Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    01-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.3., eerste deel

    6.8.3.3. Margo Donker: verrassingsaanval op de buitenste verdedigingslinie van het donkere rijk.

     

    Wat vooraf ging:

    Margo -1953- is de zus van Jan -1950-. Thuis prima christelijk opgevoed. Op zondagschool een trauma opgelopen, omdat een kinderleidster altijd maar dreigde met de hel. Die beschadiging werkte jarenlang na. Ze was er zelfs tot op jongvolwassen leeftijd echt haar koers door kwijt. Voor de buitenwereld was ze in die tijd allerminst prettig. Haar schoonzussen, Joke en Marjan, duidden de gewiekstheid van ‘het arrogante kreng’ als kilheid en verraderlijkheid. Ze vreesden haar messcherpe tong en aarzelden niet om haar ‘terug te pakken’, wanneer Margo een moment van zwakheid had.

    In 1982, toen wij voor het laatst van haar hoorden, was Margo –bijdehante tante- directiesecretaresse bij een in- en exporthandel. Met dat ‘gedeelte innerlijk’ van haar was het toen wel afgelopen. Ze had gedronken van ‘de pure melk’ van ‘de goede boodschap’ (1 Petr. 2:12)  nadat lieve vrienden haar hadden aangemoedigd: “Proef maar.” (Ps. 34:9). Ze had een gemeente gevonden met leidende broers en zussen, die een groot en gezond geestelijk gezag hadden.

    Ze genoot van de rust, die daarvan uitging. Toch was het niet altijd pais en vree. Hoeveel ‘blijde lammeren er in haar wei ook ronddansten’, soms was er opeens ook weer ‘de tijger van mistroostigheid’. Ze voedde de lammeren goed en gaf de tijger als regel niets.

    Maar wanneer ze hem eens iets toewierp, dan stond hij daar weer dreigend op die sterke poten. Ze kon bijvoorbeeld wel eens denken:

    “Ik ben vrijwillig ongehuwd. Ik heb geen man nodig. Maar soms is dat toch wel eenzaam.”

    En wanneer ze die gedachte koesterde en wortel liet schieten…

    -         Wanneer ze ‘de zwarte vogels van het kwaad’, die zoekend boven har hoofd vlogen, toestond om nesten in d’r haar te maken.

    -         Wanneer ze er even minder alert op was om ‘de werkingen des lichaams te doden’ (Rom. 8:13).

    -         Wanneer de ‘hang’ naar misantropie maar zoog en zoog en ‘bevrucht’ raakte, omdat ze voor dat ‘zuigen’ geen stokje stak (Jac. 1:14).

    Dan kon het wel eens fout gaan.

    En in zo’n situatie hielp broer Jan haar eens zo geweldig. Zij had iets mogen meewerken aan zijn bekering, enige jaren daarvoor. Nu hiel hij haar weer. Ze ervoer toen zó de waarheid van het woord:

    “De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt… wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.” (Spr. 11:25).

    Nou, dat was het dan. Die twee decennia ná 1982, met nog een blik opzij naar Joke, moet Margo je dan maar in een paar pagina’s uiteenzetten.

    Sterkte Margo. Zucht niet tegen ‘dat korte’. Je weet toch:

                “In der Beschränkung zeigt sich der Meister.”

     

    Ja hallo zeg; met een ‘troostend’ slotwoord wórd je daar even ‘in het diepe gegooid’! Wat er in die 21 jaar toch allemaal gebeurd is! Want het is nu alweer 2003. Natuurlijk geen beginnen aan. Ik geef alleen wat hoofdlijnen. Het moet dan maar weer zo’n raar, ‘ondiep’ verhaaltje worden. De uitgever heeft daar een gloeiende hekel aan; hij denkt, dat jullie dan niet voldoende houvast hebben. Nu vecht de uitgever dit wel verder met Ger uit, maar ik wil er dit van zeggen:

    “Kom lui, vul zelf eens iets in. Je hoeft toch niet altijd benaderd te worden als ‘stakkers, die stevigte nodig hebben om overeind te blijven.”

     

    Daar gaat ie: de resolute Margo, zoals die hiervoor geschetst werd, maakte nochtans in 1994 een lelijke beoordelingsfout. Als 31-jarige werd ik verliefd op een ‘medegelovige’, die ik verder amper kende. Nog in 1984 trouwden we, in 1985 werd een zoon –Frits-  geboren en in 1987 liet die man me in de steek. Waarom hij me ooit trouwde?

    Hij had mijn zakelijke talenten nodig als starter in een ‘IT’ (Information Technology)  zaak, in die jaren nog een heel onbekend iets. Het was ‘alle hens aan dek’ om dat soort zaakjes ver voor het ‘booming effect’ kwam of zelfs maar vermoed kon worden, van de grond te tillen. En toen het in 1987 echt wel wat begon te lopen, was er een 25-jarige secretaresse op zijn kantoor zó goed ingewerkt, dat ik daar eigenlijk wel gemist kon worden. En ook in het persoonlijke vlak had ze zich zó de ‘ins en outs’ eigen gemaakt,d at ik ook daar overbodig werd. Zó kundig speelde mijn ex het, dat ik zonder zaak en zonder huis, maar met een kind op een huurappartement achterbleef met een alimentatie-van-niks.

    En nu kun je vragen:

                “Margo… gisse meid… doorgewinterde christin, hoe kon je je zó verkijken!?”

    Ik zou het wel willen vertellen, maar Ger seint me in:

    “Door… door!... Margo. Je hebt weinig ruimte; dat wist je!”

    Goed dan; stom… stom… maar: ik wist al heel wat van dit terrein, dat –ook in 1987- nog goeddeels onbekend was. Ik werkte freelance zo hier en daar, voor zover de verzorging van Fritsje me tijd liet. Geleidelijk aan bouwde ik een eigen zaak op en toen in de negentiger jaren de branche begon te boomen, zat ik weliswaar niet op de voorste rij, waar het ‘op de groten regent’,  maar wel een paar rijen verder, waar het ‘druppelde op de kleintjes’.

    Pa zegt in zijn verhaal, dat ik ‘meeat uit de optieruif’. Och, laat ‘m! ’t Zat anders: toen mijn eigen zaak echt een beetje groter begon te worden –er waren zelfs al enkele werknemers- daagde er een koper op (waarover straks).

     

    01-02-2010, 20:19 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.2, tweede deel

    Tweede deel

    En nu komt Jo ter sprake… en dan nog pas aan het eind hoor! Ik had als 74 jarige al meer meegemaakt dan ik ooit gedroomd had mee te maken. Met de gemeente in Amsterdam had ik niet zoveel bemoeiingen meer. Alles was goed, maar mijn werk nam mij helemaal in beslag. Ik reisde en preekte en stilde mondiaal ruzies, die nu eenmaal voorkomen, ook onder zusters, medechristinnen.

    Ik nam biechten af, zoals eens –lang geleden- van Ellen; ik bracht bij conflicten eerst de ene partij tot rust, daarna de andere. Wereldwijd zorgde ik voor afkoelingsperioden, trachtte te komen tot herstel, ruimde puin. Zó blij, dat Jos en ik… ach ja… Jos… dat zo geoefend hadden, in het Jan-Joke/Ellen-Agnes-geval voor het eerst.

    Echter: mijn vrienden en vriendinnen, Ook Jan en Joke, volgde ik niet meer zo nauwkeurig, sinds ik uit de oudstenraad was teruggetreden vanwege mijn soms maandenlange afwezigheid. Ik had wel vernomen van het gebeuren rondom Joke…

    Die toen overigens geen bezoekster van ‘de kapel’ meer was in verband met haar vertrek naar Abcoude

    … maar het leefde niet echt voor me. Dit even tot goed begrip.

     

    Op een dag is er deze marsorder:

    “Diana; pak je koffer voor Manilla. Het is daar zó’n toestand. Er is een dame geweest, ene Mahareshi Uganè, die in de landelijke afdeling verdeeldheid heeft gezaaid. Een klus?! … ga met God, dan ga je niet alleen!”

    Kom ik daar, kijk ik allereerst even:

                “Wie der Haase läuft.”

    (zou Jos gezegd hebben. Hij had altijd van die grappige Duitse en Engelse gezegden… ach gunst, Jos… nog kan ik je zo missen).

    Allemaal van die rare kreten bij toch wel velen, maar zo verwarrend, zo onsamenhangend:

    -         Wuiven naar onze geliefden ‘aan de andere kant van de poort’… occulte gemeenschap met ‘geesten van doden’ (Jes. 19:3).

    -         Beperkende dood, onbegrensd leven; klinkt ook niet goed, maar zo wazig…

    -         Ayurvedische natuurmiddelen, holistische gezondheid.

    -         Walpurgisnacht, Chigong bewegingstherapie.

    Ik kan aanvankelijk geen orde krijgen in deze chaotisch tot mij doordringende uitroepen. Maar geleidelijk aan dwarrelt het meeste stof neer en krijg ik meer zicht op de situatie. Deze rondtrekkende wijsheidlerares hield in Manilla grote meetings. Het merkwaardige was evenwel, dat zij vooral aandacht had voor bezoekers, afkomstig uit christelijke vrouwengroepen. Tussen die massabijeenkomsten door was zij telkens te vinden in die kringen. Zij werd daar geïntroduceerd door sommige randfiguren, die helemaal door haar ingepalmd waren. In christelijke vrouwengroepen zijn er ook altijd wel zussen, die moeilijk of niet los kunnen komen van een nog steeds terugzuigend, minder gunstig verleden (2 Tim. 3:6); geloofsvriendinnen, die haast niet te krijgen zijn tot erkentenis van de waarheid (:7). Dat soort medegelovigen hè. Die brachten Uganè binnen in christelijke kringen.

    Merkwaardig: die vrouw wist zoveel van het christelijk geloof. Zij lokte met haar verwonderlijke kennis daarvan uit tot het voeren van een uitputtende, nutteloze, uiteindelijk schadeberokkenende woordenstrijd (2:14). Eigenlijk waren het allemaal onheilige, holle klanken (:16) die ze gebruikte, met daartussen al die rare begrippen, die ik zo-even noemde.

    Toen ze allang weg was, bleef de verwarring, door een en ander veroorzaakt, alsmaar doorvreten als koudvuur (:17). Dwaze en onverstandige strijdvragen, waar voordien niemand aan had gedacht, verdrongen ‘de eigenlijk enig nodige vraag:

    “Hoe word ik waardig, om –mét God in zijn troon gezeten- de geheimen aan te kunnen horen, die Hij mij wil toevertrouwen.”

    Zoveel twist (:23). Opeens zoveel schijn van godsvrucht zonder pit (2:5), wat er nooit eerder zo was. Het leek wel, of die Uganè een moderne Jannus of Jambres was, of haar geest, haar verdorven geest nog rondwaarde (:8).

    Maar ik twistte niet. Vriendelijke voor de ‘dwaze vrouwtjes’ legde ik alles weer eens helder uit. Zachtmoedig corrigeerde ik de ‘Uganè getrouwen’(1:25). En min taak was gereed, toen ook de laatsten van hen uitriepen:

    “O… ik ben onder de betovering uit. Die vrouw was een dwaalleraar. Ik wil vrij van de duivelse strik, die zij legde. Ik wil terug naar Jezus (:26).”

    En toen Uganè zo ontmaskerd was en zij de nederlaag had geleden (2:9), evenals ooit de Egyptische tovenaars tegen Mozes, toen was ook spoedig mijn taak voltooid.

     

    Na maanden van hard aanpakken…

                Ook nog op rapport bij de ‘wereldleiding’

    … bracht ik in Holland verslag uit aan het Nederlandse bestuur. En toen was er die opmerking, die mij ontstelde:

    “Uganè, zei je?!... o ja, direct nadat het afschriftrapport van het ‘centrum’ naar ons toekwam hebben we wat gegevens nagetrokken.

    Die vrouw is een Nederlandse:

                Joke Donker-Willems,

    na haar scheiding

                Joke Willems.

    En… heel typisch… vroeger lid van de Volle Evangeliegemeente ‘De Kapel’ in Amsterdam… jouw thuisgemeente toch Diana…?!”

     

    “Diana… wat is er?!”

     

    “Glaasje water mensen… of koffie.”

     

    Maar ik kan alleen maar roepen:

    “Mijn dochtertje… mijn Joke… mijn kind… mijn kind Joke…

    … o… zo dood… en je was zó levend… Joke… mijn dochter… mijn kind.”

    (2 Sam. 18:33).

     

    Er is natuurlijk meer te vertellen, maar Ger verordent:

                “Diana, genoeg; een ander vertelt verder.”

    19-01-2010, 15:36 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.2., eerste deel

    6.8.3.2. Diana van Dam: Absalom… o… Absalom

    Voorwoord:
    in 1982, toen Diana voor het laatst ‘acte de présence’ gaf, was zij de echtgenote van een gefortuneerde autohandelaar. Zo voor het oog: nogal kakineus echtpaar, tussen de vijftig en de zestig:

    -         Hij: deed wat denken aan de ‘vader’ uit een toen populaire strip: ‘vader en zoon’, tikje autoritaire uitstraling, gouden bril, maatkostuum.

    -         Zij: tikje pompeus, parelsnoer, een ‘hele mevrouw’… och, je kent het type.

    Maar in de omgang: prima christenen, altijd er op uit anderen te helpen. Wat waren ze een steun in 1983 voor Jan en Joke en ook voor Ellen.

    Zij had jarenlang een goedlopende grossierderij in parfums. Liet die gaan, toen ze zich bekeerde, zich omkeerde naar Jezus en God. Niet omdat een parfumhandel fout zou zijn, maar gewoon omdat zij de innerlijke idee had, ‘dat er iets anders aankwam’. En dat ándere kwam: een bestuursfunctie in de Nederlandse afdeling van een internationale Christenvrouwenorganisatie. 

    Wel, zover waren we in 1983. Ik neem het nu van Ger over; doe dat op de manier, waarmee hij zich dan maar neergelegd heeft…
    Wij allen hebben het keurslijf, waarin hij ons dwingt, tot het uiterste opgerekt. Leuk vindt hij het geenszins; hij laat het dan maar gaan, maar ‘God hoort hem brommen’… hè nee: dat is nou niet aardig.
    … de manier van alle andere uitgenodigden: 
    -          Eerst een heel relaas over eigen bevinden
    -         En dan ook nog iets over Jo.

    Eerst nu even iets moeilijks. Jos was in 1983 zestig; vijf jaar ouder dan ik. En in 1993 heb ik hem moeten afstaan, nam hij zijn intrek bij de Heer (2 Cor. 5:9). Hij was nog maar zeventig, toen hij stierf: prostaatkanker…

    Ik ben kort over mijn rouwverwerkingsproces. Het was moeilijk om zo’n schat van een man los te laten. We hebben geen kinderen en een kleine familie. We waren zó op elkaar ingesteld. Pas in 1996 had ik alle stadia doorlopen. Na de eerste, zware periode, die een jaar duurde, had ik mijn werk in die vrouwenbeweging weer opgenomen. Een jaar lang werkte ik in mijn specialiteit ‘conflictbeheersing’ nog op halve kracht.

    Maar twee jaar na de dood van Jos was er die preek van Gert Buursma, waaruit ik mij nog vier punten herinner:
    -         Wat dóe je eigenlijk, wanneer je aan het bidden bent. Wat doe je, wanneer je Jezus’ woorden en daden overdenkt. Wat doe je, wanneer je Hem geregeld raadpleegt. Wat doe je, wanneer je em in slapeloze nachten looft, prijst en aanbidt…?
    In zekere zin, éét je Hem dan, wordt Hij déél van jou, word jij deel van Hem, leeft Hij zijn leven in jou…
    O ja; even iets rechtzetten: Gód is het middelpunt, tot Hém bidden wij in de naam van Jezus. Maar nu ja: je formuleert wel eens een beetje verkort.
    -         Wat doe je, wanneer jouw mogelijkheden ophouden, wanneer jij alleen nog maar muren ziet. Vertrouw op God, ook dán:
    o       Zijn mogelijkheden beginnen, waar de jouwe eindigen.
    o       Zijn eindeloze originaliteit vindt wegen, daar waar jij alleen maar slagbomen ziet.
    -         Wat is het goed om door Gods genade in Christus te zijn. Alleen dat brengt je in de goede verhouding tot je Schepper (2 Cor. 5:21).
    -         Wat ben je rijk met onze Heer Jezus Christus. Je bent mede-erfgenaam met Hem van Gods eindeloze rijkdom. Zijn erfgoed is jouw erfgoed (Rom. 8:17).

    Vraag me niet naar het onderling verband. Maar het was mijn tijd om te zien:

    -         Dat mijn gebedsleven, mijn nadenken over Jezus zijn, hier op aarde, mijn steun zoeken bij Hem, waren versloft tijdens mijn verdriet.

    -         Dat lofprijs en aanbidding terug dienden te komen ook in de –soms nog moeilijke- nachtelijke uren.

    -         Dat mijn muren van wanhoop dan zouden vallen evenals eens de muren van Jericho.

    -         Dat er dan wegen zouden komen, die de valse grens van vereenzaming zouden doorbreken.

    Op dat moment begon ik weer blij te zijn over:

    -         Mijn rechtstaan ten opzichte van God.

    -         Mijn rijk zijn in Christus.

    Ik ben bij ‘de uitnodiging’ weer eens ‘naar voren gegaan’. Decennialang was dat niet nodig geweest, of althans achterwege gebleven. O, die vriendelijk stralende ogen, die mijn hart verkwikten (Spr. 15:30). Die liefdevolle armen om mij heen. Die handen van dat kringleiders-echtpaar op me. Schokkend van het huilen kwam ik. Lachend door mijn tranen heen ging ik.

    En toen was er ook weer de echte, vrolijke moed voor mijn bestuurswerk. Bij de eerstvolgende vergadering zeiden de vriendinnen:

                “Diana… je bent er door!!”

    Ik antwoordde:

    “Geef me nog een jaar! Dan zal het verdriet helemaal herschapen zijn tot een lieflijke herinnering. Dan zal de zwaardhouw in mijn ziel genezen zijn tot een sieraad van geloofsvolharding.”

    Ze gaven me nog een jaar en toen zeiden ze:

    “Diana: jij gaat mondiaal! Je bent nu 68. In conflictbeheersing ben je hier met vlag en wimpel geslaagd. Nét zo’n functie bij de wereldfederatie komt vrij. Wij gaan jou nomineren!”

    En in 1998 sloeg deze zeventigjarige de vleugels wereldwijd uit

    05-01-2010, 15:32 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3.1., tweede deel.

    Deel 2

     

    Ik was weggegaan bij man en kinderen Dat iedereen daar schande over sprak en leed om droeg (Hosea 2:1) deerde mij niet.

    -         Dat mijn slotbrief aan Jan en de kids iedereen ontstelde: mij een zorg.

    -         Dat ik geestelijk ontucht bedreef…

    Ik was 45; voor lichamelijke ontucht was het al wat laat. Daarnaar taalde ik ook niet zozeer (:2).

    -         En toen pama tegen mij oreerden: mijn hart was als steen.

     

    … en opeens was mijn bedje gespreid.

