Een gedicht van Edward Koster 1861-1937
Maannacht
Over de tuinen schijnt de maan, 'k Hoor een zucht door de bomen gaan, Eenzaam ligt de brede laan In de kalme nacht.
Twijgen trillen in 't blauw-wit licht, Hoge kruinen verdringen zich dicht Achter 't lange vergezicht Van der lane pracht.
Stil verdroom 'k de milde tijd, Nu de maan haar zegen spreidt, Nu het land, door hààr gewijd, Rustig slaapt en wacht.
Tonen en tinten (1900)
|