Een gedicht van Nicolaas Beets 1814-1903
Het sterfbed
Met zorg hield ons bedroefde kring De adem in, om acht te geven Hoe in haar borst de stroom van 't leven Nog flauwtjes op en neder ging.
Elk onzer fluisterde zo zacht, En stond zo machtloos op zijn benen, Als hadden we elk zijn eigen kracht Haar tot de doodstrijd moeten lenen.
Door vrees en hoop werd evenzeer Ons hart misleid, bij 't pijnlijkst wachten. Zij sliep. Wij zeiden: "Ze is niet meer." Zij stierf. Toen sliep zij, naar wij dachten.
Want, toen de morgen koud en nat Te voorschijn kwam met regenvlagen Hield zij haar oogjes toe. Zij had Een schoner dag zien dagen.
Madelieven (1870)
|