    O… daar heb je Ger weer:

    “Houd het vaag Jo, houd het ‘plat’. Dan maar geen dimensie. Ilona brengt straks wel wat ‘achtergronden’.

    Ik werd een soort goeroe, eerst nationaal. In die situatie kwam ik Jeroen Westhoven tegen (6.8.1.3.). Ik had al bewonderaars, discipelen, volgelingen; ging voornaam, een tikje mystiek gekleed, liep lekker te beleren, temidden van ‘mijn volkje’.

    En net, toen ik later –lekker ontspannen- naar mijn ‘betere middenklasser’ liep…

                Aan een topklasser was ik toen nog niet toe, alles moet groeien

    … was hij daar met zo’n felle aanval…

    Ik schrok me lam, moest al dat vreselijke over mij heen laten gaan; blafte hem pas daarna af. Ik was zo onbeschaafd bezig tegen hem. Elk laagje fatsoen viel van mij af. Daarna echter, toen ik hem perplex had laten staan, ging ik trillend van emotie in mijn auto zitten.

    Ik moest echt even tot mezelf komen.

    Mijn diepe innerlijkheid zei:

    “Goed gedaan Joke. Hij is al op weg naar de hel, evenals jij. Je gaf hem een flinke zet extra.”

    Maar mijn diepste innerlijk klaagde:

    “Joke… je verleden vol goud… je heden vol klatergoud. Toen hield je de mensen niet voor de gek: Jeroen had ongelijk… nu wel: Jeroen had gelijk…”

    Maar ik snauwde; mijn diepste innerlijk toeschroeiend:

                “Zwijg geweten!”(1 Tim. 4:2)

    …en startte de auto.

    Later had ik mijn geweten zo ‘dichtgeschroeid’…

                Ik was als mondiaal goeroe wereldwijd doorgebroken

    … dat ik niet eens meer bang was voor een confrontatie met ‘volk van vroeger’. Nee! Ik zocht die op!! Toen mijn vroegere vriendin Nel (6.8.2.2.) in 2001 in een down zat, wist ik, met het duistere weten, dat ook in mijn ‘outfit’ was gelegd door Ilona:

                “Probeer haar eens om te wrikken. Nu is het de tijd.”

    Wat heb ik op haar ingepraat. Ik zag haar wankelen, meende, dat zij zou ‘komen’,  ging voldaan heen. Diezelfde middag evenwel, moet er iets gebeurd zijn in het gesprek tussen haar en Ab.

    Ik kreeg een innerlijk sein:

    “Leuk geprobeerd.. mar contact haar toch maar niet meer. Ze staat vaster dan ooit. Foute boel.”

    Toen haatte ik Ab en Nel. En nú! … ik kan ze wel omhelzen.

     

    De triomftocht ging maar verder. In 2002 ben ik Muhareshi Onagunè. Ik heb een hoofdkantoor in een chique buitenwijk van Mexico-stad, met een wereldomspannende website, die ontelbare keren per dag wordt bezocht. Ik maak tournees langs hoofdsteden, heb daarna weer sessies in de eigen ashram. Ik converseer in Engel en Spaans. Het hele secretariaat is twee- en zelfs meertalig.

    Ik weet nu álles van regressie-, reïncarnatie- en hypnotherapie, ben doorkneed in neurolinguistische programmering; aura- en chakrareading kennen weinig geheimen voor mij. Adem-, houdings- en bewegingstechnieken, droomduiding… ook van die markten ben ik thuis. Ik ben helemaal, hélemaal allround.

     

    Op zekere dag voelde ik het: Corrie Sumter (6.8.2.3.) is naar mij aan het doorbreken. Mijn diepe innerlijk zei:

                “Alarm… alarm… poeier haar af!”

    Maar mijn diepste innerlijk adviseerde:

                “Laten komen.”

    Ik heb geleerd, niet naar ‘het diepste’ te luisteren, maar enkel naar ‘het diepe’. Maar op dat moment aarzelde ik. En dat werd de aanleiding tot mijn ondergang als ‘grote ziel’. Ik zag, hoe ze zich verder boorde. Hoe kreeg dat ‘onnozele halsje van vroeger’ al de vaardigheden om zich feilloos een weg te banen tussen al die tienduizenden websites door naar de mijne. Ze moet hulp hebben gehad. En dan is daar een van de op Engels gespecialiseerde secretaresses:

                “Ene Corrie Bakker voor u aan de lijn.”

    Ik  val gelijk aan… overdonder haar… tot ik opeens besef, dat haar persoonlijkheid onverpulverbaar is als diamant. Mijn hardstalen argumenten krullen als bordpapier om (Ez. 3:9).

    Ik weet niet, hoe gauw ik op moet hangen. En dán voel ik, hoe ik innerlijk gewond ben. Ik kijk uit over de tuin met de gebouwen, waarin mijn topklasse auto’s staan. Opeens lijkt er een grauwsluier over te liggen. De heelrijkheid van mijn koninkrijkje wordt verduisterd (Op. 16:10). Mijn vreugd en mijn feest erover zijn weg (Hosea 2:10).

    O, wat ben ik aangeslagen!

     

    Daarna is het ook niet meer goed gekomen. Kort daarop kreeg ik de innerlijke zekerheid, dat er iets met Ilona moest zijn gebeurd, dat zij mijn leven niet meer kon beïnvloeden. Hoe zij mij – op afstand, want ik heb haar na die ene keer bijna nooit meer ontmoet- ondersteunde, motiveerde, beschermde en onderwees in het kwaad… ik zal het nooit weten.

    Maar opeens was het, of God, die ik in die donkere jaren ‘de vijand’ noemde, mij een afranseling gaf, waartegen niemand mij kon helpen (:9).

     

    Vervolgens ging alles bergaf. Al mijn relaties lieten het afweten. Ik riep ze na, toen ze van mij wegvluchtten, maar… weg waren ze (Spr. 19:7). Het leek wel, om het eens ouderwets te zeggen, of ‘mijn schaduw van mij was geweken’(Num. 14:9), of ik opeens melaats voor ze was geworden, zonder enige aanlokkelijkheid (Hosea 2:9).

    En zo vlug als alles daarna ging! Al mijn weelde, mijn sieraden, mijn als goden vereerde lezingen… weg… weg (:12).

    Toen ik weer wat grond onder de voeten kreeg, zat ik in Portugees sprekend Rio de Janeiro te wachten op nooit komende klanten voor mijn occulte nerinkje.

    De diepe val na het gloriejaar 2002! 2003 was het jaar van de stap voor stap doorgaande ontluistering.

    En tóen was daar… mijn gewezen schoonvader! (6.8.2.4.). Zo hartelijk en warm.

    En bij hem schreeuwde ik het uit.

    En net, wanneer ik wil belijden, dat ik God kwijt ben, dat het volop woestijn voor me is, dat ik wanhopig zoek naar een ‘deur van hoop’ (Hosea 2:13), dat ik zó verlang naar de echte vreugde en de blijde zang van de tijd van mijn bekering (:14)… dan gebeurt het vreselijke:

    Iemand slaat de telefoon uit mijn hand, trekt de stekker uit het contact, sleurt mij mee. Een stem roept in dat moeilijke Portugees:

    “Huurschuld hè… en alle schulden uit je goede jaren, die ik voor je betaald heb… zelfs je telefoonnota heb ik voor je betaald. Ga mee, je kunt bij mij in de huishouding werken om die schuld –in jullie geld dertigduizend euro- af te lossen.”

    Ik herken hem: een relatie van vroeger, die mij ‘gered’ heeft uit Mexico-stad, door iets van mijn schulden af te betalen: vast geen dertigduizend euro, gewoon wat lopende rekeningen. En nu legt hij zó’n claim: afgesproken werk natuurlijk: voor een koopje aan huishoudelijke hulp komen.

    Willoos, gebroken, versuft door verdriet, teken ik later een stuk, dat mijn loon zal strekken tot afbetaling op een tien procent ’s jaars rentende schuld van –omgerekend- 30.000 euro. En mijn jaarloon zal 3.000 euro zijn plus kost en inwoning. Slavin ben ik geworden.

     

    En toen vond mijn broer Michiel mijn adres (6.8.2.1.). Hoe dat kon? Hij kwam op het ‘zotte’ idee om vanuit Holland de website van de stad Rio de Janeiro op te zoeken en van daaruit verder te speuren. Hoe het kwam, zo kwam het… hij moet in een zoekprogramma op de naam ‘Johanna Willems’ geklikt hebben… en hij vond mij onder ‘geregistreerde contracten’. En toen was ‘downloaden’ en naar een vertaalbureau gaan de volgende stap.

    Alles heb ik hem opgebiecht. Op mijn vrije middag ben ik met hem meegegaan naar een park. Op een bankje daar heb ik hem verteld van mijn ellendig bestaan: assistent-huishoudster. En ik heb eerlijk gezegd, dat al mijn ideeën van 1998 en latere jaren mij gestolen konden worden, als ik Jan en God en Jezus maar terug had (:15).

    Gejammerd heb ik toen en ook daarna van verlangen naar en wroeging over:

    -         Mijn vroegere staat: door Gods genade in Christus: niet meer voor mijzelf levend, maar voor God; al het oude in mij gestorven (2 Kor. 5:14-15).

    -         Dat prijsgeven voor wat ooit zo kostbaar was: een ‘zoon van God’ zijn, omdat Hij mijn geestelijke vader was (Rom. 8:14/Gal. 3:26/Gal. 4:6).

    En vruchteloze hete tranen van wroeging gingen over in vruchtbare hete tranen van berouw.

     

    Toen dacht ik, dat Jan nu wel onderhand zou komen. Maar hij kwam maar steeds niet. Alles werd daarna donker van wanhoop. Echter: vlak voor het aanbreken van de dag is de duisternis het diepst.

    ……………………………..

    18-12-2009, 00:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blogs-overzicht

    Dag mensen,

    Ik dacht, dat het goed was om een overzicht te geven van al mijn blogs.
    Misschien zijn er sommige daaronder,  die jullie niet kennen.

    Lezen hoor !...allemaal helemaal lezen...!!
    ........
    Mag ik jullie aandacht eens vestigen op mijn zes blogs.

    Op actualiteiten vind je er twee:

    -         Jan en Joke, lotgevallen van een groep personen

    -         Jan en Joke, vervolg.

    Jan en Joke loopt een beetje rommelig. Het begint bij twee jonge mensen, Jan en Joke. Maar later worden het dan opeens: Bijbelstudies in het Duits en Frans. Maar alles zeer lezenswaard, vind ik.

    Maar ‘het vervolg’; daar is niets mis mee

     

    Op ‘ andere’ vind je er vier:

    - Bijbelstudies,

    (Onderschrift: Wegwijzer naar het land van de jubelende vreugd en de eeuwige blijdschap).

    - Geloofsaangelegenheden

    ( Onderschrift: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid

    - Mijn boeken

    (Onderschrift: Gedachten over bekering, wedergeboorte en doop in de Heilige Geest enz.)

    -         Mijn leven.

    ( Onderschrift: Verhalen vanaf mijn prilste jeugd, steeds zoekend naar de Goddelijke leiding daarin)

     

    Nog even een  nieuwigheid: je kunt mij ook bereiken  op www.hyves.nl onder Gerritse88. Bij ‘profiel’ verder clicken naar ‘blogs’ en ‘geloofsaangelegenheden’,

    Ook aan te bevelen om eens iets goeds , ( nou ja, vind ik dan), te horen. 

    Daag
    Ger

    15-12-2009, 13:52 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.3., ... 6.8.3..1, eerste deel

    6.8.3. De raddraaister en haar tegenheden

     

    Overwegingen:

    -

    Joke: de tocht de duisternis in

    6.8.3.1.

    -

    Diana van Dalen: Absalom… o … Absalom

    6.8.3.2.

    -

    Margo Donker: verrassingsaanval op de buitenste verdedigingslinie van het donkere rijk

    6.8.3.3.

    -

    Ilona Verhoeven: Gods megafoon overstemt alles

    6.8.3.4.

     

    6.8.3.1.

    Joke: de tocht de duisternis in

     

    Hallo lui, hier is dan Joke! Er is zóveel over mij gepraat door al die anderen. Ik ga maar verder, waar ik gebleven was. Het heeft nu allereerst geen zin om de rampspoedige ontwikkelingen in dat nare jaar 1998 te herhalen. Je leest het allemaal in 6.8.1.1. Hoe die afschuwelijke gedachten in mij op kwamen van willens en wetens tegen God ingaan? Het was eigenlijk wel enigszins vergelijkbaar met hoe het ooit met Lucifer/Lichtdrager (Ez. 28:15) gegaan moet zijn. Zo vervuld geraakt met:

    -         Al zijn geweldige taken (:16): hij

    -         Al mijn vele beslommeringen: ik

    dat er allerlei vreselijke overwegingen begonnen op te komen.

    Bij Lucifer/satan moet de katalysator van de uiteindelijke beslissing zijn geweest:

    “O…! is dat het plan!!... de komende wezens als zonen en wij, engelen als bedienden. Zij als een koningsmantel, als een wolk (Jos. 14:14) om God heen… wij… ik als achtergrondfiguren… als toneelvulling…NEE…!!!”

    Bij mij kam de beslissing om “Nee” te zeggen door die ellendige gebeurtenissen rond Dick, Annemarie en Marcel.

    En je weet: op het ogenblik van mijn innerlijke “Nee” kwam Ilona weer in mijn leven, hoewel je hierna zult zien, dat ze er eigenlijk al was.

     

    Nu ik alles nog eens overweeg, zie ik enkele dingen heel scherp, allereerst dit:

    Ik was niet wezenlijk verbonden met de machten van de duisternis. Ik bleef in het diepste van mijn wezen gerechtigheid en waarheid liefhebben. Dat lijkt jullie misschien ongelooflijk, in aanmerking nemende wat jullie allemaal over mij gehoord hebben en nog zullen horen, maar die onderstroom bleef, hoezeer ook bedolven onder een giftige bovenstroom.

    Ik was en bleef –ook in die duisterste van mijn jaren- een schaap, dat wilde luisteren naar de stem van Jezus. Ik was en bleef –door Gods genade- een gekénde, die uiteindelijk Jezus weer zou gaan volgen en van Hem eeuwig leven te wachten had. Ik zóu niet verloren gaan, in eeuwigheid niet. Niemand zou mij uit Jezus’ hand kunnen roven (Joh. 10:27,28).

     

    “Denk nu niet:

    “O, dat is maar makkelijk. Een uitverkorene kan klaarblijkelijk alles maar doen, met Jo als ultiem voorbeeld, want alles komt toch op z’n pootjes terecht.

    Dan is het spiegelbeeldig zeker ook zo, dat een niet-uitverkorene, zich kan uitsloven tot-en-met, en het is allemaal ‘de Moriaan geschuurd?”

    Nee, ik kan het niet goed uitleggen, maar in ieder geval heb ik met vuur gespeeld op een nog niet veel vertoonde manier.”

     

    Over dat: ‘niemand kan ze uit mijn hand roven’ nog dit: ik kon natuurlijk wel bij Jezus weglopen, maar zelfs dat wilde ik in laatste instantie niet. Je zult zeggen:

                “Maar Joke… hoe is dan alles toch gekomen, zoals het gekomen is.”

    De sleutel ligt bij Ilona.

    Luister, ik ga je iets vertellen, dat je vreemd in de oren zal klinken. Je weet, dat het blijvende koninkrijk op aarde van Jezus in oprichting is.

    Hijzelf is nog niet lichamelijk teruggekeerd, maar zijn blijvende vorsten van de wat verdere toekomst (Jes. 32:1) maken zich gereed en oefenen al.

    Het tegenbeeld evenwel is ook waar. Het is goed, dat je ook weet, dat het voorbijgaande koninkrijk van de antichrist eveneens in oprichting is. Hijzelf heeft zich nog niet vertoond, maar zijn voorbijgaande vorsten van de nabije toekomst maken zich evenzeer gereed en oefenen ook.

    En, het is wat sneu om te zeggen:

    -         De blijvende gebieders zijn nog niet zó intensief aan het oefenen met de Heilige Geest

    -         De voorbijgaande gebieders zijn heel ver gevorderd in hun oefeningen met de onheilige geest.

     

    Ilona is een van die boze heersers in opleiding geweest… ja… ‘geweest’ moet ik zeggen; je hoort dat verdrietige verhaal nog. Ik was haar meesterstuk, haar proefwerk om verder te komen in ‘het duistere rijk’. Iets –lang niet alles-  is me later duidelijk geworden. Langs wegen, die ik niet ken en ook niet wens te kennen, moeten haar superieuren in ‘de menssector van het rijk van het kwaad’ tegen haar zoiets gezegd hebben van:

                “Kijk Ilona… hier ligt voor jou een mooie taak.”

    En toen is ze ‘in mijn brein gedrongen’:

    -         Ze heeft slordigheden ontdekt, die lekkages hadden veroorzaakt en ze heeft die tot het uiterste benut.

    -         Ze heeft zich echter verkeken op mijn diepste innerlijk.

    -         En dáárop heeft zij uiteindelijk ‘haar tanden gebroken’.

    Maar ondertussen is mij toch wel heel duidelijk geworden, wat Openbaring bedoelt, wanneer gezegd wordt:

    “Er zal in ‘de dagen van de grote strijd’ een verzoeking zijn als nooit eerder vertoond (Matth. 24:21). Als die dagen niet verkort werden, zouden zelfs de uitverkorenen verloren gaan (:22). Er zal zóveel verlokkende ongerechtigheid zijn (2 Thess. 2:10).”

    Wel, voor mij werden de dagen van mijn verzoeking verkort, doordat de drijvende kracht –Ilona- plots wegviel.

    Maar wat heeft Ilona dan toch gedaan en gezegd?

                Even Ger nu:

    “Joke, houd het kort en vaag. Je verhaal wordt sowieso lang en mijn tijdpad is toch al helemaal in de vernieling.”

    Oké: Ilona pompte mij in ons enig onderhoud en ook al –zonder dat ik het wist- daarvoor:

    -         Vol verlangens naar een groots en schitterend leven.

    -         Vol bekwaamheden om mij in die wereld adequaat te kunnen bewegen.

    -         Vol afkeer van alles, wat mij in wezen lief was: gerechtigheid en waarheid, luisteren naar Jezus’ stem.

    En aan die giftige vulling had ik genoeg om die oeroude meneer De Waal de schrik van zijn bijna geëindigde leven te geven (6.8.1.2.). Ik had een boosaardig plezier in zijn ontreddering, dacht in de diepere lagen van mijn persoonlijkheid:

                “Misschien kan ik hem hierdoor de eeuwige zaligheid laten missen.”

    Maar de diepste laag gilde het uit:       

                “Joke… wat dóe je nu toch?!”

    En daarom kon ik hem niet afmaken, kon ik mijn werk niet afmaken, moest ik vluchten. En later hoorde ik, dat hij ook deze schok te boven is gekomen.

    Enige tijd later heeft hij zijn intrek bij de Heer genomen (2 Cor. 5:8).

     

    En toen kwamen er ánderen, námens Ilona…

     

    03-12-2009, 21:15 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.4., tweede deel.

    6.8.2.4., tweede deel.

