Een gedicht van Henriƫtte Roland Holst-van der Schalk 1869-1952
Te lopen in het jonge lentelicht
Te lopen in het jonge lentelicht, dat nu elke dag langer openbloeit, - naar de steilte te heffen het gezicht, daarheen waar hoog, eenzaam een vogel roeit,
of maar naar de top van de populier, waarin de merel zijn avondlied zingt, - lied, waar al het geluksverlangen in klinkt, dat nu rumoert door mens en dier, -
zo te lopen, vaak vol bekommering over de wereld, het duistre gebeur
in haar; kleine, nietige enkeling vol zwakheid en vol twijfel en getreur,
en dan op eens, vol moed weer en vol drang te helpen en ook nog soms, vol lentezang.
|