dat ze het vandaag niet zo goed weet wie ik ben.
Pas als ik een tijdje met haar bezig ben, dringt het tot haar door dat ik Ellen ben en word ik weer haar zoete. Maar het belet haar niet om even later fluisterend tegen mij te zeggen: Ons Ellen heeft gezegd dat we het alleen kunnen doen.En? vraag ik haar. Ze komt wat dichterbij staan en zegt stilletjes en een beetje samenzweerderig: Hebben we gedaan! Wat ze samen met mij heeft gedaan, kan ze helemaal niet vertellen, want wat het ook mag zijn, het is weeral uit haar hoofd verdwenen.
Mama is al druk bezig met andere dingen. Zo wordt de afstandsbediening om de hoogte van het bed te regelen, lief aangesproken: Hèla, hoe is met u? Wat zit gij daar te doen? Even later gaat al haar aandacht naar mijn handtas, die ook met dezelfde tederheid als de afstandbediening wordt begroet: Maar wat zit gij daar in dat huukske te doen? Ik kan het even niet laten en zeg: mama, het is mijn handtas en ze staat in de hoek van de kamer, niet het huukske. Ze kijkt me een beetje verwonderd aan, en zegt: Ah, t is hoekske. Terwijl mama nog wat ronddrentelt in haar kamer zijn het de kleine tinnen beeldjes van de teckels die ze gedag zegt.
Ik laat haar maar rustig doen, want ik weet helaas niet wat er in haar hoofd omgaat. Komen die dingen voor haar allemaal tot leven? Heeft het iets te maken met het terugkrijgen van de kinderlijke fantasie? Of zijn het waanvoorstellingen te weeg gebracht door haar ziekte? Ik heb hier geen antwoord op. Maar als ik mama zo bezig hoor, denk ik even aan het gedichtje Marc groet s morgens de dingen van Paul van Ostaijen. Beschrijft hij in dit eenvoudig gedichtje de fantasierijke leefwereld van een kleuter of misschien wel de simpele gedachtewereld van een dementerende?
Marc groet 's morgens de dingen
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goeiendag
Ik kom zaterdagnamiddag in de leefruimte aan en mama merkt mij meteen op. Wie we daar hebben! roept ze opgewekt. Ik stap op haar af, geef haar een dikke zoen en meteen zegt mama: Kind, ik ben blij dat jijer bent! Ik bevrijd haar uit de stoel en we gaan samen naar haar kamer.
Het toiletbezoek verloopt zonder problemen, het aandoen van haar wandel-schoenen lukt perfect, ze spreekt me tot tweemaal toe met mijn voornaam aan! Als ik zeg dat we samen eens weggaan, vraagt ze meteen: Waar naartoe? We gaan wandelen, mama antwoord ik. Ze kijkt me verbaasd aan en reageert fel: Dat is niet weg! Gaan wandelen is toch weggaan zeg ik. Dat is niet weg, houdt ze vol. Ze blijft hetzelfde zinnetje herhalen: Dat is niet weg!. We gaan eerst wandelen. Als we daarna eens koffie gaan drinken en iets lekkers er bij eten? probeer ik. Dat is weg! lacht ze tevreden. We vertrekken arm en arm.
Buiten lopen we Denise tegemoet die, vóór ze op reis vertrekt, nog even mama wil zien. Denise wordt door mama hartelijk omhelsd. We wandelen wat in het park van het rusthuis, maar de wind blaast zeer fel. Als mama zegt: Ik heb het koud gaan we meteen naar binnen. Nugaan we koffie drinken, hé mama stel ik voor. Mama gaat direct akkoord.
We zoeken een rustig plekje uit in de cafetaria. Denise heeft zin in de aanbieding van de dag en bestelt een koffie met dessertbord. Misschien ook voor je ma? vraagt ze twijfelend. We weten als geen ander hoe moeilijk het soms is voor mama om een simpele, in stukken gesneden, pannenkoek te eten. Het scenario dat mama met haar handen in het bord gaat graaien naar al dat lekkers, doemt me voor de geest. Maar ik gun het haar zo graag. Dus bestellen we ook voor mama maar dat dessertbord! Ik hoef alleen een thee, want ik ben helemaal geen snoeper. Als het bord voor mamas neus wordt gezet, zie ik weer die hulpeloosheid in haar ogen. Ze weet even niet hoe ze er moet aan beginnen. Het aanbod is ook veel te overweldigend voor haar: een stukje vlaai, een rijsttaartje, een mousse van speculoos, een potje ijscrème met advocaat, en een kommetje crème brulée. Ik maak het haar gemakkelijk door enkele snoeperijen van het grote bord weg te halen. Zo wordt het voor mama een stuk overzichtelijker. Naarmate ze haar bord leeg eet, zet ik er weer een zoetigheidje bij. Ik hoef mama slechts tweemaal wat te helpen en na een tijdje is alles op! Daarna geniet ze nog van haar koffie. Denise en ik zitten er tevreden bij, maar zijn toch ook een beetje verbaasd. We stellen ons stilletjes de vraag hoe het mogelijk is dat mamas toestand van de ene op de andere dag zo kan verschillen.