    Dochter Margot was toen ook al weer 49. In de zware jaren vanaf 1998 heeft zij ons geregeld moreel ondersteund, evenals trouwens de andere kinderen. Zeg ik allemaal niets van. Maar je begrijpt… ze hebben allemaal hun eigen leven. Ze willen wel wat dóen, maar ze hebben het allemaal volhandig. In hoofdzaak moesten Wilma en ik het toch samen klaren…

    Akkoord… akkoord: met dat derde gouden snoer van God erdoor gevlochten (Pred. 4:12).

    In 2002 evenwel had Margot het in het gewone, maatschappelijke leven wel gezien. Ze wilde iets heel anders. En ze kon ook iets anders. Ze was zó hoog geklommen, dat ze mee at uit de optieruif. En –nog in de goede tijd- had ze die opties leuk te gelde kunnen maken. Wel, dan kán je ook, wat je wílt.

    Onze Braziliaanse periode had Margot aan het denken gezet. Ze zocht iets ánders, iets dat meer ‘rechtstreeks werken voor de Meester’ was. En toen was daar een landelijke stichting, die een secretariaat en een secretaresse zocht. Het deed er niet zoveel toe, waar de vestigingsplaats was. E-mailen, faxen, ISDN, internet, enz. enz. kan overal vandaan. Maar de secretaresse moest prima de prima zijn.

    Nou, je begrijpt het wel. Margot werd die secretaresse en in dat te groot geworden huis van ons was volop plaats voor haar kantoor. En Zeeuws-Vlaanderen als uithoek, gold ook niet meer. De Westerscheldetunnel weet je…!

    Margot was meester van haar tijd en zei:

    “Pa, ga terug naar je geliefd ‘Brasil’. Vat je taak daar weer op. Ik pas op ma in de maanden, dat je weg bent. En mijn dienstreizen over de hele wereld spaar ik op tot jouw thuis zijn!”

    Wat was ik gelukkig. Wilma was in tranen. Zij had zo graag mee gewild, maar wist, dat het niet kon. Haar toestand liep heel geleidelijk aan iets terug. Door de genade van de Heer minder, veel minder dan aanvankelijk was gevreesd; maar toch…

    Toen Wilma die onmogelijke verwachting losliet, was ze toch heel gelukkig voor mij.

    Het contact met ‘ginds’ was zó hersteld, mijn Portugees rap opgefrist. En al gauw was het als ‘vanouds’.

    -         Niet voor de tien mensen van de kring.

    -         Niet voor de enkele tientallen van de Bijbelstudie.

    -         Niet voor de paar honderd in de sam.

    Maar voor de duizenden van het mensen wemelende Rio de Janeiro.

    En toen kreeg ik ook contact met Jo…!

     

    Ja hoor, we zijn er. Met klimmende verbazing heb je zitten luisteren en jezelf afgevraagd:

    “Het gedoe met Jo begon toch in hetzelfde jaar als Wilma’s ziekte. Maar geen woord tot dusver over zijn schoondochter.”

    Gelijk heb je, maar weet je, wat Ger zegt:

    “Fred, ik vind het dan wel goed, dat je wat over jezelf vertelt, maar houd het kort. Dan blijf je maar wat plat, achtergrondloos. Dat moet dan maar. De mensen zullen er dan wel wat ‘bij denken’…

    En overigens… plat… achtergrondloos… je bevindt je dan toch wel in uitstekend gezelschap. Het meisje, dat de beslissende duw gaf voor dat schitterende gebeuren met Naäman (2 Kon. 5:3)… o, wat zouden we graag meer van haar weten. Maar de Heer heeft in dat superefficiënte boek, de Bijbel, datgene opgenomen wat onze zaligheid dienen kan, niet meer en niet minder.

    Maar wat jouw verhaal betreft: het gaat om ‘de draad in het grote verhaal’: het Jo-avontuur, van alle kanten belicht.”

    Oké, oké, wat in augustus 1998 met Jo begon, is Wilma en mij ‘niet in de kouwe kleren gaan zitten’. We hebben er wat voor afgebeden en, ongeacht onze eigen nood, Jan ondersteund. Maar het gaat nu om het nieuwe aspect:

     

    Het is alweer 2003, wanneer een van de voorgangers met een vreemd verhaal bij me komt.

    “Zeg… er is hier een soort medium. Ze is: helderziend, heldervoelend en helderhorend geboren, zegt ze van zichzelf. Je kunt bij haar voor van alles terecht:

    -         shiatsumassage, yoga, tai chi

    -         chakratherapie, metamorfosemassage

    -         ademtherapie, autogene training

    -         neuro-emotionele integratie, meditatie

    -         intuïtieve ontwikkeling… noem maar op.”

    (Van nu af aan zijn lange tijd diverse termen uit het spirituele blad ‘Onkruid’ gebruikt.)

    Ik antwoord:

    “Waarom vertel je mij dat. Aan dat soort mensen heb je hier toch geen gebrek? (1 Sam. 21:15). Ze zitten zogezegd ‘als haren op een hond’.”

    En hij weer:

    “Ja, maar er is meer aan de hand. Ze valt ons op, deze ‘tia Cecilia’, met haar in het Spaans gestelde advertenties in een Porguees sprekend land. We zoeken dat eens uit. Blijkt ze dezelfde te zijn als die ‘Murahashi Onagunè’, die tot voor kort een wereldnaam had. Ze is blijkbaar achteruit geboerd tot eentje van het type: ‘dertien in een dozijn’. Maar weet je, wat we bij dat natrekken erbij krijgen…: haar nationaliteit: Nederlands. En: haar eigenlijke naam: Johanna Willems, gescheiden van Jan Donker.

    En jij vertelde toch…”

    Ik kan alleen maar onderbreken:

                “O God… dank U.”

    … en dan:

                “Haar website… haar website! Die had ze toch?”

    Met als antwoord:

                “O nee, dat zit er niet meer aan! Maar hier is het telefoonnummer.”

     

                “Joke… met pá… met Fred Donker… kind… hoe gaat het toch…”

    En van de andere kant:

                “Pá…!!... hoe … hoe?!”

    Ik leg van alles uit, praat haar bij. Zij reageert heel ontroerend:

    “Pa… zo in de versukkeling… verlang zó naar de kinderen. Hoe is het toch met ze… met Marcel…en Annemarie… en Judy… en Nick (Hosea 1:8). O Gód! … wat doet dat zeer om die namen te noemen.

     

    Het gaat helemaal niet goed meer met me, ik krijg geen klanten voor al mijn voorspellingen en zo… ondanks alle advertenties.

     

    Er Is alleen maar de idee: Ján… wat zal hij kwaad op me zijn. Elke dag klaagt het me aan:

    “Ik ben weggelopen. Ik ben het niet meer waard om zijn vrouw te zijn.” (Hosea 2:11).

     

    Alles ben ik kwijtgeraakt. Zo’n rijke tijd gehad van ’98 tot vorig jaar nog. En opeens liet iedereen mij vallen:

    -         al die ‘wijn overgoten’ diners: voorbij.

    -         Al die schitterende kleren: daarvan werd gezegd dat ik die maar ‘in bruikleen had’ (:8).

    En opeens stond ik zo armzalig te kijk voor al mijn bewonderaars van de afgelopen jaren (:9).

     

    O pa… als…”

     

    En toen viel de lijn opeens dood…

     

    Alles heb ik er nadien aan gedaan om haar te bereiken. Ik ben nog naar dat adres geweest. maar daar werd gezegd, dat ze vertrokken was zonder nieuw adres achter te laten.

     

    Zó… nu heb ik mijn deel van de Jo story verteld. En van Wilma en mij weten jullie ook weer wat, voor zover dat jullie interesseert. Ik laat het hierbij.

    Natuurlijk weet ik van de verdere ontwikkelingen.

    Maar het vertellen daarvan laat ik aan anderen over.

    19-11-2009, 21:12 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.4., eerste deel

    6.8.2.4. Fred Donker: You only live twice

     

    Hallo mensen, jullie krijgen míj direct rechtstreeks. Ger vond het niet de moeite waard om een voorwoord te schrijven. Hij zei:

    “Och… waarom? Wat kan ik ánders schrijven dan dat je in 1980 hoofdonderwijzer was ergens in Zeeuws-Vlaanderen en dat je de vader van Jan bent.”

     

    Tot dusver heb ik inderdaad niet veel van mij laten horen. Daarom vul ik nu verder zélf maar dat wat narrige ‘mondjesmaat’ aan. Wat Ger nog wél had kunnen zeggen, was dít: ik heb in vroeger jaren veel van Jan verwacht op geloofsgebied. Aanvankelijk kwam er  van die grote verwachtingen niets terecht. In 1981 liet Jan evenwel weten, dat hij Jezus had gevonden. Daarna hadden wij een tijdlang heel fijn contact.

     

    In 1983 is toen ‘dat nare’ gebeurd. Maar eind 1984 was het contact al weer bijna als van ouds. Dat contact is daarna alsmaar verbeterd en verdiept. Wat is het goed, als het vader-zoon-contact geadeld wordt tot een vriendenband. Zelfs wanneer je geloofsgenoten bent geworden, houdt dat nog niet in, dat je vrienden bent… wij dus wél!

     

    Maar nu eerst iets anders. Ger kwam met zijn gebruikelijke vraag bij mij:

                “Fred, schrijf eens, wat je weet over Jo’s rare jaren.”

    Echter: Jo is dan wel mijn schoondochter. Haar ervaringen zijn voor mij niet zo’n randgebeuren als voor Corrie Sumter, die hiervoor aan het woord was. Echter: behalve de narigheden om Jan en later de zonderlinge bokkensprongen van Jo heb ik ook nog een eigen leven, dat natuurlijk voor mij toch het hoofdgebeuren is.

    Even alles op een rijtje:

    -         Ik ben Fred Donker, geboren 1927, mijn vrouw Wilma is van 1925.

    -         Zonen Jan en Paul zijn van 1950 en 1956.

    -         Dochters Margot en Ina zijn van 1953 en 1959.

    Drie van de kinderen kómen nog met hun verhaal. Mijn vrouw en dochter Ina ditmaal niet. Daarom alleen dít: ze zijn allebei heel actief in het leger van koning Jezus.

    -         Wilma is de beste steun, die een man zich denken kan.

    -         Ina is getrouwd, heeft kinderen. Alles prima daarmee.

    Maar hoe is het nu met míj gegaan na 1983, toen je voor het laatst van mij hoorde!? Luister: in 1987 ben ik als zestigjarige vervroegd uitgetreden. Dat kon toen. Waarom maakte ik gebruik van de VUT, nog volkomen gezond zijnde?

    Wel, op geloofsgebied had ik zo’n weids inzicht gekregen. Toen jullie van 1980 tot 1984 van mij hoorden, was ik orthodox-protestant. Vanaf 1984 evenwel ben ik –samen met Wilma- meer ‘charismatisch’ geworden. Dat is niet direct ‘Volle Evangelie’, zoals Jan en Joke. Je blijft een beetje ‘in je oude structuren’, maar je beweegt je daar wat vrijer. Nu ja, daar ga ik jullie nu verder niet mee vervelen.

    Je komt dan wél allerlei inspirerende mensen tegen op conferenties en zo.

    En op die manier maakte ik kennis met een zendingsorganisatie, die zich vooral op Brazilië richt. De mensen van die stichting interesseerden ons voor het nemen van een adoptiegezin. We hielden contact met hen via tussenpersonen, want het waren analfabeten, zulke minkukels, zoals ze op de foto stonden: vader, moeder, twee kleine kinderen.

    De behoefte groeit dan om ze eens te zíen. Toen ik drie jaar later uit mijn baan kon stappen, wisten Wilma en ik het allebei zo zéker als een huis: daarheen!! God geeft ons tot onze dood een solide, financiële grond. Wij geven Hém tot onze dood onze werkkracht.

    Wij zijn gaan kennismaken met ons adoptiegezin en hun begeleiders. Er werd aan Wilma gevraagd om eens een zangdienst te leiden. Ik zou een woord spreken. We werden vertaald, maar gingen Portugees leren. Zo rolden wij in het werk daar. We bleven de eerste keer drie maanden… weer een jaar thuis… én maar Portugees leren. We bleven de tweede keer een jáár… drie maanden thuis. En zo ging het door.

    Ginds al gauw in rad Portugees preken, Bijbelcursussen leiden, werken in de organisatie; allebei hoor.

    Thuis: bijspijkeren, zélf cursussen volgen, de Geestesdoop ontvangen, Geestesgaven en Geestesvrucht leren kennen.

    Wat een léven! Er is zo’n film.:

                “You only live twice.”

    Nou weet ik niet, wat ze daarmee bedoelen, maar na óns zestigste begon een heel nieuw leven. Ik kon me al gauw haast niet meer voorstellen, dat ik van mijn 25ste in dat stadje in Zeeuws-Vlaanderen had gezeten, eerst als onderwijzer, later als hoofd van een school-met-de-Bijbel. Eerzaam hoor, maar wel duf.

    Dat Braziliaanse feest is doorgegaan tot 1998, elf vorstelijke jaren.

     

    En tóen werd alles anders…

    Ik vertelde al, dat Wilma iets ouder is dan ik. In 1998 was zíj 73 en ik 71. Zij had altijd al wel eens last van black outs en dat soort dingen, tia’s heet dat met zo’n modewoord. Maar in 1998 werd dat ‘different koek’. Ze kreeg een zware beroerte. Ik ga daar nu niet diep op in. Maar met reizen was het toen gedaan. Zij raakte ‘licht gehandicapt’… nou ja: ‘licht’!:

    -         gezichtsvermogen zwaar aangetast; ze had nog maar 15% over

    -         wat motorische storingen, zodat ze zich op straat alleen veilig voelde aan mijn arm

    -         nog wat bijkomende dingen, die maakten, dat ik van de ene dag op de andere volop ‘huisman’ werd.

    Haar verstand bleef prima, op enkele blokkades na. Sommige ‘luikjes gingen niet meer open’, maar in de kern van haar wezen was ze ongeschokt.

    Maar toch: wat een verandering! Actief op het zendingsveld, zo heerlijk sámen. En dan… terwijl je net plannen maakt voor een nieuwe reis: pats boem.

    -         achter het fornuis en het aanrecht

    -         stof afnemen, stofzuigen

    -         ach nou ja… je kunt je de verandering voorstellen.

    En dat is na 1998 vier jaar zo doorgegaan.

     

    In die jaren thuis, na al die actie in Brazilië, heb ik het de eerste tijd moeilijk gehad. De omschakeling naar de stilte, de kleine dingen in huis, het samen, behoedzaam lopend, zo wat funshoppen. Ik had het soms niet meer, wanneer ik mijzelf voor ogen stelde, dat wij, Wilma en ik, toch allebei dienaren waren van God (Rom. 6:22); door Christus gezalfd, verzegeld, met de Heilige Geest vervuld, als onderpand van onze erfenis (2 Cor. 1:21) (Ef. 1:13-14).

    En dan dacht ik  wel eens:

    “Waar zijn al die goede dingen nú, in deze jaren, waar ik echt geen schik in heb.” (Ps. 12:1).

    Maar na een paar jaar hervond ik evenwicht. Ik kon Wilma wat meer alleen laten, vond een pinkstergemeente in de buurt ‘met alles d’r op en d’r aan’.

    -         zondag: een degelijke preek als hoofdschotel van een tintelende dienst.

    -         Bijbelstudie door de week; een kring voor het wat nauwere contact, kinderwerk, want op mijn oude dag ging ik daarin meewerken.

    En van het een kwam het ander; ik kwam zondag een enkele keer ‘op stoel’ en kon dan heel hevig vertellen over de toekomst, die Gods volhouders wachtte:

    -         wereldregeerders (Jes. 32:1)

    -         wereldrechters (1 Cor. 6:3)

    En de week daarop vertelde ik in de kring dan weer over de volstrekte kern:

                “Want alzo lief heeft God de wereld gehad...” (Joh. 3:16)

    En legde uit, dat al die ferme woorden van zondag toch eigenlijk alleen maar stoelden op Gods genade in Christus… en dat ondanks alle ‘Jezus liedjes’, niet Jezus de volstrekt centrale figuur was, maar Gód…

                Uit wie, dóór wie en tót wie alle dingen zijn (Rom. 11:36).

     

    En in 2002 kwam er nieuw perspectief…

    03-11-2009, 19:03 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.3., tweede deel

    Tweede deel

    Het duurt nog een tijd voor dat gesprek er is. Dan vertelt Jan, dat Jo over de hele wereld trekt. Ze volgt cursussen in allerlei moeilijk te doorgronden zogenaamde wetenschappen, een mengelmoes van chakra’s, mantra’s, T.M., doordringen tot hogere graden van bewustzijn. Dat soort dingen. Niet, dat ze zélf nog met haar gezin in verbinding staat. Er zijn echter allerlei mensen, die haar vroeger gekend hebben in haar oude, christelijke staat. Gelovigen, die Jan en haar allebei ontmoet hebben in hun christelijke gloriedagen, schrikken zich lam, wanneer ze haar ontmoeten in haar antichristelijke gloriedagen. Want ze is zo’n vlugge leerling, dat ze zélf al weer les geeft. Wel, dat nieuws geven ze door aan Jan.

    Later ontmoet ik Jan ook. Hij slaat er zich met zijn kinderen goed doorheen. Die oudste, die deugniet, Marcel, is een stuk bedaard, geeft z’n pa zelfs steun. Dat dochtertje, Annemarie, doet flink wat in het huishouden. Die twee probleemkinderen neigen ook naar het geloof in Jezus, gaan daarginds in Abcoude, mee naar de sam, ondersteunen hun pa in de opvoeding van de twee jonkies. Wie had dat voor Jo’s vertrek kunnen denken. Eigenlijk is in dat gezin uit verlies winst geboren.

     

    Denk nu niet, dat ik jaar in jaar uit met Jan en Joke bezig ben.

    Wel nee, omdat Ger het zo dringend vroeg, heb ik uit de talloze belevenissen met het eigen gezin en met de buitenwereld déze ervaringen uitgelicht.

    Wel, de volgende en voorlopig laatste ervaring vloeit hieruit voort: ik zit in de sam en de gastprediker, Geert Buursma, haalt uit diverse teksten weer grootse gedachten:

    -         ik ben een dienaar der gerechtigheid (Rom. 6:18)

    -         ik ben gekocht en betaald; ik ben niet van mijzelf, ik ben van God (1 Cor. 6:19,20)

    En verder grossiert Gert in pakkende opmerkingen:

    -         vertrouw je volledig toe aan Jezus

    -         volg Hem, waarheen Hij ook gaat (Op. 14:4)

    -         dan ben je als een pijpleiding, aangesloten aan zijn bron. Dan vloeit zijn leven door jou heen naar anderen, altijd en altijd (Ps. 16:11).

    Dit alles later overdenkende, schiet mij, na vrij lange tijd…

                Want echt, als regel heb ik wel wat anders aan mijn hoofd

    … Jo weer eens te binnen…

                Want het is soms waar, ook bij christenen helaas, uit het oog, uit het hart.

    Ik overweeg, en dat is beslist door God geleid:

    -         als dienaar van de gerechtigheid kan ik Jo niet in deze ongerechtigheid laten

    -         nu God de gedachte aan Jo zo duidelijk in mijn hart legt, moet ik daar iets mee doen; ik ben immers niet van mijzelf, ik ben van Hem

    -         ook niet bang zijn:

    “Zij, die eens vaststond, is weggevallen. Dat kan ook mij gebeuren.”

