Een gedicht van Prudens van Duyse 1804-1859
Het zielenleven.
Nadat de zonne slapen ging, Zien wij uit hare sluimering Des morgens haar ontwaken: Legt ons ook de Engel van de dood Te slapen in des aardrijks schoot, God zal ons wakker maken.
Dan staan wij voor des Heeren troon Tot onze straf of tot ons loon, Voor al ons goede of kwade. De braven zien hun vrienden weer, De braven zien ons lieve Heer, En danken zijn genade.
De boze kindren zien hem niet, Hoe menig traan hun oog vergiet, Maar blijven 't kwaad herdenken, Door hen bedreven. Kind, welaan, Doe andren wat ge u wilt gedaan, En God zal ginds u wenken.
|