Een gedicht van J.J.L. ten Kate 1819-1889
Het dromende kind
De vogels doen hun nachtgroet horen; Op zilvren wolkjes slaapt de maan. Ook moeders lust, de jongstgeboren, Is in zijn wieg ter rust gegaan.
Al dromend vouwt het vriendlijk wichtje De kleine, reine handjes saam; Een glimlach speelt op 't aangezichtje, Zijn lipjes fluistren Jezus naam.
Waar droomt hij van? Van 't zalig Eden Der Onschuld, dat voor ons verdween. Gods Englen dalen naar beneden En blikken door het venster heen.
De dichtwerken (1872)
|