    Vertrouw je aan Jezus toe.

    -         Jezus zegt nú: “Volg Mij”. Ik wil zijn kanaal zijn. In een gesprek zal ik niet vrezen, dat het ongeloof van Jo naar mij doorstroomt. Ik zal wéten dat mijn geloof naar haar toe vloeit.

    Met een gebed in mijn hart:

                “Heer, leid mij tot haar,”

    surf ik op internet. Ik toets wat woorden in: meditatie, zelfontlediging, bewustzijnskringen, geestenwereld, louteringsberg, diepere ‘ik’… ach, je kent dat wel… en vindt verrassends snel har ‘site’:

                Muhareshi Onegunè (in de wereld: Jo Willems)

    … en in de veelheid van informatie ook… een mobiel nummer.

    Ik pak mijn gsm, toets in…: een Engelse stem:

                “Met het secretariaat van de Muhareshi.”

    In dat schoolengels van mij:

                “Kunt u mij doorverbinden. Zeg maar: een oude kennis: Corrie Bakker.”

    (Wanneer zíj de achternaam ‘Donker’ niet wil gebruiken, dan ga ik háár niet prikkelen met de naam Sumter. Zeker op dit ‘gouden ogenblik’ niet prikkelen. De liefde kwetst niemands gevoel (1 Cor. 13:5).

    En die liefde is niet iets onpersoonlijks. Ik ben die liefde. Ik kwets niemands gevoel (1 Cor. 13:5). En dan is daar Jo’s stem.

    “Corrie… wat heerlijk!... ik wist, dat je zou bellen! Ik wist, dat je eens contact zou zoeken om te gaan horen bij de niet-te-meten schare, die zich afkeert van alle schijngodsdiensten, zoals die van Christus en van Mohammed om te komen tot het werkelijke licht (Hosea 1:10).

     

    En dat je nu toch belde onder je meisjesnaam! Zo’n aanwijzing, dat je vrijmaking is begonnen. Toen ik die achternaam hoorde, heb ik ‘het groene licht gegeven’. Want bijna niemand dringt tot mij persoonlijk door!”

    Ik onderbreek haar niet; weet in mijn ontstelde innerlijk:

                “Alles zet zij op z’n kop. Houd stand Corrie, houd stand! (Ef. 6:11).”

    En zij gáát maar door, met een gedragen stem, vol autoriteit, maar ik vóel de valsheid er in:

    “De grote leider komt en ik mag één van zijn wegbereiders zijn. O, de drommen, die zullen optrekken (Hos. 1:11), úit hun nevels van afhankelijkheid náár de toppen van goddelijke vrijheid, die ze in zichzelf ontdekken. Dan zullen zij zich állen wérkelijk verenigd (:5)  schoongewassen en bemind voelen (:12).”

    En nog veel meer dergelijke woorden spreekt zij. En dan pas kan ik iets zeggen:

    “Jo, ik houd van je. Ik kom niet bij je om geholpen te worden, maar om te helpen. Jézus is het licht, waarnaar we optrekken. Zijn kinderen zullen we zijn (:10). Hij zal onze Leider zijn (:11).. Híj zal ons verenigen, verenigen, vergeven en beminnen (:12)”
    … en nog meer, dat ik me nu niet meer herinner.

    Haar verleidende druk op mij was vreselijk, dat was nu echt een eindtijdverdrukking (Matt. 24:2). Maar:

    -         mijn –door genade- vasthouden aan Jezus

    -         mijn eerder doorstane beproevingen

    zij helpen mij om staande te blijven en om de goede woorden te spreken.

     

    De verbinding wordt verbroken. Trillend van emotie zit ik even roerloos met mijn mobiel nog aan mijn oor voor het scherm.

    En dan is er de stem van Harold:

                “Kom je uit je chatbox? Zeg, wij zitten al aan tafel hoor.”

    En geloof me of niet. Even later de gewone tafelgesprekken. Pas ’s avonds bespreken Harold en ik de zaak.

    En verder… ik weet van de voortgang en afloop. Anderen echter vertellen daarvan. Met latere stadia hadden Harold en ik alleen gebedsbemoeiing.

     

    19-10-2009, 21:55 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.3., eerste dee.l

    6.8.2.3.

    Strijd en overwinning van Corrie Sumter-Bakker

     

    Wat vooraf ging: Corrie –jongere kantoorcollega van Jo- is, wanneer ze in 1980 met de goede dingen van God in aanraking komt, nog maar zo’n tienertje…

                Nou ja… 18 jaar toch wel.

    Altijd al wel ‘vaag’ bezig met ‘die dingen’.

    Echter: ziet de ruzietjes op kantoor zo óver belangrijk, heeft nog zo weinig ‘inhoud’.

    Ze merkt evenwel, dat Jo helemaal in haar voordeel verandert door haar geloofsreveil. Ooit heeft ze Jo gekend als ‘heel actief’ met ‘van alles’: protestmanifestaties en zo. Toen een tijdlang als negatief en dadenloos. En daarna dat nieuwe elan.

    Eerst denkt ze nog, dat Jo’s nieuwe geloof iets is van: langs de huizen colporteren; dat lokt haar allerminst aan. Dat misverstand raakt echter opgelost. Geleidelijk aan raakt ze steeds meer geïnteresseerd. Er is een voorbijgaande aanleiding: een uitgeraakte verkering. Ze is daardoor best aan een opknappertje toe. Er zijn echter dieper liggende oorzaken voor haar ontvankelijkheid: ze zit met veel van die jeugdvragen voer ‘de zin van het leven’ en ‘de bom’. Een goede preek helpt haar over vele angsten heen. Een zekere onbeschaafdheid, onzorgvuldigheid, stijlloosheid, begint wég te raken. Ook de strijd tegen haar rookverslaving kan ze steviger voeren. Ze wil áf van al die lege fuiven, dat gedrink en dat junkfood.

    Ze krijgt kennis aan Harold Sumter.

     

    ……

     

    Nou, daar ben ik zélf dan.

    ‘Wat vooraf ging’ vond ik ditmaal wat mager. De hele geschiedenis met Harold moet ik zélf vertellen.

    Goed dan: veel ervan lees je overigens al in 5.9.5.1.

                Ger was te lui –of wat dan ook- om dat erbij te pakken in zijn ‘voorafje’:

    We zijn gaan samenwonen eind 1983. Ik was toch nog te wild, te onzeker en te normloos voor een huwelijk. Ach, en iedereen van mijn kennissen ging in die jaren samenwonen of wonde al samen. Jo toch ook eerst. Dus naar de normen van de samenleving volgde ik gewoon de trend.

    In de gemeente jakkerden ze ons ook niet op. De oudsten wezen er alleen op, dat de Heer geen God van wanorde is (1 Cor. 14:33). Ze hadden het er ook over, dat het huwelijk de aardse afbeelding is van iets hemels; God, die met zíjn Geest ónze geest zó wil bevruchten, dat die geest-van-ons gedachten gaat voortbrengen, die ‘kinderen van God en ons samen zijn’. Dan moet toch ook eigenlijk het huwelijk vrij zijn van allerlei onvolkomenheden.

    Dat soort argumenten hè! Je zult misschien zeggen:

    “Nou, geitenwollensokkenbreiers, die oudsten van jullie. Niets geen ‘vuist op tafel’, zo van:

                ‘Jullie staan niet recht! Jullie liggen onder het oordeel’…

    Neen… zo’n beetje vroom ‘in- en uitgepraat’.”

    Ben ik dan níet met je eens. Hun zachte woord smoorde elke grimmigheid in de kiem. Want wíj hadden al tegen elkaar gezegd:

                “De oudsten komen. Maar wij houden onze rug recht!”

    Als ze toch met harde, smartende woorden waren gekomen… we zouden kwaad zijn geworden met alle onafzienbare gevolgen van dien (Spr. 15:1).  …andere vraag graag:

    “Corrie, jullie kenden elkaar toch al vanaf 1981. En toch eind 1983 pas gaan samenwonen.”

    Dat is nu eens een goede vraag: Harold heeft in 1982 zulke gekke dingen gedaan. We hadden al verkering, maar ik woonde nog thuis. En opeens… was hij weg.

                “Geheime missie,”

    schreef hij mij in een afscheidsbrief.

    Er was toen een opstand of zo in Suriname en hij wilde daaraan meedoen. In de loop van 1983 kwam hij weer terug. Alles voor niets. Zinloos gewacht op een actie, die nooit kwam. Alleen veel verloederende dingen meegemaakt: onmatig drinken, zuipen dus, verkeerd vermaak… ach, al dat soort dingen, waarmee een tevergeefs op actie wachtende militair te maken krijgt. Met hangende pootjes terug dus. Idealen, geld en geloof kwijt. Een puinhoop. Maar ik hield van hem en door mijn liefde, door geloof ondersteund, pelde ik mijn leuke, vrolijke, elegante, knappe Harold weer uit die schil van vervelende neerslachtigheid, slordige verlopenheid en ontgoochelde gedemoraliseerdheid.

    En toen ik hem terughad, zoals ik hem mij herinnerde, met zijn geloof weer helemaal nieuw in opbouw… tóen zijn wij gaan samenwonen.

    Hij was toch zo dankbaar, toen ik hem had teruggeleid.

    “Sommige vrouwen maken van een man een dwaas… maar jij hebt van een dwaas een man gemaakt,”

    was een van zijn uitspraken.

     

    Wel, Ger schreef in zijn voorwoord, dat ik in 1980 nog een klein onbenul was van achttien…

                niet prettig geformuleerd… en ook een beetje onjuist… maar: soedah.

    Je zult begrijpen, dat al die geweldige ervaringen mijn levensboek vól hebben gemaakt van ‘volwassen indrukken’. En toen Jan en Joke in 1983 eens vreselijk in de knoei kwamen, omdat Jan ‘vreemd ging’ en nog een kind verwekte ook…

    Jullie kennen die geschiedenis; ik ga de satan geen eer geven, door alles nóg weer eens te noemen

    … toen heb ik fijn kunnen helpen in het jaar van herstel, dat volgde.

    In 1985 zijn Harold en ik getrouwd. En toen kwamen de kindertjes…

    Weet je nog, dat Harold daar zo leuk voer schreef:

    “Harold? … o: Harold van Corrie!

    -         getrouwd hè Harold

    -         babytje hè knul!

    O Harold! … zullen we je in duizend stukjes scheuren!? We worden al doodziek van je, nog voor je iets hebt gezegd!”

    Nu ja, jullie zien nú, dat er een hele voorgeschiedenis was. Het liep allemaal niet zo zoetsappig als jullie van tevoren dachten.

    De kindertjes kwamen: in 1987, 1990 en 1996. Ik vermoei jullie niet met namen. Ze kwamen gepland, want we zijn mensen van déze tijd. Ze waren stuk voor stuk gewenst. Wat zei je?

                “Gepland?! … maar ik mis 1993!”

    Dat is waar. Het leven is niet maakbaar. Harold is ‘African’. Hij is ook nogal ‘macho’. En er was toch nog iets in hem van dat macho-idee; zich bewijzen met méér kinderen bij méér vrouwen. En in 1993 verwekte hij ‘elders’ een kind. Bij een Hollandse, net als ik. Je hebt de reuze herrie in de gemeente rond Jan en Joke gehoord. Bij ons niets van dat alles. In de gemeente konden we het ‘buiten de aandacht houden’. Het gebeurde namelijk allemaal ‘buiten de kring’. Voor ons tweeën en ook voor ‘die derde’ was het een orkaan van verschrikking, maar die spaar ik jullie. Ik had mijn ervaringen met Jan en Joke in 1983 en 1984. Daardoor geleerd, heb ik het uiteindelijk zó geregeld, dat we het kind in ons gezin opnamen. Qua kleur paste het precies bij de andere twee. Dát kon niet verborgen blijven in de gemeente. Maar er was al weer wat tijd verstreken. Zélf waren Harold en ik ‘op orde’. Ach: ’t viel toen verder wel mee.

    Daarna is toen ons derde gezamenlijke kind nog gekomen. Aan alle deining ga ik dus voorbij. Ik geef ook geen bijzonderheden. Hoofdaak is dít: de zaak gaf ons beiden uiteraard een diepe kerf. De Heer maakte er evenwel een ervaring van. Die verrijkte ons op de duur en maakte ons gereed voor nieuwe taken.

    Natuurlijk betekent dit niet, dat je trieste gebeurtenissen, als hierboven vermeld, zou moeten zoeken, overwegende, dat de Heer er dan wel ‘een ervaring’ van maakt. O nee; de scháde, het verdriét! Het témpoverlies!! Ervaringen met de Heer moeten maar liever uit andere omstandigheden voortkomen. Nog altijd blijft onwaar:

                “Laat ons zondigen, opdat de genade te meerder worde.” (Rom. 6:1).

    Je zult zeggen:

    -         Maar Corrie, zo iets ongelooflijk bitters moet je toch kunnen uitspreken! Het mag geen obsessie worden.

    -         Maar Corrie, je verhaal krijgt zo geen diepte, je levensgeschiedenis blijft zo plat!

    Mijn antwoord:

    -         Aan geloofsvrienden hebben Harold en ik alles uitgezegd. Daardoor week elke obsessie.

    -         Het gaat om hoofdlijnen: mijn ervaringen met Harold in 1982 maakten mij geschikt om Joke te helpen na de 1983-crisis rond Jan.

    -         Mijn ervaringen met Harold in 1993 maakten mij geschikt om Jan te helpen na de 1998 crisis rond Joke.

    De Bijbel is toch ook geen afgerond menselijk verhaal. Wie heeft er zich niet eens afgevraagd, waar Daniël (Beltsazar) toch was, toen Hananja, Misall en Azarja (Sadrach, Mesach en Abednego) in die vuuroven geworpen werden. Bij Gód gaat het om hoofdlijnen:

    -         Daniël gedroeg zich zús in een stressy situatie (de leeuwenkuil).

    -         Zijn drie vrienden zó, toen het hún beurt was.

    Zo zie ik in mijn leven ook hoofdlijnen: door allerlei ervaringen leidt de Heer mijn leven zó, dat het nuttig is voor Hém en ook voor mij.

     

    Jo dus.
    Ger kwam bij me:

    “Zeg Corrie, in het gebeuren rond Jo heb jij toch ook een rol gespeeld. Kun jij daar iets van vertellen?”

    Goed dan. Bedenk evenwel, dat het ‘rolletje’ in het ‘Jo gebeuren’ maar een zeer klein deel van mijn leven is. In het kader van al deze raamvertellingen echter kan mijn leven nu verder buiten beschouwing blijven.

     

    Het begon dan zó: op een avond in 1998 ben ik in de Bijbelstudie van ‘De Kapel’. Onder het koffiedrinken ná de studie valt het mij op, dat de oude meneer De Waal helemaal ontredderd in een hoekje zit. Ik stuif op hem af:

                “Wat is er met ú?!”

    De man is diep in de negentig, dacht ik. Altijd een blijmoedig mens, een steunpilaar in de gemeente, ondanks zijn leeftijd. Spreekt soms zelfs een profetie uit, voorafgegaan door tongentaal en ‘een beeld’. Dat eist een innerlijke spankracht, die ik bij iemand van die leeftijd geweldig vind.

    En nu… een hoopje ellende!

    Ik breng hem met de auto thuis. En hij vertelt mij een ongelooflijk verhaal. Jo… mijn eigen Jo… die ik tot voor kort nog wel sprak bij de Bedrijfsvereniging, wanneer we elkaar ergens tegen kwamen…

    Het is daar zo groot… zij werkte ’s morgens in de bibliotheek en ik ’s middags bij relatiebeheer… mijlen ver uit elkaar

    … Jo dan… is thuis weg… uit haar baan…

                Nou ja, dat wist ik al: overspannen of zo.

    … en gaat iets heel geks doen. Wát… wist hij ook niet, maar uit het weinige, dat hij kon doorgeven aan mij, maakte ik op, dat ze zwaar occult bezig was.

    Ik stel de oude man zowat gerust, zit nog even. We drinken samen koffie, bidden voor de zaak en voor elkaar…

    Want ook ík ben ontsteld. Jo, die míj tot geloof heeft gebracht en die nu zélf…. Het maakt je zo onzeker, zo van: dit kan mij dan toch óók overkomen.

    Thuis alles met Harold besproken. (Hij was bij de kinderen gebleven, we gaan om en om naar de Bijbelstudie). Hij heeft direct een plan:

                “Ik zie Jan nog wel eens…”

    (Harold zit in dezelfde branche, maar op een lager niveau: Jan is ‘senior advisor’).

                “… en dan hoor ik van hém wel meer.”

    27-09-2009, 22:01 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.2.; tweede deel

    TWEEDE DEEL

    En daarna: met nieuwe moed verder. De zegen kwam terug:

    -         Prikkelbaarheid, door migraine dichtgeknepen ogen.

    -         De schril geworden onruststem.

    -         Dat ‘niet tot daden kunnen komen’.

    -         De onevenwichtigheid, de onvrede met de andere gelovigen…

    Het trok wég…

     

    Zomaar een van die duizenden facetten van ons leven; zij het ook een belangrijk facet.

    Hoe het verder met Kim en de andere koters ging… wel: Ger heeft helemaal achteraan in zijn ‘raamvertelling’ nog wat plekjes. Misschien ook voor Kim (is dus niet doorgegaan, Kim is niet aan het woord gekomen). Maar laat dit relaas genoeg zijn om jullie te dienen in geval moeilijkheden júllie treffen.

     

    Maar nu dus mijn ‘Joke-Jan-aalmoes’ aan Ger. We waren die twee een beetje uit het oog verloren. Nu ja, met Jo bleef ik door mijn werk in contact. Allebei bínnen Amsterdam verhuisd. Zíj bleven bij de gemeente. Wij gingen naar een andere, omdat het voor ons wat ver wég werd. En de goede gemeenten zitten hier ‘als haren op een hond’. We hoorden van hun malheur met hun dochter. Wij –vrouwen- zagen elkaar elke werkdag in die duobaan van Joke en mij. Bij het dienst overdragen heb je altijd wel tijd voor een gesprekje.

    Zoals ze toen áánging over dat akkefietje tussen die Dick en haar dochter. Ik dacht weleens:

    “Mens, bij ons gingen de zeeën wel hóger. Jij hebt je nog niet zó lam hoeven te schrikken als wíj op die zaterdagavond.”

    Maar goed, elk hart kent zijn smart en in zijn vreugde kunnen derden zich niet mengen   Ik ga níet andermans verdriet bagatelliseren om dan zélf triomfantelijk te kunnen zeggen:

                “Neem míj nou!...”

    Kón trouwens ook niet, want het Kim-geval was onbekend gebleven. Onze oudsten zijn ‘zo dicht als een pot’.

    Hoe dan ook, op zekere dag blijft Joke weg, ziektewet, later WAO. Ze verhuizen in die tijd ook nog eens Jan krijgt narigheid op zijn werk. ’t Moet haar allemaal te véél zijn geworden. Ze neemt of krijgt ontslag uit haar baan. Ik schuif een vriendin van mij in haar plaats. Het contact is nu wel helemaal wég.

