Foto
Zoeken in blog

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Inhoud blog
  • praktisch
  • bloemen
  • vogel
  • de jonge
  • lied
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Altijd in beweging met van alles en nog wat...

    31-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.knaap

    Een gedicht van P.A. de Génestet 1829-1861

    TOEN IK EEN KNAAP WAS

    Toen ik een knaap was in ’t zorgloze leven,
       Gordde ik mij-zelve en liep naar mijn lust;
    Vrij in mijn wandlen en zoeken en streven,
    Vrij in mijn reizen, mijn dromen, mijn rust.

    Straks ook voor mij is een ure gekomen,
       Ure van roeping, van ernst, van genâ,
    Dat in mijn boezem die stem werd vernomen
       Hebt gij mij lief? – en mijn ziele sprak : Ja.

    Sinds mij dat uur uit mijn dromen kwam wekken,
       Leidt mij een ander, ook waar ik niet wil,
    Leert mij de handen steeds williger strekken,
       Volgen en dragen, ach, vrolijk of stil.

    Toch, nu die Meerdre gebiedt in mijn leven,
       Vinde ik, trots banden en zielstrijd en smart,
    Wat ik eens vruchteloos zocht in mijn streven:
       Vrijheid en vrede voor ’t rusteloos hart.

    1854

    schrijver

      

    31-03-2016 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    30-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedje

    Een gedicht van Hein Boeken 1861-1933

    Nacht-liedje

    Was niet je mond dan kussen mild
    En bloeide niet je lijf in pracht,
    Wanneer wij minden in de stilt’
    Van de besternde nacht?

    Jouw hart lag aan mijn hart, jouw oog
    Staarde in mijn oog zo lang en diep,
    Tot je gelaat glimlachend boog
    En zwijgend in m’n armen sliep.

    Dan zong mijn bloed zo sterk en blij,
    Mijn arm omving je glanzend lijf;
    Zo voegden wij ons leven beî
    Tot één bedrijf.

    Wij ‘schermden roerloos in de nacht,
    Elkander: één geklonken beeld
    Van schoonheid en bezonken kracht,
    En soobr’re weeld’.

    De hoge nacht schreed zwijgend voort,
    Het licht verglom van ster en maan,
    Totdat ons oog aan oosterpoort
    De dag was opgegaan.

    Nagelaten verzen (1918)

    schrijver

    30-03-2016 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    29-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.menselijk leven

    Een gedicht van Rhijnvis Feith 1753-1824

    Het Menselijk Leven

    ‘Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen,
    Hoe spoedt zich ieder uur met onze luister heen!
    Hoe flauwe vreugd, hoe bittre plagen,
    Hoe min vermaak, hoe veel geween!

    O dierbaar perk van drie tot zeven jaren,
    Als ieder voorwerp 't oog bekoort, het harte streelt:
    Och, of ze zonder einde waren,
    Als alles lacht, als alles speelt!

    Beminlijk kind, speel, nuttig u deez' dagen,
    Want 's werelds grootheid schaft aan ons 't genoegen niet,
    Dat u door uwe houten wagen
    En door uw kaartenhuis geschied.

    Haast zal men u door strenge meesters leren,
    Wat taal Demosthenes verkondde in Pallas stad
    En Cicero voor 's werelds heren,
    Toen Rome nog de kroon op had.

    O moeilijk werk, benauwde en pijnlijke uren
    Ze is maar een schets, deez' roe, waarmee men u kastijdt,
    Der slagen, die ge eens zult verduren
    Van 't stuurse lot in later' tijd......

    In zulk een strijd ziet gij de dagen klimmen,
    Gelijk het fris gebloemt zich opheft in een' tuin,
    En wordt een man. Maar, ach! wat schimmen
    Omsingelen op nieuws uw kruin!

    Nu vlucht de slaap reeds in de vroege morgen,
    Ja, somtijds heeft de nacht geheel voor u geen rust.
    Vermoeden, vrees, wantrouwen, zorgen
    Verdoven kennis, ijver, lust.

    Nu ziet ge eerst klaar de broosheid aller dingen,
    Hoe min het wuft geluk naar breidel hoort en toom,
    En hoe de staat der stervelingen
    Gelijk is aan een vlugge droom.

    Terwijl de vreugde u bloemen schijnt te geven,
    Ach, zieldoorgrievend nieuws! ontrukt u 't lot een' vrind,
    Een vrouw, beminder dan het leven,
    Of 't waardste pand, het liefste kind.

    Vlucht dan, reis vrij naar afgelegen staten;
    Zeil door de middellijn naar 't verre Zuiderland;
    Hun denkbeeld zal u nooit verlaten,
    Het staat, het wacht u reeds op strand.

