Een gedicht van Alex Gutteling 1884-1910
Rembrandt: De Heilige Familie, ets
Was niet hun beider teerste droom, het kind te aanschouwen Dat uit haar reine schoot zuiverste Liefde schiep? Betastte hij niet zacht, en voelde hij niet diep Verscholen leven daar, het lijf der lieve vrouwe?
Hoe kon zijn zaligheid zo plotseling verflauwen? Wat angst welde in zijn hart, dat eensklaps hij ontliep Het warm vertrek, waar aan haar boezem 't wichtje sliep Zacht in haar arm en van haar kleed de wollige vouwen?
Zag in haar ogen hij 't geheim, voelde hij 't beven In haar omstrengling: voor 't uit háár gegroeide leven Liefde zo teer, zo vreemd, als nooit een man verstaat?
Hij gluurt door 't raam, wijl winterzonnestralen weven Een aureool om haar en 't kind, - oogsluitend laat Hij leunen tegen 't kil kozijn zijn droef gelaat.
De Beweging (1919)

|