    Later krijg ik allerlei vreemde berichten. Ze zou een ‘wereldbaan’ hebben, nadat ze man en kinderen zomaar in de steek gelaten heeft.

    Dát is al niet te begrijpen. Een moederdier als Joke, die vertrekt, een brief achterlatende, waar de honden geen brood van lusten. Jan liet die brief ons lezen. Met hém werd het contact hersteld, korte tijd nadat het met háár verloren ging.

    Het nu komende echter is al helemáál niet te volgen. Ik hoor verhalen, dat ze met vliegtuigen van hot naar haar reist:

    -         ze heeft sessies in de Verenigde Staten

    -         ze spreekt conferenties in Hongkong toe. Dat alles vanaf 1998.

    En dan: na het overdragen van mijn duobaan zit ik in 2001 nog even in het restaurant om de hoek, waar ik ook dikwijls met Joke heb gezeten. En wie komt daar binnen!? … diezelfde Joke. Ze is zo’n opvallende verschijning, dat gesprekken aan de tafeltjes rondom stil vallen.

    Ze stevent echter op míjn tafeltje toe, zegt gewoon… of ze niet weg is geweest:

                “Ha, die Nel…! Mag ik nog eens net als vroeger aanschuiven?”

    Ik kijk wat verwezen naar haar dure japon. ‘haar gewaad’,  zou je ook kunnen zeggen. Ze heeft iets van een godin, een wereldlerares, heel bijzonder, maar toch… níet prettig. En dán begint ze te praten

     

    Nel… lieve vriendin van me, ik weet, dat het nu de tijd is om eens met je te overleggen. Tussen twee reizen door…:

    -         net terug uit Sint Petersburg

    -         morgen alweer op weg naar Ottawa

    -         even de broodnodige rust in Okura…

    was daar toch de idee, ondanks de vermoeidheid, die ik terdege voel, om jou een reddingsboei toe te werpen, nu jíj in moeilijkheden zit, zoals ik in 1998. Kínd, jij heb het ín je, zoals ík het in me bleek te hebben. Bij míj kwam het er uit, zoals het er bij jóu uit kan komen.

     

    En dan schrik ik hevig!

    -         Ze weet álles van Kim… niet omdat de oudsten gelekt zouden hebben, maar:

    “uit een superieur wéten”, heel wat anders dan die ‘gave van kennis’ waar jullie ‘leidslieden-van-kabouterformaat’ júllie mee zoet houden.

    -         Zij weet álles van Abs depressies, die wij tot dusver binnenskamers hebben kunnen houden en die we samen met de Heer weerstaan. Ze lacht dat pogen wég:

    “Lukt je nooit! Míjn weg is de weg uit al die moeiten.”

    -         Zij ként onze moeilijkheden met Kims naastjongere broer, met wie het helemaal niet goed gaat.

     

    Zij fluistert me in:

     

    Nel, doe als ík. Láát die stoethaspel van een man. Bevríjd je van de banden van dat dwarse stel kinderen van je. Durf te léven! Brisbane en Brazilië, ze wachten op de échte boodschap van bevrijding.

    Wees je man ontrouw, ook al heb je samen kinderen. Het zat in mij, het zit ook in jou (Hosea 1:2).

    En dan bedoel ik niet eens zozeer ontrouw, zoals iedereen die wel kent uit zijn omgeving. Nee: getrouwd te zijn met de wérkelijke boodschap:

    -         van liefde, die kan haten

    -         van blijdschap, die ook de triestheid kent…

    dát is ontrouw aan dat ándere evangelie. Je hebt je man een dochter gebaard. Nou, wat een lol geeft die je tot op de dag van vandaag. Ze verscheurt de harmonie in jullie huwelijk (:3).

     

    Ach mensen… nog veel méér listige woorden. En ze sluit met:

    “Je hoort nog van me. Die god-van-jou ontfermt zich niet over je in je huis-, tuin- en keukenmoeilijkheden van nu (:6). Hij ként jou niet als ‘bij hem horend’. (:7). Allemaal fake, allemaal verzinsels.”

    En toen ging ze weg

     

    Ik bleef achter, helemaal in de war, helemaal verdrietig, helemaal in onrust, bijna verleid om van míjn zekerheden over te stappen in háár zekerheden.

    Maar ik deed het beste, wat ik achteraf bekeken maar kón doen: ik vertelde, in overleg met de Heer, alles aan Ab.

    Toen ik om drie uur ’s middags thuiskwam lag hij op de bank, ziek weggegaan van zijn werk. Voor het eerst, dat er naar buiten toe iets kon blijken van zijn neerslachtigheid. Toch, juist op dít moment, nu ons geheim naar buiten toe bekend kon worden, een ogenblik, dat we altijd hadden gevreesd, vertelde ik hem alles, wat Joke had gezegd. Hij veerde op, zei:

    "Geen tijd voor depressies. Ik wil me niet slap tonen bij deze benauwdheid. Ik wíl niet, dat mijn kracht nog verder in het nauw komt.” (Spr.. 24:10).

    Wat er allemaal nog méér is gezegd die middag, in die stille kamer, de kinderen naar school of werk, ach… laat maar…

    Maar wat hebben we:

    -         gebeden, geworsteld

    -         gedankt, gesmeekt (Phill. 4:6):

    “Heer!; wij zijn toch door Onze Heer Jezus Christus uitgekozen en aangewezen om zíjn vrucht te dragen! (Joh. 15:16).

    Waarom dragen wij dan vruchten van depressies en ontwakende gevoelens van minachting enz., kwade dingen van vroeger.

    Helpt U ons Heer Jezus om geloof ín en ontvankelijkheid voor uw boodschap terug te winnen.

    Heer, we belijden U, we waren de laatste tijd wel vróóm, maar onze begrippen moeten ‘verengd’ zijn geweest. We zijn klemtonen verkeerd gaan leggen. U leidt ons uit in de ruimte (Ps. 118:5).”

     

    Jo is nooit teruggeweest. Later heb ik de goede afloop meegemaakt, maar Ger roept:

                “Al goed, al goed, laat het nu verder aan anderen over.”

    Daarom geef ik jullie terug aan de verhaallijn.

     

    Aantekening van Ger: dit verhaal voltooid op 5.7.9.9. Kijken, wanneer het volgende verhaal klaar is. Er zijn er 39. Ik heb dan een aanwijzing, hoe lang het hele verhaal wordt en kan de diverse ‘data’ daarmee in overeenstemming brengen.

    09-09-2009, 21:12 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.2., eerste deel

    6.8.2.2.

    Nel: bijna door Joke omgepraat op een zwak moment

     

    Wat vooraf ging:

     

    Ab en Nel van Baan zijn huwelijkspartners, die eigenlijk slecht bij elkaar passen.

    -         Hij is afkomstig uit een arbeidersmilieu

    -         Zij is een ‘burgermeisje’.

    Nu is die tegenstelling tegenwoordig helemaal niet ‘levend’. In de zeventiger jaren, toen zij elkaar leerden kennen, in het algemeen ook al niet meer. Maar voor hén is die tegenstelling er wél. Zo lopen die dingen soms.

    -         Híj heeft een ‘mico’ en jaloezie ten opzichte van haar.

    -         Zíj heeft de neiging op hem neer te zien.

    -         Hij heeft weinig schoolopleiding.

    -         Zij heeft VWO.

    Daardoor worden de hiervoor genoemde bedreigingen nog versterkt. En: allebei hebben ze een beetje ‘vinnige’ aard, die naar het ‘zure’ neigt. Ook wat spotzucht en hoekigheid.

    Dáár komt nog bij, dat Nel bij de komst van het eerste kind, Kim (een dochter), een mooie kantoorbaan heeft opgegeven. Het kind is een ‘huilbaby’. Dat werkt haar op de zenuwen, evenals het thuiszitten zonder maatschappelijke impulsen.

    Zíj is vol onvrede. Naar buiten toe komt dat over als: steeds zo onrustig, altijd aan haar huisinrichting veranderen en wéér veranderen. Híj krijgt iets ‘zelfkwellerigs’. De buitenwacht vertaalt dat als: vent zonder pit met toch iets grilligs en vagelijk onaangenaams.

    Binnenskamers is er véél ruzie. Naar buiten toe verbergen ze dat, ‘houden het –zogezegd- onder de pet’. Zij doen dit door zich uit allerlei sociale netwerken terug te trekken. Geleidelijk aan allerlei bestuursfuncties, zelfs lidmaatschappen opgezegd, totdat er uiteindelijk vrijwel niets aan contacten is overgebleven. Zelfs in de familiale kring een passieve rol aangenomen.

    Eenzaamheid (tweezaamheid dus eigenlijk), zonder enige uitlaatklep: een explosieve situatie, een tijdbom, waarvan de ‘Umwelt’ geen weet heeft. Op de duur zou daar de ergste narigheid van kunnen komen.

     

    Lees voor háár 2.3.8.1, voor hém 2.3.8.2. en 5.9.1.3.  Verdere gegevens van beiden: verspreid.

     

    Zij ontmoeten Jan en joke echter in 1980. Die hebben zich pás toegekeerd naar Jezus en zijn onweerstáánbaar in hun enthousiasme. Vóór die tijd kenden Ab en Nel hen als ‘niks an’-buren. Nú ervaren ze hen als ‘helpers in de nood’.

    Ab en Nel aanvaarden Jezus als Redder en Verlosser:

    -         Complexen, jaloezie, minachting;

    -         Spotzucht en hoekigheid;

    -         Zuurheid en ongedurigheid;

    -         Futloosheid en grilligheid;

    -         Geruzie en geïsoleerdheid;

    beginnen te verdwijnen.

    Daarvoor in de plaats beginnen te komen:

    -         Vreugde over voorspoed van anderen;

    -         Waardering vóór anderen;

    -         Mildheid en lankmoedigheid;

    -         Vriendelijk stralende ogen;

    -         Een sfeer van verkwikkende rust (Hebr. 4:3);

    -         Dadendrang én bezadigdheid;

    -         Harmonie en blij netwerken.

    En daarna hoor je vijftien jaar… niets. Na Kim, geboren 1979, haar broertje, geboren 1983, zijn er nog meer kinderen gekomen. Ab is blijven werken bij dat centrale verwarmingsbedrijf, bij fusies opgeklommen. Nel is in een duobaan gaan werken, samen met Joke, als bibliothecaresse in een bedrijfsverenigingbibliotheek.

    Met allerlei ups en downs wordt het 1998. En nu is het verder voor Nel.

     

    Zeg; wat is het handig, dat Ger tegenwoordig het ‘voorwerk’ doet. Dat scheelt zo’n stuk! Hoef ik verder niet zoveel uit te leggen.

    Goed dan:

    Ger was bij ons en vroeg, of we iets wilden vertellen van onze ervaringen met Joke, toen dat ‘heel erge’ gebeurde. Ab en ik besloten, dat ík dít verslag zal uitbrengen. Ab heeft datzélfde gedaan, Toen Ján die ‘uitglijer’  maakte.

    Nu ik dus:

    Jan en Joke:

    -         boeiende mensen

    -         groot ook in hun val en in hun weer ópstaan.

    Wij hebben Jans val meegemaakt. Ab heeft daarover verteld (5.9.1.3.). Maar Jókes misgreep was toch ernstiger, Jans val was ‘vleselijk’, in de heel letterlijke betekenis van dat woord ook nog eens. Jokes miskleun was ‘geestelijk’, raakte het wezen van ons mens-zijn. Het was een duidelijk “Nee” zeggen tegen God. Onbegrijpelijk, dat =toch eigenlijk vrij onbeduidende- Jo…

                Ik bedoel dit niet hatelijk hoor

    … zo’n negatieve geestkracht kon ontwikkelen. Ze zeggen wel eens:

                “Stille wateren hebben diepe gronden”,

    Maar… mens!... wat heb ik in haar afgronden gekeken!

     

    Maar nu eerst wat anders. Ger wil, dat ik het over Joke heb. Echter, al de vorige vertellers hebben hun éigen verhaal binnengesmokkeld. Ik smokkel níet, doelbewust is het bij mij: eerst ík, dan krijgt Ger het ‘Jo restje’. Want niet alleen háár leven is de moeite waard, ook Ab en ik hebben iets te delen, dat jullie kan bouwen.

     

    Luister: Ger júichte wel zo in ‘wat vooraf ging’ over:

    -         heerlijk diep sociaal gevoel;

    -         royaal ronddelen van stoffelijke en geestelijke rijkdom’

    -         nooit meer die kruidje-roer-me-niet-gezindheid;

    -         die warme blik in onze ogen, die rustgevende stem van ons;

    -         dat krachtige ‘D’rauf gehen’… altijd met verstand; nooit onzinnig drijvend als Jehu (2 K 9:20);

    -         de innerlijke vrede en het fijne inpassen in hemelse koorzang…

    Whow!... nou ja… zo’n beetje … ook wel… in beginsel: já… soms echt wel bijna ideaal.

    Maar: zal ik je eens een rauw familietafereeltje schetsen, houd je vast!

     

    Onze dochter Kim, geboren in 1979; die is dus in 1994 veertien of vijftien… vijftien dus. We krijgen al een paar maanden seintjes: wat ís er toch met dat kind! Maar ja, soms gaan die dingen onbegrijpelijk stóm:

    -         er zijn nóg vier kinderen; jonger, maar zeker niet probleemloos;

    -         ík heb het druk met die duobaan (samen met Joke) als bibliothecaresse;

    -         Ab heeft het druk, heeft promotie gemaakt tot districtchef, is er net een maand tussenuit geweest voor een cursus in de VS’

    -         Druk in de kerk: zangkoor, jeugdwerk, kring… ach, je weet wel…

    Er zijn van die tijden, dat het hoofd je omloopt, hoe zei mijn moeder dat ook al weer:

                “De zon staat op middaghoogte”.

    Geen ónwil hoor, maar we missen de aanwijzingen:

                “Er zit met Kim iets heel erg mis.”

    Het zal ieder ouderpaar wel eens overkomen, maar dat is geen verontschuldiging.

    Ach, jullie begrijpt al wel, wat er aan zit te komen…:

    Zaterdagavond, begin kerstvakantie, de jongeren al naar bed, EO programma, glaasje wijn, knabbeltje… en dan dat kleine stemmetje:

                “Pa, ma… ik ben 4 maanden zwanger.”

    Of er een bóm ontploft.

    Ik spaar jullie een heleboel verschrikt geschreeuw; loop even vlug door de nare geschiedenis:

    -         ze is zó jong, het is allemaal zo onaanvaardbaar;

    -         schoolfeestje, drinken, nog wat ‘napraten’;

    -         … met een volkomen onmógelijke jongen;

    -         … de slechtste, die ze maar had kunnen kiezen.

    Nee, dit kan niet, dit kán niet: voor háár niet, voor óns niet. En… we besluiten tot een abortus in Engeland.

                (Voor ‘late abortussen’ wisten we zo gauw geen Néderlands adres).

    Gehaast tegen de Heer zeggen:

    “God; U vindt het wel goed hè. Er ís toch geen andere uitweg uit dit afschuwelijke dilemma!”

    Alles loopt glad. Niemand komt erachter, in januari, de eerste schooldag, is Kim al weer present. Geen geklets, onze positie in de samenkomst onbedreigd. Geen deining, niemand aan het schrikken gemaakt. Maar: er komt een schaduw over ons leven en dat van onze kinderen:

    -         vriendschappen verdorren;

    -         het lijkt wel, alsof er opeens een gat in onze portemonnee zit, of ‘onze buidel is doorboord’ (Haggai 1 v 6);

    -         we kunnen niet meer zo royaal delen en ook ons ‘geestelijk mee kunnen delen’ beleeft een malaise;

    -         in zijn hogere baan functioneert Ab niet goed;

    -         alle vijf kinderen sóms ziek, áltijd lastig;

    -         en nog allerlei van die waarschuwende lampjes, méér op het dashboard van ons levens.

    En dan eindelijk: het ontdékken:

    “Heer, er ligt een vlóek over ons leven. Eens bracht Saul die na járen over het volk Israël (2 Sam. 21:2). Wij ervaren die vloek al heel snel bij ons zelf. Heer, wij weten niet hoe het toen met Kim anders had gemoeten. Maar U had het wél geweten. Toen we haastig zó over-onze-schouder riepen:

                “’t is wel goed he God.”

    toen gingen we in de fout. O God… vergééf!...”

    En toen was de schaduw nóg niet voorbij. In ons hart groeide déze zekerheid;

    “Biecht niet alleen aan God, maar biecht deze zonde ook op aan de oudsten (Jac. 5:16). Dán pas kan vergeving goed doorwerken.”

    We beléden dit kwaad aan de oudsten. O, die troostende handen op ons hoofd:

    -         onze overtreding vergéven; onze zonde bedekt (Ps. 32:1);

    -         afgelopen met dat zwijgen, dat je gewoonweg aan de reumatiek en de artrose hielp (:3);

    -         afgelopen met dat wegsmelten van de levenskracht (:4).

    O… die opluchting!

    24-08-2009, 19:24 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    03-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.1., tweede deel

    TWEEDE  DEEL

    En tóen was er dat gebeuren rond Marcel: onze positie in de kerk kalfde weer af. In háár ogen”bijna niets bereikt daar en na vijftien jaar opeens terug naar niets'. Daar bovenop: door een verhuizing naar Abcoude in een nieuwe gemeente helemaal overnieuw beginnen. En naast al die onrust ook nog de onrustige maatschappij, die mijn zekerheden dáár aantastte. In haar ogen: nóóit directeur geworden en na vijftien jaar: als bijna vijftigjarige bij een fusie op straat. En toen ontwaakte in Joke de Gomer-aard. Je kent het verhaal:

    Gomer was het brave wijfje van Hosea. Maar er zat iets verkeerds in haar wezen. Ze kreeg keurig drie kindertjes van hem, maar innerlijk baalde zij op de duur zó van dat saaie leven aan zijn zij. Ze wilde het avontuur, dingen meemaken, in grootse stijl leven. En toen iemand haar de kop gék zeurde  over een ándere manier van leven, echt iets beleven… liep ze weg van huis, van man en kinderen.


    En zo begon het: er kwam een vroegere vriendin op dagen, ene Ilona. Die pakte haar precies beet op de punten, waar ze zwak was:

    “Jarenlang heb je alles gezet op de kaart van je man en je kinderen.

    -         Jan moest het maken in kerk en maatschappij

    -         Marcel zou een sportheld worden

    -         Annemarie met d’r mooie koppie: tv-presentatrice toch op zijn minst.

    Wel, je ziet, wat ervan terechtgekomen is… Maar nú is het tijd om aan jezelf te denken. Je weet niet hálf, welke krachten er in jou sluimeren. Zet het nu eens op díe kaart!”

    En zó is het gekomen!

    Op een dag, toen ik thuiskwam, was de hele boel in rep en roer. Annemarie in tranen:

    “Toen ik uit school kwam: alles zo leeg en zo stil. En er lag een brief op tafel. O, er is vast iets aan de hand met ma!”