    De droefheid is gelijk aan wrede dieren,
    Verwoeder dan een leeuw, in netten stijf verward,
    Doorknagende, als een worm, de nieren,
    Verscheurende als een gier het hart.....

    Somwijlen rukt, voor 't eind van uwe dagen,
    Fortuin uw staat ter neer, gelijk men in het woud
    Een hoge eik, omverr' geslagen,
    Na 't woeden van de wind aanschouwt.

    Dan wordt een dwaas op uwe stoel verheven,
    't Geweld verwoest uw erf; de laster verft uw kleed;
    Geen vriend durft zich naar 't huis begeven,
    Daar 't bleek gebrek de vloer betreedt.

    Wat is de mens, hoe machtig, hoe vermetel?
    Genaakt het uur, al staat een heir rondom het hof,
    De Koning valt van zijne zetel
    En wordt een handvol as en stof....’

    schrijver

     

    29-03-2016 om 21:33 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    28-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bergmeer

    Een gedicht van  Jacob Winkler Prins 1849-1907

    Bergmeer

    Wie op de spiegel drijft weet niet, wat hij moet denken
    Of onder boven is, nu boven onder schijnt,
    Want heel de gladde wand, die in het meer verdwijnt,
    Staat met zijn dennenlast in ’t zonnelicht te wenken.

    En waar de wateren de groene kegels drenken,
    Volgt ’t oog, diep in het nat, de duidelijke lijn
    Van uitgestoken tak in water-zonneschijn,
    Wiens onbewogen rust geen stormen kunnen krenken.

    Geen kabling komt er in. De stralen, die zich deelden,
    Weerkaatsen ’t bodembos tot in de volle dag.
    Men ziet hoe rond de stam de groene mossen geelden.

    Tot kussen van fluweel, alsof een lijkkleed lag
    Op de verdronken boom. Zo zijn er spiegelbeelden,
    Die boven schijnen, door wat men diep onder zag.

    Gedichten (1910)

    schrijver

    28-03-2016 om 21:56 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    26-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.aggy

    Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914

    Aggy.

    De morgen droomt in de lichte tuin:
    Een lichtfestijn
    Midde' in bloemgeschijn,
    En in die droom lichtkindje klein,
    Grootogig, op voetjes fijn.

    Geurenneurende zachte jasmijn,
    En vrolijke roosjes, mondjes half open,
    En gouden regen,
    Neergezegen
    Om haar te vertellen die aan komt lopen,
    Hoe mooi een morgen kan zijn.

    En paarse seringen die 't groen doen lachen,
    En in het gras zóvele gele
    Boterbloempjes op gouden stelen,
    - Heel de tuin door!
    En vlinders daartussen,
    En grappige mussen,
    't Kopje op de grond of zij grond willen kussen.
    Zij - in àl kijken en wondren er vóór.

    Heel hoog òp nu haar hoofdje klein;
    Beweeg der voetjes..... Een àlverblij'n
    Waarheen die gaan langs het licht gelover;
    Gans haar slank gestaltetje over
    Tover
    Van lenteschijn.

    De Gids (1897)

    schrijver

    26-03-2016 om 22:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    25-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.knollenland

    Een gedicht van J.J.A Gouverneuer 1809-1898

    In een groen, groen, groen, groen knollen-knollenland

    In een groen, groen, groen, groen knollen-knollenland
        Daar zaten twee haasjes heel parmant
        En de één die blies de fluite-fluite-fluit
        En de ander sloeg de trommel

        Toen kwam opeens een jager-jager-man
        En die heeft er één geschoten
        En dat heeft naar men wel denken denken kan
        De ander zeer verdroten

    De zingende kinderwereld voor school en huisgezin (1866)

    schrijver

    25-03-2016 om 21:58 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    24-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.liedeken

    Een gedicht van Louis Couperus 1863-1923

    Liedeken

    Ik minde u zo teder, ik minde u
    Zo teder met heel mijn ziel,
    Wanneer door deze armen omwingerd
    Uw hoofd mij ten boezem viel...

    Ik aêmde op uw lippen mijn leven,
    Ik smolt in een kus aan uw mond;
    Ik smachtte om een hemel te geven...
    Ai, ’k gaf maar mijzelve in die stond!

