Een gedicht van Willem Kloos 1859-1931
Mann'tje, onbenoemelijk van wanbegrip
Mann'tje, onbenoemelijk van wanbegrip En zwaklijk voelen, kerel haast te deerlijk Van gans geen mens zijn. Gij die 't eerlijk, heerlijk Mens-zijn verknoeit, tot een lafhartig, sip,
Naarstig, naargeestig lelijk-doen en smeerlijk Grijpen met groeslig hand-paar wilt hip, hip, Naar 't schone dat u aanspuwt en dan wip Weer troont in haar Hoog-heerlijkheid Ondeerlijk.
Kom, wees waarachtig man en waarlijk eerlijk Kom uit voor uw vermaledijde streken Lafhart'ge, die niets zijt als een indringend
In 't allerheiligste der heilgen, zeerlijk Vertoornd op u, klein katertje dat zingend Des nachts op 't dak zit in miauwend preken.
-------------------------------------------
Redactie:
Rond 1894 schreef Willem Kloos een groot aantal schimpsonnetten, waarin hij voormalige vrienden ervanlangs gaf. In bovenstaand gedicht moest Arnold Aletrino het ontgelden.
|