Een gedicht van Omer Karel de Laey 1876-1909
Schaakspel
's Avonds, achter 't linnen windschut, zaten, in 'n koude cel, twee gestrenge paters, naast 'n druipend waslicht, aan het spel.
Tegen 't schaakbord, op de tafel, lag 'n dik getijdenboek, met 'n hoornen snuifdoos nevens en 'n rode zakneusdoek.
't Kampte. De elpenbenen stukken dreigend vóór malkaar gesteld, kruisten lijk 'n legerbende, 't wit en zwart gevierkant veld.
Een der paters draalde zenuwachtig, rond z'n gladde kin, met z'n lange, mager vingers en misschoof z'n koningin.
Hij verloor en, monklend, gaf 'n kopergroene, slechte duit, en de winner, wederjonstig, stak zijn hoornen snuifdoos uit.
------------------------------------- wederjonstig: als wedergunst
![schrijver](http://www.gedichten.nl/smoelen/omer_karel_de_laey.jpg)
|