    Er flikkerde een vlamme in uw blikken,
    Waar de flonkrendste starre voor taan’...
    Ik minde u zo teder, ik minde u...
    Hoe ziet ge zo koud nu mij aan?

    schrijver

    24-03-2016 om 21:54 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    23-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.dichter

    Een gedicht van Jan Prins 1876-1948

    Aan een Dichter

    Dichter, van uw zachte woorden
    waar gij omgaat begeleid,
    aan de nooit betreden boorden
    zwervend uwer eenzaamheid,

    uit de weelderige wegen
    van het leven tot de rots
    van uw vast geluk gestegen
    langs de paden van uw trots,

    als de morgenzon gerezen
    boven damp en duisternis,
    Dichter, uit de streek der vrezen
    in het rijk, waar vrijheid is,

    breng ons bij de forse pijnen,
    waar uw grote weemoed ruist,
    bij de bochtige ravijnen,
    waar uw diep verlangen bruist,

    breng ons in de wijde hemel,
    die uw snelle licht doorschiet,
    waar men 't wereldse gewemel
    ver-omneveld overziet,

    en geleid ons, waar bewogen
    ons uw sterke wijsheid noodt,
    onverschrokken, voor de hoge
    stille velden van de dood.

    De Beweging (1909)

    schrijver

     

    23-03-2016 om 21:48 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    22-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.beeld

    Een gedicht van van Edgar du Perron 1899-1940

      

    Ander beeld

    ‘Uw hart, mijn lief, en voelt het geen bewegen?’
    zo vroeg eens Hooft, men weet, die vroegre Hooft,
    die aan de min deed, aan de min-god heeft geloofd,
    een dichter met een baard, wiens taal was ingeregen.

    De vreemde vraag! en vreemd moet het verlegen
    glimlachje zijn geweest de schone ontroofd.
    De vraag is in mijn stem het boek ontstegen:
    de schone lachte en schudde koel het hoofd.

    Ik heb haar hand genomen toen; zij keek
    of ik mijn nagels had geknipt; waar bleek
    van niet, riep zij een roodverlakte doos te wapen.

    Blinkende punten, wat gekriebel en een knap
    bij iedre tel... Zij was zo wijs en knap!
    Hoog boven ons was haar hart ingeslapen.

    Parlando (1941)

    schrijver

    22-03-2016 om 21:44 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    21-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sarlotteken

    Een gedicht van René de Clercq  1877-1932

    Sarlotteken.

    O, als ik u zacht in mijn armen neem,
    lief zotteken,
    En weet-je voor ons niet een hutje van leem,
    Sarlotteken?
    Jochei, jochei,
    een hutteken in de hei!

    Uw oog is zo bruin en zo zoet als zeem,
    van 't potteken.
    En weet-je voor ons niet een hutje van leem,
    Sarlotteken?
    Jochei, jochei,
    een hutteken in de hei!

    Van liefde de valheid, van valsheid geen zweem,
    hertbotteken!
    En weet-je voor ons niet een hutje van leem,
    Sarlotteken?
    Jochei, jochei,
    een hutteken in de hei!

    Ach, kussen we elkander, gij lacht en ik schreem,
    lief zotteken.
    En weet-je voor ons niet een hutje van leem,
    Sarlotteken?
    Jochei, jochei,
    een hutteken in de hei!

    Gedichten (1911)

    schrijver

    21-03-2016 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    19-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.antwoord

    Een gedicht van Frans Bastiaanse 1868-1947 

    Haar antwoord

    Wanneer zal de ure zijn, dat gij als bruid
    Met mij zult staan in wit-satijnen kleren?
    "Wanneer de stromen naar hun bronnen keren,
    De raaf het lied der nachtegalen fluit."

    Had gij mij dan niet lief in vroeger tijd,
    Was dan Uw hart niet naar mijn hart genegen?
    "Mijn hart was vól van U, maar heeft verkregen
    Tot loon alleen leed, leed in eeuwigheid."

    Kan dan het eens verbleekte morgenuur,
    Daar alles toch herleeft in de natuur,
    Niet met een nieuwe dag de kimmen kleuren?
    Wat eens gebeurd is kan nooit weer gebeuren,
    Men kan maar ééns een blad aan stukken scheuren
    En wat het vuur verkrijgt, verslindt het vuur."

    Gedichten (1918)

    schrijver

    19-03-2016 om 19:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    18-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.profeteren

    Een gedicht van F.H. Greb 1813-1868

      

    Profeteren en gezichten zien.

    De Dichter toch is zoon van God,
    De heemlen zijn zijne opperzalen.
    't Verleden moet hem cijns betalen,
    Hem, Ziener in 't verborgen lot.

    - - - - - - - - - -

    Heil ons! het schoon verleden keert,
    De heuglijke eeuw van Gods Profeten;
    Gezalfde zal ons hart u heten,
    Die ons de Toekomst kennen leert.

    .................