    De vijftienjarige was weer volkomen in de war. En tienjarige Judy en zevenjarige Nick dromden ook zwijgend en bedremmeld kijkend om mij heen. En zeventienjarige Marcel kwam ook net thuis. Met de vier kinderen om me heen, deed ik toe de enveloppe open en las:


    Ik heb het licht gezien, het licht, dat bevrijdt. Niet New Age… acht wát… nee!... Néw New Age. Eindelijk een mogelijkheid om tot de ultieme zelfverwerkelijking te komen.

    Vanmorgen dacht ik nog, dat het moeilijk zou zijn om jullie vaarwel te zeggen. Maar vanmiddag, vlak voor de auto kwam, die mij naar mijn toekomst zou rijden, was dat alles opeens weg. Jullie waren wég uit mijn brein!  En dat waaróm?! Jullie zijn er nooit werkelijk ín geweest. Jullie waren ballast. Ik kon jullie afleggen als een oude jas, die mijn vlucht naar het licht te lang had gehinderd. De cocon sprong open en… ik kon in een nieuwe zon mijn vleugels drogen en volpompen voor de grote sprong.

    Je weet dat ik Ilona laatst ontmoette. Ik heb haar daarna –en dat weten jullie niet- méér ontmoet. Ze gaf me lectuur. Ze bracht mij in contact met mensen van veel hogere gedachten dan de ‘lui van het cluppie’. Wat heb ik mijn tijd daar toch verbeuzeld! Ik denk bijvoorbeeld aan mijn ‘doop in water’. Toen zei zo’n femelaar:

    “Zoals je nu even afgesneden bent van het leven… zo zal je ook sterven voor alle wereldse opwinding… en opstaan voor geestelijke vreugden.”

    En dat, terwijl ik nu weet, dat de spannende jaren pas nú gaan komen, nu ik mijn schouders ophaal over die doop van toen. De komende jaren zullen alles gaan vergoeden, wat de kaalvreter heeft kaalgevreten (om een woord uit jullie kring maar eens omgekeerd te gebruiken). Jullie mogen van mij als gezin best teniet gaan, naar alle kanten verstrooid worden (Hosea 1:4). Ik heb geen meelij of erbarmen voor wie dan ook van jullie (:6). Ik heb jullie nooit werkelijk liefgehad (:9). Ik heb het leven lief. Mijn levensbrood, mijn levensdrank, de kleding voor mijn nú ontdekte, werkelijke bestaan, mijn nieuwe vreugd, zijn elders (2:4).

    De vreugden, die ik tegemoet reis, komen misschien uiteindelijk toch wel van de god, die ik achttien jaar gediend heb. Maar dat kan me niet schelen. Ik ga alles gebruiken, zoals ik het zelf wens. Dit is míjn leven en ik doe, wat ik wil (:7). Rijker zal dit nieuwe leven versierd zijn dan in die achttien jaar met al die schamele vreugden.

    Ik vergeet die armzalige god van jullie, nu ik ‘de ontdekking’ heb gedaan (:12). Ik verlaat die Jezus van jullie.. Niet uit gebrek aan moed, omdat ik niet verder met hem zou dúrven gaan. De idéé. Nee, ik erger me aan hem, ik wíl niet met hem verder.

                                                                                      Dag, ma.

     

    Toen ik de brief voorgelezen had, bleven de kinderen en aanvankelijk ook ikzelf sprakeloos. Maar tóen kwam er zo’n warmte in mij naar boven voor dat arme, verdoolde vrouwtje van mij. Ik voelde, wat Hosea gevoeld moet hebben, toen zijn huis leeg was van Gomer en gevuld met ontredderd rondkrioelende Jirzeël, Lo Ruchame en Lo Ammi. Ik had er dan víer, die me verbijsterd aanstaarden. Stil zei ik:

    “Mama is overspannen. Dit kán net allemaal ineens worden opgelost. Dit gaat járen duren. Maar God zál haar bij ons terugbrengen.”

    Toen week de verstarring:

    -         Marcel ging vloekend naar zijn kamer;

    -         Annemarie gillend naar de hare.

    Ik bleef alleen met zielig huilende Judy en Nick. Maar in de volkomen verwarring van dat ogenblik wist ik, dat dít mijn taak werd van Godswege: mijn eigen lieve Gomer terugbrengen. In 1983 had ik een veldslag verloren. Maar deze veldslag ging ik winnen. En ik zou de oorlog winnen!

     

     

     

    03-08-2009, 20:54 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    19-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.2.1., eerste deel

    6.8.2.

     

    Overwegingen:

    -

    Jan Donker; na het zakken voor een examen nú het begin van slagen

    6.8.2.1.

    -

    Nel van Baan; op een zwak moment bijna door Joke omgepraat

    6.8.2.2.

    -

    Strijd en overwinning van Corrie Sumter-Bakker

    6.8.2.3.

    -

    Fred Donker; you only live twice

    6.8.2.4.

     

    6.8.2.1.

    Jan Donker; na het zakken voor een examen nú het begin van slagen

     

    Wat voorafging: Jan Donker, samenwonend met Joke Willems, raakte in 1980 volkomen in de knoei. Overspannen, veel te druk met allerlei schijnbelangrijk werk (actievoeren voor dit en dat), loopt hij vast in zijn eigen onaffe, foute innerlijk met volkomen ontspoorde gedachten over seks, maatschappij en wereldverbetering.

    Joke is er niets beter aan toe.

    Een crisis rond gezondheidsproblemen stuurt hen in de richting van omkeer tot God. Ze worden krachtdadig bekeerd. Alles lijkt voor eens en voor altijd te veranderen. Maar in 1983 zwemt Jan in een fuik. Er ontstaat een relatie met een meisje uit de kerkelijke gemeente. Wanneer die verhouding uitmondt in een zwangerschap, ontstaat een onbeschrijfelijke rel. Op de duur luwt alles weer. Jan heeft er wel veel van geleerd. De schrik over zijn zwakheid blijft hem evenwel nog lang bij. Wel wordt hij weer sterker in het geloof, overwint innerlijke de set back.

    Hij verlangt naar ‘de grote proef’ om zijn liefde aan God daarin te tonen, dat hij ook béter kan in moeilijke situaties dan ‘brekebeen zijn’.

    Vijftien jaar lang lijkt er ‘geestelijk’ niet veel te gebeuren. Maatschappelijk gaat het allemaal wel goed. In de kerkelijke gemeente echter komt Jan maar steeds niet tot nieuw aanzien. Het gebeurde in 1983 blijft maar in de collectieve herinnering. Iedereen heeft hem wel vergeven, maar iedereen blijft met hem oppassen.

    God is genadiger dan de mensen (2 Samuel 24 v 14), want tussen God en hem zit het allang helemaal goed.

     

    De miskenning en het te lang durend wantrouwen vreten eigenlijk meer aan Joke dan aan Jan. Als zovele vrouwen wil ze eigenlijk trots zijn op haar man. Ze zou hem zo graag ‘op het schild heffen’. En in kerkelijk verband lukt dat maar niet.

     

    In 1998 komt een nieuwe, grote crisis. De natuurlijke zoon van Jan uit een al voor 1980 bestaan hebbende relatie (Dick), vergrijpt zich aan zijn halfzusje Annemarie, dochter uit het in 1981 gesloten huwelijk tussen Jan en Joke. Marcel, Annemarie iets oudere broer, zet dat aan Dick betaald. In de gemeente wordt direct al weer de link gelegd:

    “De Donkers spelen de bijbel gewoon na. Eerst David en Bathseba en dat kind, dat dan weer doodging ook. En nu weer Amnon, Thamar en Absalom.”

    Dit alles wordt teveel voor Joke. Zij raakt in een chaotische situatie. In die kwetsbare toestand krijgt zij van een vroegere vriendin gevaarlijke impulsen.

    Door alle dan ontstaande verwarring heen bloeit voor Jan de mogelijkheid op om nu eens een proef wél te doorstaan.

     

    Zó triest als het toch in 1998 begon te lopen met mijn lieve vrouw Joke. Ik denk, dat het zó zit: in 1980 begonnen wij als twee heel wilde figuren te bewegen in de richting van Jezus. Dat staat allemaal in de vorige verhalen. Ik ga dat nu niet allemaal in dit verhaal verwerken. Ger moet maar een ‘wat vooraf ging’ schrijven. Doet híj ook eens wat (is dus al gebeurd).

    In ieder geval; ik ben een man met een neiging tot hoererij in mijn aard. Ik ben daar terdege alert op: ik voer die ‘tijger in mij’ niets. Hij ligt zodoende al jaren voor Pampus. Deze ‘werking des lichaams’ dood ik voortdurend door Gods Geest (Rom. 8:13).

    Die gezindheid heeft mij echter wel een keer –in 1983- verschrikkelijk parten gespeeld en mij op geestelijk gebied járen teruggezet in mijn ontwikkeling. Ná die ellende is alles wel weer zowat in orde gekomen. De echte ‘grote sprong voorwaarts’ zat er toch niet meer in en die kwam er ook niet meer uit. Ik had hoog gemikt: op inzichten in de onzienlijke wereld, de vierde en volgende dimensies. Maar na mijn misstap konden mijn pijlen niet meer zo ver komen. Nu ja, wat voor het moment niet is, kan nog altijd komen!

    Nu zul je tegen mij zeggen, dat ik wel een beetje zeur. Mijn affaire met het meisje Vonk, het kind, dat geboren werd en korte tijd later stierf…: ’t lijkt toch als twee druppels water op de geschiedenis van David en Bathseba.

    David sloot die geschiedenis af met schuldbelijdenis en regeerde weer door. Nou dan:…!

    Ho eens even: Davids grote hoogtepunten waren toch wel voorbij:

    -         Zijn slappe gedoe jegens Amnon, toen die zijn misselijke streek met Thamar had uitgehaald…

    -         Gestuntel, dat Absalom er toe bracht het ‘recht’ in eigen hand te nemen.

    -         De reeks fouten in de aanpak van Absalom na diens moord op Amnon. Daardoor werd Absalom als het ware naar zijn opstand toe gedreven.

    -         Die volkstelling uit hoogmoed. Ook zoiets.

    Nee, de jaren ná ‘het gebeuren’ waren niet te vergelijken met de jaren voordien.

    De vaart was er aanvankelijk góed uit…

     

    Ik ben in de dertien jaar ná 1985 geleidelijk aan weer opgekrabbeld, maar toen ‘dat erge’ gebeurde tussen Dick en zijn halfzusje, weer een Amnon – Thamar geval, was er het grote gevaar om halfbakken op te treden, net als David indertijd.

    Door Gods goede zorg heb ik deze enorme crisis wel redelijk verwerkt, weet ik…

    Hoewel Joke het maar zozo vond.

    Samen met Gijs (die Dick erkend had) en ook onder vier ogen heb ik met Dick gesproken. Marcel heb ik regelmatig bezocht, toen hij zijn straf uitzat. Ik heb hem op een betere manier aangepakt dan David Absalom, dat weet ik wel zeker. Ik wist zo echt blij:

    “Ik ben een vriend van Jezus (Joh. 15:5). Hij heeft mij wijsheid gegeven en mij hier doorheen geleid.”

    Maar de grote, onverwachte moeilijkheid kwam met Joke. Ze heeft door allerlei omstandigheden heen altijd hevig tegen mij opgezien, veel van mij verwacht. Een beetje ‘eigen hoogmoed’ belegde zij als het ware in mij.

    “Die slimme man van mij behoort het ver te brengen in kerk en maatschappij.”

    Dat was een gedachte, die er op de achtergrond toch altijd was (hoezeer soms ook onspeurbaar, zoals in de tijd, dat de Ellen-geschiedenis openbaar kwam).

    Na 1983 kwam ik niet meer vooruit in de kerk. Dat sták haar. Er was een angel van verbittering (Hebr. 12:15):

    “Ze willen hem daar niet meer. Een baantje in de boekhouding, goed ver uit het zicht: dat vinden ze wel genoeg voor hem.”

    Wat mijn maatschappelijke positie betreft, oké, ik reed in een mooie leaseauto, bracht constant een goed salaris binnen, werd ‘senior advisor’, maar een doorbraak naar de ‘inner circle’ van het bedrijf zat er niet in. Van mij hóefde dat ook niet. Ik kénde het plafond van mijn mogelijkheden, had er geen behoefte aan, daardoorheen te stoten. Maar zíj had mij graag alsmaar hoger opgestuwd.

    19-07-2009, 21:30 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.4

    6.8.1.4.

    Michiel Willems: eigen verhaal eerst


    Sinterklaas bestáát: hij heet Ger Gerritse. Hij komt overal langs in ‘de groep’.

    (Toelichting redacteur): ‘de groep’ is het wat willekeurige samenstel van personen, die in enigerlei verband staan met Jan en Joke Donker-Willems).

    Hij komt dan om cadeautjes te bréngen, aardige babbeltjes om jóu te lijmen voor zíjn plannen.

    Zo kwam hij althans bij míj:

    “Michiel!! Wat heb ik jou lang niet gezien! De laatste keer, dat je in het groepsverhaal voorkwam, was je dertien. Je weet wel, dat was in het jaar dat je een eind maakte aan die beginnende ruzie tussen je ma en je zus. Vredestichter!!

    En hoe is het nu?!...”

    En na nog wat vriendelijke praat kwam de aap uit de mouw. Hij vróeg om cadeautjes:

    “Zeg… ik schrijf een verhaal over de gekke bokkensprongen van je zus Joke. Jij móet er het een en ander van weten, dat mijn verhaal meer compleet maakt. Vertél eens!”

    Goed, daar gaat ie dan. Eerst even wat uitleggen. Gers verhaal, waarin mijn nu komende relaas een bouwsteentje is, gaat over Joke Donker-Willems, die opeens zo’n rare schaats ging rijden in 1998. Ik ben haar jongste broer. Ik ben nú –in 2003- 34.

    Van mij weet je niet veel… wat zei je?

                “Dat hoeft ook niet hoor!”

    Dank u… u bent waarlijk ál te vriendelijk. Maar ik ga toch maar verder. Het meeste over mij staat in 4.8.2.4. en dat is nog maar weinig. Ik was toen –in 1982- een oprecht gelovig jochie van dertien, maar… ik had al een verleden, dat als een tijdbom in mijn innerlijk lag. Ik had al een gedwongen ervaring op seksueel gebied achter de rug met een man. Bij heel veel kinderen zijn die contacten niet van aanmerkelijk belang voor hun verdere leven, maar bij mij was alles nogal intensief geweest…

    Nee; ik geef geen bijzonderheden. Ger zegt –en ik ben het er van harte mee eens- dat we de werken van de duivel niet zo bekend behoren te maken. Ger legt Ef. 5:3 zó uit:

    “Bij Christenen onder elkaar moet allerlei door de duivel geïnspireerd gedoe zelfs geen onderwerp van gesprek zijn; zelfs niet in afkeurende zin. Kort nóemen, indien strikt nodig, maar daarmee: basta.”

    … en later kreeg ik er last mee, ging de tijdbom in fasen af zogezegd. Ik kom daar nog op.

    Jullie begrijpt het al uit wat ik zonet over die Bijbelplaats zei: ik ben een christen. Uiteindelijk heb ik Jezus’ hand weer gegrepen, nadat ik die in mijn puber- en jongvolwassen jaren een poosje had losgelaten.

     

    En nú komt er iets, waar Ger niet zo blij mee zal zijn. Hij zei:

    “Denk er om Michiel, niet uitweiden over je eigen leven, hoor, zoals dat verlopen is in die leemte van decennia. Iedereen is alléén maar geïnteresseerd in wat Jo meemaakte. Zelfs al zóu je iets vertellen over jezelf: het blijft allemaal toch ‘zo plat als een dubbeltje’. In een paar bladzijden is het onmogelijk om aan een beeld van jóu ook maar énige diepte te geven. Begín daar dus niet aan!”…

    Ja hé…!... voor wat hoort wat. Ik weet best wat van het gedoe rond Joke. Ik geef Ger, wat dat betreft zijn zin.

    Maar nú over mijzelf: eigen verhaal eerst. Als het júllie dan niet interesseert: ík wil het wel eens aan ánderen kwijt. Met zevenmijlslaarzen loop ik hierna door mijn leven heen. Ik heb mijn verdriet al van mij afgeschreven in mijn dagboek. Dat heeft mij al zó genezen. Met dit résumé kan ik vast wel iemand van dienst zijn.

     

    Na de middelbare school kwam ik in de computerij terecht. Het liep allemaal gesmeerd, hoog salaris, veel reizen, loskomen van het geloof.

    Meisje ontmoeten, dat ook een godsdienstig verleden had, maar voor de toekomst over dat soort dingen niet prakkiseerde. Toen wij elkaar wat beter leerden kennen, wilde zij zonder enig bezwaar leven alsof we getrouwd waren, maar… grote schrik…

    Wat ik al eens eerder bij contacten met meisjes had bespeurd en wat in 1988 het begin was geweest van mijn openbaar wordende –voordien latente- angsten: ik kon mijn rol als man niet vervullen. Die rottige ervaring uit mijn jeugd had een blokkade gelegd. Dat werd dus allereerst: relatieverbreking. Maar: de beer was los, de toestand werkte door, de tijdbom ontplofte in fases; steeds heviger:

    -         Op kantoor kon ik de onvermijdelijke stress niet meer aan.

    -         Ziektewet, ontslagen (ja, daar hebben ze hun kunstjes voor), WAO, WW, tenslotte zelfs bijstand.

    Ben je 23 –het was 1992- en ligt de hele boel in puin. Na een heel hevige periode, kórt gelukkig, met gecapitonneerde isolatiecellen…

                Man, praat me er niet van; het is best hevig geweest

    … ben ik, toen ik wat gekalmeerd was, bij mijn pama gaan wonen. Ik kreeg nog steeds depressies met nog veel agressie erin. Ik voelde me alleen veilig in het ouderlijk huis.

    Ze hebben samen veel vóór me gebeden en, toen ik het hebben kon en dat jeugdtrauma had uitgeschrééuwd, ook mét me gebeden. In de naam van Jezus hebben zij en anderen uit hun sam de vernielende machten gebonden en uitgedreven. Ik vond de weg terug naar God. Ik voelde me weer een rank aan de wijnstok Christus. Zijn geestkracht vloeide in mij oer. Eindelijk kon ik nu beginnen te worden, wat ik altijd had willen zijn: een kanaal van zijn liefde (Joh. 15:1, 5). Ik werd zijn volgeling en bemerkte, dat ik toegerust werd met bekwaamheden om ambassadeur van zijn liefde te zijn. De oude motivatie:

                “Jezus is opgestaan. Hij leeft eeuwig”,

    die ik als jong jochie al een beetje kende, kreeg nieuwe glans voor mij. Ik begon in te zien, dat ik steeds meer en steeds volmaakter op zou staan tot een nieuw leven. Ja, ik zág zelfs in, dat de verschrikkingen va de blokkade uiteindelijk hadden meegewerkt ten goede (Rom. 8:28).

     

    Denk nu niet, dat het allemaal zo vlug ging. In 1988 was de verborgen ellende tot een begin van uitbarsting gekomen, vanaf 1992 was daar het steeds diepere dal… in 1995 –na zeven jaar- (ik was toen 26), was ik er dóór. Toen kon ik omhoog kijken en zeggen:

                “Dank U Heer (Dan. 4:34). Het was nodig, dat U deze lange weg met mij ging.”