Na het koffie drinken, lopen we nog even door de gangen. Zo krijgt mama nog wat beweging. In een hoek staat een grote ijzeren mand gevuld met aardappelen. Ze hoort bij een boerentafereel, opgezet voor de tentoonstelling naar aanleiding van de Open Monumentendag waar het rusthuis enkele weken geleden aan meewerkte. Denise wijst in de richting van de mand: Kijk Marcella, wat zit daar in? Petoaters! antwoordt mama enthousiast. Een vervangwoord voor patatten, dat ze waarschijnlijk hier in het rusthuis heeft opgepikt. We lachen er nog eens hartelijk om.
Even later gaan we met zijn drieën naar boven. Mama is blij dat ze vóór het avondeten wordt opgediend nog wat kan uitrusten in de stoel. k Ben moe, zegt ze, terwijl ze tevreden gaat zitten.
Als ik vrijdagmorgen klaar ben met mamas haar, ga ik voor haar staan en zeg ik: Mama, je haar iszeer mooi. Ze lacht me aan, neemt mijn gezicht tussen haar twee handen, geeft me een klinkende zoen en zegt: Zoete, ik zie je toch zo graag! Als ze mij even later bij mijn voornaam noemt, verdwijnen alle twijfels van deze week als sneeuw voor de zon. Dat wou ik zo graag horen: Ellen.
Denise gaat deze namiddag naar mama, want ik moet dactyloles geven aan een groep kinderen van de lagere school. Na de les is er toch nog tijd over om even langs te gaan en ik haast mij naar het rusthuis.
Denise en mama wandelen in het park en ik loop hen welgezind tegemoet. Ik zie dat Denise al druk in mijn richting wijst, maar mama krijgt me niet in de gaten. Zelfs als ik vóór haar sta, heeft ze niet de minste interesse in mij. Het is alsof ze dwars door me heen kijkt. Ik krijg een afstandelijke kus. Ze neemt Denise weer bij de arm en we wandelen met ons drieën verder. Ik vind het een beetje raar en onwennig, het is net of mama het niet doorheeft dat ik er ook bij ben.
Omdat ik nog boodschappen moet doen, zal Denise mama naar de afdeling brengen. Ik wil mama eens goed vastpakken, maar dat lukt niet. Ik krijg een vluchtige kus. Ze neemt Denise en Karoline, die net is gearriveerd en bij Marcel op bezoek komt, bij de arm en zegt: Kom, we zijn weg! Ze draait zich om en laat me een beetje verweesd achter. Ik twijfel er sterk aan of mama vandaag weet wie ik ben. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het moment nog niet aanbreekt dat ik een vreemde voor haar word. Ik kan dit nog niet aan. En het is maar de vraag: zal ik dat ooit aankunnen?
Amper een op de zeven rusthuisbewoners (14 procent) komt toe met zijn pensioen om de rusthuisrekening te betalen. Dit blijkt uit een enquête. Tachtig procent van de rusthuisrekeningen varieert tussen de 1.250 en 1.750 euro per maand. Het gemiddelde pensioen bedraagt in België slechts 1.119 euro per maand. Dus moet liefst 86 procent andere bronnen aanspreken om het rusthuis te betalen: 53 procent gebruikt zijn spaargeld, 23 procent verkoopt of verhuurt zijn huis, 6 procent krijgt hulp van het OCMW en 18 procent zoekt steun bij familie. Driekwart van de ondervraagden is dan ook niet tevreden over de kostprijs. De hoge factuur is voor een kwart van de ondervraagden de reden om een opname in het rusthuis uit te stellen. De rusthuisrekeningen variëren sterk per regio en zijn uiteraard ook afhankelijk van de aangeboden diensten. Wil je een extra kamer, privé verpleegster, enz. dan zit je al vlug boven de 2.000 euro per maand.