    Laat u, om Godswil, de kroon niet ontroven,
    Die, als profeet, u omhoog is bewaard!

    De Gids (1843)

    schrijver

    18-03-2016 om 22:45 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    17-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.huil niet

    Een gedicht van J.M.W Scheltema 1921-1947

    Huil niet, Majorca

    Huil niet, Majorca,
    Want je vader zal komen en zal je slaan
    En zijn hand zal rood op je lichaam staan.
    Hoor je de honden,
    De honden, Majorca,
    Heel in de verte blaffen gaan?
    Hoor je de dronkenmanspraat in de wind?

    Je dronken vader komt er aan.
    De weg is te smal en het meer is diep:
    Hoorde je, hoe hij mijn naam daar riep?
    ‘Maria!’
    Zet het raam wijd open, dan kun je goed horen,
    ‘Maria... Maria!’
    Heeft dovemansoren,
    We doen net alsof we niets verstaan,
    ‘Maria! Kom hier!’
    Nee, Majorca, niet gaan.
    Hoor je de plons in het zwarte meer?
    Zijn vuist slaat vergeefs in het water neer
    En de golven klotsen in zijn mond;
    Drink! Als je drinken zo lekker vond.
    Luister, zijn stem is al zwakker gaan klinken:
    ‘Maria...’ Ja, jongen, ik laat je verdrinken,
    Sst! Nog eenmaal zijn stem in de wind:
    ‘Maria... vergeef me... en zorg voor...’

    Langzaam verstrijken de rimpels in 't water
    En langzaam verschijnen ze op mijn gezicht;
    Drie jaar geleden is vader verdronken,
    Slaap zacht, Majorca, want morgen is 't licht.

    Chansons, gedichten en studentenliederen (1948)

    17-03-2016 om 21:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    16-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wolf

    Een gedicht van Jan van Nijlen 1884-1965

     

    DE JONGE WOLF

    Kom, laat mij los, laat mij maar lopen,
    ik vind de weg wel door het bos.
    Mijn hart is sterk, mijn oog is open
    Kom, laat mij lopen, laat mij los.

    Vrees je dat ik de weg niet vind,
    mijn vrijheid al te duur zal kopen?
    Jij vader was ook eenmaal kind,
    en toch ben jij ook weggelopen.

    Kom, laat mij lopen, laat mij los.

    schrijver

    16-03-2016 om 21:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    15-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tranen
    Een gedicht van Willem Kloos 1859-1938
     

    O het tranen-vergieten is geen zonde

    O het tranen-vergieten is geen zonde,
    Gepleegd aan 's werelds mooi somber voortglijden
    Zacht door de eindeloze gang der tijden...
    O wie nog tranen, tranen vergieten konde...

    Hij zou de wrede, wrede wonde op wonde,
    Die dorsten mensjes in het hart te snijden
    Hem, die wilde allen in zich zelf verblijden,
    Helen door tranen. Tranen Zijn Geen Zonde.

    Want wat zijn tranen, tranen als een teerheid,
    Hoog-heerlijk in zich zelf gebrokene emotie
    Als 't mannen-lijf niet langer kan hoog-trots zijn?

    O Laat ons allen vallen in devotie,
    Als Iets, wat grandiooslijk week ter-nêer leit,
    Een mens nooit kàn maar wou toch wel een Rots zijn.

    Verzen (1894)

    schrijver

    15-03-2016 om 21:41 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    14-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vorst

    Een gedicht van Jacob Cats 1577-1660

    ZO VORST, ZO VOLK

    Zie doch eens: in deze poel
    Was te voren geen gewoel,
    Geen geruchte, geen geschil;
    Alle dingen waren stil,
    Al de vogels zonder nijd,
    Al de vogels zonder strijd;
    Maar een schreeuwer, metter vlucht,
    Hier gevallen uit de lucht,
    Maakte, door zijn hees geschal,
    Twist en oproer overal;
    Maakte dat het ganse rot
    Kwam gesprongen uit het kot,
    Kwam zo fel hier in gestort
    Dat het water troebel wordt.
    Het is nut te zijn geloofd
    Dat een vies, een zeldzaam hoofd,
    Dat alleen een enig man
    Ganse rijken storen kan.
    Dan het is ook wel gezien
    Heden en in oude tiên,
    Dat een enig hoofd geveld
    't Ganse land in ruste stelt.

    schrijver

    14-03-2016 om 21:59 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    13-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.trouw

    Een gedicht van J.P. Heije 1809=1876

    Trouw.

    I.

    Een lindeboom stond diep in 't dal
    Van boven breed, van onder smal;

    Daar vrijdden zaâm, in eer en deugd,
    Twee Liefjes in hun zoete jeugd.

