Een gedicht van F.H. Greb 1813-1868
Profeteren en gezichten zien.
De Dichter toch is zoon van God, De heemlen zijn zijne opperzalen. 't Verleden moet hem cijns betalen, Hem, Ziener in 't verborgen lot.
- - - - - - - - - -
Heil ons! het schoon verleden keert, De heuglijke eeuw van Gods Profeten; Gezalfde zal ons hart u heten, Die ons de Toekomst kennen leert.
.................
Laat u, om Godswil, de kroon niet ontroven, Die, als profeet, u omhoog is bewaard!
De Gids (1843)
|