     

    En daarna was er snel herstel. Ik leerde in de samenkomst een meisje kennen, trouwde haar. We kregen een kind, mijn baan in de computerwereld keerde terug, mijn relaties uit die tijd zochten mij weer op…

    Je zou haast aan Nebukadnezar gaan denken (:36), al hoeven het voor hem geen zeven jáár te zijn geweest.

    Ach nee… er zijn toch teveel punten van verschil.

     

    En toen –in 2003- begon ik te beseffen, dat ik een taak had voor Joke, mijn zus.

    Moet je toch je voorstellen: nauwelijks hadden mijn ouders de last van mij gedragen of ze konden aan Joke beginnen. Nu ja, vijf jaar hadden ze rust… of ook eigenlijk weer níet, want toen waren er bij ons weer andere toestanden. Terecht zeggen pama wel eens:

                “Kinderen heb je voor je hele leven.|

    Je weet het al globaal, denk ik: in 1998 verliet Jo man en kinderen, trok in een commune, ging’ van alles’ doen: ‘met bomen en dolfijne praten’ was nog wel het minste.

    In die kringen werd Joke een soort goeroe.

    -         Waar ze het allemaal vandáán haalde…

    -         Hoe ze het toch allemaal bij elkaar harkte…!

    Onbegrijpelijk…

    Die Jo van ons, eigenlijk zo heel gewoon, een heel enkele maal nog wel eens wat ‘ordi’, zelfs ná haar bekering

    … maar ze kreeg enige tijd een zekere mate van gezag in bepaalde milieus.

    Ze leefde in die tijd van vrijwillige gaven, maar haar ‘tijdelijke volgelingen’ waren behoorlijk royaal voor haar.

    Pama, die haar in die tijd opzochten, vertelden later, dat Jo zich volhing met gouden kettingen enz. … niet te mín… (Hosea 2:12). Toen de oudjes zeiden:

    “Je bent toch op het ogenblik helemaal en helemaal ‘Gomer’. Die liet Hosea in de steek voor een avontuurlijk leven (:4).

    En jíj… wat doe jíj!? Jan en de kinderen zitten alleen thuis. En jij hangt in allerlei conferenties –of hoe dat daar heet- de ‘wijze vrouw’ uit.

    Ze wilde echter niet luisteren, snauwde pama weg.

    Wel, een jaartje of wat later -2003 dus- ben ik eens poolshoogte gaan nemen. Dat klinkt nu wat kil, maar liefde en bezorgdheid waren mijn drijfveren.

    Ik had gehoord, dat ze niet zoveel meer in de openbaarheid werd gezien. Door allerlei intriges in die kringen was ze op de achtergrond geraakt. Nou, de glorie was wel weg, toen ik haar eindelijk gevonden had. Ze was in zak en as, zat maar wat te zitten. Gomer kwam in een woestijn en in een dor land (:2). Daar leek het bij Jo ook wel op. Ze zei:

    “Ik kan geen kant meer op. Overal doornstruiken en muren (:5). Ik ben compleet de weg kwijt. Ilona, die mij van alles beloofde, laat ook niets meer van zich horen. Ach, dat kan ook niet, want klets ik toch: ze is immers dood! Ik wou me eigenlijk het liefste met Jan verzoenen (:6).”

    Wel, op dat moment zat er verder niets voor me in. Ik heb Jan ingelicht. Maar die kwam pas een jaar later in actie.

    Nú is alles oké. Anderen vertellen wel weer verder, maar over mij kan Ger tevreden zijn. Want dat stuk over mijzelf was toch best leerzaam…

    Vind ik hoor… vind ik…

     

    28-06-2009, 21:48 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.3., tweede deel

    (Tweede deel)

    Nou ja, toen heb ik iets anders geprobeerd; ik ben op de alternatieve, esoterische toer gegaan. Bij ons in de stad heb je zo’n soort plek, waar allerlei lui samendrommen, die genezende stenen, klankschalen en piramides kopen of verkopen. Nu ja, je kent dat wel:

    -         boeken en kruiden

    -         ginsengwortel

    -         ingestraalde watertjes

    -         armbanden, kettingen en ringen met uitstraling.

    En wie trof ik daar aan!? Je raadt het in geen honderd jaar!: Jóke, die Helma van mij had afgetroggeld. Wat ze daar nu eigenlijk dééd, werd me niet duidelijk. Maar ze had een bandje in d’r haar en liep heel plechtig te oreren temidden van een groep bewonderaars of zo. Ze zei allerlei dingen, die ze vroeger ook zei, maar nét iets anders:

    “Wees geen boot, die door de wind heen en weer geschud wordt. Zoek je kracht in jezelf. Steek je innerlijke lamp aan. Dan voel je je zo veilig en beschermd. Haal het positivisme in jezelf naar boven. Zoek je eigenlijke levensvulling in de oerkrachten uit je vorige levens…”

    Ik stond erbij en ik keek er naar. Ik was totaal ‘flabbercasted’, zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen.

    Maar toen ze met haar ‘hofhouding’ verder drentelde, werd ik me toch kwáád!

    Dit was dezelfde griet, die míjn Helma van mij had afgepakt…

    mijn Helma, mijn eerste, mijn grote, eigenlijk mijn enige liefde

    ... met haar gesmoes:

    “Heus Helma…

    o       bij Jezus lijkt het maar niet overvloedig en veelbelovend; het ís bij Hem alles smakelijk, vol genieting en leven.

    o       Bij Hém wijkt de ónvreugd, de vreugdeloosheid voor… enkel vreugd!”

    En moest je ze nú horen:

                (want ik bleef, al meedrentelend, nog een tijdlang binnen gehoorsafstand):

    “Vind in jezelf de sámengebalde kracht van alle tijdperken om nú –in het aanbrekende getij van Aquarius- vrij te komen van alle benauwd denken. Kom uit de modder naar dáár, waar de zon juicht over groene, bloembespikkelde velden.”

    Wel, toen kon die wel weer even. Haast stikkend van ergernis, hield ik de pas in en gaf me over aan woedende gedachten. Onderwijl liep zíj temend en zalvend verder:

                “Kén de negen beginselen; dring door tot het tiende geheim.”

    Zóu je ze niet…!

     

    En net, toen ik me goed had ‘opgeladen’, daar hád ik ze, de dweepster tóen, de zwendelaarster nú: ze kwam terug, liep alleen, speelde met autosleutels. Zeker op weg naar –waarschijnlijk- een kanjer van een wagen. Want haar reïncarnatiesmoesjes van tegenwoordig zullen zeker beter lonen dan haar Jezussmoesjes van vroeger.

     

    Ik barstte los:

    “Hé Jo… ik ben Jeroen Westhoven. Je weet wel hè: de relatie van Helma Hijgen, zo’n twintig jaar geleden. Wéét je nog, hoe je Helma gek maakte met je gepraat over ‘heuvels en beken, bomen en vogels’, zo schitterend mooi ‘in het land van Jezus’. En jij maar ‘hopsen en dansen’, vrijgekomen door zijn hand uit de put van satan. Prachtige nieuwe kleren aan; je denken vernieuwd…

     

    Je belazerde Helma; je belazert deze tobbers. En wie blijven er berooid achter!: de Jeroens!

     

    Nóg zo iets: jij met je lintje in je haar. Je geeft de mensen daardoor de indruk ánders, hóger te zijn. Allemaal voor-de-gek-houderij. Je bent gewoon Joke Willems hoor. Tóen een bedriegster, nú een bedriegster.”

    Ze schrok, stond als versteend, liet mij m’n hele verhaal afmaken. Ze zocht kennelijk naar woorden, maar vond ze niet. Toen ik klaar was…. Tóen pas was daar haar stem, hard, koud en onbeschaafd:

                “Vent, rot op. Ik kén je niet. Nee, ik wíl je niet kennen.”

    En nog meer naars liet ze volgen.

    En wég was ze.

    Van zoiets word je toch helemaal gek!

    Later was daar Ger, die mij vroeg, mijn herinnering aan die rare ontmoeting op te schrijven.

    Wel, dat heb ik gedaan. Zoek het maar uit. Helma is weg… en Wilfred en Karin en ‘Jewil’ zijn weg…

                Want ik zou nog over de zaak vertellen, maar dat hóeft niet ook: allemaal voorbij.

    En mijn vrouw en kinderen zijn weg en…

    Ach, wat kan het mij schelen. Wat kunnen jullie mij allemaal schelen!

     

    O God…! De verwarring is nu wel compleet1

    … In de naam van Jezus –als dat er per se bij moet- dóe iets…

    Ja ja, al goed, al goed:

    -         U bént geen verzekeringspolis

    -         Ik bén niet verzekerd

    … maar doe iets, ik word anders gek!

    15-06-2009, 20:34 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.3., eerste deel

    Eerste deel
    ( lees toch de oude afleveringen in Jan en Joke , eerste deel, (zoekwoord: Gerritse)
    6.8.1.3.

    Jeroen Westhoven: ach, wat kan het mij schelen.

     

    Jeroen Westhoven… wie is dát nu weer? Wel, in eerdere Jan-Joke verhalen (2.6.4.6. – 4.8.7.2.) was ik een bijfiguur. Ik had nooit gedacht, dat Ger –die mij er toen even bij sleurde, in 1982 voor het laatst- in 2000 nog eens langs zou komen:

    “Zeg hé Jeroen! Jij weet toch ook iets van dat verloederingsproces van Joke. Vertel daar eens wat van!”

    Die Ger; ik herkende hem niet eens direct, achttien jaar ouder geworden. Niet veel veranderd overigens.

    Wat míj betreft: dat zou ik zo niet durven zeggen: 52 jaar en de laatste jaren waren zwáár.  Toen ik het verhaal zo maar even –naar ik dacht- binnenstapte, was ik 32. Ik was toen nog met Helma.

    Even opfrissen lui:

    In 1982, toen ik úit het verhaal stapte –naar ik dacht- had ik samen met Wilfred van Oosten de BV. Jewil (Jeroen – Wilfred), character toys: speelgoed, enz. verbandhoudende met een ‘naam’.

    -         Tóen waren dat allerlei zaken, waarin bijvoorbeeld een motief van ‘de smurfen’ was verwerkt.

    -         Later: ook die ‘smurfen’ nog, maar als nieuwkomers, om maar eens wat te noemen: de Teletubbies.

    Straks vertel ik daarover wel verder. Maar nu eerst even over Helma Huijgen. Ik woonde al sinds mijn dertigste met haar samen. Leuke meid, al had ze soms iets neerslachtigs. Ze had dat echter zó goed onder controle, dat het als regel niet storend werd. Ik keek maar de andere kant uit, wanneer het een enkele keer ietsjes hinderlijk was, doordat ze mauwerig of scherp werd. Dan had ze ‘een érge bui’. Maar ach, er viel best mee te leven.

    Ze was ooit lerares geweest, maar was er uit gestapt, toen de zenuwen te hevig begonnen op te spelen. Ze had de bevoegdheid nog wel, kon zó weer intreden. Maar in feite waren we gewoon getrouwd. Jewil bracht genoeg op. Waarom zóu ze. WAO had ze nooit aangevraagd. Maar dat deed er voor mij niet toe.

    En toen begonnen we over huis te komen bij Jan en Joke Donker. Ik kende Jan al uit mijn ‘wilde jaren’, vóór mijn 29ste. Samen in allerlei actiecomités (‘Aktiekollektieven’ heette dat toen). Joke kende ik ook wel, zat in hetzelfde circuit ‘als Jan en ik en een grote, vaag samenhangende groep.

    Nog vóór mijn dertigste ging ik in zaken. Jan en Joke werden ‘gristelijk’, toen hij zo dertig was. Zo ging dat in die losvaste wilde groep, waartoe we allemaal behoorden. Zo rond je dertigste ‘ging je iets anders doen’.

    Nou, dat ‘over huis komen’ heeft de vriendschap tussen Helma en mij na vier jaar mooi de nek omgedraaid. Want Joke (ook ‘gristelijk’ geworden), begon Helma zó te beïnvloeden, dat het in 1982 echt te bar werd. Helma raakte haar trieste buien kwijt, maar ze zei nú van die opgewonden dingen…

    Ik trek nu maar wat samen. Ze zei het niet allemaal in één volzin. Dat zou helemaal niet te pruimen zijn geweest

    … zo in deze geest:

    “Jezus leek ooit te zijn overwonnen door de dood. Maar God wekte Hem op. Zó verslóeg Jezus de dood. Zegevierend stond Hij op. Hij leeft voor eeuwig!”

    Dat soort praat hè.

    Nou, op een gegeven moment sprong ik uit mijn vél:

    “Dat opgefokte ‘laat ons juichen!’ gepraat van Joke heeft jou helemaal gehersenspoeld. Helemaal ‘her misstress voice’. En je weet zélf niet, hoe onécht, hoe achterhááld het allemaal is.”

    Maar ze was niet te stuiten! Ik trek weer wat van die kreten van haar samen:

    “Jezus is de Eerste van een grote groep overwinnaars. Hij opent een nieuwe weg. Overal moet dit bekend gemaakt worden. Iedereen moet het weten!”

    Toen heb ik het gauw voor bekeken gehouden .Ik zei nog een keer:

    “Als we uit elkaar gaan, wat moet je dán? De bijstand in !?”

    Maar zij pareerde:

    “De Heer heeft mij genezen. Ik ben ook een kind van God (Joh. 1:12). En : ik kan weer terug in het onderwijs, kan zó op een Christelijke Lagere School in Hoogeveen beginnen.”

    Daarna was het snel gebeurd. Ze vertrok met wat lijfgoed en overige persoonlijke bezittingen, naar een kosthuis in Hoogeveen. Ik bleef alleen achter in dat volledig door míj ingerichte huis. Ze maakte nergens aanspraak op, had juridisch overigens ook geen poot om op te staan. Er was immers geen samenlevingscontract of zo. Maar het was wel even heel eenzaam. En het had zo mooi kunnen zijn!

    -         Karin van Wilfred voor de inkoop.

    -         Helma voor de administratie.

    Nu bléven boekhouding en belastingaangiften een puinhoop.

    En thuis: dat heel stille, ook eigenlijk een puinhoop. Wanneer ik bij Wilfred en Karin thuis kwam en die kinderen van hen bezig zag, krampte mijn hart soms van jaloezie.

    En dan te bedenken dat ik best een geloof had willen hébben. Maar niet dat restloze van Joke en in haar voetspoor later Helma. Meer als een ‘verzekeringspolis’, die je uit de kast haalt, wanneer je eens erg knijp zit met een rijksaccountantsonderzoek of zo. Maar toen ik dat eens aan ‘de dames’ en aan Jan voorlegde, zeiden ze, dat het zo niet werkte.

    Nee dus: nou, toen was mijn interesse gauw weg. Nu ja, een vrijgezel met een goede broodwinning…

                want onze ‘character’ zaak bleef het goed doen

    … hoeft niet lang zónder te zitten. Ik ging wat meer op pad in het gezelligheidscircuit en vond iets heel goeds: jong en mooi en… administratief onderlegd. Goed voor de zaak, goed voor mij.

    Nu ga ik niet de hele geschiedenis van dat huwelijk vertellen. Interesseert jullie niet. En ik wil het achterste van mijn tong niet laten zien. We trouwden ordentelijk, er kwamen kinderen en na twaalf jaar werd het een scheiding, doeternietoe waarom. Ik heb in die moeilijke tijd vaak tot God geroepen, maar Hij antwoordde niet (1 Sam. 28:6).

     

    31-05-2009, 19:14 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.2; tweede deel

    Tweede deel

    En toen… in 1998 kwamen deze fíjne mensen toch in een toestand terecht! Je weet het al wel uit Jo’s verhaal. Die zoon van hen, die zijn ‘halfbroer’…

    Ieder kent die situatie, ook al, omdat Janjo er vrijelijk, in het kader van hun bekeringsverhaal, over vertellen

    … bijna naar de andere wereld hielp. Heel aardige jongen, maar een dekselse driftkop. Hij heeft ná dat geval vrij lang in jeugddetentie gezeten. Zijn zus: zo’n raar, onzeker schepseltje na die verkrachting. Geen schaduw meer van het lieve argeloosje van voordien.

    En dan nog meer trammelant: Jan werkloos, Joke overspannen.

    Ik kwam ze in die tijd niet meer zo regelmatig tegen. Ze waren naar Abcoude verhuisd. Ook zo iets, duur huis, beer van een hypotheek. Voor het eigen geld moesten ze hun aandelen aanspreken, net in het diepste van een baisse. Ze hadden gedacht, nog iets over te houden voor de inrichting, maar die reserve was dus ook schoon op. Dat gedoe met die huisfinanciering vernam ik broksgewijs van hen of via via.

     

    En ín die malaise-bij-hen kwam Jo ‘de oude man nog eens opvrolijken’. Nou zeg, dat was me het opbeuren wel! Ik zeg het ook wat ironisch, want ze wilde me heel niet verheugen… nee, ze wilde mij met haar paniek besmetten.

    Goed; het ging dan zo: allereerst dít: je moet rekenen: ik was 94, een man, die elke dag kon worden ‘opgeroepen’. Lang kon het niet meer met me duren (dacht ik toen).

    Wat gebeurde?!

    -         Zoals Jan me in 1985 in een down had gejaagd

    -         Zo gaf zíj mij een schok in 1998.

    En die schok, die zij me gaf, heeft drie jaar nagedreund, tot 2001. Nu, in 2002, vier jaar later, 98 jaar zijnde, sta ik er achter. De Heer heeft me wéér doorgeleid. Ik was bij de hele zaak ook niet direct betrokken, kreeg die aangeleverd als een ‘sterke echo’. Merkwaardig, dat zo’n familie je positief en negatief begeleidt tot in je hoge ouderdom en dat de Heer in ‘de balans’ dan toch uiteindelijk voor een positief saldo zorgt.

     

    De nieuwe schok begon dan zó: op een woensdag in 98 ben ik in de sam, in de wekelijkse Bijbelstudie. Ik ga al járen naar de samenkomst van Jan en Jo. In mijn traditionele kerk vond ik het zes jaar na onze eerste ontmoeting al niet meer. In Nieuw Zeeland bleek, dat Ferdy en Carolien ook van hun richting waren. Toen hún voorganger ook van die ‘Jan en Joke’ dingen zei, ging ik óm, ondanks mijn leeftijd. In mijn kerk-tot-dan-toe kwamen ook dominees, die openlijk zeiden:

    “Het kan er bij mij niet ín, dat mijn ‘zonden’ nú gedragen zouden kunnen zijn door iemand, die 2000 jaar geleden stierf.

    … Het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt… (Joh. 1:29): onbegrijpelijke geheimtaal.”

    Ik dacht tóen al:

    “Wég uit dit Babylon. Ga úit van haar Wout… je draagt de schatten van God (Jes. 52:11).”

    En Jan legde toen nog zo mooi uit:

    “De oneindige God, voor Wie er geen verleden of toekomst is, alleen een eeuwig ‘nu’, ziet alle zonden van 2500 vóór Christus en van –zeg- 2500 ná Christus als één geheel. En dat ‘geheel’ heeft Hij samengebald tot die ene beker, die Jezus leerdronk.”