    'Vaarwel!’ zoo sprak hij droef tot haar:
    'Ik moet nu scheiden zeven jaar.’

    - En waar' het veertien jaar, mijn vrind!
    Mijn harte nooit een ander mint! -

    II.

    Wel op din dag, na zeven jaar,
    Vlocht zij zich bloempjes in het haar:

    - Nu komt mijn Liefste trouw en goed,
    Ik ga verheugd hem in 't gemoet. -

    En toen zij kwam in 't groene woud
    Sprong daar een ruiter uit het hout:

    'Zo eenzaam u in 't bos gewaagd?
    En zeg, wat schreit ge, zoete maagd?’

    - Ik schrei, dat ik mijn beste vrind
    Na zeven jaar niet wedervind! -

    'Ik reed pas gistren door een stad,
    Waar, wie U trouw zwoer, Bruiloft had!’

    III.

    'Wat wenst gij hem voor smart en leed
    Nu hij zijn trouw brak en zijn eed?’

    - Ik wens hem zoveel heil en vreê,
    Als korrels zijn in 't zand der zee.

    - Ik wens hem zoveel lust en kracht
    Als sterren blinken in de nacht! -

    IV.

    Daar trok hij van zijn vingerling
    Een brede, louter gouden ring:

    Die wierp hij 't meisje in haar schoot; -
    Een tranenstroom dat ringske omvloot...

    'Droog af uw oogjes, liefste vrouw!
    Ik ben het zelf - en even trouw!’

    schrijver

    13-03-2016 om 19:52 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    12-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lippen

    Een gedicht van Helene Swarth 1859-1941 

    O lippen...

    O lippen, rood als rozen en frambozen,
    Die, kussen ademend, om kussen vragen!
    O krachtige armen, die mij, moede, kozen
    Om veilig door 't vijandig Zijn te dragen!

    O donkere ogen, zachte grondeloze
    ogen, zó rein als nooit mijn ogen zagen,
    Ogen, waarin geen sprank is uit den Boze,
    Maar waar Gods englen d'eigen blik in wagen!

    O jong glad voorhoofd, geestdriftvol en edel,
    Omkranst van blijde zijden kroezellokken,
    Zwart aureool om lichten dichterschedel!

    O stem, die me in uw armen wist te lokken,
    Zo roerend zoet als 't nachtlied van een vedel,
    Zo heimweevol als klank van avondklokken!

    de Gids (1893)

    schrijver

    12-03-2016 om 21:08 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    11-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.familie

    Een gedicht van Alex Gutteling 1884-1910

    Rembrandt: De Heilige Familie, ets

    Was niet hun beider teerste droom, het kind te aanschouwen
    Dat uit haar reine schoot zuiverste Liefde schiep?
    Betastte hij niet zacht, en voelde hij niet diep
    Verscholen leven daar, het lijf der lieve vrouwe?

    Hoe kon zijn zaligheid zo plotseling verflauwen?
    Wat angst welde in zijn hart, dat eensklaps hij ontliep
    Het warm vertrek, waar aan haar boezem 't wichtje sliep
    Zacht in haar arm en van haar kleed de wollige vouwen?

    Zag in haar ogen hij 't geheim, voelde hij 't beven
    In haar omstrengling: voor 't uit háár gegroeide leven
    Liefde zo teer, zo vreemd, als nooit een man verstaat?

    Hij gluurt door 't raam, wijl winterzonnestralen weven
    Een aureool om haar en 't kind, - oogsluitend laat
    Hij leunen tegen 't kil kozijn zijn droef gelaat.

    De Beweging (1919)

    schrijver

     

    11-03-2016 om 21:57 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    09-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.steen

    Een gedicht van J.A dèr Mouw 1863-1919

    Hij ligt er nog, de steen

    Hij ligt er nog, de steen: een jaar geleden
    Heb 'k zelf hem daar gelegd; en ik herken
    Heel goed de plek, vlak naast die scheve den,
    Waar 't zandpad, wit, loopt naar de hei beneden.

    'k Dacht vaag: Wat 'k doe, lijkt op wat Farao's deden;
    Eenzelfde ontzetting vroeg in mij en hen:
    Alles vergaat: ben ik niet, die ik ben,
    En was en blijven zal in eeuwigheden?

    Ik was gaan liggen, 't hoofd dicht bij de steen;
    En die, in 't langzaam dieper donker, scheen
    Een monument, Egyptisch oud en groot.

    Een kleine ster erboven. 'k Dacht: zijn licht
    Vertrok toen 't graf van Ramses werd gesticht.
    En 'k voelde duidlijk: 'k was zijn tijdgenoot.

