Een gedicht van Marie Boddaert 1844-1914
Aggy.
De morgen droomt in de lichte tuin: Een lichtfestijn Midde' in bloemgeschijn, En in die droom lichtkindje klein, Grootogig, op voetjes fijn.
Geurenneurende zachte jasmijn, En vrolijke roosjes, mondjes half open, En gouden regen, Neergezegen Om haar te vertellen die aan komt lopen, Hoe mooi een morgen kan zijn.
En paarse seringen die 't groen doen lachen, En in het gras zóvele gele Boterbloempjes op gouden stelen, - Heel de tuin door! En vlinders daartussen, En grappige mussen, 't Kopje op de grond of zij grond willen kussen. Zij - in àl kijken en wondren er vóór.
Heel hoog òp nu haar hoofdje klein; Beweeg der voetjes..... Een àlverblij'n Waarheen die gaan langs het licht gelover; Gans haar slank gestaltetje over Tover Van lenteschijn.
De Gids (1897)

|