    Dus… zó is het gekomen, dat ik vanaf 1988 in ‘De Kapel’ zit.

    Wel, op die dag zit ik te genieten van de overdenking. Onderwerp is:

                “Ik ben het licht van de wereld (Matth. 5:14).”

    De inleider van die avond legt dat zó uit:

    “Jezus is het licht van de wereld. Maar naarmate wij met Hem samengroeien, worden wíj een licht van de wereld. Zíjn glorie wordt ónze glorie. Licht zijn is een heerlijke mogelijkheid, maar ook een blijde plicht.

    Zien jullie de donkerte in de blik van Bin Laden (dat was toen een terrorist). Zien jullie de smoezeligheid van alle gedoe in Amerika over de hartstochtaffaire Clinton-Lewinsky (dat was destijds een schandaal)…

    Wat de wereld nodig heeft, is niet haat, onvrede en vijandschap, maar blijdschap, vrede en vriendschap.

    En die kúnnen jullie brengen en die mógen jullie brengen en die gáán jullie brengen!”

    En ik zát daar en opeens wist ik:

    “Al eerder had ik met mijzelf afgesproken± ik ga in de Bijbelstudie ´naar voren´ voor genezing. M´n ´onderdanen´ zijn zo trillerig) Pred. 12:3’. In de Bijbelstudie is de kern van de gemeente samen. Daar wordt Jezus’ glorie verkondigd. Daar wil God heil geven (Ex. 20:24). Ja! … ik ga voor genezing naar de healing line.”

    Want… op mijn leeftijd:

    -         de tanden en kiezen meest vervangen door ‘kunst’ (Pred. 12:3)

    -         volop winter in het lichamelijk leven (:2)

    -         onzekere greep van de handen (:3), zwakkere ogen

    -         ijler wordende stem, dovigheid (: 4)…

    ik weet er allemaal van; alleen, ik, oude witkop, durf nog veel aan, die tweede reis naar Nieuw Zeeland bijvoorbeeld; en de eetlust is nog goed. Maar die slepende tred (:5), daar wilde ik af; die benen, die weigerachtige benen, dat was mijn nood…

    En toen ik daar stónd… de wármte, die geestelijke warmte, van de broeder en zuster, die met mij baden. Vriendelijk stralende ogen, die je hart verkwikten (Spr. 15:30). Die hánden, die als het ware zegenden, toen ze die op mijn schouders legden en mij omarmden. Woorden, zó genezend.

    Blij en gesterkt, met niet meer die knikkende knieën ga ik naar mijn plaats. Dáár zie ik in een flits: Jo.

    Jan en Joke kwamen na hun verhuizing weinig meer. Ze hadden hun stek in Abcoude gevonden, had ik menen te begrijpen.

    En nu:… alleen Jo! Niet in de zondagsam, maar door de weeks. Zondag zou wat logischer zijn geweest, dan had ze iedereen ontmoet. Wat leuk overigens, dat ze er was. Beetje vreemd dus eigenlijk ook.

    Bij de koffie sprak ik haar aan:

                “Jo…! Wat fijn… War is Jan? … hoe gaat het toch!...”

    (want ik wilde het met haar hebben over hun rampen).

    Maar haar antwoord gaf mij zo’n schok:

    “Het is mij met Marcel en Annemarie en die losse baan van Jan allemaal teveel geworden. Ik was hier om afscheid te nemen. Ik káp met al deze dingen. God wil me bíj zich zien…?!

                Hij kríjgt me niet te zien.

    Hij wil mijn toestand met mij doornemen…?!

                Ik wíl daaraan niet meewerken.

    Hij wil, dat ik bij Hem kom…?!

                Ik kóm niet.

    Hij wil mij een boodschap sturen…?!

    Ik lúister niet naar die zogenaamde liefdesboodschappen van Hem. Ik héb geen boodschap daaraan. Ik ontken, dat hij nog een boodschap voor mij zou hebben.”

    Ik stond aan de grond genageld. Daarna begonnen mijn benen erger te beven dan ooit tevoren. Ik moest gaan zitten van de schrik. Ik probeerde nog:

                “Jo… wat zég je nou toch!?”

    Maar zij maakte het gesprek kort af:

                “Ik had wat meer mensen willen groeten, maar ik zie er van af. Ik gá!”

    En weg was ze. Haar koffiebekertje stond nog onaangeroerd op ons tafeltje.

    En toen was daar Corrie, een aardig, nog vrij jong iemand. Achternaam ken ik niet. Ik ken velen van hier alleen bij de voornaam. Ze luisterde naar mijn ontstelde verhaal, hielp mij overeind, gaf mij een arm, bracht mij in haar auto naar huis (heen had ik gelopen –het is tegenwoordig vlakbij- maar terug ging absoluut niet meer). Thuis stelde ze mij nog even gerust.

    Alleen gebleven, dacht ik nog wél:

    “Eerst Jan, die Suzan en mij in een crisis bracht, na ons eerst geholpen te hebben. En nu Jo: zóveel lieve herinneringen, zó door haar voortgeholpen… en nu dít…; Heer ik ben zo geschrokken. Toen ik Jo leerde kennen, kon ze zo onbeschaafd-kijverig zijn. En nu… na al die jaren: deze uitval, onbeschaafder dan ooit. Of er meer boze krachten in haar zijn teruggekeerd dan er ooit wáren (Matt. 12:45).”

    Maar later bad ik:

    “Heer, U hielp Jan door… U gaat háár doorhelpen.”

    Ze beleeft geweldige, maar in wezen verkeerde dingen, voor zover ik het kan volgen. Anderen vertellen daar wel van. Ik zal haar niet lang meer meemaken. Maar wanneer míjn gebed wegvalt, is daar toch altijd Jezus voor die twee. Hij is altijd dezelfde trouwe hulp (Hebr. 13:8). En God is er voor hén. In zijn liefde is geen verandering (Jac. 1:71).

    18-05-2009, 18:50 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.1.2., eerste deel.

    6.8.1.2.

    Wout de Waal: Hoe ik er plompverloren in gemoeid werd

     

    Om te beginnen dezelfde riedel als Joke. Ja: zelfs nog pittiger:

    -         Zij:

    “Van 1985 tot 1998 niets van me laten horen.”

    -         Ik:

    “Van 1982 tot 1998… idem.”

    Ger kwam bij me:

                “Kunt u over de ‘Jo-crisis’ een stukje schrijven?”

    Nu ja, dat moet dan maar…

    Toch eerst even de herinnering verlevendigen.

    Ik ben een vroegere buurman van de Donkers.

    Twintig jaar lang hebben ze ‘naast’ ons gewoond. Nu ja… zo’n beetje: wij op 7a (beneden); zij op 9b (boven). Maar láát dat nu maar.

    Toen ik in het verhaal binnenkwam, was ik 76, mijn vrouw Suzan 75. Wij hadden al dertig jaar een probleem in ons leven: in 1950 waren wij gebrouilleerd geraakt met onze enige zoon Ferdy en onze schoondochter Carolien. Och, je weet, hoe stóm die dingen kunnen gaan. Jíj bent 46, je zoon is 23… Je bent in de volle kracht van je leven. Je denkt, dat je alles kunt doen. Je boefbaft hem áf…

                Nu ja, hij hád ongelijk

    … maar híj zegt:

    “Bekijk ’t maar pa. Carolien en ik gaan naar Nieuw Zeeland.”

    En… wég zijn ze! Geen taal en teken verder. En dat vreet dan dertig jaar door. Stel je een zwaar stuk beton voor –zo’n Duitse bunker bijvoorbeeld- dat op drassige grond staat. Dat gaat zákken, dat wordt een poel, met dat zware gewicht steeds dieper wegzinkend, het diepste van je wezen altijd maar meer vernielend.

    Eindeloos elkaar overtuigen, dat je indertijd gelijk had. Maar op de duur is de wederzijdse argumentatie al overbekend op het momént dat er weer eens een gedachtewisseling begint. Dat maakt kotsmisselijk.

    En tóen kwamen Jan en Joke binnen onze gezichtskring. Eerst gewoon als wilde, ruwe, onaangename buren, die een opstandige sfeer uitdroegen, vooral Jan. Maar in 1980 veranderde dat.

    Jan en Joke begonnen Jezus te volgen en veranderden snel in beschaafde lieden, die vrijmoedig getuigenden van de schat, die ze gevonden hadden. Dat deden ze ook tegen óns.

    Zélf degelijke kerkmensen zijnde, werden wij opmerkzaam op dat sprankelend, blijde geloof van hen. En voornamelijk trof dít ons:

    -         Zíj hadden een beslissing genomen: breken met oude, ingesleten revolutionaire gewoonten.

    -         Wij zouden ook een beslissing moeten nemen: eindelijk eens de hand ter verzoening moeten reiken aan Ferdy en Carolien.

    En: wij schréven die brief uiteindelijk.

    We maakten daarbij nog een stomme fout. Zó gefixeerd op ‘Nieuw Zeeland’, dat we schreven: Australië. En in Australië zijn divers plaatsnamen die veel lijken óp of zelfs gelijk zijn áán de Nieuw-Zeelandse plaatsnaam, die wij wél goed hadden vermeld.

    De brief, geschreven in 1983, is na ontzaglijke omzwervingen in 1984 toch nog bij Ferdy en Carolien aangekomen. Daarna kwam al gauw heel lief antwoord, dat ze ons graag zouden ontmoeten.

    Wij hebben van dat aanbod niet direct gebruik gemaakt. Want in 1983 gebeurde er iets onnóemelijks vervelends. Jan Donker kwam in moeilijkheden door zijn eigen stomme schuld. Overspel; een oude truc van satan. Maar allemaal wel heel pijnlijk. De dochter van de voorganger van zijn eigen samenkomst raakte van hem in verwachting. Ze beviel van een dochter, die na een paar maanden overleed (wiegendood). Ik ga nu niet in op de algemene deining. Ik bepaal me tot de opschudding bij Suzan en mij.

    Jan:

    -         Had ons geloof nieuw elan gegeven.

    -         Had de stoot gegeven tot de brief aan onze kinderen.

    -         Had ons zodoende verlost van een levensgevaarlijke obsessie.

    … en nu dít!

    Dan ga je denken:

    “Bij hem kennelijk een strovuurtje. Dan zal ónze opwekking óók wel gauw voorbij zijn.”

    Maar hij herstelde zich. Het wás geen strovuur. Hij werd meer bezónken, kreeg blíjvend minder praatjes, vond zijn geloof terug, werd na die val en dat opstaan toch een betere christen.

    En in 1986 -82 en 81 jaar oud- hadden we, ná die schok, nochtans moed om naar Nieuw Zeeland toe te gaan.

    Heel gek, wat ik nu ga vertellen, maar ’t viel niet eens zo mee in het begin. Na de eerste, warme begroeting, kwam de controverse van 36 jaar geleden weer levensgroot te voorschijn, te beginnen bij de dames. En Ferdy en ik konden het niet tegenhouden, werden er in meegesleept, namen op de duur zelfs het voortouw. Een toestand! … de jongelui hebben er zelfs nog hun voorganger bijgehaald. Die bad met ons vieren, stelde ons gerust:

    “Echt, dit komt méér voor. Ouders die hun kinderen na decennia bezoeken. Maar de duivel reist mee. Altijd onveranderlijk slecht. Hij blaast oude tegenstellingen aan en verziekt het bezoek. Maar dat zal nú niet gebeuren!...

                ‘Satan, in de naam van Jezus: wég met je streken en je sfeerbederf!’.”

    Ik geef het allemaal maar wat globaal aan.

    Maar hoe dan ook: daarna kon het bezoek niet meer stuk: genieten van kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen; tochten, zó mooi. Ik heb er een dagboek van bijgehouden, mag je van me lezen.

    Een half jaar zijn we daar gebleven: de gelukkigste tijd van ons leven.

    Even nog dít: Suzan vroeg nog eens aan Carolien:

    “Kind….waarom heb jullie ons nooit geschreven. Waarom moesten wij het voortouw nemen”.

    Maar Carolien antwoordde:

    “Hebt u zich nooit afgevraagd waarom Jozef nooit eens aan zijn oude vader bericht zond, dat het hem na aanvankelijke tegenspoed pico bello ging in Egypte. Jozef zal daarvan –misschien tegen zijn wil- door de Heilige Geest weerhouden zijn, al de zeven jaar van overvloed en ook de eerste twee jaar van de honger (Gen. 45:6). Want God wist, dat eerst Jozefs broers tot inzicht en erkenning moesten komen (42:21, 22). Dan pas was de tijd rijp!

    Nu is ónze situatie maar váág met die van Jozef vergelijkbaar. Maar hoe dan ook:

    Wij hebben vaak willen schrijven. Telkens was het of onze hand werd tegengehouden. Nú begrijpen wij waaróm! Uw tijd moest rijpen!”

    Meesterlijk hè… zo echt: ‘een zacht antwoord keert de grimmigheid af’. En dat, terwijl die speldenprik van Suzan eigenlijk wel het gevaar in zich droeg van ‘een smartend woord, dat de toorn kan doen oprijzen’. (Spr. 5:1).

     

    Vier jaar later –in 1990- overleed Suzan, toch nog 85 geworden. Tot het laatst toe levenskwaliteit. Blij en vredig naar haar Heer gegaan. Als 86 jarige bleef ik over. Dacht:

                “ik heb het nu wel gehad.”

    Maar nee hoor: zó gezond… zo blij met Jezus.

    Toen Carolien schreef:

                “Durft u het aan, nóg eens te komen?”

    voelde ik mij zó sterk, alsof ik met arendsvleugelen op zou kunnen stijgen, alsof ik zou kunnen ‘lopen zonder moe te worden’(Jes. 40:31) en ik schreef terug, na de dokter geraadpleegd te hebben: “Ik kom.”

    Dat was in 1993. Ik heb dáár mijn 90ste verjaardag gevierd, kwam pas vér in ’94 thuis.

    Al de tijd daarvóór en daarná had ik telkens contact met Jan en Joke. Prima ondersteunende gelovigen. Die steun kon ik ook wel gebruiken. Ik kom uit een oersterk geslacht. Maar de last van de jaren begon toch te drukken. Prostaat zus, staaringreep zo, een blaascyste, een liesbreuk… ach, hoe gaan die dingen. En altijd, wanneer ik dan in de put zat…

                Als oude, eenzame man kan je tegen van alles als een berg opzien (Pred. 12:5)

    … dan was er die líeve hulp.

    02-05-2009, 21:03 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.6.8.8.1., tweede deel

    Tweede deel.

     

     

    De voorganger, die we ná Bart Vonk hadden, gekregen, kon nóg zo mooi preken over:

                “Gij zijt het zout der aarde” (Matt. 5:13)

    … ik kon hem niet meer volgen, wanneer hij déze gevolgtrekking maakte:

                “Ieder van jullie behóórt het te kunnen zeggen:

                            ‘Ik ben het zout der aarde’. “

    Niet volgen… natuurlijk wél met het hóófd, maar niet met het hárt. Even kwam ónder de preek al deze schrikkelijke gedachte bij mij op, dat ik helemaal ‘het zout der aarde’ niet wílde zijn. Ik wilde best ondeugdelijk zijn voor God, door Hem weggegooid worden (Matt. 5:13) en op een ándere manier door ánderen gebruikt worden.

    En die ontzettende ingeving deed ik nadien niet radicaal wég. Toen voegden zich andere gedachten daarbij:

    -         Jezus als Middelaar (Hebr. 9:15) tussen God en mens; zó vaak gehoord: het verveelde mij. Heel weinig bewust aanvankelijk –o, ik weet, dat je er van zult schrikken- zocht ik een ánder idool.

    -         De verhálen over vrouwelijke zendelingen:

    “De wereld zag een knappe, jonge vrouw naar een bar buitenland gaan. Gééstelijk bezien echter, ging het hier om een ‘tot de tanden gewapende’ rode baretdragende.”

          … o, wat hadden ze mij geboeid.

    Ik had toen ook gestéigerd.

    Twintig jaar samen. Daarvan zeventien jaar getrouwd. Vier kinderen, 45 jaar. Altijd zal ik als een brave huisvrouw híer zitten… in Abcou…”

    (Want daar stond dat huis met dat gouden dak).

    Maar nu was er die absurde impuls:

                “Ik wil een soldaat zijn…:

    §         voor wat dan ook

    §         voor wie dan ook

    §         hoe bar het ook wordt…

    … als ik maar wat belééf…!

                Annemaries huilbuien, Marcels verbittering. Ik wil er van wég!”

    En met die rottige gedachten, die ik niet wílde, maar onvoldoende bestreed, kwamen ook weer allerlei euvels van vroeger:

    -         Mijn gewicht nam toe, ik ging teveel snoepen.

    -         Tijdens een controle bleek te hoge bloeddruk.

    -         Ik kreeg negatieve gedachten over alles en iedereen.

    -         Ook waren er weer onevenwichtigheid en vage angsten.

    -         Ik kreeg een begeren om occulte seances te bezoeken.

    Ach, waar waren de tijden, dat ik tegen Jan zei: (5.9.8.4.):

    “Vooruitzichten, vergezichten, door het geloof in Jezus. Perspectief… panorama.

    Ik wil weten, ik wil kénnen:

    §         de krachten in handoplegging

    §         inzicht in Gods beoordelingen

    §         inzicht in de opstanding uit de dood.”

    Nú wilde ik niets meer weten daarvan. Ik báálde ervan.

    Ondertussen nam ik heus wel waar, dat allerlei oude beperkingen terugkwamen, maar deze overlegging kón ik maar niet kwijtraken:

    “Ik wil áf van deze hinderlijkheden. Ooit eens hielp Jezus mij er af. Maar als er iemand anders is, die mij er af kan helpen, dan bekeer ik mij tot die ander.”

     

    Heel gek. Ik moest voor die nieuwe levensrichting telkens maar denken aan een vroegere vriendin van me. Ze was heel andere wegen gegaan. Deed iets hoogs bij een soort organisatie, reisde veel. Ik zag haar eigenlijk nooit meer. Maar op een dag… ik was even in de stad, dronk ergens koffie, zat weer te denken :

    “Zou zíj me niet op nieuwe ideeën kunnen brengen?”

    En wie kwam daar bínnen!?... Ilona…

    Ilona…!!

    En zo is het begonnen.

     

    Je zult zeggen:

    “Maar Joke; dit kán toch niet. Ik heb nog nooit gehoord van een Christin, die na achttien jaar intensief verkeer met Jezus opeens zulke vréselijke dingen ging denken.”

    Je hebt gelijk. Mijn geval is extreem. Maar mijn verzoeking was ook heel uitzonderlijk. Dat ga je nog zien. Maar… ik zeg het nú vast… er is een happy end ook aan dít deel van mijn levensgang.

     

    Wat heb je nú nog aan vragen!?

    “Joke, je bent zo schetsmatig over die schokkende gebeurtenissen vanaf 1998. Dick, Annemarie, Marcel…

    En over 1985-1998 hoor ik je helemaal niet.”

     

    Luister lieverds; veel komt er uit via de verhalen van anderen hierná.

    Luister eerst eens naar Wout de Waal.

     

    18-04-2009, 18:42 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!