    Brahman I (1919)

    schrijver

    09-03-2016 om 16:35 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    08-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lenteweelde

    Een gedicht van Adrianus Bogaers 1795-1870

     

    LENTEWEELDE.

    Geen pelzen meer van node,
    Geen vlammen in d haard!
    De lieve lenteboden
    Doorzwieren beemd en gaard:
    Ze zoeken onder 't zingen,
    Waar 't jeugdig nestje stond,
    De kleine bannelingen
    Terug op d' oudergrond.

    Het grauw is weggedreven,
    Daar 't licht zich in verloor:
    Beglansde wolkjes zweven
    D' azuren hemel door;
    En ieder pareldropje,
    Haar milde borst ontvloeid,
    Het wordt een bloemenknopje,
    Zo ras het de aard besproeit.

    In 't effen blauw der plassen,
    Nu 't van geen kou meer rilt,
    Verheffen rietgewassen
    Het ronde bladerschild.
    Het jonge lis en lover,
    Geschaard op d' oeverglooi,
    Buigt, spieglend, zich voorover
    En denkt: wat zijn we mooi!

    't Ziet alles fris en fleurig
    En bloost van kracht en moed:
    De lucht is lauw en geurig
    En 't ademhalen zoet.
    De wei, vol grazend leven,
    Gelijkt een groen fluweel,
    Van 't koolzaadveld er neven
    Bezoomd met goud en geel.

    Wat kanten de ogen schouwen,
    Het bloeit er rijk dooreen:
    Een wedstrijd wordt gehouen
    Van pracht en lieflijkheên:
    Seringen, sorben, meien, —
    't Is of ze in bruiloftsier
    Om 't fraaist hun sluiers spreien
    Met maagdelijke zwier.

    De kloeke roskastanje
    Heft hoog in 't hemelruim
    Uit donkre bladerfranje,
    Zijn blanke bloesempluim:
    De goudenregens pronken
    Zo hel in 't lager loof,
    Alsof een stroom van vonken
    Uit tak en twijgen stoof.

    Geen hof, geen wilde hagen
    Of ze ijvren met hun schoon:
    Al wat er bloem mag dragen,
    Het draagt een bloemenkroon;
    Heeft de esp alleen zijn blaren,
    Hij rept ze zo verheugd,
    Of 't kinderhandjes waren,
    Die klapten van de vreugd.

    Verrukkend Jaargetijde!
    De aanvallige Natuur
    Vertoont zich jong en blijde,
    Als in het scheppingsuur.
    Langs woud en waterpleinen
    Weerschalt het jubellied
    En teedre refereinen,
    Wier keerwoord is: geniet!

    schrijver

    08-03-2016 om 22:00 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    07-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.soldatenstand

    Een gedicht van W.J. van Zeggelen 1811-1879

     

    Soldatenstand.

    Een leven vol wissling,
    Een lokaas der jeugd,
    Een manlijke roeping,
    Een strik voor de deugd,
    Een pijnbank van kommer,
    Een vloed van genucht,
    Een bandloze vrijheid,
    Een tergende tucht;
    Een schole voor kennis,
    Een bane ter eer,
    De hoop in de boezem,
    De kracht in 't geweer;
    Nu lommer en weelde,
    Dan honger en slijk;
    Des morgens een losbol,
    Des avonds een lijk.
    De bontste vermenging
    Van goed en van kwaad;
    Hier glorie, daar schande -
    De naam van soldaat.

    Gerijd in geleedren,
    In 't bivak dooreen;
    Nu harten vol goedheid,
    Dan harten van steen.
    Het kruis aan de kloekheid,
    De kogel 't verzet,
    Het krijgsboek tot bijbel,
    't Parool een gebed;
    Niet vragen, maar handlen
    Naar hoger bestel;
    De kroeg tot een hemel,
    't Cachot tot een hel.
    Verdrukte en verdrukker
    Van vriend soms en broer;
    Een worm voor de ofcieren,
    Een wolf voor de boer.
    In vrede verwijderd,
    In oorlog verwant;
    Een veldheer tot vader,
    Tot beul een sergeant.
    Hier haat en vervloeking,
    Dáár trouw tot de dood;
    Nú laag en verworpen,
    Dán edel en groot.
    Deez' - zwetser in 't rustuur,
    Die - held in 't gevecht;
    Ginds speurhond eens dwinglands,
    Hier strijder voor 't recht.

    Een blinkend versiersel,
    Maar grof op de tast,
    Een droom, die zich oplost
    In lijden en last.
    Hier liefjes bedrogen,
    Dáár liefjes begroet,
    't Fortuin in de verte,
    't Berouw in 't gemoed.
    Een tijd, die zich afdeelt
    In rust en appèl,
    De roffel der tamboers
    Ter klok of bevel -
    Ten jubel der zege -
    Tot mare der straf -
    Een krijgszang bij d'aanval -
    Een treurtoon bij 't graf.
    Soldaat, een bedwelming,
    Te laat soms betreurd,
    Een hefboom, die de armoê
    Op 't voetstuk vaak beurt.
    Verneedring en grootheid
    Soms grillig verplaatst;
    Veel distlen en doornen,
    Maar lauwers er naast.

    1845.

    De Dichtwerken (1886)

    schrijver

    07-03-2016 om 15:50 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    06-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.deugzaam

    Een gedicht van Jacobus Revius 1586-1658

    Van een deugzaam man.

    Hier lig ik in mijns moeders schoot
    Een vriend der vromen totter dood.
    Mijn naam, mijn stam, mijn ouderdom.
    Ik bidde (op zo goed weerom)
    Dat men mij daarmee niet en kwel.
    Het zwijgen past de doden wel.

    -----------------------------------
    mijns moeders schoot - moeder aarde
    op zo goed weerom -  op belofte van wederkerigheid

    Over-Ysselsche sangen en dichten

    schrijver

    06-03-2016 om 22:14 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    05-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ik

    Een gedicht van Karel van de Woestijne 1878-1929

    Ik weet niet wat ik heb gedaan

    Ik weet niet wat ik heb gedaan,
    ik weet niet wat ik heb geleden,
    om uit de huizen van 't verleden
    weer naar een liefde-feest te gaan.

    - Deze avond draagt op plane vlerken
    het wegen van een milder tijd;
    En 'k voel mijn blijheid in me sterken
    bij 't staren in úw tederheid.

    Ik weet me zo beraden rusten,
    o schone, in ons verénigd-zijn,
    en vredig, als een vege schijn
    op 't aanschijn van verre avond-kusten.

    - En God, die mij misschien begrijpt,
    die om mijn weze' uw stem liet suizen,
    is als een vrucht die in me rijpt...
    - De vlier-struik geurt naast al de huizen...

    Verzameld werk. Deel 1. Lyrische poëzie (1948)

    schrijver

    05-03-2016 om 22:06 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    04-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een gedicht van Gentil Antheunis 1840-1907

     

    De Koffie

    In 't Oosterland zijt gij geboren,
    In 't zonnig, 't weeldrig Oosterland,
    O koffie, kostelijke pand,
    O koffie uitverkoren.

    Opgelet!
    Wij hebben hem zelf op het vuur gezet,
    En eerst de bonen uitgekozen:

    En langzaam en langzaam de trommel gedraaid,
    De nijdige, blakende vlamme gepaaid
    Bij pozen.
    Daar rolt hij nu glanzend en bruin uit zijn kluis,
    En rokend
    En smokend
    Vervult hij met bals'mende geuren het huis.

    Tokkelend,
    Pakkend,
    Brokkelend,
    Knakkend
    Draait de molen, spuwt en spat;
    't Boontje keert zich,
    't Boontje weert zich,
    Onder 't rad;
    't Boontje voelt zich,
    't Boontje woelt zich
    Moe en mat;

    Maar het wordt er, klein of grof,
    Dra tot gruis en stof.

    Luister!
    'k Hoor daar buiten zingen.
    Zacht geheimvol is de stem;
    Zij heeft kracht noch klem,
    En nochtans ik voel ze dringen
    Door mijn oor in 't herte mijn,
    Als de zang van 't vogelijn
    In de lente....

    Maar neen! wat ik hoor,
    't Is de moor, 't is de moor
    Die zijn liedje daar neurt;
    En ruisend
    En bruisend
    Daar dobbelt het water en roept: ‘'t is mijn beurt!’

    O ja! nu opgepast!
    De ketel vast,
    En 't kokend water wel gegoten;
    En dan uit 't kopje blank en net,
    Gereed daar op de dis gezet,
    De kostelijke drank genoten.

    O nat! met bruin en goud gekleurd;
    O nat! dat zo bedwelmend geurt,
    En onze geest naar 't toverrijk kunt mennen;
    Och!
    Weet ge, weet ge nog
    Wanneer ik u heb leren kennen?

    't Was in mijn jeugd.
    Vol lust en vreugd
    Ontwaakte in mij een nieuwe leven.
    En nu, o zoete warme drank,
    Mijn dromen zijn voorbij, zo lang,
    Maar gij, gij zijt mij trouw gebleven.

    Hoe dikwijls hebt gij door uw macht,
    Het grievend leed van 't hart verzacht!
    En in uw kronkelende walmen,
    De schoonste en strelendste aller galmen
    Uit 't dichterrijk mij meegebracht.

    Ik heb zo lang alleen geworsteld en gestreden,
    En arm en onbekend zoo meen'ge hoon geleden
    In twijfel, wanhoop, ziel- en lichaamssmart;
    En als de moedloosheid mij 't hoofd en 't hart kwam drukken,
    Kwaamt ge ook mij 't folterend gedacht ontrukken,
    Verkwiktet mij de geest, verlichttet mij het hart.

    En dan in 's werkmans schaam'le woon,
    Hoe zuinig steeds, en toch hoe schoon
    Staat ge op den blanke dis te prijken!
    Verbergt hem zijne naaktennood,
    En weekt hem 't duur gewonnen brood,
    En geeft het beet're smaak dan 't feestmaal van de rijken.

    Daar snelt het talrijk kroost, en komt van oost en west;
    En ieder kiest zijn plaats; in 't kopje smaakt het best,
    Waarin men ied're dag mag smullen.
    De moeder komt de kopjes vullen,
    En snijdt van 't brood voor ieder zijn bescheid.
    De stukken zijn wel dik, de boter dun gebreid,
    Maar 't is voor allen zo, en niemand zou het wagen
    Over 't sober maal te klagen,
    O neen! want ieder maaltijd is een feest.
    En gretige kijkers, en blinkende tanden,
    En bloeiende lippen, en poezele handen,
    Het grijpt en het bijt, 't lonkt en 't smakt om het meest.

    En tot de laatste beet laat men geen kruimel vallen.
    Dan staat men op, en 't jongste kind van allen,
    Heft vroom de handekens te gader
    En leest een dankbaar ‘Onze Vader'.

    O zoete plant, gezaaid, geboren
    In 't zonnig, weeldrig Oosterland,
    O wees gezegend, dierbaar pand,
    O koffie uitverkoren!

    Uit het hart! (1874)

    schrijver

    04-03-2016 om 21:18 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    03-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.melkmeisje

    Een gedicht van Adriaan Loosjes 1735-1813

    Het melkmeisje.

    Wijs: 'k Ben een Amsterdams matroosje

    Ja de dag is weer aan 't dagen,
    'k Hoor 't aan kraaien van de haan,
    't Wordt mijn tijd om op te staan,
    En wat zou me in 't bed vertragen,
    'k Ben gezond gelijk een vis.

    Kom mijn emmers krijg ik maar,
    Want ik wacht reeds Teunisvaêr,
    En het zou er anders stinken. -
    Zie mijn mellekemmers blinken,
    'k Ben er groots op, en dat staat
    Aan geen mellekmeisje kwaad.

    'k Zie alree van ver de koeien,
    Kijk dat noem ik ongemien,
    Als zij maar mijn emmers zien,
    Dan beginnen ze al te loeien.
    En dat hoor ik, ô zo graag.

    'k Zag een Juffrouw lest uit steê,
    Dat mens was eerst bang voor vee.
    'k Weet niet, hoe of dat kan wezen,
    Wie zou toch dees beestjes vrezen,
    't Is het makste vee van 't land.
    Zie hoe likken zij mijn hand.

    Volks lieden-boek (1785)

    schrijver

    03-03-2016 om 21:34 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)
    02-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wind

    Een gedicht van J.P. Heije 1809-1876

    Voor- en tegenwind.

    Gaat het tégen-wind, mê-Vrind,
    Laat een Schipper U dan leren
    Te lavéren:
    Doe, alsof je er niet naar vroeg
    Om aan gindse kust te komen,
    Maar zeil voort met wind en stromen...
    En - ben je eenmaal ver genoeg,
    Wend dan over de' andre boeg!

    Gaat het vóór-de-wind, mê-Vrind!
    Leer van stuurlui dan, bij 't zeilen
    Steeds te peilen:
    't Water schijnt soms diep genoeg
    En er staat allicht geen baken....
    Maar 't is kunst, weer vlot te raken
    Als òf wind òf stroom te vroeg
    't Scheepje op het droge joeg.

    Vóór- of tégenwind, mê-Vrind,
    Leer U werken - leer U wachten
    Dag en nachten!
    Haastig, komt altoos te vroeg,
    Neuswijs, zal het minste weten,
    Dom, heeft altijd wat vergeten,
    Langzaam, komt nooit tijds genoeg....
    Kies dus steeds de rechte boeg!

    schrijver

    02-03-2016 om 19:46 geschreven door Dora


    >> Reageer (0)


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2006


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!